Heeft Petrus Rome bezocht?
1. (a) Welk geloof heeft de neiging Rome in de christenheid op de voorgrond te laten treden? (b) Welke vragen rijzen er in dit verband?
VELEN die geloven dat Petrus de eerste paus en het fundament van de kerk was, zijn ook van oordeel dat Petrus Rome bezocht, van daaruit schreef en er de marteldood stierf. Dit zou het natuurlijk doen voorkomen alsof Rome een bijzonder voornaam geestelijk middelpunt in de christenheid was. Is het waar, dat Petrus in Rome is geweest? Heeft hij de christelijke gemeente daar gesticht? Is het Babylon van waaruit Petrus schreef, een mystieke naam voor Rome, zoals sommigen zeggen?
2. Hoe belangrijk is het dat wij de antwoorden op deze vragen begrijpen?
2 Deze vragen mogen sommige personen onbelangrijk toeschijnen, maar het goed of verkeerd begrijpen van de antwoorden hierop betekent het goed of verkeerd begrijpen van één van de belangrijkste thema’s van de bijbel en betekent ook dat wij ons leven kunnen verliezen door in gebreke te blijven het gebod „gaat uit van haar” (Babylon de Grote) te gehoorzamen om onze eigen vernietiging te vermijden.
3. Welk speciale voorrecht had Petrus in verband met de naties of heidenen, maar wie bekleedde het ambt van „apostel voor de natiën”?
3 Alhoewel het waar is dat Petrus de sleutels van het koninkrijk der hemelen gebruikte en de kennis van de gelegenheid het koninkrijk der hemelen binnen te gaan, op Pinksteren 33 G.T. voor de joden in Jeruzalem ontsloot en later voor de heidenen die gelegenheid open stelde toen hij in 36 G.T. deze kennis voor Cornelius en zijn huisgezin in Cesaréa, ongeveer 80 kilometer verwijderd, opende, was Paulus degene die door Christus werd uitverkoren om de „apostel voor de natiën” of heidenen te zijn (Hand. 9:15; 22:17-21). Paulus zelf verklaart omtrent de gebiedsverdeling, waarbij de apostelen verschillende gedeelten van de wereld kregen om in te prediken en er nieuwe christelijke gemeenten op te richten:
EEN GEBIEDSTOEWIJZING
4. Hoe werd het gebied door het besturende lichaam van de christelijke gemeente gesplitst en toegewezen?
4 „Vervolgens ben ik na verloop van veertien jaren [na een vorig bezoek] weer naar Jeruzalem opgegaan met Barnabas, terwijl ik ook Titus meenam. Maar ik ging op grond van een openbaring. En ik legde hun het goede nieuws voor dat ik onder de natiën predik, . . . toen zij zagen dat aan mij het goede nieuws voor de onbesnedenen was toevertrouwd, zoals Petrus het had voor de besnedenen — want Hij die aan Petrus de kracht heeft gegeven welke nodig is voor een apostelschap onder de besnedenen, heeft ook aan mij kracht geschonken voor hen die uit de natiën zijn; ja, toen zij de onverdiende goedheid die mij was gegeven, leerden kennen, reikten Jakobus en Céfas [Petrus] en Johannes, degenen die pilaren schenen te zijn, mij en Barnabas de rechterhand van gezamenlijke deelneming, opdat wij naar de natiën zouden gaan, maar zij [Jakobus, Petrus en Johannes] naar de besnedenen.” — Gal. 2:1-9.
5. Waar gingen Petrus en Paulus, in overeenstemming met hun toewijzing, hun bediening verrichten?
5 Nu waren gedurende de eerste eeuw de meeste joden in het oosten, met inbegrip van Babylon, gevestigd. Petrus zou zich dus daarop concentreren. Aan de andere kant betekende dit dat Paulus naar het westen, in de richting van Europa, zou gaan. Dat deze gebiedsverdeling door God werd goedgekeurd, wordt getoond door het feit dat Paulus, toen hij Tróas in het uiterste westen van Klein-Azië bezocht, door God naar het westen werd geroepen: „Gedurende de nacht kreeg Paulus een visioen: er stond een zekere man, een Macedoniër, die hem een dringend verzoek deed en zei: ’Kom over naar Macedonië en help ons’” (Hand. 16:9). De eerste gemeente die ten gevolge van Paulus’ werk daar werd opgericht, was in de Macedonische stad Filippi. Toen volgde de oprichting van christelijke gemeenten in Athene, Korinthe en andere steden in Europa.
PETRUS NIET BOVEN ALLE ANDEREN
6. (a) Hoe toonde Paulus’ brief aan de Korinthiërs dat de gemeente daar werd gesticht als gevolg van Paulus’ arbeid? (b) Hoe toonde de brief dat Petrus niet kon worden beschouwd als het hoofd of fundament van de christelijke gemeente?
6 Als bewijs dat er in deze westerse stad Korinthe ten gevolge van Paulus’ werk een gemeente werd opgericht, terwijl hij hierdoor tevens aantoonde dat Petrus niet als hoofd van de christelijke gemeente moest worden beschouwd, moest Paulus de Korinthiërs over een soortgelijk geschilpunt schrijven, want zij hadden religieuze sekten onder elkaar gevormd. Zij zeiden, de een: „Ik behoor bij Paulus”, de ander: „Ik bij Apóllos” en weer anderen: „Ik bij Céfas [Petrus]”, „Ik bij Christus”. Paulus berispte hen scherp: „Zijt gij . . . niet vleselijk en wandelt gij niet als mensen? Want wanneer de een zegt: ’Ik behoor bij Paulus’, maar een ander zegt: ’Ik bij Apóllos’, zijt gij dan niet louter mensen? Wat dan is Apóllos? Ja, wat is Paulus? Dienaren door bemiddeling van wie gij gelovigen zijt geworden, zoals de Heer aan een ieder heeft geschonken. Ik heb geplant, Apóllos heeft begoten, maar God bleef het wasdom geven. Niemand beroeme zich daarom op mensen; want alle dingen behoren u toe, of het nu Paulus is of Apóllos, of Céfas [Petrus] of de wereld of leven of dood of tegenwoordige of toekomende dingen, alle dingen behoren u toe; gij op uw beurt behoort Christus toe; Christus op zijn beurt behoort God toe.” — 1 Kor. 1:12; 3:3-6, 21-23.
7. (a) Welke rol speelden mannen als Paulus, Petrus en Apóllos in de christelijke organisatie? (b) Wat deden zij die zeiden „Ik behoor bij Paulus”, en „Ik behoor bij Petrus”?
7 Deze mensen, door bemiddeling van wie zij tot het geloof kwamen en werden geholpen hun geestelijke groei te bewerken, en van wie er sommigen deel uitmaakten van het besturende lichaam, behoorden tot de gemeente, als dienaren waarin God door Christus had voorzien. Zij waren „gaven in mensen”. Het fundament of hoofd van de kerk was dus beslist geen mens, zoals Paulus of Petrus. Ze was gegrondvest op Jezus Christus. Zoals Paulus de Korinthiërs vertelde, kan „geen mens . . . een ander fundament leggen dan wat gelegd is, hetwelk is Jezus Christus” (1 Kor. 3:11). Christenen die naar een mens als fundament opkeken, waren „louter mensen”, vleselijk gezind en zich van geestelijke personen verlagend tot de denkwijze van ongeestelijke, materialistische mensen.
PAULUS GAAT NAAR ROME
8. Waar verrichtte Paulus het meeste werk, en waaruit blijkt dat hij belang stelde in Rome?
8 Het bijbelboek genaamd Handelingen der Apostelen geeft ons een verslag van Paulus’ arbeid en toont dat hij degene was die in het westen onder de heidense naties actief was, hoewel hij natuurlijk ook tot de joden in die landen predikte. Maar zelfs Paulus, de „apostel voor de natiën”, was niet degene die de gemeente te Rome stichtte, laat staan Petrus. Tijdens zijn aanwezigheid in Klein-Azië zei Paulus, nadat hij over een voorgenomen bezoek aan Jeruzalem had gesproken: „Nadat ik daar ben geweest, moet ik ook Rome bezoeken” (Hand. 19:21). Hij schreef de gemeente in Rome niet in het Latijn, maar in het Grieks, en zei tot hen: „Daarom werd ik ook vele malen verhinderd tot u te komen. Maar nu ik in deze streken geen onaangeroerd gebied meer heb, en aangezien ik reeds enige jaren het verlangen koester naar u toe te komen wanneer ik op weg ben naar Spanje, hoop ik u bovenal op de reis daarheen te zien en een eind weegs door u vergezeld te worden nadat ik eerst enigermate door uw gezelschap ben voldaan.” — Rom. 15:22-24.
9. (a) Hoe toonden de woorden van de Heer zelf dat Paulus de gemeente in Rome niet had opgericht, doch dat Hij Paulus daar wenste te gebruiken? (b) Door wie was de gemeente in Rome gesticht?
9 Nadat hij in Jeruzalem was gearresteerd en door de handen van de joodse religieaanhangers daar lijden had ondergaan, deed Paulus voor zijn zaak een beroep op Caesar, en Christus gaf zijn goedkeuring hierover te kennen, zoals het verslag zegt: „De Heer [stond] bij hem en zei: ’Houd goede moed! Want zoals gij in Jeruzalem een grondig getuigenis hebt gegeven over de dingen aangaande mij, moet gij ook in Rome getuigenis afleggen’” (Hand. 23:1-11). Deze feiten zouden erop duiden dat niet Paulus de gemeente te Rome oprichtte, doch dat ze ongetwijfeld werd opgericht door joden uit Rome die op die opmerkelijke pinksterdag in 33 G.T. in Jeruzalem waren en zich onder degenen bevonden die daar bekeerd werden. Toen zij naar Rome terugkeerden, predikten zij daar het goede nieuws van het koninkrijk. — Hand. 2:1-10.
10. Wat is betekenisvol in het verslag van Paulus’ reis naar Rome en zijn gevangenschap aldaar, en eveneens in Paulus’ brief aan de Romeinen?
10 Na veel moeilijkheden kwam Paulus in Rome aan. Handelingen 28:14-16 vertelt ons: „Hier [in Putéoli] troffen wij broeders aan, die ons dringend verzochten zeven dagen bij hen te blijven; en aldus gingen wij op Rome aan. En vandaar kwamen de broeders, toen zij het nieuws omtrent ons hadden gehoord, ons tegemoet tot aan de Marktplaats van Appius en de Drie Taveernen, en toen Paulus hen in het oog kreeg, dankte hij God en schepte moed. Toen wij tenslotte in Rome waren aangekomen, werd het Paulus toegestaan op zichzelf te wonen met de soldaat die hem bewaakte.” Er wordt geen gewag van gemaakt dat Petrus van Rome kwam om Paulus te ontmoeten, en het latere verslag vermeldt niet dat Petrus Paulus bezocht toen hij daar in verzekerde bewaring werd gehouden voordat hij voor keizer Nero, de Pontifex Maximus, verscheen. Petrus wordt evenmin in Paulus’ lange brief aan de Romeinen, met al zijn vele groeten, vermeld. — Rom. 16:3-23.
PETRUS’ BEDIENING TEN BEHOEVE VAN OOSTERSE GEMEENTEN
11. Waar zou men Petrus logischerwijze in zijn zendingswerk aantreffen?
11 Waar verrichtte Petrus intussen zijn zendingswerk? Welnu, hij werkte zoals het hem was toegewezen, in zijn apostelschap onder de besnedenen (Gal. 2:8). Hij concentreerde zijn krachtsinspanningen derhalve op de diaspora, de verstrooiing.a Babylon moet een belangrijk middelpunt van naar het oosten verstrooide joden zijn geweest. Wij lezen hierover:
12. Wat vertelt de geschiedenis over Babylon als een woonplaats van de joden in die tijd?
12 In de tijd van Christus kon Josephus spreken over „ontelbare myriaden” joden in Babylon (Oudheden, XI, v, 2). Hij vertelt ons ook van de 2000 joodse gezinnen die Antíochus van Babylon en Mesopotamië naar Frygië en Syrië overbracht. . . . Babylon bleef eeuwenlang het brandpunt van oosters judaïsme, en uit de discussies in de rabbijnse scholen aldaar ontstond in de vijfde eeuw van onze jaartelling de zorgvuldig bewerkte talmoed van Jeruzalem, en een eeuw later de talmoed van Babylon. De twee voornaamste centrums van het judaïsme van Mesopotamië waren Nehardea, een stad aan de Eufraat, en Nisibis aan de Mygdonius, een zijrivier van de Chaborâs, welke eveneens centrums van het Syrische christendom waren. — International Standard Bible Encyclopædia, uitgave van 1955, Deel 2, bladzijde 856a.
13. Hoe tonen de geschriften van Jakobus, Johannes en Petrus dat zij zich aan de in Galáten 2:9 genoemde overeenkomst met betrekking tot de gebiedstoewijzingen hielden?
13 Terwijl Paulus naar het westen, naar Europa ging, dienden Jakobus en Cefas en Johannes, in harmonie met de in Galáten 2:9 genoemde overeenkomst, in de oosterse wereld. Toen Jakobus zijn brief schreef, was hij hiermee in overeenstemming. Hij begint zijn brief met: „Jakobus, een slaaf van God en van de Heer Jezus Christus, aan de twaalf stammen die overal verstrooid zijn: „Gegroet!” (Jak. 1:1) De apostel Johannes, die het laatste bijbelboek schreef, richtte dit tot de oosterse gemeenten met de volgende woorden: „Johannes aan de zeven gemeenten die in het district Asia zijn.” De opgestane Christus, die Johannes het visioen gaf, gebood: „Schrijf wat gij ziet in een boekrol en zend die naar de zeven gemeenten, in Efeze en in Smyrna en in Pérgamum en in Thyatíra en in Sardes en in Filadélfia en in Laodicéa” (Openb. 1:4, 11). Welnu, aan wie schreef Petrus? Petrus leidt zijn eerste brief in met: „Petrus, een apostel van Jezus Christus, aan de tijdelijke inwoners die verstrooid zijn in Pontus, Galátië, Kappadócië, Asia en Bithynië” (1 Petr. 1:1). Niet een van deze plaatsen ligt in Europa.
BABYLON GEEN MYSTIEKE NAAM VOOR ROME
14. (a) Van waar uit schreef Petrus, volgens zijn zeggen, zijn eerste canonieke brief, maar welke verklaring wordt gegeven door degenen die zeggen dat hij uit Rome schreef? (b) Wanneer werd Petrus’ brief, volgens de door kardinaal Gibbons goedgekeurde verklaring en de katholieke berekening, geschreven? (c) Wat zegt de voetnoot in de Petrus Canisius Vertaling over 1 Petrus 5:13?
14 Niet alleen dat Petrus Rome niet in zijn brief noemt, maar in 1 Petrus 5:13 geeft hij duidelijk te kennen dat hij uit Babylon geschreven was: „U groet de zustergemeente in Babylon, evenals mijn zoon Markus” (Sint Willibrord Vertaling). Maar voorstanders van het denkbeeld dat Petrus uit Rome schreef, zeggen dat hij symbolisch naar Rome verwees, onder de dekmantel van de naam Babylon. Het opschrift bij Petrus’ eerste brief, gedrukt door de uitgevers John Murphy Company, met goedkeuring van James Kardinaal Gibbons, luidt bij voorbeeld gedeeltelijk:
Hij schreef hem te Rome, dat hij in figuurlijke zin Babylon noemt, ongeveer vijftien jaar na de hemelvaart van onze Heer.
En de voetnoot bij Babylon, in 1 Petrus, luidt: „In figuurlijke zin, Rome.” De voetnoot in de Petrus Canisius Vertaling luidt: „De kerk in Babylon, nl. in Rome.”
15. Wat zou volgens de katholieke berekening de uiterste datum van Petrus’ eerste brief zijn, volgens bovengenoemde katholieke publikatie?
15 Als Petrus zijn eerste brief ongeveer vijftien jaar na Jezus’ hemelvaart schreef, zou de uiterste datum van Petrus’ brief volgens deze katholieke berekening 48 G.T. zijn. Maar The Catholic Encyclopedia zegt in Deel 11 (uitgave van 1911) op bladzijde 753b:
16. Wat zegt The Catholic Encyclopedia over de datum van Petrus’ eerste brief?
16 De mening die hem ongeveer aan het eind van het jaar 63 of begin 64 plaatst, is de meest waarschijnlijke; en daar St. Petrus in 64 (67?) in Rome de marteldood stierf, zou het Epistel niet van een latere datum kunnen zijn; bovendien wordt erin verondersteld dat de vervolging door Nero, die ongeveer eind 64 begon, nog niet was uitgebroken. . . . Het Epistel zou niet van vóór 63 kunnen zijn.
17. Waarom zou Petrus, met het oog op de bovengenoemde verklaring door The Catholic Encyclopedia, geen reden hebben Rome onder de dekmantel van Babylon te verbergen?
17 Volgens de katholieke berekening schreef Petrus dan dus zijn brief voordat Rome haar carrière als vervolgster van de christelijke gemeente begon. Wat zou er het doel of de logica van zijn de naam van Rome te verbergen of Babylon als een metaforische naam voor Rome te moeten gebruiken als Rome de christenen niet vervolgde? Met betrekking hiertoe zegt de Cyclopædia van M’Clintock en Strong, Deel 8, bladzijde 18:
18. Welk argument wordt door M’Clintock en Strongs Cyclopædia tegen Babylon als mystieke naam voor Rome aangevoerd?
18 Waarom echter een mystieke betekenis te ontdekken in een naam die werd beschouwd als de plaats van waaruit een epistel werd geschreven? Hiertoe bestaat niet meer reden dan om een zelfde betekenis te hechten aan de geografische namen van [hoofdstuk] 1, [vers] 1. Hoe zouden zijn lezers kunnen ontdekken dat de kerk in Rome bedoeld was met ἡ συνεκλεκτὴ [he syneklekté: de kerk gekozen met] in Babylon? En àls Babylon een vijandelijke geestelijke macht betekent, zoals in Apocalypse (Opb xviii, 21), dan is het vreemd dat de katholieke critici als groep hier een dergelijke betekenis aan zouden ontlenen, daarmee stilzwijgend de reputatie toegevend die aan hun geestelijke hoofdstad wordt toegekend. Dr. Brown uit Edinburgh stelt een enigszins parallel geval — „Wegens zijn ligging en omdat het een zetel van de wetenschap is, wordt onze eigen stad soms Athene genoemd; maar het zou niet opgaan te betogen dat een brief uit Edinburgh kwam omdat hij vanuit Athene gedateerd is” (Expository Discourses on 1st Peter, i, 548).
19. Welke andere factoren in Petrus’ brief zouden erop wijzen dat hij hem uit Babylon in Mesopotamië schreef?
19 . . . De logische interpretatie is, Babylon als de naam van de bekende stad op te vatten. Wij hebben in werkelijkheid geen verslag van de een of andere zendingsreis van Petrus naar het land der Chaldeeën, want er wordt ons slechts weinig over Petrus’ latere leven in het Nieuwe Testament gegeven. Maar wij weten dat er vele joden in Babylon woonden. — οὐ γαρ ὀλίγοι μυριάδες [ou gar olígoi myriádes: want niet weinig myriaden], volgens Josephus — en zou het niet waarschijnlijk zijn dat een dergelijke plek, die voor het grootste gedeelte een joodse kolonie of nederzetting was, de apostel van de besnijdenis aantrok? . . . Toegegeven dat het Parthische keizerrijk [waarin Babylon toen lag] zijn eigen regering had: hij schrijft naar personen in andere provincies onder Romeinse jurisdictie, en hij beveelt hun de keizer als soeverein, en de verschillende door hem gezonden landvoogden voor plaatselijke administratieve doeleinden, te gehoorzamen. Bovendien worden, zoals dikwijls werd opgemerkt, de landen van de personen tot wie de brief zich richt (i, 1:1) opgesomd in de volgorde waarin iemand die uit Babylon schrijft, ze van nature zou rangschikken, te beginnen bij de dichtst bij hem liggende, en in een kring langs de landen in het westen en zuiden, die het verst van hem af zijn. Erasmus, Calvijn, Beza, Lightfoot, Wieseler, Mayerhoff, Bengel, De Wette, Bleek, en misschien het merendeel van de moderne critici houden vast aan de natuurlijke betekenis van de aanduiding Babylon.
20, 21. (a) Hoe verklaart één kritisch commentaar dat het zeer redelijk is dat Petrus vanuit Babylon schreef? (b) Wat was aanleiding tot de overlevering dat Petrus in Rome de marteldood stierf? (c) (voetnoot) Toon aan dat Clemens in werkelijkheid tegen het denkbeeld was dat Petrus vanuit Rome schreef.
20 Ter ondersteuning van het bovenstaande beschikken wij over het boekdeel, getiteld „A Commentary, Critical and Explanatory, on the Old and New Testament”, door Drs. R. Jamieson, A. R. Fausset en D. Brown van Groot-Brittannië, uitgave van 1873, Deel Twee, waarin op bladzijde 514b over Babylon wordt gezegd:
21 Het Chaldeeuwse Babylon aan de Eufraat. Zie Inleiding, OVER DE PLAATS WAARIN DIT EPISTEL WERD GESCHREVEN, als bewijs dat niet Rome werd bedoeld, zoals papisten beweren; vergelijk de LIGHTFOOT-preek. Hoe onwaarschijnlijk, dat in een vriendelijke groet de raadselachtige naam uit de profetie (Johannes, Openbaring 17.5) gebruikt zou worden! Babylon was het middelpunt waaraan de Aziatische verstrooiing tot wie Petrus zich richtte, werd ontleend. PHILO, Legatio ad Caium, paragraaf 36, en JOSEPHUS, Oudheden, 15, 2.2; 23:12 delen ons mee dat Babylon in het apostolische tijdperk een groot aantal joden bevatte (terwijl zij die te Rome woonden in vergelijking weinig, ongeveer 8000, waren, JOSEPHUS 17.11); het zou dus uit de aard der zaak door de apostel van de besnijdenis bezocht worden. Het was het hoofdkwartier van hen die hij met zoveel succes op Pinksteren had toegesproken; Handelingen 2:9, joodse „Parthen . . . inwoners van Mesopotamië” (de Parthen waren toen heer en meester in Mesopotamisch Babylon); deze bediende hij in eigen persoon. Zijn andere toehoorders, de joodse „inwoners van Kappadócië, Pontus, Asia, Frygië en Pamfylië”, bedient hij nu per brief. De oudste die beslist een autoriteit met betrekking tot Petrus’ martelaarschap in Rome is, is DIONYSIUS, de bisschop van Korinthe, uit de laatste helft van de tweede eeuw. De overlevering schijnt in het leven te zijn geroepen wegens de wenselijkheid Petrus en Paulus, de twee belangrijkste apostelen, voor de gezamenlijke stichters van de Kerk van de hoofdstad uit te geven. CLEMENS VAN ROME (1 Epistola ad Corinthios, paragraaf 4, 5), DIKWIJLS AANGEHAALD ALS VOORSTANDER, IS ER IN WERKELIJKHEID TEGEN. Hij noemt Paulus en Petrus te zamen, maar onderkent het als een bijzonderheid dat Paulus zowel in het oosten als in het westen predikte, daardoor te kennen gevend dat Petrus nimmer in het Westen was.b
22. (a) Hoe verstrekt Petrus’ verklaring in 2 Petrus 1:14 het argument dat hij Rome nimmer bezocht? (b) (voetnoot) Wie was Dionysius, en wat had Epiphanius te zeggen over de bisschop van de christenen in Rome?
22 In 2 Petrus 1:14 zegt hij: „Ik weet dat het afleggen van mijn tent spoedig staat te geschieden.” Hiermee geeft hij te kennen dat zijn martelaarschap aanstaande was, en toch maakt hij geen toespeling op Rome, of op enig voornemen het te bezoeken.c
DE WAARHEID, NIET DE OVERLEVERING, SCHENKT VRIJHEID
23. (a) Waarom aanvaarden wij Petrus’ woorden liever dan die van enkele religieuze schrijvers die hem tegenspreken? (b) Waarom zou Petrus het bij het verkeerde eind hebben gehad als het werkelijk in zijn bedoeling heeft gelegen met Babylon symbolisch Rome aan te duiden?
23 Wat doet het er toe of deze religieuze schrijvers van literatuur die geen deel van de bijbel is, zeggen dat Babylon Rome was — dat het de apocriefe naam voor Rome is? Deze mensen waren niet geïnspireerd, zoals Gods dienstknechten die de Heilige Schrift schreven. Petrus behoorde tot de geïnspireerde bijbelschrijvers (2 Petr. 1:21). Indien hij, als hij Babylon zei, in werkelijkheid Rome bedoelde, dan had Gods geest, die Petrus inspireerde, het bij het verkeerde eind, hetgeen natuurlijk ondenkbaar is, want Babylon is niet Rome en beeldt Rome niet af, zoals wij uit verdere artikelen in deze serie zullen zien. God is altijd waarheidsgetrouw en zijn geïnspireerde schrijvers schreven de waarheid. Daarom betekent Petrus’ verklaring in 1 Petrus 5:13 niet Rome, maar de letterlijke stad Babylon in Mesopotamië.
24. Als „zij die in Babylon is” op een gemeente daar doelde, kon „zij” het dan voor vernietiging behoeden? Waarom?
24 Wat het bestaan van Babylon destijds aangaat, toont The Westminster Historical Atlas to the Bible, Herziene uitgave van 1965, door Wright en Filson (bladzijde 89, kaart getiteld „The Roman World at the Birth of Jesus”), dat Babylon in die tijd als stad bestond. De uitdrukking in 1 Petr. 5:13, „zij die in Babylon is”, kan een gemeente daar betekenen, maar „zij” behoedde Babylon er niet voor, als vervulling van de profetie, een complete woestenij te worden.
25. (a) Zou enige stad op aarde, of het feit dat een bepaalde man er een bezoek aan bracht, ze van speciaal belang voor christenen maken? (b) Wat is met betrekking tot de identiteit van Babylon, belangrijk om te weten, en waarom? (c) Waar moeten wij, ten einde de noodzakelijke kennis omtrent Babylon de Grote op te doen, zoeken, en waarom?
25 Christenen beschouwen thans Christus Jezus als het Fundament van de christelijke gemeente en de apostelen als getrouwe mannen die door hun Hoofd en Meester, Christus, werden gebruikt en die op het Fundament zijn gebouwd. Zij beschouwen geen enkele stad op aarde als het middelpunt van hun geloof en zijn evenmin van mening dat er in Gods ogen thans één stad is die belangrijker is dan een andere. Of een zekere man, zelfs een van de apostelen van Jezus Christus, een bepaalde stad bezocht of niet, doet hier niet ter zake. Maar het is belangrijk te weten dat Petrus niet Rome bedoelde toen hij Babylon zei, want als Babylon een mystieke naam voor Rome is, dan is Rome Babylon de Grote. De bijbel toont ons echter aan, dat Babylon de Grote iets veel belangrijkers is en een veel grotere invloed uitoefent dan Rome ooit heeft gedaan, met inbegrip van de religie die van Rome afkomstig is. Babylon de Grote is het wereldrijk van valse religie, waarbij niet alleen de religies van de christenheid zijn inbegrepen, maar ook die van het heidendom. Ten einde het bijbelse gebod om van haar uit te gaan te gehoorzamen, behoeft men niet in Rome te zijn; men kan zich waar ter wereld ook bevinden en onder invloed van Babylon de Grote in geestelijke gevangenschap worden gehouden. Hieruit moet men wegvluchten. Om uit haar weg te vluchten ten einde zijn leven te redden, moet men onmiskenbaar vaststellen wat Babylon de Grote is. Ten einde dit te doen, moet men een duidelijk begrip hebben omtrent dat wat de bijbel over Babylon zegt. Laat ons derhalve op Gods geïnspireerde Woord vertrouwen in plaats van op de overleveringen van mensen die niet geïnspireerd zijn en die trachten een vooropgezette mening te ondersteunen. Alleen de waarheid maakt mensen vrij. — Joh. 8:32.
[Voetnoten]
a „Heeft betrekking op joden in vrijwillige of gedwongen ’ballingschap’ uit het Heilige Land, speciaal in het tijdperk waarin de joden, na de vernietiging van Jeruzalem door Titus (70 G.T.), uit hun vaderland verdreven waren.” — Concise Dictionary of Judaism, door D. R. Runes, 1959.
b In de eerste brief van Clemens aan de Korinthiërs, paragraaf 5, staat te lezen: „. . . Stellen wij ons de goede Apostelen voor ogen: Petrus, die om ongerechten naijver niet een of twee maar veelvuldige kwellingen doorstond; en, na aldus getuigenis te hebben afgelegd, is opgegaan naar de hem verschuldigde eereplaats. Om naijver en nijd kon Paulus den kampprijs toonen van het geduld. Zevenmaal droeg hij de boeien, hij werd verjaagd, gesteenigd, hij werd een heraut in Oost en West, hij verwierf den heerlijken roem voor zijn geloof. Nadat hij heel de wereld de gerechtigheid had geleerd en tot aan het uiterste Westen was gekomen en getuigenis had gegeven tegenover de heerschers, scheidde hij aldus van deze wereld en ging hij op naar de heilige plaats, het verhevendste voorbeeld geworden van geduld.” — Bladzijde 57 van De Apostolische Vaders, Vertaling uit den grondtekst met aanteekeningen door Dr. D. Franses O.F.M., Professor in de Patrologie aan de R.K. Universiteit te Nijmegen, uitgegeven in 1941.
c Betreffende de bovengenoemde Dionysius zegt de Cyclopædia van M’Clintock en Strong, Deel 8, bladzijde 14: „Eusebius (iii, 25, in een aanhaling uit Dionysius, bisschop van Korinthe) voegt eraan toe dat zij [Petrus en Paulus] samen de marteldood stierven . . . Toch berust de hele geschiedenis ten slotte alleen op het getuigenis van Dionysius, die in ongeveer 176 A.D. moet zijn gestorven (De passage in Clemens Romanus, 1 aan de Korinthiërs v, en Ignatius, aan de Romeinen, v. stellen niets vast.) . . . Epiphanius (xxii, 7) noemt Paulus zelfs de bisschop (ἐπίσκοπος) van de christenen in Rome.”