Zullen de stenen het moeten uitroepen?
„Indien dezen zwegen, zouden de stenen het uitroepen.” — Luk. 19:40, NW.
1. Hoe wordt Jehova’s oppermacht getoond?
DE OPPERMACHT van Jehova God wordt zeer duidelijk geopenbaard door de wijze waarop hij zijn voornemens ten uitvoer brengt. Jehova zeide: „Ik heb gesproken, ik zal het ook doen geschieden; ik heb het mij voorgenomen, ik zal het ook doen” (Jes. 46:11, AS). Met groot gemak en volkomen zekerheid gaat hij te werk bij het verrichten van alles wat hij heeft gezegd te zullen doen, precies op de tijd die hij tevoren heeft bepaald. Een van Jehova’s uitgedrukte voornemens is de volledige omverwerping en definitieve vernietiging van Satan, de oude Slang, tezamen met al zijn nakomelingen, die zijn zichtbare en onzichtbare organisatie vormen (Gen. 3:15; Jes. 14:24-27; 2 Petr. 2:9; Judas 6, 7; Openb. 20:2). De Allerhoogste heeft duidelijk laten weten hoe en in welke tijdsperiode hij dit zal doen. Welke leider van mensen en natiën in deze wereld zou zijn tactiek en de tijd waarop hij aanvalt, aan de vijand onthullen? Men zou hem voor dwaas houden, hij zou een nederlaag riskeren. Doch de reden hiervoor is dat geen enkele leider op deze aarde zeker kan zijn van zijn superioriteit. Jehova is anders; zijn oppermacht staat vast. Geen storm, vloed of aardbeving kan Hem ophouden, want Hij kan al zulke dingen beteugelen. Geen enkele actie die de vijand, Satan, en zijn organisatie kunnen ondernemen, zou ook maar de minste kans op succes kunnen hebben tegen de kracht die Jehova uitzendt. Of de vijand verkiest aan te vallen of weg te lopen en zich te verbergen, niets zal Jehova’s Scherprechter, Christus Jezus, verhinderen hen volkomen te vernietigen (Amos 9:1-4). Thans is hun einde zeer nabij.
2. Op welke wijze heeft Jehova hen die hem hebben tegengestaan, barmhartigheid betoond?
2 Hoewel ten tijde van de opstand de ondergang van de goddelozen door Jehova werd bezegeld, is het hun die Jehova tot vernietiging heeft veroordeeld, toegestaan tot de vastgestelde tijd voor de voltrekking van dat oordeel rond te trekken en vele schepselen die geen kennis van de Allerhoogste en zijn voornemens hebben en dus het verkeerde hebben gedaan, te misleiden en gevangen te nemen. Al die tijd is Jehova geduldig geweest met hen die hem hebben tegengestaan. In zijn onverdiende goedertierenheid heeft hij degenen die het slachtoffer van Satans goddeloze organisatie zijn geworden, kennis laten verkrijgen van de voornemens van de Almachtige God en aldus een gelegenheid laten hebben te ontkomen aan de vernietiging met de wereld van de Duivel (2 Petr. 3:9). Ja, Jehova heeft kwaaddoeners altijd een passende waarschuwing gegeven voordat hij er toe overging hen te straffen. Jezus drukte het op de volgende wijze uit: „De wijsheid Gods [heeft] ook gezegd: ’Ik zal profeten en apostelen tot hen uitzenden’” (Luk. 11:49, NW). Hieraan kunnen de duidelijke woorden van God worden toegevoegd die in Jeremia 35:14, 15 staan opgetekend: „Ik heb ulieden gesproken, vroeg op zijnde en sprekende, maar gij hebt naar Mij niet gehoord. En Ik heb tot u gezonden al Mijn knechten, de profeten, vroeg op zijnde en zendende, om te zeggen: Bekeert u toch, een iegelijk van zijn bozen weg, en maakt uw handelingen goed, en wandelt andere goden niet na, om hen te dienen, zo zult gij in het land blijven, dat Ik u en uw vaderen gegeven heb”. Hoe barmhartig is God geweest!
3. Welke speciale attentie werd de natuurlijke nakomelingen van Israël bewezen doordat Jezus naar de aarde werd gezonden?
3 Eén daad van barmhartigheid die God heeft verricht, was het naar de aarde zenden van de grootste profeet, Jezus. Hierdoor werd een bericht achtergelaten dat de wereld van de Duivel niet heeft kunnen uitwissen. Ongeveer drie en een half jaar lang wijdde Jezus al zijn tijd en energie aan het werk dat er in bestaat de mensen in te lichten over Jehova’s koninkrijk en daarmede verband houdende voornemens. Hij ging naar de steden en de dorpen, naar de zeekust en naar de bergen, en overal sprak hij over de oppermacht van zijn Vader in de hemel. Hij werkte onder de nakomelingen van Israël, een volk dat Jehova had moeten kennen en Hem had moeten dienen maar dat tot onreine aanbidding was vervallen. God had deze Israëlieten vele profetieën gegeven waarin de aandacht werd gevestigd op Jezus en de dingen die hij zou doen, maar de meerderheid wilde de Zoon van God niet aanvaarden. Toch waren er velen die gaarne het goede deden en daarom de waarschuwing van Jezus ter harte namen, en zij beseften dat de profetieën welke over zijn komst waren geschreven, in vervulling gingen. Dezen die hun kwade handelwijze de rug toekeerden en de Zoon volgden, werden zeer gezegend; zij plaatsten zichzelf in de positie waarin zij eeuwig leven konden verwerven. — Joh. 3:16, 17.
4, 5. In welk opzicht was de activiteit van Jezus een beproeving voor Gods verbondsvolk, en waar liep het voor hen op uit?
4 Het was een tijd gedurende welke de Allerhoogste zijn verbondsvolk Israël hun zwaarste beproeving liet ondergaan. Een ieder zou persoonlijk worden geoordeeld naar wat hij deed, of hij zou naar Gods boodschap luisteren of deze verwerpen. Jezus zeide: „Hij die geen geloof oefent, is reeds geoordeeld, omdat hij geen geloof heeft geoefend in de naam van de eniggeboren Zoon van God. Dit nu is de basis voor oordeel, dat het licht de wereld is ingekomen maar de mensen hebben de duisternis meer liefgehad dan het licht, want hun werken waren boos” (Joh. 3:18, 19, NW). Er bestond ook geen twijfel over. Velen ontvingen een laatste oordeel van vernietiging op grond van hun boze handelingen, zoals Jezus rechtuit zeide: „Slangen, adderengebroed, hoe zult gij het oordeel van Gehenna ontvlieden?” (Matth. 23:33, NW). Dezen handelden niet in overeenstemming met de boodschap van God, welke door Jezus werd gebracht, en daarom werd voor hen de boodschap een laatste getuigenis.
5 Daarentegen verkozen enkelen van hen die de prediking van Gods Zoon geloofden, de Meester te volgen, en zij namen het werk ter hand dat bestaat in het wijd en zijd verbreiden van de boodschap die hij leerde. Discipelen van Jezus werden door hem uitgezonden ten einde deze boodschap te prediken (Matth. 10:5; Luk. 10:1). Velen vergezelden Jezus wanneer hij rondreisde en leerde, en hun viel het speciale voorrecht te beurt met Christus Jezus te zijn terwijl hij in menselijk vlees was.
6, 7. (a) Welke profetieën vervulde Jezus tegen het einde van zijn aardse bediening voor het aangezicht van het gehele volk? (b) Zou iemand de vervulling er van hebben kunnen verhinderen?
6 Volgens Gods uitgedrukte voornemen dat in de profetieën staat opgetekend, zou Jezus zijn bediening op aarde niet voor onbepaalde tijd voortzetten. De profeet Daniël heeft bijvoorbeeld in het laatste gedeelte van het 9de hoofdstuk (KJ) een bericht opgetekend over de nauwkeurige tijd waarop de Messias „afgesneden” zou worden in de dood, en Jezus wist dit. Tegen het einde van zijn aardse bediening reisde Jezus van het Oosten in de richting van Jeruzalem. Hij wist dat er nog enkele profetieën waren die betreffende hem in vervulling moesten gaan, en het Bericht vertelt ons: „En toen hij nabij Bethphage en Bethanië kwam bij de berg genaamd Olijfberg, zond hij twee van de discipelen uit, zeggende: ’Gaat in het dorp dat gij ziet, en nadat gij zijt binnengegaan, zult gij daarin een veulen vastgebonden vinden, waarop geen mens ooit heeft gezeten. Maakt het los en brengt het.’ . . . Zij die werden uitgezonden, gingen derhalve heen en vonden het zoals hij hun had gezegd. . . . En zij leidden het tot Jezus, en zij wierpen hun bovenklederen op het veulen en zetten Jezus er op. Terwijl hij voortreed, bleven zij hun bovenklederen op de weg spreiden. Zodra hij nabij de weg kwam die van de Olijfberg naar beneden leidt, begon de gehele menigte der discipelen vol vreugde God met een luide stem te loven om alle machtige werken die zij hadden gezien, zeggende: ’Gezegend is Hij die komt als de Koning in Jehova’s naam! Vrede in de hemel, en glorie in de hoogten boven!’” — Luk. 19:29-38, NW.
7 Door dit geweldige openbare getuigenis moesten alle mensen in het land horen wie Jehova’s Koning was. Het bericht van Mattheüs toont aan dat hij Jeruzalem zelf binnenging; overal spraken de mensen over de gebeurtenis. Zo moest het ook zijn, want Jehova’s profetie was gegeven: „Juich luide, gij dochter Sions, jubel, gij dochter Jeruzalems! Zie, uw koning komt tot u, rechtvaardig is hij, een redder; arm en hij rijdt op een ezel, op een veulen, het jong eener ezelin” (Zach. 9:9, OB; zie ook Ps. 118:22-26). Deze gebeurtenis zou alle mensen van Judea er toe hebben moeten bewegen zich als nimmer tevoren te verheugen. Hun Koning was in hun midden! Hadden zij echter vreugde? De meesten niet; enkelen stonden deze openbare lofprijzing die Jehova werd gebracht, tegen: „Enigen der Farizeeën uit de schare zeiden echter tot [Jezus]: ’Leraar, wijs uw discipelen terecht.’ Maar als antwoord zeide hij: ’Ik zeg u: Indien dezen zwegen, zouden de stenen het uitroepen’” (Luk. 19:39, 40, NW). En Jezus had gelijk, de stenen zouden het hebben uitgeroepen. Het was Jehova’s wil, wie zou dan het laten weerklinken van die aankondiging hebben kunnen veranderen of verhinderen? Toch stonden deze religieuze leiders, de Farizeeën, Jehova’s Koning en koninkrijk tegen en zij wilden dat alleen hun regime, waardoor zij vet werden ten koste van de mensen in het algemeen, zou voortduren. Ook dat had Jehova voorzegd.
WAARSCHUWING VOOR DE ONDERGANG
8. Welke profetie uitte Jezus wegens de reactie van de meerderheid der mensen, en hoe werd ze vervuld?
8 Jezus’ bediening op aarde liep ten einde, doch voordat hij stierf, moesten allen op de hoogte zijn met zijn boodschap en zijn werken van liefde. Alhoewel Jezus door een grote schare van zijn discipelen als Koning werd begroet, verwierp de meerderheid der Israëlieten hem en de boodschap van redding die hij had gebracht. Zij lieten toe dat Satan hen in duisternis hield, vooral door bemiddeling van religieuze herders zoals de Farizeeën. Indien zij zulk een geweldig getuigenis als er toen werd gegeven, niet wilden geloven maar wilden vasthouden aan hun zelfzuchtige, boosaardige levenswijze die tegengesteld is aan de levenswijze die God voorschrijft, wat kon er dan voor hen overblijven? Wat de vruchten van hun kwaaddoen waren, blijkt uit de profetie die Jezus destijds uitsprak: „En toen hij bij een nabijgelegen plaats was gekomen, aanschouwde hij de stad en weende over haar, zeggende: ’Indien gij, ja gij, in deze dag de dingen had onderscheiden die met vrede te doen hebben — maar nu zijn ze voor uw ogen verborgen. Want de dagen zullen over u komen waarin uw vijanden een versterking rondom u zullen bouwen met puntige palen en u zullen omsingelen en u van alle kanten zullen benauwen, en zij zullen u en uw kinderen in uw midden vernietigen, en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd waarin gij werd geïnspecteerd, niet hebt onderscheiden’” (Luk. 19:41-44, NW). Als verder bewijs dat de stad hopeloos goddeloos was, werden Jezus’ discipelen die na zijn dood waren overgebleven om het brengen van de boodschap des levens voort te zetten, mishandeld, vervolgd en gedood (Matth. 23:33-36). En voordat het toen levende geslacht op natuurlijke wijze stierf, trokken de Romeinse legers op tegen Jeruzalem (70 n. Chr.) en vernietigden het volledig, hetgeen geschiedde in een tijd van groot lijden en met verlies van vele levens gepaard ging.
9. Wat zijn enkele voorbeelden van de wijze waarop Jehova kwaaddoeners heeft gewaarschuwd?
9 Neen, dat was niet de eerste maal dat Jehova een waarschuwend getuigenis had laten geven. In Noachs tijd werden de mensen ruimschoots voldoende gewaarschuwd en ingelicht voordat de Vloed kwam. In Egypte spraken Jehova’s getuigen, Mozes en Aäron, over de dingen die God over de natie zou gaan brengen, welke dingen hij ook over de natie bracht; en tenslotte vonden de legerscharen van Egypte de vernietiging in de Rode Zee. Voordat Gods natie het Beloofde Land binnenging, werd de roem van Jehova’s machtige daden wijd en zijd verbreid en kregen de inwoners een waarschuwing van wat zou komen. Jeruzalem werd in 607 v. Chr. vernietigd nadat deze vernietiging tevoren door Jehova’s profeten vele malen in het openbaar was aangekondigd.
10. Heeft iemand voordeel getrokken uit de waarschuwingen die werden gegeven?
10 Zij die in Noachs tijd de ark ingingen, werden wegens het feit dat zij het Woord van Jehova ter harte hadden genomen, levend bewaard en gingen een nieuwe wereld binnen, maar het waren er weinigen (Gen. 9:18). Enkele niet-Israëlieten geloofden in Jehova en trokken met Israël uit Egypte; zij werden dus in het leven behouden ten einde de Allerhoogste te aanbidden. In het Beloofde Land namen Rachab en de natie der Gibeonieten een standpunt in ten gunste van Jehova’s aanbidding, en zij redden hun leven (Joz. 6:25, 9:26). Zij die op de gezaghebbende raad der profeten uit Jeruzalem vluchtten, ontkwamen aan de vernietiging met Jeruzalem, doch zij vormden een kleine minderheid. Hierdoor wordt bewezen dat de waarschuwingen die Jehova laat verkondigen, een hulp zijn om het leven te redden van hen die geloof oefenen in wat Hij zegt; een waarschuwing wordt niet tevergeefs gedaan.
11. Welke tijd hebben wij thans bereikt, en welke waarschuwing wordt gegeven?
11 Wederom is voor de kwaden die de vervulling van Jehova’s voornemen in de weg staan, de tijd ten einde gelopen. Thans is de tijd aangebroken dat de nieuwe wereld de macht overneemt. Jehova’s Koning, Christus Jezus, is op de troon geplaatst en de aarde moet van alle onrechtvaardigheid en goddeloosheid worden gezuiverd. En evenals in het verleden laat Jehova zijn voornemens in het openbaar aankondigen als een waarschuwing voor alle inwoners van het land en tot welzijn van hen die hun leven wensen te redden. Jezus zeide over deze tijd: „En dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt met het doel een getuigenis aan alle natiën te geven, en dan zal het volbrachte einde komen” (Matth. 24:14, NW). Ja, in deze tijd zijn er getuigen van Jehova op aarde die het goede nieuws bekendmaken en allen er van in kennis stellen dat Jehova binnenkort door Christus handelend zal optreden ten einde de goddelozen uit te roeien van de oppervlakte der aarde.
12. Hoe ontvangen de mensen de waarschuwingsboodschap?
12 Hoe reageren de mensen die deze boodschap horen? Vrijwel hetzelfde als in de dagen van alle andere getuigen Jehova’s: de meerderheid der mensen negeert de aankondiging van Gods boodschap of staat deze aankondiging openlijk tegen, terwijl een minderheid luistert, gelooft en zich in de positie plaatst waarin zij voor redding en bevrijding in aanmerking komen. De meerderheid veracht de waarschuwende Koninkrijksboodschap wanneer zij deze horen of lacht bij de gedachte dat iemand „zo dwaas” zou zijn deze boodschap te prediken. Enkelen horen de boodschap verscheidene malen en ze heeft op hen dezelfde uitwerking als op het volk in Ezechiëls tijd: „En ziet, gij zijt hun als een lied der minnen [minnelied], als een, die schoon van stem is, of die wel speelt; daarom horen zij uw woorden, maar zij doen ze niet. Maar als dat komt (zie, het zal komen!) dan zullen zij weten, dat er een profeet in het midden van hen geweest is” (Ezech. 33:32, 33, AS, kanttekening). Zij vinden de boodschap inderdaad niet belangrijker dan de minneliedjes die zij zo overvloedig en herhaaldelijk over de radio horen. De enige manier waarop zij van de waarheid van Jehova’s boodschap zullen worden overtuigd, zal daarom de strijd van Armageddon zijn, wanneer Jehova al zijn vijanden verslaat, en hij zal dit stellig doen. — Jer. 25:32, 33; Openb. 16:16.
13. Hoe werd de boodschap in vroegere tijden overgegeven?
13 Wanneer wij een blik in het verleden werpen ten einde te onderzoeken hoe het getuigenis werd gegeven, bemerken wij dat de toerusting van Jehova’s getuigen tamelijk beperkt was; toch beantwoordde ze aan haar doel. Bijna alles werd mondeling gedaan, maar dikwijls liet Jehova iets opzienbarends geschieden, zoals het bouwen van de ark door Noach, de plagen over Egypte, het tegenhouden van de wateren der Jordaan opdat de natie Israël zou kunnen oversteken, of de wonderen die door Jezus werden verricht. Ook waren er geschreven boodschappen, zoals de rollen welke Gods Woord bevatten en die aan het volk werden voorgelezen. Een van deze rollen werd door Jezus in het openbaar voorgelezen, maar deze rollen waren niet in het bezit van de gewone mensen zoals in deze tijd wel het geval is met boeken. Jeremia schreef een boodschap neer in een rol van een boek (Jer. 36:2). Doch hoe de boodschap ook werd bekendgemaakt, wat er werd gezegd, gebeurde altijd; Gods Woord komt altijd uit. — Num. 23:19; Hebr. 6:18.
14, 15. Welke voordelen hebben Jehova’s getuigen in de tegenwoordige tijd wat het in de gehele wereld aankondigen van de boodschap betreft?
14 Hoe staat het met Gods getuigen in de tegenwoordige tijd? Er zijn thans veel meer middelen die door Christenen worden gebruikt bij het geven van het openbare getuigenis. Het gesproken woord is nog steeds een van de doeltreffendste middelen voor de prediking. Bovendien begrijpen wij vele Bijbelse profetieën, omdat ze nu in vervulling gaan en de tijd is aangebroken dat ze door waarheidszoekers kunnen worden begrepen. Over de gehele aarde kunnen meer mensen lezen dan ooit tevoren in de geschiedenis, en dit strookt prachtig met de massaproductie van Bijbels, boeken, tijdschriften, en traktaten welke de Koninkrijksboodschap bevatten. Elk jaar worden er door Jehova’s getuigen in meer dan honderd talen millioenen exemplaren Bijbels en publicaties voor Bijbelstudie verspreid. Dit zou in Jezus’ tijd of daarvoor niet mogelijk zijn geweest.
15 Daar het in overeenstemming met Jezus’ woorden is dat deze boodschap in deze „laatste dagen” naar alle delen der aarde moet gaan, zijn het steeds sneller wordende verkeer en de vlugge middelen voor het verschepen van gedrukte exemplaren van de Koninkrijksboodschap daartoe uitermate bevorderlijk. Bovendien is er over de gehele wereld een postwezen door middel waarvan het Koninkrijksnieuws verbreid kan worden. Radio en televisie worden in beperkte mate door Jehova’s getuigen gebruikt. Ook telefoons dragen hun deel bij tot de verbreiding van het goede nieuws.
16, 17. Hoe heeft Jehova het in deze „laatste dagen” mogelijk gemaakt dat zulk een groot aantal mensen Zijn getuigen zijn, en met welk voordeel voor de getuigen?
16 Evenals er nabij het einde van Jezus’ aardse bediening een grote menigte van zijn discipelen in het openbaar loftuitingen aanhief, waardoor de tegenwoordigheid van de gezalfde Koning werd aangekondigd, heeft Jehova in de tegenwoordige tijd, nu het hoogtepunt wordt bereikt van het werk dat in het bekendmaken van het Koninkrijk bestaat, een grote schare getuigen verwekt ten einde de mensen dezer wereld van Zijn voornemens in kennis te stellen. Men zal hen waar zij ook zijn, mondeling vinden prediken. Zij gaan van huis tot huis, organiseren vergaderingen voor het houden van openbare lezingen, verspreiden tijdschriften en gedrukte traktaten, dragen in het openbaar aankondigingsborden en houden Bijbelstudiën in de huizen der mensen. Hoewel enkelen bejaard en zwak zijn, vinden zij toch manieren om een aandeel te hebben in het verkondigen van het goede nieuws, namelijk, door te spreken tot degenen die hen thuis komen bezoeken, brieven te schrijven aan vrienden en kennissen, telefoongesprekken te voeren met vrienden en vreemdelingen, de boodschap in gedrukte vorm over de post te versturen, of zelfs door iets voor te lezen aan andere zieke mensen met wie zij wellicht in verbinding staan.
17 Aldus maakt Jehova het mogelijk dat allen die het verlangen hebben volgelingen van Christus te zijn, een aandeel kunnen hebben in het werk dat bestaat in het bekendmaken van Jehova’s voornemens. De uitnodiging is gedaan, de weg is open voor allen die wensen mee te doen aan het uitroepen van de boodschap van hoop voor degenen die het einde van deze wereld, die door Satan is voortgebracht, willen overleven. Over het algemeen slaan de mensen der wereld alle Christelijke activiteit gade en beschouwen ze als dwaasheid; niettemin is ze in werkelijkheid een van de vereisten voor het verwerven van eeuwig leven in de nieuwe wereld van rechtvaardigheid (Rom. 10:10; 1 Kor. 1:18, 21, 25; 1 Tim. 4:16). Wie zou dan geen aandeel willen hebben aan de openbare bekendmaking van de Koninkrijksboodschap?
18, 19. Wat maakt het voor Jehova’s getuigen mogelijk de waarschuwingsboodschap te laten horen hoewel er hevige pogingen worden gedaan hen hiermede te doen ophouden, en waardoor worden wij aangemoedigd te blijven prediken?
18 Daar het grootse hoogtepunt naderbijkomt, woedt de oude Slang en hij bezoekt de dienstknechten van God met belemmeringen en vervolging (Openb. 12:17). De mensen dezer wereld stellen pogingen in het werk om Jehova’s getuigen met hun prediking te doen ophouden zij trachten Gods dienstknechten vrees aan te jagen. Doch door een sterk geloof te behouden, dat op kennis van God is gebaseerd, kunnen Jehova’s getuigen aan het getuigeniswerk blijven. Er is in het geheel niets te vrezen. Jehova heeft in Christus Jezus een Leider en Gebieder gegeven en hij leidt nu de getuigen in hun werk door heilige geest. De organisatie van Satan en de strijdvraag zijn scherp omlijnd. Jehova heeft beloofd voor zijn dienstknechten te zorgen en hen te beschermen. Het is een tijd om stil te staan bij Jehova’s majesteit en alle machtige daden die Hij heeft gedaan en daarover te spreken (Ps. 145). De strijd zal hevig worden. Wat een wonderbaarlijke ondervinding zal het zijn middenin de strijd te zijn en Jehova’s overwinning te zien! „Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen. Ik zal tot den HERE [Jehova] zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burg! mijn God, op Welken ik vertrouw! Aan uw zijden zullen er duizend vallen, en tien duizend aan uw rechterhand; tot u zal het niet genaken. Alleenlijk zult gij het met uw ogen aanschouwen; en gij zult de vergelding der goddelozen zien” (Ps. 91:1, 2, 7, 8). Dan zult gij verbaasd zijn over de sterkte die Jehova geeft.
19 Wij moeten Jehova’s beloften altijd geloven. Wij moeten op Hem vertrouwen. Er moet een absoluut vertrouwen in Zijn Woord der waarheid zijn. Daarom werd het tot onze tijd bewaard; de profetieën werden tot ons welzijn geschreven: „Want alles wat vroeger werd beschreven, werd tot ons onderricht geschreven, opdat wij door onze volharding en door de vertroosting uit de Schriften, hoop zouden kunnen hebben” (Rom. 15:4, NW). Indien onze geest is gevuld met kennis van de inhoud der Schrift, zullen wij sterk zijn; wij zullen weten wat wij precies moeten doen.
TEGENSTELLING TUSSEN JEREMIA EN URIA
20. (a) Welke twee wegen staan ons thans open? (b) Wat deed Uria, en hoe kunnen wij voordeel trekken uit het bericht over zijn handelwijze?
20 Wij zien nu dat wij de keuze hebben uit twee wegen die ons openstaan: getrouw of ontrouw, onbevreesd of bevreesd zijn. In dit opzicht dienen wij oneindig veel voordeel te trekken uit de profetie van Jeremia. Gedurende de regering van koning Jojakim, enige jaren voor de Babylonische gevangenschap van Israël, verkondigden twee verschillende profeten de komende omverwerping van Jeruzalem. Een van deze profeten was Uria, de zoon van Semaja. Hij sprak de boodschap van Jehova, die gericht was tegen de goddeloosheid van Jeruzalem en waarin een stellige ondergang werd aangekondigd. Zijn profeteren tegen de stad en tegen het land kwam de koning en de leiders te Jeruzalem ter ore en de koning trachtte een middel te vinden Uria ter dood te brengen. Het nieuws van het voornemen des konings bereikte Uria. Het werd een beproeving voor hem waaruit moest blijken of hij Jehova liefhad en op Hem vertrouwde. Vrees overviel Uria’s geest en in paniek vluchtte de verschrikte profeet naar Egypte. Hij zocht toevlucht in een ander deel van de zichtbare organisatie des Duivels, dat hem in het geheel geen bescherming verleende. Koning Jojakim zond mannen naar Egypte en liet Uria uitleveren. Toen de ontrouwe profeet vervolgens terug was in zijn geboorteland sloeg de koning hem met het zwaard en wierp zijn dode lichaam in de graven van de kinderen des volks. Uria had niet tot het einde volhard in het getuigeniswerk dat hem was toegewezen, daarom verloor hij Jehova’s bescherming en liet het leven. — Jer. 26:20-23.
21, 22. (a) Wie nog meer liet dezelfde boodschap horen, en waarom werd hij niet van streek gebracht door de dood van Uria? (b) Hoe is Jeremia een voorbeeld voor Jehova’s getuigen in deze tijd?
21 De andere profeet die destijds de waarschuwingsboodschap van Jehova aankondigde, was Jeremia. Welke uitwerking zou de dood van Uria op hem hebben? Zou Jeremia ook bevreesd worden? Jeremia was op zeer jeugdige leeftijd met prediken begonnen en voordat er met de vernietiging van Jeruzalem een einde kwam aan zijn veertigjarige prediking had hij vele beproevingen doorstaan. Zijn kennis nam met de jaren toe, evenals zijn geloof in Jehova. Hij predikte in en buiten de gevangenis. Hij werd geslagen en in het blok gezet. Hij werd als opruier tegen de stad met de dood gedreigd en voor het gerecht gebracht. Dit alles geschiedde wegens zijn prediking. Hij predikte tot de vorsten, de geestelijken, het gewone volk en tot de koning. Jeremia had gedurende zo vele ondervindingen gezien dat Jehova hem beschermde en derhalve was hij niet bevreesd toen Uria werd gedood. Jehova behield Jeremia toen in het leven want de prediking tegen de goddeloze stad moest voortgezet worden. — Jer. 26:24.
22 Hoewel het einde van Jeruzalem niet kwam binnen enkele jaren nadat Jeremia was begonnen te prediken, werd hij niet vermoeid. Hij bleef zeggen wat Jehova hem te zeggen gaf en daarom had hij het altijd bij het rechte eind. Ondanks alle aanvallen die tegen hem werden ondernomen, hield hij zich aan de hem opgelegde taak en hij gaf blijk van volledig vertrouwen in de macht die hem ondersteunde. Er waren talrijke bespotters en valse predikers die afbreuk trachtten te doen aan de waarheid van Jeremia’s profeteren, evenals de valse profeten en geestelijken tot in deze tijd de boodschap van Jehova’s oordelen tegen Satans oude wereld hebben bespot (2 Petr. 3:3). Een treffend voorbeeld hiervan was Hananja, die in het vierde jaar van de regering van koning Zedekia leefde.
23. (a) Welke boodschap verkondigde Jeremia in de dagen van Hananja? (b) Wat predikte Hananja, en hoe strafte Jehova die valse profeet?
23 Jehova had Jeremia de opdracht gegeven een juk te maken, het op zijn hals te leggen en dit vervolgens te gebruiken om het volk er van te doordringen hoe Jehova de koning van Babylon als Zijn oordeelsvoltrekker zou gebruiken om hen in slavernij te brengen. Jeremia verkondigde Zedekia de volgende boodschap van Jehova: „Hoort niet naar de woorden der profeten, die tot u zeggen: gij moet den koning van Babel niet dienen! Het is leugen wat zij u profeteeren; want ik heb hen niet gezonden” (Jer. 27:14, 15, OB). De valse profeten, van wie Hananja er een was, gingen toch voort. Hananja sprak precies het tegenovergestelde van wat Jeremia zei, daar hij het volk vertelde dat de bannelingen die reeds in Babylon waren, binnen twee jaar zouden worden teruggebracht en het juk van de koning van Babylon zou worden gebroken. Hananja ging zo ver dat hij het houten juk dat Jeremia had gemaakt, verbrak. Daarna kwam het woord van Jehova tot Jeremia en God zeide dat Jehova het houten juk, hoewel het was verbroken, zou vervangen door een ijzeren juk en dat allen de koning van Babylon zouden dienen, zelfs de beesten van het veld. Bovendien moest Jeremia zeggen: „Luister nu, Hananja, Jahve heeft u niet gezonden, maar gij hebt het volk met leugens gerustgesteld. Daarom spreekt Jahve: Waarachtig, Ik verwijder u van de aardbodem. Nog dit jaar zult gij sterven, omdat gij verzet tegen Jahve hebt gepreekt” (Jer. 28:15, 16, KB). Vervolgens toonde Jehova aan welke profeet hij ondersteunde: in de zevende maand van dat jaar stierf Hananja.
24. (a) Hoe gaat het profetische bericht omtrent Hananja in deze tijd in vervulling? (b) Wat doen Jehova’s getuigen thans met de valse profeten?
24 In Jeremia’s tijd vertrouwden die valse profeten niet op God, maar zij vertrouwden voor hulp op Egypte. Insgelijks vertrouwen in deze tijd de valse profeten, met inbegrip van de geestelijken en de internationale politici, niet op God, maar zij vertrouwen op wereldse macht, hun eigen macht, ten einde hun eigen zelfzuchtige begeerten ten uitvoer te brengen. Evenals de mensen van Jeruzalem geen besef hadden van de zonde die het noodzakelijk maakte dat Jehova zijn oordeel aan die stad voltrok, hebben ook nu de mensen die de georganiseerde, verdorven religie en de Verenigde Natiën ondersteunen, geen besef van de zonden van dit boze samenstel van dingen en van het feit dat het Gods wil is dat allen die wensen te leven, vrijwillig onder de heerschappij van Christus Jezus in de nieuwe wereld moeten komen. Hananja profeteerde valselijk en verkreeg de ondersteuning van het volk, en zij vielen ten gevolge van zijn verlokkende woorden; insgelijks profeteren in deze tijd de geestelijken en politici der wereld valselijk dat alles zal voortgaan zoals het altijd is gegaan, en dit doen zij ten einde de mensen in onwetendheid omtrent Gods voornemens te houden. Wanneer Jehova’s getuigen willen voortgaan de boodschap aan de mensen te brengen opdat dezen een gelegenheid kunnen hebben er mede op de hoogte te geraken, betekent het derhalve dat zij een strijd moeten voeren tegen deze valse profeten. Hun werk is geen strijd tegen mensen, maar een bekendmaking van de waarheid, hetgeen een strijd is tegen goddeloze stelsels, die door de Duivel zijn georganiseerd en in stand worden gehouden. Jehova’s getuigen weten dat Jehova hen die nu valselijk de voortduring van des Duivels samenstel van dingen profeteren, spoedig door de dood tot zwijgen zal brengen. Het is waar: niemand kan Jehova met succes tegenstaan.
25. Hoe verrichtte Jeremia door middel van zijn prediking twee soorten van werk?
25 Aan het begin van Jeremia’s loopbaan als profeet had Jehova tot hem gezegd: „Zie, Ik geef Mijn woorden in uw mond. Zie, Ik stel u te dezen dage over de volken en over de koninkrijken, om uit te rukken, en af te breken, en te verderven, en te verstoren; ook om te bouwen en te planten” (Jer. 1:9, 10). De boodschap moest dus de vernietiging van de valse voorzeggingen bewerken en de uitroeiing van de goddeloosheid aanzeggen, terwijl ze terzelfder tijd een opbouwende boodschap was, een boodschap waardoor in het hart van hen die rechtvaardigheid liefhadden, hoop werd opgebouwd. Jeremia sprak over het maken van het nieuwe verbond en over de herstelling van Jehova’s rechtvaardige heerschappij. Hij sprak er over dat Jehova de getrouwheid van de Rechabieten, niet-Israëlietische nakomelingen van Jonadab, goedkeurde. Hij gaf de verzekering dat de getrouwe Ebed-melech, de Moorman, gered zou worden. Hij zei de mensen die zichzelf wilden redden, het goddeloze Jeruzalem te ontvluchten, en Jehova bewerkstelligde dat het beleg van Jeruzalem gedurende een korte tijd werd opgeheven, hetgeen voor hen die geloofden een goede gelegenheid was te ontvluchten. Ja, de prediking van Jeremia was een boodschap van hoop voor hen die de kwade praktijken en slechte mensen in Jeruzalem verfoeiden, het was een boodschap van bevrijding voor hen.
26. Welk tweevoudige werk doen Jehova’s getuigen insgelijks in deze tijd?
26 En als een vervulling van de profetie verrichten Jehova’s getuigen in deze tijd een tweevoudig werk, doordat zij de aankondiging doen van de uitroeiing en omverwerping van de goddeloze satanische wereld (Matth. 15:13, NW), met al haar valse leerstellingen, en een grote schare mensen opbouwen in het geloof dat tot leven leidt (Openb. 7:9). Jehova’s dienstknechten planten de waarheidsboodschap in het hart der mensen van goede wil, bestuderen de Bijbel met de mensen die het verlangen hebben te leren, en dit werpt na bebouwing vruchten af (Matth. 13:23). Aldus verkrijgen deze mensen woorden van redding en zij zoeken toevlucht en leven door middel van Jehova’s organisatie.
NIET WIJKEN VAN DE BOODSCHAP DIE MOET WORDEN VERKONDIGD
27, 28. (a) Welke gebeurtenis zou er voor Jeremia de oorzaak van kunnen zijn geweest aan Jehova’s woorden te twijfelen, maar waarom was dit niet het geval? (b) Hoe werd Jeremia’s absolute vertrouwen in Jehova en Zijn woord getoond door het geheime onderhoud met de koning?
27 Toen het beleg van Jeruzalem tijdelijk werd opgeheven, dacht Jeremia niet dat Jehova’s woorden hadden gefaald. Hij ging voort de oordelen tegen Jeruzalem bekend te maken, zeggende: „De Chaldeeën zullen wederkeren, en tegen deze stad strijden; en zij zullen ze innemen, en zullen ze met vuur verbranden” (Jer. 37:8). Hij bleef het woord van Jehova uitspreken en gaf Zedekia en het volk vele waarschuwingen. Een van de valse beschuldigingen die zij tegen hem inbrachten, was dat hij naar de vijand was overgelopen en hij werd in een kerker geworpen.
28 Tegen het einde van Jeremia’s profeteren tegen Jeruzalem, terwijl hij in de gevangenis was, werd hij door koning Zedekia ontboden. „Zo zond de koning Zedekia henen, en liet hem halen; en de Koning vraagde hem in zijn huis, in het verborgene, en zeide: Is er ook een woord van den HERE?” Wat zou Jeremia nu zeggen? Hier was hij in de tegenwoordigheid van de hoogste regeerder van het land in eigen persoon. Zou hij plotseling bevreesd worden voor deze regeerder? Zou hij vrezen dat indien hij de waarheid vertelde zoals Jehova hem had geboden, de koninklijke wachten zouden binnenstormen en hem zouden doden? De Bijbel onthult dat Jeremia ook niet in het minst aarzelde: „En Jeremia zeide: Er is; en hij zeide: Gij zult in de hand des konings van Babel gegeven worden” (Jer. 37:17). Waarom de boodschap niet vrijmoedig zeggen? Jehova kon Jeremia evengoed daar beschermen als overal elders. Koning Zedekia was nog steeds ontrouw; hij had Jeruzalem niet gezuiverd van de godslasteraars en de demonenaanbidding. Gods oordeel bleef dus hetzelfde tegen hem. Jeremia week geen duimbreed in de tegenwoordigheid van de koning. Wat hij sprak, zei hij vrijmoedig. Hij sprak duidelijk. Er viel niet aan te twijfelen. Het was Jehova’s onfeilbare boodschap!
29. Welke voorrechten en zegeningen ontving Jeremia van Jehova wegens zijn geloof en getrouwheid?
29 Zoals door het onfeilbare woord van Jehova was voorzegd, kwam de vernietiging van Jeruzalem. Jeremia viel het voorrecht te beurt alles te zien en de vernietiging geheel door te maken omdat hij loyaal, getrouw en onbevreesd was en tot het einde getuigenis bleef geven. Wat een wonderbaarlijk voorrecht had hij, te zien dat Jehova’s oordelen werden voltrokken en te zien dat alles wat hij had mogen aankondigen omdat Jehova hem hiervoor had gebruikt, werkelijk geschiedde! Jehova bewaarde hem. Doordat Nebukadnezar, de koning van Babylon, de veroveraar, speciale bevelen had uitgevaardigd, werd Jeremia niet naar Babylon gevoerd om daar in gevangenschap te dienen, maar hij kreeg volledige vrijheid om in zijn geboorteland te blijven en te wonen en hij verkreeg een plaats waar hij kon verblijven. — Jer. 39:12, 14; 40:6.
30. (a) Hoe gaat de profetie van Jeremia in deze tijd ten aanzien van Jehova’s getuigen in vervulling? (b) Welke lering dienen wij te trekken uit het profetische bericht betreffende Uria en Jeremia?
30 In deze profetie van Jeremia heeft Jehova God vele van de dingen voorzegd die Jehova’s getuigen in deze laatste dagen zouden meemaken. De profetie is een bijzondere hulp voor Christenen in deze tijd, die de opdracht ontvangen Jehova’s onfeilbare boodschap bekend te maken, want er wordt door aangetoond hoe zij allerlei tegenstand ondervinden, zij worden vals beschuldigd van opruiing, zij worden in gevangenissen geworpen en zij maken veel vervolging door en toch zal Jehova in elke tijd van nood altijd voldoende hulp verschaffen. En de profetie versterkt ons geloof want er wordt door onthuld dat Jehova Zijn getrouwe getuigen als groep door de strijd van Armageddon heen zal bewaren en de nieuwe wereld zal binnenleiden. Weliswaar zullen er enkelen zijn die op de Christelijke weg beginnen en dan bevreesd worden door gebrek aan kennis van en vertrouwen op Jehova, en die in plaats daarvan voor redding naar het hedendaagse Egypte zien, hetgeen blijkt uit het profetische verhaal van Uria, en dit dient een waarschuwing voor ons te zijn. Laten wij altijd even getrouw zijn als Jeremia. Ja, het kan zijn dat enkele getrouwe getuigen in de strijd omkomen, als een getuigenis tot Jehova’s eer, maar dat is voor hen gewin, hun toekomstige leven is gewaarborgd, zoals in Openbaring 2:10 (NW) staat geschreven: „Weest niet bevreesd voor de dingen die gij moet lijden. Ziet! de Duivel zal voortgaan enigen van u in de gevangenis te werpen opdat gij volledig op de proef zult worden gesteld, en opdat gij tien dagen verdrukking zult hebben. Bewijst dat gij getrouw zijt, ook al bestaat het gevaar te sterven, en ik zal u de kroon des levens geven.”