Werdt gij gedoopt? Hoe? Waarom?
„Zie! een hoeveelheid water; wat belet mij gedoopt te worden?” — Hand. 8:36, NW.
1. In hoeverre is een algemene kennis van de een of andere vorm van doop verbreid?
JEHOVAH’S Woord, de Bijbel, bevat tal van raadgevingen over de doop. Er wordt in aangetoond dat doop of onderdompeling een eerste stap van gehoorzaamheid is welke door de Schrift wordt vereist van een ieder die zich aan Jehovah opdraagt. Waarom? Wat is de betekenis van de doop? Welk doel wordt er door gediend? Onze lezers bevinden zich in alle delen der aarde en velen van hen hebben de een of andere vorm van water-„doop” ondergaan waaraan een religieuze betekenis was verbonden, terwijl zij een begrip hebben van de betekenis van de ceremonie welke in verschillende plaatsen door verschillende religiën wordt beoefend. Voordat wij de schriftuurlijke betekenis van de doop voor christenen bespreken, zou het goed zijn dat wij in beschouwing nemen wat de christelijke doop niet is.
2. Wat houdt de leerstelling dat de doop een sacrament is, in werkelijkheid in?
2 In het algemeen gesproken, wordt de waterdoop bij de meeste religiën der wereld, zowel in de oudheid als in deze tijd, als een sacrament beschouwd. Een van de grote religieuze onrechten welke de mensen is aangedaan, is deze valse leerstelling van de religie, dat de onderdompeling in water een sacrament is. Zoals de onderdompeling in de Schrift wordt uiteengezet, is ze geen sacrament. De leerstelling dat de doop een sacrament is, is in werkelijkheid de leerstelling dat de ceremonie of kunst op zichzelf verdienste heeft en genade en voordeel afwerpt voor degene die wordt gedoopt. Wanneer een persoon werkelijk wordt gedoopt, wordt hij in water ondergedompeld, en zoals wordt beweerd door hen die de doop als een sacrament beschouwen, heeft de handeling van het ondergedompeld worden of natgemaakt worden door water, verbazingwekkende dingen tot gevolg voor de persoon die aldus wordt gedoopt.
3. Wat wordt in The Catholic Encyclopedia beweerd betreffende de doop?
3 De volgende inlichtingen zijn verkregen uit The Catholic Encyclopedia, Deel II, en ze worden hier aangehaald ten einde aan te tonen wat de beweringen zijn omtrent de doopceremonie. „Het Besluit voor de Armeniërs” in de bul „Exultate Deo” van paus Eugenius IV: „De Heilige Doop neemt de eerste plaats in onder de sacramenten, omdat de doop de deur van het geestelijke leven is; want door de doop worden wij tot leden van Christus gemaakt en opgenomen in de Kerk. . . . De uitwerking van dit sacrament is de vergeving van alle zonde, zowel van de erfzonde als de dadelijke zonden; insgelijks van alle straf welke het gevolg is van de zonde.” Uit „Etymologie”: „Wanneer de uitdrukkingen Dopen en Doop echter in het kerkelijke gebruik worden gebezigd zonder een nader bepalend woord, zijn ze bedoeld om te duiden op de sacramentele afwassing waardoor de ziel van zonde wordt gereinigd op het ogenblik dat er water over het lichaam wordt uitgegoten.”
4. Op welke wijze wordt de valse bewering dat de doop een sacrament is, in de Bijbel weerlegd?
4 Deze onderdompeling in water met het beweerde daarmede gepaard gaande resultaat dat de erfzonde wordt vergeven, betekent dat degene die wordt ondergedompeld, leven in de hemel zal ontvangen, want volgens de bewering van de Rooms-Katholieke Kerk heeft ’de erfzonde het menselijke geslacht van een onverdiend recht op de hemel beroofd.’ Door de doop als een sacrament te beschouwen, worden vele waarheden van Gods Woord verduisterd. Wij kunnen in deze uitgave geen uitvoerige bespreking beginnen van alle Schriftuurlijke leerstellingen welke betrokken zijn bij een beschouwing van de valse beweringen die worden geuit omtrent de doop als zijnde een sacrament. Wanneer gij echter gedurende enige tijd Gods Woord en dit tijdschrift hebt bestudeerd, weet gij dat iemand geen vergeving van zonden verkrijgt doordat hij met water wordt natgemaakt, noch van de erfzonde noch van later begane zonden, maar dat alleen Jehovah’s voorziening door middel van het offer van het volmaakte menselijke leven van Christus Jezus de mensheid van zonde en dood bevrijdt (Joh. 1:29; 2 Kor. 5:21; Hebr. 9:24-26; 1 Joh. 2:1, 2). Evenmin zouden de personen van de corrupte oude wereld door een indompeling in water gered kunnen worden van de straf welke het gevolg is van opzettelijke zonde (Joh. 15:19; Gal. 1:3, 4; Openb. 18:3-8). Om dezelfde redenen wordt een persoon niet door onderdompeling in water tot een lid van de kerk of het lichaam van Christus, de gemeente, gemaakt.
5, 6. Als wat wordt de doop door heidense religiën beschouwd, en hoe algemeen verbreid is de leerstelling?
5 Verder commentaar leverend op de aangelegenheid van de waterdoop, wordt in The Catholic Encyclopedia het volgende vermeld: „Hoezeer men erkende dat de uiterlijke afwassing een natuurlijk en veelzeggend symbool was waardoor innerlijke reiniging te kennen werd gegeven, blijkt duidelijk uit het feit dat de heidense religieuze stelsels het gebruik eveneens kennen. Het gebruik van wijwater wordt aangetroffen onder de Babyloniërs, Assyriërs, Egyptenaren, Grieken, Romeinen, Hindoes en andere volken.” Het is een feit dat onder de heidense religiën afwassing en het dopen in water eveneens als een sacrament wordt beschouwd dat veel verdienste afwerpt. Niet-katholieke autoriteiten zijn het er met deze katholieke autoriteit over eens dat zulks het geval is en aldus wordt er door twee autoriteiten eenstemmig bewezen dat de niet-christelijke bewering of theorie dat de waterdoop een sacrament is, van demonische of duivelse oorsprong is.
6 Hier volgt een aanhaling uit The Two Babylons door Hislop: „Deze leerstelling van de Wedergeboorte door de doop is in werkelijkheid eveneens Babylonisch. Sommigen nemen misschien aanstoot aan het idee dat de wedergeboorte als zodanig ook maar enigszins bekend zou zijn in de Heidense wereld; maar wanneer zij slechts naar India zouden gaan, zullen zij bemerken dat de fanatieke Hindoes, die hun oren nog nooit voor het Christelijke onderricht hebben geopend, tegenwoordig nog net zo vertrouwd zijn met de uitdrukking en het idee als wij zelf. . . . Wij treffen verschillende schrijvers uit de oudheid aan die rechtstreeks getuigenis afleggen van deze [Babylonische] doop en het doel er van. . . . aan hen die aldus werden gedoopt, werd, zoals Tertullianus ons verzekert, beloofd dat het gevolg van zulk een doop ’WEDERGEBOORTE, en de vergeving van al hun meineden’ zou zijn. Het is bekend dat onze Heidense voorouders, de aanbidders van Odin, doopriten hebben beoefend, welke, wanneer ze worden beschouwd in verband met het doel waarvoor deze doopriten volgens hun openlijke bewering werden beoefend, aantonen dat zij ten minste oorspronkelijk geloofd moeten hebben dat de natuurlijke schuld en verdorvenheid van hun pasgeboren kinderen weggewassen kon worden door hen met water te besprenkelen, of door hen, zodra zij waren geboren, in meren of rivieren onder te dompelen. Ja, aan de andere zijde van de Atlantische Oceaan, in Mexico, werd ontdekt dat dezelfde leerstelling van wedergeboorte door de doop algemeen in praktijk werd gebracht door de inboorlingen toen Cortez en zijn soldaten op hun kusten landden. . . . De lezer heeft reeds vernomen hoe getrouw Rome de Heidense bezwering in verband met de doop heeft nagebootst. Alle andere bijzonderheden die gepaard gaan met de Roomse doop, zoals het gebruik van zout, speeksel, chrisma, of zalving met olie, en het maken van het kruisteken op het voorhoofd, zijn evenzeer Heidens.”
7. In welke mate zijn de uitvindsels welke hun oorsprong vinden bij de demonen, in de hedendaagse doopceremoniën der christenheid gebruikt?
7 In de hedendaagse doopceremoniën van de christenheid zijn de uitvindsels van peten, het blazen op het gezicht van de doopcandidaat ten einde boze geesten te bezweren, het maken van het kruisteken, oplegging der handen, het leggen van gezegend zout in de mond van de doopcandidaat, het aanraken van de oren en neusvleugels met speeksel van de priester, het zalven met olie, de drievoudige ablutie, de witte sluier, brandende kaarsen, deze en andere toebehoorselen van demonengebruiken of duivelaanbidding, waaruit het onchristelijke gebruik van het zogenaamde sacrament van de doop bestaat, tot op verscheidene hoogten en in verschillende maten in de religiën der christenheid opgenomen, zowel in de Rooms-Katholieke religie als in andere religiën. Nu wij op dit punt van de bespreking zijn aangeland, willen wij er daarom de aandacht op vestigen dat de christelijke onderdompeling in water niets te maken heeft met heidense sacramenten. De onderdompeling op zichzelf brengt geen vergeving van zonden tot stand noch verkrijgt iemand hierdoor toegang tot de hemel of wordt hij in het lichaam van Christus opgenomen. Ten einde vast te stellen wat de christelijke doop in werkelijkheid betekent, wenden wij ons niet tot overleveringen en niet tot het heidendom, maar tot het heilige Woord Gods, de Bijbel. — Matth. 15:1-9; Mark. 7:1-8.
DE BETEKENIS VAN DE CHRISTELIJKE DOOP
8, 9. Welke fundamentele waarheid betreffende de christelijke doop dienen wij noodzakelijkerwijs te begrijpen?
8 Door de doop welke christenen volgens de Schrift wordt opgelegd, wordt hun opdracht aan Jehovah God aangeduid; er wordt uiterlijk door te kennen gegeven dat zij zich hebben opgedragen. De onderdompeling op zichzelf is niet de opdracht. Ze is een symbool van de opdracht of houdt de betekenis van opdracht in en laat de toeschouwers weten dat de persoon die is ondergedompeld, zich heeft opgedragen. Wanneer wij deze waarheid kunnen inzien, dat de waterdoop de betekenis inhoudt van het feit dat iedere persoon zich reeds van tevoren heeft opgedragen, worden andere vragen duidelijk voor ons beantwoord. De opdracht moet aan de onderdompeling zijn voorafgegaan; anders zou er niets zijn waarvan de onderdompeling een symbool zou kunnen zijn. De onderdompeling is een levendige herinnering aan de opdracht. De christelijke waterdoop is er een uiterlijk symbool van, als een getuigenis ten aanhoren van getuigen, dat de gedoopte persoon zich volledig, zonder voorbehoud en onvoorwaardelijk heeft opgedragen en is overeengekomen om door bemiddeling van Christus Jezus, Jehovah’s Koning, de wil van Jehovah God, de Universele Souverein, te doen. Er wordt door te kennen gegeven, dat zijn vroegere levensloop wordt begraven (zoals door de onderdompeling in water) en dat hij uit het water opkomt om daarna alleen Gods wil te doen en in een nieuwheid des levens te wandelen.
9 In werkelijkheid is de doop een elementaire christelijke leerstelling. Zozeer zelfs dat de doop tezamen met berouw en geloof in God wordt geclassificeerd als iets wat in werkelijkheid een elementaire noodzakelijkheid is. „Laten wij daarom, nu wij de elementaire leer omtrent de Christus hebben verlaten, voortgaan tot rijpheid, niet wederom een fundament leggend, namelijk, berouw over dode werken, en geloof jegens God, de leer over soorten van doop” (Hebr. 6:1, 2, NW). Dat de doop een onderdompeling is, blijkt uit de feiten betreffende Israël, want omtrent die uitverkoren natie wordt verklaard, dat ze in Mozes is gedoopt. ’Onze voorvaderen werden allen in Mozes gedoopt [hoe?], door middel van de wolk en van de zee’ (1 Kor. 10:1, 2, NW). Dit was het volk dat later ’eenstemmig antwoordde en zeide: „Alles wat Jehovah heeft gesproken, zijn wij bereid te doen”’ (Ex. 19:8, NW). De wet waaronder de natie Israël diende als een natie die zich had opgedragen, eindigde bij Christus Jezus (Rom. 10:4). Hij werd op dertigjarige leeftijd ondergedompeld als een symbool van het feit dat hij zich aan zijn hemelse Vader, Jehovah, had opgedragen.
10. Waardoor wordt deze betekenis van de christelijke onderdompeling bevestigd?
10 Door de betekenis van de onderdompeling van Jezus wordt aangetoond wat de betekenis is van de onderdompeling van zijn metgezellen en volgelingen, en wat in deze tijd het doel is van de christelijke doop. Jezus nam de plechtige beslissing God te dienen, en op dertigjarige leeftijd ging hij naar Johannes toen deze zich bij de rivier de Jordaan bevond, en verzocht Johannes hem te dopen. Jezus had geen zonden, welke vergeven moesten worden, want hij was „onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaren” (Hebr. 7:26, NW). En „hij heeft geen zonde begaan, noch werd er misleiding in zijn mond gevonden” (1 Petr. 2:22, NW). Desondanks „werd Jezus ook gedoopt en, terwijl hij bad, werd de hemel geopend.” — Luk. 3:21, NW.
11. Was de veertigste Psalm van toepassing op Jezus bij zijn geboorte? Toen hij een jongen van twaalf jaar was? Toen hij op dertigjarige leeftijd werd ondergedompeld? Waarom?
11 De doop welke in deze tijd in gehoorzaamheid aan Jezus’ bevel wordt toegediend, geschiedt eveneens in navolging van het voorbeeld dat hij heeft gesteld. Daarom heeft de doop van zijn volgelingen in deze tijd dezelfde betekenis als zijn doop. Zijn doop was een openbaar symbool, waardoor aan Johannes werd te kennen gegeven dat hij zich had opgedragen aan het doen van de wil van zijn Vader, zoals die wil in het Woord van zijn Vader aan hem werd geopenbaard. In het tiende hoofdstuk van Hebreeën brengt Paulus de profetie van de veertigste Psalm van toepassing op Christus Jezus, en hij zegt dat de profetie van toepassing is „wanneer hij in de wereld komt.” Het lijdt geen twijfel dat Jezus op dertigjarige leeftijd werd ondergedompeld, want toen verrichtte hij die daad van openbare belijdenis. Hij had zich niet ten tijde van zijn geboorte aan Jehovah opgedragen, want toen was hij nog maar een baby; ook niet toen hij twaalf jaar oud was, want tussen de leeftijd van twaalf en dertig jaar heeft hij niet Jehovah’s werk verricht als vervulling van de wonderbaarlijke profetieën welke betrekking hadden op de Christus. Neen, op twaalfjarige leeftijd zeide hij niet tot zijn hemelse Vader: ’Ik ben gekomen om uw wil te doen,’ en wachtte vervolgens totdat hij dertig jaar was, dus achttien jaar later, voordat hij deze wil begon te doen. In plaats daarvan droeg hij zich aan Jehovah op toen hij volwassen was en de meerderjarige leeftijd van dertig jaar had bereikt, en die opdracht symboliseerde hij door de onderdompeling in water.
12, 13. Wordt door het feit dat Jezus op formele wijze kwam om Gods wil te doen, bewezen dat zijn onderdompeling een symbool van zijn opdracht was? Licht dit toe.
12 Wij weten dat Paulus gewag maakte van een opdracht met betrekking tot Jezus, want dit wordt zowel in de veertigste Psalm, welke hij aanhaalt, als in het tiende hoofdstuk van Hebreeën te kennen gegeven. Jezus was gekomen om Gods wil te doen en hij had Gods wet in zijn hart. Dat de Almachtige God de doop erkende als een symbool van die opdracht, wordt getoond doordat hij zijn geest uitzond en op Christus Jezus deed nederdalen. „Nadat Jezus was gedoopt, rees hij onmiddellijk uit het water op; en, ziet! de hemelen werden geopend, en hij zag Gods geest nederdalen gelijk een duif en op hem komen. Ziet! er was ook een stem uit de hemelen, die zeide: ’Deze is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd’” (Matth. 3:16, 17, NW). Deze woorden werden niet van Jezus gezegd toen hij als baby werd geboren of toen hij een jongen van twaalf jaar oud was, en evenmin toen hij timmerman was gedurende de tussenliggende achttien jaar welke er verstreken totdat hij de leeftijd van dertig jaar had bereikt.
13 Jezus’ opdracht werd aanvaard. Ze werd door Jehovah erkend, evenals zijn doop. Zijn doop werd eveneens waargenomen door Johannes, die deze doop toediende door Jezus in de wateren van de Jordaan te dompelen. Jezus ontving aldaar geen vergeving van de erfzonde of van opzettelijk begane zonden, want hij had geen van beide. Hij werd niet in het lichaam van Christus opgenomen, want hij werd Christus, het Hoofd van zijn lichaam. Hij werd begraven onder het water en er uit opgeheven, begraven ten aanzien van zijn vroegere loopbaan en opgeheven om de wil van zijn Vader te doen, want dit wordt in de veertigste Psalm en in het tiende hoofdstuk van Hebreeën te kennen gegeven. ’Hier ben ik om uw wil te doen, o God. Uw wet is in mijn hart.’
14. Wat is voor u daarom een eerste daad van gehoorzaamheid nadat gij u persoonlijk aan Jehovah hebt opgedragen?
14 Nadat gij u persoonlijk aan Jehovah God hebt opgedragen, is vervolgens de onderdompeling of doop in water, welke door een christen van hetzelfde geloof wordt toegediend, voor u een eerste daad van gehoorzaamheid van uw zijde, gehoorzaamheid aan de wil van Jehovah God in overeenstemming met datgene wat hij van u wenst, zoals dit tot uitdrukking werd gebracht door Christus Jezus, die zelf de doop liet toedienen aan zijn volgelingen en die het bevel gaf dat de doop voortgezet zou worden. „Zij kwamen tot Johannes en zeiden tot hem: ’Rabbi, de man die bij u was aan de overzijde van de Jordaan, van wie gij getuigenis hebt afgelegd, zie, hij doopt en allen gaan naar hem toe.’ . . . De Meester nu merkte dat de Farizeeërs hadden gehoord dat Jezus meer discipelen maakte en doopte dan Johannes” (Joh. 3:26; 4:1, NW). Jezus zeide: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest” (Matth. 28:19, NW). Nadat Jezus ten hemel was opgestegen, werd de doop aan christelijke bekeerlingen toegediend. Tot aan het jaar 36 n. Chr. bestonden deze nieuwe christenen uit Joden, besneden Samaritanen, die aan de Joden waren verwant, en degenen die oorspronkelijk niet-Joden waren maar die tot besneden proselieten van de Joodse religie waren gemaakt en nu tot het christendom waren bekeerd. Daarna, toen het christelijke evangelie tot de heidenen werd gebracht, werden ook onbesneden niet-Joden gedoopt. Over Saulus, die de apostel Paulus werd, staat het volgende opgetekend: „Hij [Saulus] kreeg het gezicht terug, en hij stond op en werd gedoopt.” — Hand. 9:18, NW.
ZONDEN WORDEN NIET VERGEVEN DOOR DE DOOP
15. Werden Saulus’ (Paulus’) zonden vergeven doordat hij werd gedoopt?
15 „Sta op, word gedoopt en was uw zonden weg doordat gij zijn naam aanroept”; dit zijn de woorden die, zoals de apostel Paulus te kennen gaf, tot hem werden gesproken toen hij werd bekeerd (Hand. 22:16, NW). Wordt hierdoor aangetoond dat Paulus’ zonden werden vergeven doordat hij werd gedoopt, en dat ze derhalve in water werden weggewassen? Dit wordt niet door Paulus te kennen gegeven. Hij zegt dat hij het bevel kreeg, gedoopt te worden en dat zijn zonden weggewassen zouden worden wanneer hij door bemiddeling van Christus Jezus de naam van Jehovah zou aanroepen. Dat hij in Jezus’ naam Jehovah aanriep, toonde dat hij zich op getrouwe wijze in overeenstemming met zijn bekering gedroeg, of dat hij zich opdroeg. Was Paulus’ (of Saulus’) bekering tot het christendom hetzelfde als zijn opdracht? Ja, want zijn bekering betekende zijn omkering, een zich omkeren om Jezus Christus te volgen.
16, 17. (a) Is berouw iets wat op de onderdompeling volgt of er aan voorafgaat? (b) Waardoor wordt nog meer aangetoond dat de doop een symbool is van het zich opdragen?
16 Dit is in overeenstemming met het feit dat Degene die het voorbeeld stelde voor de christelijke onderdompeling, geen zonden had, die vergeven moesten worden, en het is eveneens in overeenstemming met het feit dat ons berouw aan onze doop moet voorafgaan. Paulus zegt dat hij, ten tijde dat hij zich ’tot God keerde,’ ’de boodschap ging brengen opdat zij berouw zouden hebben en zich tot God zouden keren door werken te doen die bij berouw passen’ (Hand. 26:20, NW). „Ik heb zowel aan Joden als aan Grieken grondig getuigenis afgelegd omtrent bekering tot God en geloof in onze Here Jezus” (Hand. 20:21, NW). Verder aantonend dat de onderdompeling een symbool is van de volledige opdracht van een christen die de loopbaan volgt welke door Jezus is afgebakend, lezen wij: „Gij werdt trouwens tot deze loopbaan geroepen, omdat zelfs Christus voor u heeft geleden, waardoor hij u een model heeft nagelaten, opdat gij nauwkeurig in zijn voetstappen zoudt volgen” (1 Petr. 2:21, NW). „Toen zeide Jezus tot zijn discipelen: ’Indien iemand achter mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn martelpaal op en volge mij voortdurend’” (Matth. 16:24, NW). In een parallelpassage maakte Jezus eveneens gewag van dit begraven worden ten aanzien van iemands vroegere loopbaan, zoals wordt gesymboliseerd door de onderdompeling in water, en het vaste besluit om door bemiddeling van Christus Jezus de wil van Jehovah God te doen, dat wil zeggen, zich op te dragen. „Wanneer iemand achter mij wil komen, hij verloochene zichzelf en neme zijn martelpaal dag aan dag op en volge mij voortdurend.” — Luk. 9:23, NW.
17 Er zijn enkele schriftuurplaatsen die vergeving van zonden in verband brengen met een onderdompeling, en ten einde deze schriftuurplaatsen te beschouwen, vestigen wij nu derhalve de aandacht op de doop van Johannes.
DE DOOP DOOR JOHANNES DE DOPER
18. Welke omstandigheden maakten de bediening van Johannes de onderdompeler noodzakelijk?
18 Johannes de Doper was een voorloper van Christus, degene die Christus aankondigde en door middel van zijn bediening enkelen van de natie Israël er op voorbereidde Jezus te ontvangen toen laatstgenoemde, nadat hij zich had opgedragen en was gedoopt, zijn bediening begon. Dit was noodzakelijk omdat de natie Israël, alhoewel ze de wet van Mozes had, welke hen tot Christus zou leiden, die wet had overtreden en er tegen had gezondigd. Wilden zij gereed zijn om de Messias te erkennen en te aanvaarden, wanneer deze kwam, dan moest er stellig een voorbereidend werk ten behoeve van hen worden gedaan. Daarom predikte Johannes een boodschap van berouw tot de Joden, en hierdoor berispte hij op krachtige wijze alle onrechtvaardigheid welke zij beoefenden.
19. Waarom predikte Johannes niet alleen maar doopte hij ook?
19 Waarom predikte Johannes niet alleen maar doopte hij ook? Werden door de doop de zonden weggenomen van de Israëlieten die door hem werden ondergedompeld? Een andere vraag vergemakkelijkt het antwoord: Wat was het doel van Johannes’ prediking? Het doel er van was, een verandering van hart, berouw, teweeg te brengen, ten einde de Israëlieten er op voor te bereiden Christus te ontvangen. Sommigen gaven gehoor aan Johannes’ goede boodschap, hadden berouw, beleden hun zonden en werden in het openbaar gedoopt. Dit wordt later erkend door de vroege christenen, die er met de volgende woorden naar verwezen: „Johannes had vóór de komst van Diegene, in het openbaar tot het gehele volk Israël de doop van hen die berouw hadden, gepredikt” (Hand. 13:24, NW). En wederom: „Johannes doopte met de doop van hen die berouw hadden, terwijl hij tot de mensen zeide, dat zij moesten geloven in degene die na hem kwam, namelijk, in Jezus” (Hand. 19:4, NW). Wij vernemen derhalve dat er in de Schrift niet wordt gezegd, dat door de doop de vergeving van zonden wordt verkregen; maar de doop werd toegediend aan hen die berouw hadden getoond. Dat was het doel van Johannes’ onderricht, en het berouw bracht de vergeving teweeg van zonden welke tegen het wetsverbond waren begaan. De doop op zichzelf was wegens hun berouw of was er van afhankelijk gesteld. De doop was er een symbool of een afbeelding van en aldus werd het berouw in het openbaar te kennen gegeven, ten aanschouwen van Johannes en anderen. Er werd een openbare aankondiging gedaan, en van degenen die hun berouw aldus te kennen gaven, werd terecht verwacht dat zij de Messias, Christus Jezus, zoals hij door Johannes de onderdompeler was aangekondigd, zouden aanvaarden.
20. (a) Toon verder aan dat Johannes’ onderdompeling een symbool was van een hieraan voorafgegaan berouw. (b) Toon aan of Jezus’ doop voor christenen al dan niet verschillend was van de doop van Johannes.
20 De moderne vertalingen van de christelijke Griekse Geschriften (dikwijls het Nieuwe Testament genoemd) bevestigen dit punt verder, zoals men zal opmerken uit de volgende vertolkingen van Johannes’ woorden in Mattheüs 3:11: „Ik doop u wel met water wegens uw berouw” (NW). „Ik doop u in water ten teken van uw berouw” (AT). „Ik doop u in water ten einde uw berouw af te beelden” (C.B. Williams). In Lukas 3:3 lezen wij dat Johannes de Doper ’de doop predikte van hen die berouw hadden tot vergeving van zonden’ (NW). „Een doop predikend welke afhankelijk was gesteld van berouw” (Williams). „Een doop aankondigend waardoor de mensen toonden berouw te hebben, opdat hun zonden vergeven zouden worden” (Knox). Juist omdat Johannes personen doopte als een symbool van het berouw dat zij hadden getoond, berouw wegens zonden welke zij tegen de Wet hadden begaan, kon hij niet begrijpen waarom Jezus naar hem toe kwam om ondergedompeld te worden, want Jezus had geen zonden tegen de Wet begaan. Toch zeide Jezus tot hem: „Laat het ditmaal zo zijn, want aldus betaamt het ons alles wat rechtvaardig is, te volbrengen” (Matth. 3:15, NW). Nog een bewijs dat Jezus’ doop en christelijke onderdompeling niet hetzelfde is als de doop welke door Johannes de Doper werd toegediend, wordt gevonden in het verslag dat in Handelingen 19:1-5 (NW) staat opgetekend: „In de loop der gebeurtenissen, terwijl Apollos in Korinthe was, ging Paulus door het binnenland en kwam af naar Efeze, en vond enkele discipelen, en hij zeide tot hen: ’Hebt gij heilige geest ontvangen toen gij gelovigen werdt?’ Zij zeiden tot hem: ’Wat, wij hebben nooit gehoord of er een heilige geest is.’ En hij zeide: ’Waarin werdt gij dan gedoopt?’ Zij zeiden: ’In Johannes’ doop.’ Paulus zeide: ’Johannes doopte met de doop van hen die berouw hadden, terwijl hij tot de mensen zeide, dat zij moesten geloven in degene die na hem kwam, namelijk, in Jezus.’ Toen zij dit hoorden, werden zij in de naam van de Here Jezus gedoopt.”
21. Wat zal in het volgende artikel worden beschouwd met betrekking tot hen die zijn gedoopt?
21 Jezus stelde derhalve een voorbeeld en begon iets nieuws, niet een doop tot kwijtschelding van zonden noch als een symbool van berouw, maar de christelijke onderdompeling als symbool van het feit dat de persoon zich had opgedragen, evenals Jezus zelf zijn opdracht er door had gesymboliseerd. In het volgende artikel zal worden gesproken over de christelijke vereisten welke er in deze tijd bestaan voor de doop en voor hen die zijn gedoopt.