De theocratische organisatie erkennen in het belang van het leven
„Vernedert u daarom onder de machtige hand van God, opdat hij u ter bestemder tijd moge verhogen, terwijl gij al uw bezorgdheid op hem werpt, want hij zorgt voor u.” — 1 Petr. 5:6, 7, NW.
1. Waarom kan er, gezien het leven, de eenheid en de vrede, niet genoeg de nadruk worden gelegd op het erkennen van Jehovah’s theocratische organisatie?
OP HET erkennen van Jehovah’s theocratische organisatie kan niet genoeg de nadruk worden gelegd. Wanneer iemands leven afhankelijk zou zijn van het volgen van een bepaalde handelwijze, zou het alleen maar logisch zijn dat hij die handelwijze heel graag zou volgen, ook al zou zijn trots er door worden gekrenkt doordat hij zich moest vernederen. Zo dient het te zijn met het erkennen van de theocratische organisatie en haar door God geleide werkwijze. Anarchisten weigeren organisatie te erkennen en zich er aan te onderwerpen. Te zeggen dat er geen theocratische organisatie is, riekt naar wetteloosheid of anarchisme, want dat zou betekenen dat God geen organisatie heeft en er niet voor heeft gezorgd dat zijn volk, zijn kudde, is georganiseerd. Het is voor hem belangrijker dat zijn levende, met verstand begaafde schepping is georganiseerd, dan dat zijn onbezielde scheppingen, de zon, de maan en de sterren zijn georganiseerd, want de eenheid, de harmonie, de vrede en het doeltreffend werkzaam zijn van zijn universum zijn er van afhankelijk dat ze theocratisch zijn georganiseerd en worden bestuurd.
2. Voor wie werden de oude Hebreeuwse Geschriften geschreven, wat ten gunste van het erkennen van de organisatie is?
2 De heilige Bijbel is Gods Boek met instructies aan zijn met verstand begaafde schepselen op aarde. Opdat wij de instructies van Gods Boek, of de Bijbel, ten uitvoer kunnen brengen, dienen wij de theocratische organisatie te erkennen, aangezien de Bijbel zelf van het begin tot het einde haar erkent. De Bijbel is in werkelijkheid het Boek van de zichtbare theocratische organisatie. De woorden die God zelf met zijn eigen „vinger” als de eerste woorden in dit Boek heeft geschreven, namelijk, de „Tien Woorden,” de Tien Geboden, waren voor een theocratische organisatie, voor zijn voorbeeldige theocratische organisatie, de natie Israël (Deut. 10:1-4). Alle andere delen van de Thora, of de Wet, van Genesis tot en met Deuteronomium, werden door de profeet Mozes, die door Jehovah God werd geïnspireerd, voor dezelfde organisatie geschreven. Het is zelfs zo, dat alle andere boeken van de oude Hebreeuwse Geschriften voor de voorbeeldige theocratische organisatie Israël werden geschreven. Maar niet alleen voor hen, want de Christelijke apostel Paulus schrijft aan de Christelijke gemeente van God en haalt Psalm 69:10 aan ten einde het volgende argument aan te voeren: „Zelfs Christus heeft zichzelf niet behaagd; maar zoals er staat geschreven: ’De smadingen van degenen die u smaadden, zijn op mij gevallen.’ Want alles wat vroeger werd geschreven, werd tot ons onderricht geschreven, opdat wij door onze volharding en door de vertroosting uit de Schrift, hoop zouden kunnen hebben” (Rom. 15:3, 4, NW). De oude Hebreeuwse Geschriften van Genesis tot Maleachi werden dus voornamelijk geschreven om de Christelijke gemeente van God te onderrichten.
3. Voor wie werden insgelijks de Christelijke Griekse Geschriften geschreven, en waarom is het noodzakelijk dat zij organisatie-gezind zijn?
3 Hetzelfde geldt met betrekking tot de Christelijke Griekse Geschriften van Mattheüs tot Openbaring. Met uitzondering van het evangeliebericht door Lukas, de Handelingen der Apostelen, de brieven aan Timotheüs, Titus en Filemon en de tweede en derde brief van de apostel Johannes, werden alle boeken van de Christelijke Griekse Geschriften rechtstreeks aan de Christelijke gemeente en voornamelijk voor de Christelijke gemeente geschreven. Maar zelfs die acht uitzonderingen werden aan personen geschreven die tot de Christelijke theocratische organisatie behoorden, en ze werden speciaal ten behoeve van die organisatie aan hen geschreven. Alle zeven en twintig boeken van de Christelijke Griekse Geschriften behoren derhalve in deze tijd aan de Christelijke kudde van God en niet aan de een of andere afzonderlijke persoon; en deze boeken vormen tezamen met de negen en dertig boeken van de Hebreeuwse Geschriften de volledige geïnspireerde Bijbel. Met het oog op zijn onverbreekbare betrekking tot de Christelijke theocratische organisatie, is de Bijbel organisatie-gezind, en hij kan niet volledig worden begrepen wanneer wij de theocratische organisatie niet in gedachten houden. Dit maakt het zeer noodzakelijk dat zij die zich onder Gods machtige hand vernederen, de theocratische organisatie in aanmerking nemen en haar erkennen. Alle schapen van Gods kudde moeten, evenals de Bijbel, organisatie-gezind zijn.
STRUCTUUR EN WERKZAAMHEDEN
4. Wat bewijst, ondanks de toestand waarin de Christenheid zich bevindt, dat God een zichtbare organisatie heeft, en hoe is ze in haar regelingen en werkwijze?
4 Wij zijn thans negentien eeuwen verwijderd van de zichtbare theocratische organisatie van de eerste eeuw der Christelijke jaartelling. Gedurende al die eeuwen heeft de organisatie die Christelijk belijdt te zijn, vele veranderingen ondergaan en is ze in honderden religieuze sekten en culten uiteengevallen, wat een verstrooiing van de religieuze kudde tot gevolg heeft gehad. De religieuze desorganisatie in de Christenheid heeft daarom vaak de vorm aangenomen van gewelddadige religieuze oorlogen en vervolging van kleinere of nieuwere sekten. Opdat wij een Christelijke theocratische organisatie kunnen hebben, moeten wij door de religieuze tradities van de Christenheid heen hakken en teruggaan tot de apostolische instructies en regelingen van de eerste eeuw. God heeft in deze tijd zijn kudde schapen op aarde onder de hoede van zijn Juiste Herder, en daarom moet hij thans een zichtbare organisatie hebben onder Zijn machtige hand, en hij heeft die ook. Ten bewijze dat ze theocratisch is, evenals de apostelen van Jezus Christus theocratisch waren, is deze georganiseerde kudde van zijn schapen apostolisch in haar regelingen en in de wijze waarop ze werkzaam is. Terzelfder tijd is ze aangepast aan de behoeften van onze tegenwoordige tijd voor de door God voorgeschreven dienst.
5. Wat wil het feit dat de organisatie tegenwoordig apostolisch is niet zeggen?
5 Dat de organisatie apostolisch is, wil niet zeggen dat ze zogenaamde levende „apostelen” of zelfs „apostolische opvolgers” heeft. Ze zou die niet kunnen hebben, want de twaalf apostelen van het Lam, Jezus Christus, waren de fundamentstenen van de Christelijke gemeente en behoorden tot het begin, de oprichting, of de kindsheid van de gemeente (Openb. 21:14, 19). Tegen het einde van de eerste eeuw waren alle authentieke apostelen gestorven, en zij hadden geen opvolgers aangesteld. De geïnspireerde Bijbel komt op tegen zogenaamde „apostolische opvolgers,” die evenals Simon Magus van Samaria, hebzuchtig de macht van de apostelen over Gods kudde wensen uit te oefenen: „Want zulke mannen zijn valse apostelen, misleidende werkers, zich veranderende in apostelen van Christus. En geen wonder, want Satan zelf blijft zich in een engel des lichts veranderen. Het is daarom niets groots wanneer ook zijn dienaren zich in dienaren der rechtvaardigheid blijven veranderen.” Zulke eerzuchtige, zichzelf verhogende mensen schieten er in te kort de theocratische organisatie te erkennen en zich onder Gods machtige hand te vernederen. — 2 Kor. 11:5, 12-15; Hand. 8:9-24, NW.
6, 7. (a) Wanneer en met hoevelen begon de zichtbare theocratische organisatie, en hoevelen werden er de eerste dag toegevoegd? (b) Wat zegt het Bericht betreffende hun apostolische organisatie en werkzaamheden?
6 In het jaar 33 n. Chr., op de feestdag van Pinksteren, begon in een bovenkamer in Jeruzalem de Christelijke gemeente als een zichtbare theocratische organisatie van honderd en twintig leden werkzaam te zijn. Bij die gelegenheid werd Gods heilige Geest door bemiddeling van zijn Voornaamste Herder, Jezus Christus, op die kleine kudde getrouwe volgelingen van Jezus uitgestort. Doordat de heilige geest met wonderbaarlijke manifestaties op die kleine gemeente werd uitgestort, werd er door de prediking van Petrus en de andere apostelen onder de macht van de uitgestorte heilige geest een indrukwekkend getuigenis afgelegd van Jehovah God en zijn verheerlijkte Zoon, Jezus Christus. Er waren drieduizend mensen onder de schare toehoorders die de boodschap aanvaardden en in water werden gedoopt als bewijs dat zij waren gaan geloven in Jezus Christus als de Zoon, Heer en Christus van Jehovah God. Betreffende hun apostolische organisatie en werkzaamheden lezen wij in het Bericht: „Zij die zijn woord van harte aanvaardden, werden daarom gedoopt, en op die dag werden er ongeveer drieduizend zielen toegevoegd. En zij bleven zich toeleggen op het onderricht van de apostelen en aan omgang met elkaar, aan het nuttigen van maaltijden en aan gebeden.” — Hand. 2:1-42, NW; 1:15.
7 Als verder commentaar op hun werkzaamheden zegt het Bericht vervolgens: „En zij waren dag aan dag voortdurend en eenstemmig in de tempel aanwezig, en zij nuttigden hun maaltijden in particuliere huizen en gebruikten het voedsel met grote verheuging en oprechtheid van hart, terwijl zij God loofden en bij alle mensen gunstig werden ontvangen. Terzelfder tijd bleef Jehovah degenen die werden gered, dagelijks aan hen toevoegen” (Hand. 2:46, 47, NW). De gemeente te Jeruzalem bleef deze handelwijze volgen, zelfs nadat de vervolging van de zijde der ongelovige Joden over hen losbarstte: „En zij bleven iedere dag in de tempel en van huis tot huis zonder ophouden onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus, bekendmaken.” — Hand. 5:42, NW.
8. Wat hield de werkwijze in die dagen dus in, zoals uit het Bericht blijkt?
8 Wij merken uit dit Bericht op dat de werkwijze in de dagen der apostelen het volgende inhield: Zich toeleggen op het onderricht van de apostelen, welk onderricht werd ondersteund door de Hebreeuwse Geschriften, waaruit zij vele aanhalingen deden; als medegelovigen met elkaar omgaan ten einde een nieuwe gemeente te vormen welke afgescheiden was van de Joodse synagoge; tezamen maaltijden in particuliere huizen nuttigen met verheuging en oprechtheid van hart. Dit stond in verband met hun prediking van huis tot huis, want wanneer zij het goede nieuws over Jezus Christus leerden en bekendmaakten, deelden degenen die dit geestelijke voedsel hadden ontvangen, het stoffelijke voedsel met hen ten einde hen physiek te verkwikken (Gal. 6:6). Behalve deze prediking van huis tot huis, hielden zij openbare vergaderingen in de tempelhoven, en zij waren daar elke dag aanwezig ten einde de scharen die zich in de tempel verdrongen, met de boodschap te bereiken. Zij waren dus voortdurend actief in het loven van Jehovah God en het bekendmaken van het goede nieuws omtrent Jezus Christus, zowel onder elkaar als in het openbaar. Deze methode had succes, want Jehovah voegde dagelijks gelovigen aan hun aantal toe.
9. Wie in deze tijd leggen zich toe op het onderricht der apostelen, en op welke wijze?
9 Wat destijds theocratisch was, is in deze tijd theocratisch. Wat destijds succes had wegens de theocratische aard er van, dient in deze tijd succes te hebben. Daarom zijn Jehovah’s getuigen tot de tijd van de apostelen teruggegaan doordat zij trachten hen na te volgen. Dit is één manier waarop wij ons in deze tijd toeleggen op het onderricht van de apostelen: hun methoden navolgen. Wat hun mondelinge onderricht betreft, wij hebben de apostelen thans niet persoonlijk in het vlees bij ons, maar wij hebben wel hun geschriften, tezamen met de geïnspireerde geschriften van hun medediscipelen, zoals Markus, Lukas, Jakobus en Judas. In deze tijd leggen wij ons toe op het geschreven onderricht van de geïnspireerde apostelen door deze geïnspireerde Christelijke geschriften stipt na te komen en de religieuze overleveringen van niet-geïnspireerde mannen van de hand te wijzen. Dit geschreven onderricht instrueert ons hoe de ware Christelijke gemeente in deze tijd georganiseerd dient te zijn en geleid dient te worden door bekwame opzieners en dienaren in een geestelijk ambt, die worden aangesteld door het besturende lichaam van de gehele Christelijke gemeente over de gehele aarde. Jehovah’s getuigen komen evenals in de dagen der apostelen in hun vergaderplaatsen bijeen, terwijl zij dit geregeld doen en niet in de slechte gewoonte vervallen van het vergaderen na te laten, maar elkander aanmoedigen, en dat des te meer naarmate zij de dag voor de strijd van Armageddon zien naderen. De tempel van Jeruzalem werd in het jaar 70 n. Chr. verwoest, en Jehovah’s getuigen van tegenwoordig kunnen daar niet aanwezig zijn met het doel er openbare vergaderingen te houden, maar toch houden zij in deze tijd overal waar dit maar mogelijk is, openbare vergaderingen, zowel binnenshuis als buitenshuis. — Hand. 14:23; 20:28-35; 1 Tim. 3:1-13; Titus 1:5-9; Hebr. 10:25.
10. Welke speciaal op de voorgrond tredende bijzonderheid van de dagen der apostelen kenmerkt de werkzaamheden van Jehovah’s getuigen in deze tijd?
10 Een speciaal op de voorgrond tredende bijzonderheid van de dagen der apostelen kenmerkt de theocratische werkzaamheden van Jehovah’s getuigen in deze tijd. Welke bijzonderheid is dat? Hun prediking van het goede nieuws van huis tot huis en wanneer zij als gast in particuliere huizen worden ontvangen, zoals tijdens grote vergaderingen in bepaalde steden die overeenkomen met Jeruzalem, de oude congresstad. De apostel Paulus toonde aan dat de apostelen zelf niet boven het theocratische vereiste om van huis tot huis te prediken, stonden, want hij zeide tot de oudere mannen van de gemeente te Efeze: „Ik heb mij er niet van weerhouden u welke dingen ook die nuttig waren, te vertellen, en u in het openbaar en van huis tot huis te onderwijzen. Doch ik heb zowel aan Joden als aan Grieken grondig getuigenis afgelegd omtrent bekering tot God en geloof in onze Here Jezus. . . . Ik maak mijn ziel niet van enig belang als zou ze dierbaar voor mij zijn, indien ik mijn loopbaan en de bediening die ik van de Here Jezus heb ontvangen, maar mag voleindigen, om grondig getuigenis te geven ten aanzien van het goede nieuws van de onverdiende goedgunstigheid van God.” — Hand. 20:20, 21, 24, NW.
11. Van welke zijde zijn er tegenwerpingen gekomen tegen deze activiteit, en waarom?
11 Door deze van-huis-tot-huis-methode zijn in deze twintigste eeuw de meeste mensen met Gods boodschap bereikt en hierin is ze zo doordringend geweest dat de religieuze geestelijken der Christenheid op ontheocratische wijze tegenwerpingen hebben gemaakt, hebben geprotesteerd en er voor hebben gezorgd dat de zaak voor de politieke, politie en rechterlijke autoriteiten van het land werd gebracht, precies zoals de Joodse geestelijken in de dagen van de apostelen dit hebben gedaan. Het gevolg is geweest dat de getuigen van Jehovah in de gerechtshoven hebben moeten strijden ten einde deze weg van het prediken van de boodschap van Gods koninkrijk open te houden. In landen waar Jehovah’s getuigen zijn verboden of waar de staatsreligie niet toestaat dat zij openbare lezingen houden, volgen zij de apostelen na door op theocratische wijze van huis tot huis te gaan en rustig te prediken, zonder opschudding te verwekken of de openbare aandacht te trekken.
VORSTELIJKE SLAVEN
12. Op welk fundament moeten wij steunen, willen wij in deze tijd theocratisch zijn?
12 Ons zelf in overeenstemming brengen met de apostolische methoden en regelingen van de eerste eeuw, is een deel van onze erkenning van de theocratische organisatie in deze tijd, welke erkenning in het belang van ons leven is. Wij weten dat het Nieuwe Jeruzalem wordt afgebeeld als een stad die twaalf fundamentstenen heeft, waarop de „twaalf namen van de twaalf apostelen des Lams” staan geschreven (Openb. 21:14, 19, NW). Wanneer wij in deze tijd theocratisch willen zijn, moeten wij nog steeds steunen op dit twaalfvoudige fundament van deze Christelijke apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus zelf de fundament-hoeksteen is, waarop al deze apostolische fundamenten rustten. — Ef. 2:20-22.
13. Welk andere kenmerk van de organisatie moeten wij erkennen en sedert wanneer, opdat wij de organisatie in deze tijd volledig kunnen erkennen?
13 Maar thans, in deze „tijd van het einde” van deze wereld, moeten wij nog één ander kenmerk van de theocratische organisatie erkennen. Welk kenmerk is dat? De „getrouwe en beleidvolle slaaf.” Jezus heeft in zijn uitvoerige profetie over de bewijzen die de „tijd van het einde” zouden kenmerken wanneer hij onzichtbaar tegenwoordig zou zijn, gezegd dat hij dan zulk een „getrouwe en beleidvolle slaaf” zou aanstellen. „Wie is werkelijk de getrouwe en beleidvolle slaaf die door zijn meester over diens huisknechten is aangesteld om hun hun voedsel te geven op de juiste tijd? Gelukkig is die slaaf wanneer zijn meester bij zijn komst hem bezig vindt dit te doen. Waarlijk ik zeg u dat hij hem zal aanstellen over al zijn bezittingen” (Matth. 24:45-47, NW). De gebeurtenissen die sinds 1914, n. Chr. in de wereld zijn geschied, en vooral de gebeurtenissen die sinds 1918 n. Chr. onder Jehovah’s volk zijn geschied, zijn er een zichtbaar bewijs van dat de Here Jezus Christus, die in zijn koninkrijk is gekomen, tot Gods geestelijke tempel is gekomen ten einde het laatste oordeel aan het „huis Gods” te voltrekken, en, als een uitdrukking van zijn oordeelswerk, heeft hij een „getrouwe en beleidvolle slaaf” gevonden en hem over al zijn bezittingen, al zijn zichtbare Koninkrijksbelangen op aarde, aangesteld. (1 Petr. 4:17). Opdat wij de theocratische organisatie in deze tijd volledig kunnen erkennen, moeten wij derhalve deze „getrouwe en beleidvolle slaaf,” die door de wedergekomen Heer en Rechter over al diens bezittingen is aangesteld, erkennen. Wij kunnen hieraan niet ontkomen.
14. Wie is deze „slaaf,” en wie voorziet hij thans van het voedsel?
14 Jarenlang heeft men gedacht dat deze „getrouwe en beleidvolle slaaf” één man was of het verantwoordelijke ambt was dat door een afzonderlijke persoon werd waargenomen. Maar is de zichtbare theocratische organisatie van een enkele man afhankelijk opdat ze het geestelijke ’voedsel op de juiste tijd’ kan ontvangen? Neen; en thans zien wij in het licht van de in vervulling gegane profetieën terecht dat de aangestelde „slaaf” een klasse is, het overblijfsel of de overgeblevenen van de gezalfde, geestelijke volgelingen van Jezus Christus, die zijn geroepen om medeërfgenamen te zijn met hem in zijn hemelse koninkrijk. Deze „slaaf”-klasse, die alle bezittingen van de Here Jezus op aarde beheert, voorziet in deze tijd niet alleen de leden van het gezalfde overblijfsel van het ’voedsel op de juiste tijd,’ maar thans ook een „grote schare” van de „andere schapen” van de Heer, de getrouwe gelovigen die een aardse bestemming in de nieuwe wereld te wachten staat. Aangezien de Heer de „slaaf”-klasse heeft aangesteld ten einde al zijn zichtbare bezittingen te beheren, voedt de Here Jezus als de Juiste Herder zijn schapen op aarde in deze tijd door niemand anders dan door deze „slaaf.”
15. Overeenkomstig welk voorbeeld heeft de „slaaf”-klasse een besturend lichaam, en wie omvat het?
15 Aangezien de „getrouwe en beleidvolle slaaf” een klasse is, zijn haar onafgebroken getrouwheid en beleidvolheid niet afhankelijk van het leven en het gedrag van een enkele persoon. Aangezien de „slaaf”-klasse uit vele gezalfde Christenen bestaat, moet ze een besturend lichaam hebben. En dit heeft ze ook, evenals de theocratische gemeente van de dagen der apostelen een besturend lichaam had. Petrus beweerde niet dat besturende lichaam te zijn. Paulus evenmin. Deze beide apostelen erkenden dat het Besturende lichaam nog meer mannen omvatte dan zij zelf, en zij legden hun aangelegenheden waarover onenigheid bestond, ter beslissing aan het besturende lichaam voor. Daar er slechts twaalf apostelen van het Lam waren, konden niet alle geestelijk bekwame mannen van hun tijd onder zulke speciale apostelen worden begrepen. En daarom omvatte het besturende lichaam behalve de twaalf apostelen des Lams, ook andere oudere mannen van de theocratische organisatie te Jeruzalem, zoals Jakobus, de halfbroer van Jezus Christus (Hand. 15:1-29; Gal. 1:18, 19; Jak. 1:1). Het besturende lichaam van de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse in deze tijd omvat natuurlijk geen van de twaalf apostelen, die nu sinds lange tijd van het aardse toneel zijn verdwenen, maar het volgt wel de geschreven instructies op van die apostelen en van de andere oudere mannen die met hen verenigd waren, in het schrijven van de Christelijke Griekse Geschriften. Het theocratische besturende lichaam van deze tijd omvat oudere, geestelijk bekwame mannen van het gezalfde overblijfsel.
16. Waarmede is het besturende lichaam nauw verbonden, en hoe is het tot over de gehele aarde uitgebreid?
16 Daar de zichtbare theocratische organisatie aan de moderne toestanden en vereisten is aangepast en daar ze de verplichting heeft aan Caesar terug te betalen wat van Caesar is, heeft ze thans een wettelijk bevestigde dienstinstelling, het Watch Tower Bible and Tract Society, dat in 1884 onder de wetten van de staat Pennsylvanië, in de Verenigde Staten van Amerika, als rechtspersoon werd erkend (Matth. 22:21). Het besturende lichaam van de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse is nauw met deze wettelijke corporatie verbonden in verband met administratieve en wettelijke oogmerken en voor het uitgeven van lectuur, ten einde er op toe te zien dat „dit goede nieuws van het koninkrijk” op de gehele bewoonde aarde tot een getuigenis aan alle natiën wordt gepredikt (Matth. 24:14, NW). Daar de Koninkrijksprediking reeds tot 150 landen is uitgebreid, heeft deze wettelijke corporatie in meer dan zestig van zulke landen bijkantoren. De bijkantoren worden terecht en noodwendig door de oorspronkelijke wettelijke corporatie financieel ondersteund. De Christelijke mannen die het toezicht over zulke bijkantoren hebben gekregen, zijn getuigen van Jehovah die zich hebben opgedragen, en zij worden „bijkantoordienaren” genoemd. En dat zijn bijkantoordienaren ook precies, „dienaren,” geen bazen. Alles wel beschouwd, dienen wij wanneer wij de theocratische organisatie in deze tijd erkennen, eveneens al deze regelingen en voorzieningen van Jehovah God door bemiddeling van Jezus Christus voor onze tijd te erkennen. Als bewijs dat wij die loyaal erkennen, dienen wij er naar te streven getrouw met de theocratische organisatie en haar aanstellingen en uitvoerende delen samen te werken.
17. Sedert wanneer is Jesaja 32:1, 2 van toepassing, en op welke wijze?
17 Sedert God het Koninkrijk in 1914 n. Chr. in de hemelen heeft opgericht, en in het bijzonder sinds 1919, is de profetie van Jesaja 32:1 en 2 (NBG) van toepassing geweest betreffende de op de troon geplaatste Jezus en zijn aangestelde dienaren op aarde: „Zie, een koning zal regeren in gerechtigheid en vorsten [sarimʹ, Hebreeuws] zullen heersen naar het recht; en ieder van hen zal zijn als een beschutting tegen den wind en als een toevlucht tegen de stortbui, als waterstromen in een dorre streek, als de schaduw van een machtige rots in een dorstig land.” Aangezien „vorsten” of sarimʹ hier geen betrekking heeft op wereldse vorsten, maar voornaamste theocratische mannen betekent, zij die het aangestelde hoofd zijn in een klasse of groep, zelfs over een groep van tien, bekleedt de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse een vorstelijke positie ten opzichte van de „andere schapen” van Jehovah’s getuigen. De bijkantoordienaren, of zij nu leden van het gezalfde overblijfsel zijn of van de klasse der „andere schapen,” zijn theocratische vorsten of sarimʹ in het gebied dat onder de respectieve bijkantoren ressorteert. Elke manlijke dienaar die door het besturende lichaam is aangesteld en ’naar het recht heerst’ onder tien getuigen van Jehovah, is een theocratische vorst of sar. Van alle getuigen van Jehovah die op aarde zijn, dienen vooral de theocratische sarimʹ de theocratische organisatie die thans werkzaam is, te erkennen.
18. Op welke basis worden personen als sarimʹ in de dienst gehandhaafd, en wat wordt er vereist wanneer zij ’in gerechtigheid willen regeren’?
18 Jehovah’s theocratische Koning, Jezus Christus, handhaaft in zijn dienst op aarde alleen getrouwe en gehoorzame „vorsten.” Opdat de sarimʹ in de speciale dienst kunnen blijven, moeten zij hun Heer, Jehovah’s op de troon geplaatste Koning, erkennen en zich onder zijn koninklijke hand vernederen, en zij moeten in gerechtigheid regeren. In gerechtigheid regeren, betekent dat de sarimʹ recht moeten doen bij hun Koning Jezus Christus, recht moeten doen bij de „getrouwe en beleidvolle slaaf” van de Koning, die over al zijn aardse bezittingen is aangesteld, en recht moeten doen bij de andere schapen van de Koning, zijn onderdanen. De positie van sarimʹ van de Koning is niet de plaats waar mannen de gewoonte kunnen volgen welke jammer genoeg gedurende de periode der richteren in Israël werd gevolgd: „In die dagen was er geen koning in Israël. Een ieder was gewoon datgene te doen wat in zijn eigen ogen recht was” (Richt. 21:25, NW). Daar de sarimʹ voorbeelden zijn voor degenen onder wie zij dienen, dienen zij de organisatie-instructies zelf ten uitvoer te brengen. Dit betekent dat zij zich zorgvuldig op de hoogte moeten stellen van zulke instructies — de priesters van het Israël uit de oudheid leerden hun Bijbelse instructies zelfs uit het hoofd — en ze herhaaldelijk moeten bestuderen. Op deze wijze zullen zij een begrip krijgen van de betekenis er van en ook van datgene wat er in ligt opgesloten, waardoor zij in staat zijn voor vele dingen zorg te dragen die niet uitdrukkelijk in de instructies worden vermeld. Daarna zullen zij, opdat zij in gerechtigheid kunnen regeren, trachten altijd in overeenstemming met de organisatie-instructies te zijn.
19. Om bijvoorbeeld de bijkantoordienaar te nemen, wat is voor hem de voornaamste reden waarom hij de organisatie erkent en zich aan de instructies onderwerpt?
19 Wat bijvoorbeeld het geval van een bijkantoordienaar betreft, hij zal in gedachten houden dat het niet de tak van een boom of wijnstok is die de stam draagt, maar dat de stam alle takken ondersteunt. De tak kan niet afgescheiden van de stam werkzaam zijn; hij moet in de stam blijven, wil hij vruchten voortbrengen. Zo is het ook met een bijkantoororganisatie. Ze is slechts het agentschap van de wettelijke corporatie, die de fondsen en de andere middelen welke voor de werkzaamheid er van noodzakelijk zijn, verschaft, en is derhalve financieel van de oorspronkelijke corporatie afhankelijk. Deze financiële afhankelijkheid op zichzelf reeds legt de bijkantoordienaar de verplichting op datgene te doen wat hem wordt gezegd te doen; want het Genootschap dat in de fondsen voorziet, is verantwoordelijk voor het geven van geld aan het bijkantoor, en het Genootschap is aan God rekenschap verschuldigd voor de wijze waarop het zijn fondsen gebruikt. De theocratische personen die het Genootschap bijdragen schenken, stellen het Genootschap er voor verantwoordelijk het geld op de verstandigste en doeltreffendste manier te gebruiken. Zelfs in deze wereld wordt zulk een handelwijze als een normale, goede en gezonde zakengewoonte beschouwd. Dienovereenkomstig moet de bijkantoordienaar de organisatie-instructies gehoorzamen en hij moet er naar streven effectief te zijn in de positie waarin hij dient, ten einde het bijkantoor op de meest economische wijze werkzaam te laten zijn waardoor de beste en de grootste resultaten worden verkregen. Maar aangezien hij een van de sarimʹ van de Koning is, dient er een veel hogere beweegreden te zijn dan die van financiële verplichting en afhankelijkheid, want onze organisatie is niet commercieel. De hogere beweegreden vindt zijn oorsprong in het feit dat de organisatie theocratisch is, onderworpen aan Jehovah God en door hem geregeerd door bemiddeling van zijn regerende Koning, Jezus Christus. Dit is de voornaamste reden waarom allen, die zich aan God hebben opgedragen, de organisatie moeten erkennen, er onderworpen aan moeten zijn en moeten bewijzen dat zij er loyaal aan zijn.