De opperste wil welke volbracht moet worden
’Zie! hier ben ik om uw wil te doen o God.’ — Hebr. 10:7.
1, 2. (a) Welk verband bestaat er tussen Gods wil en eindeloos leven van zijn schepselen? (b) Wat kunnen oprechte mensen thans het beste kiezen?
HET is Gods opperste wil dat overwinnaars eindeloos zullen leven (Openb. 2:10, 11; 21:6, 7). De voornaamste overwinnaar is Jezus Christus, die eens heeft gezegd: „In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar schept moed! ik heb de wereld overwonnen” (Joh. 16:33). Nadat de levende God, Jehovah, die ter dood gebrachte voornaamste Overwinnaar, Jezus, op aarde uit de dood had opgewekt en in de hemel had verheerlijkt, deed Jezus een moordlustige vervolger, Saulus van Tarsus, die in het vroegere Syrië reisde, plotseling stilhouden en zei tot hem: „Hiertoe heb ik mij zichtbaar voor u gemaakt, . . . om u te kiezen als . . . een getuige . . . u bevrijdend . . . uit de natiën, waartoe ik u zend, om hun ogen te openen, om hen . . . van de autoriteit van Satan tot God te keren” (Hand. 26:16-18). Toen en tot aan onze tijd (bijna zesduizend jaar lang, tot 1914 n. Chr.) oefende de grootste goddeloze vrijelijk de „autoriteit van Satan” over deze gehele wereld of dit hele samenstel van dingen dat Jezus had overwonnen uit. Christus’ volgelingen moeten eveneens een dergelijke overwinning behalen.
2 Toen Jezus nog op aarde was, zei hij al: „Niemand kan een slaaf zijn van twee meesters; want, of hij zal de een haten en de ander liefhebben, of hij zal de een aanhangen en de ander verachten. Gij kunt geen slaven van God en van de Rijkdom zijn” (Matth. 6:24). Wij vragen u in alle ernst, dient u thans de geliefde, edele en liefdevolle Meester die door Jezus werd en wordt gediend? Bent u evenals Jezus een slaaf van de allerhoogste God? Met andere woorden, hebt u het weloverwogen en met alle bereidwilligheid verkozen naar Jezus’ Meester, de ware God, Jehovah, te luisteren en Hem te gehoorzamen? Schept u er evenals Jezus behagen in Gods wil te volbrengen? Heeft u zich eens en voor al afgekeerd van de „autoriteit van Satan” en u gewend naar die van de Allerhoogste, door uw leven weloverwogen en vrijwillig aan Jehovah’s dienst op te dragen? Vraagt u zich af wat wij onder het zich opdragen verstaan?
3. Wat betekent het eigenlijk dat men zich opdraagt?
3 Zich opdragen betekent dat men zich vrijwillig aan een godheid, een heilig voornemen, of een bepaalde persoon, een beginsel, de wetenschap, een natie, of zelfs een speciaal beroep of een bepaalde levenswijze toewijdt. Het zich opdragen heeft de meeste zin en is van het grootste belang wanneer men van het streven naar al het andere afziet en zich plechtig aanbiedt aan een goddelijke persoon in toewijding aan Jehovah God. Dat betekent dat u uw wil richt naar die van de Allerhoogste God. Wanneer men zich aan De Goddelijke Persoon opdraagt, moet men dit onvoorwaardelijk, zonder enige beperkingen doen. Het kan geen verdeelde toewijding of opdracht zijn, want zoiets zou in Jehovah Gods ogen geen waarde hebben. Hij verlangt absolute of exclusieve toewijding. — Ex. 20:5; 34:14; Deut. 4:24; 6:15.
4. Hoe bezag Jezus het zich opdragen aan God?
4 Het volmaakte voorbeeld van het zich opdragen aan Jehovah is wel Gods Zoon, Christus Jezus. In de volgende woorden staat aangegeven hoe hij zich opdroeg: „In het doen van uw wil, o mijn God, heb ik behagen geschept.” Zijn hele toewijding ging slechts naar God uit. Hij liet niets daarop inbreuk maken. Toen Jezus op aarde was, kende hij zijn Vader in de hemel, was hij met diens wet op de hoogte en had deze lief. Hij was bekend met wat er met de natie Israël en anderen die hun verbondsverhouding met de Almachtige God hadden geschonden, was gebeurd. Deze kennis was er de oorzaak van dat hij er nog meer naar verlangde zijn wil naar die van zijn Vader te richten. Ja, hij was in dit opzicht onvermurwbaar. — Ps. 40:8 (vs. 9, SV); Joh. 4:34; 6:38.
5. (a) Wat wordt er van een christen die zich aan God heeft opgedragen, verlangd? (b) Waarom is het nodig drastische wijzigingen in onze leefwijze aan te brengen?
5 Wanneer iemand zich aan het doen van Jehovah Gods wil opdraagt, betekent dit derhalve dat hij zijn vroegere leefwijze volledig moet veranderen, ook al was deze heel normaal voor deze wereld welke onder de „autoriteit van Satan” staat. De neigingen en verlangens van degene die zich heeft opgedragen, veranderen niet automatisch, maar doordat hij zijn geest hervormt. Zijn handelen wordt niet meer bepaald door de denkwijze dezer oude wereld maar door een nieuwe. Dit is het resultaat van een rustige, zorgvuldige, ernstige meditatie over Gods Woord en niet van een wonderbaarlijke of emotionele verandering welke plotseling plaats vindt. ’s Mensen geest is gewoonlijk op zonde gericht, omdat onze eerste ouders, Adam en Eva, het weloverwogen verkozen de wil van Jehovah Gods vijand, Satan, te doen. Zij vergaten hoe de wil van de ware God jegens hen luidde. „Door één mens [is] de zonde de wereld . . . binnengekomen en door de zonde de dood, en zo heeft de dood zich tot alle mensen uitgebreid omdat zij allen hadden gezondigd” (Rom. 5:12). Wij zijn naar dat zondige patroon gevormd en bevinden ons onder het doodsoordeel. Het is daarom gebiedend noodzakelijk dat er een verandering plaats vindt en van het allergrootste belang dat de geest nieuwe kennis uit Gods Woord tot zich neemt. Wij moeten ons blijven afkeren van de oude denkwijze, welke naar deze oude wereld of dit samenstel van dingen is gevormd. Wij moeten de nieuwe erkennen en het verlangen koesteren ons te veranderen of berouw te tonen ten aanzien van de oude handelwijze en onze leefwijze vormen naar het nieuwe patroon. Hiertoe moeten wij Paulus’ raad opvolgen: „Trekt de oude persoonlijkheid met haar praktijken uit en bekleedt u met de nieuwe persoonlijkheid die door nauwkeurige kennis wordt vernieuwd naar het beeld van haar schepper, . . . opdat gij waardiglijk moogt wandelen voor Jehovah, om hem volledig te behagen, terwijl gij vrucht blijft dragen in ieder goed werk en blijft toenemen in de nauwkeurige kennis Gods.” Hieruit blijkt dat men zijn levenspatroon volledig moet wijzigen, niet langer overeenkomstig de oude wereld maar naar de nieuwe. Tevens moeten wij in gedachten houden dat Christus Jezus zijn levensbloed gaf voor deze nieuwe wereld van rechtvaardigheid, want dan zal men eeuwig leven kunnen verkrijgen. Johannes geeft te kennen dat de huidige oude wereld voorbijgaat. „Hebt de wereld niet lief noch dat wat in de wereld is. . . . De wereld gaat bovendien voorbij en ook haar begeerte, maar wie de wil Gods doet, blijft tot in eeuwigheid.” — Kol. 3:9, 10; 1:10; 1 Joh. 2:15, 17.
6. In welk opzicht kunnen wij zeggen dat een hedendaags menselijk schepsel naar Gods beeld is?
6 Aangezien de oude wereld voorbijgaat, moet een christen haar de rug toekeren om leven in de nieuwe wereld te kunnen krijgen. Wanneer zijn geest dan is hervormd, zijn denkwijze gewijzigd en gericht is op het Woord van de Almachtige God, kan er terecht worden gezegd dat hij naar Gods beeld is geschapen, evenals dit oorspronkelijk met Adam voor zijn overtreding het geval was. Wanneer het schepsel zich door Gods superieure kennis laat vormen, kan er terecht worden gezegd dat hij weer naar Gods beeld is. Dat betekent niet dat men dan volmaakt is, maar men denkt veeleer op de hoge en verheven wijze die Jehovah God eigen is. Wanneer men aldus handelt, behaagt men de Almachtige God en is men voor Hem aanvaardbaar.
JUISTE GEESTESGESTELDHEID VOORDAT MEN ZICH AAN GOD OPDRAAGT
7. Wat is berouw? Waarom is dit nodig?
7 Jesaja geeft een beschrijving van de nederige, berouwvolle persoon: „De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten en hij bekere zich tot den HERE [Jehovah], dan zal Hij Zich over hem ontfermen — en tot onzen God, want Hij vergeeft veelvuldig.” Hieruit blijkt hoe gemakkelijk Jehovah te benaderen is. De nederige die Jehovah wil vinden, zal Hij via zijn Zoon Christus Jezus ontvangen en Hij zal het schepsel zijn zonden welke hij bij zijn geboorte van zijn zondige ouders heeft geërfd, vergeven. Paulus toont vervolgens aan hoe belangrijk het is de oude persoonlijkheid af te leggen: Gij dient „de oude persoonlijkheid, die met uw vroegere gedragslijn overeenkomt en naar haar bedrieglijke verlangens wordt verdorven, . . . weg te doen; maar . . . nieuw . . . te worden gemaakt in de kracht die uw geest aandrijft en de nieuwe persoonlijkheid . . . aan te doen, welke naar Gods wil in ware rechtvaardigheid en liefderijke goedgunstigheid werd geschapen.” Paulus brengt ons dus levendig onder de aandacht dat wij geheel met onze vroegere leefwijze en verlangens moeten breken. Vervolgens zal de door een studie van Jehovah’s Woord en een kennis van zijn voornemens gevormde nieuwe denkwijze de stuwende kracht in het leven van de christen zijn. — Jes. 55:7, NBG; Ef. 4:22-24.
8. Welke hoedanigheden dient men na zijn bekering aan te kweken?
8 Nadat men zijn geest heeft hervormd, zal men een geweldig respect voor Jehovah en Zijn Woord hebben. Men zal dan Paulus’ vermaning ter harte nemen: „Bekleedt u . . . met tedere genegenheden van mededogen, goedgunstigheid, ootmoedigheid van geest [nederigheid], zachtaardigheid en lankmoedigheid.” Deze hoedanigheden vindt men in de oude wereld niet, maar alleen in de nieuwe. Alhoewel Paulus zich tot de christenen richtte, had Jehovah dit reeds veel eerder gezegd. Hieruit blijkt hoe hoog hij zulke eigenschappen aanslaat: „Op zulken sla Ik acht: op den ellendige, den verslagene van geest [die nederig is en deemoedig van hart, PC] en wie voor mijn woord beeft.” De nederige toont grote achting voor de Allerhoogste God, Jehovah. — Kol. 3:12; Jes. 66:2, NBG.
9. Wat voor soort van dienstbaarheid is er nodig en waarop moet die gebaseerd zijn?
9 Kan een gewoon iemand vurige, onverdeelde liefde voor de Almachtige Schepper aan de dag leggen? Ja, hij moet Hem exclusief zijn toegewijd en zijn hart moet branden van ijver om Hem te dienen, zoals een gewillige slaaf zijn geliefde meester dient. Dienen betekent gehoorzamen. Zij die Jehovah gehoorzamen, doen dit uit liefde voor hem: „Indien iemand mij liefheeft, zal hij mijn woord nakomen en mijn Vader zal hem liefhebben, en wij zullen tot hem komen en bij hem gaan wonen. Wie mij niet liefheeft, slaat geen acht op mijn woorden; en het woord dat gij hoort, is niet van mij maar behoort de Vader toe, die mij heeft gezonden” (Joh. 14:23, 24). Gods hele wet en al zijn geboden zijn eigenlijk onder één noemer samen te brengen, liefde. Christus Jezus gaf dit aldus te kennen: „Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw geest en geheel uw kracht [levenskracht].” Dat houdt dus alles in. Het schepsel moet de Schepper, Jehovah, volkomen, in ware loyaliteit, liefhebben en dienen. — Mark. 12:30; Deut. 6:5.
10. (a) Hoe dient men zichzelf te bezien nadat men zich aan God heeft opgedragen? (b) Tot in welke mate moet men zich aan Jehovah onderwerpen?
10 Ware volgelingen van Christus moeten zichzelf dus geheel wegcijferen, zoals hij zei: „Wanneer iemand achter mij wil komen, hij verloochene zichzelf.” Wie zichzelf verloochent, zet zijn eigen belangen opzij en kiest niet zelf zijn levensloopbaan. Hij tracht daarentegen Jehovah’s wil en voornemens voor thans en de toekomst betreffende hem tot de zijne te maken. Vervolgens gedraagt hij zich dienovereenkomstig.
HET ZICH OPDRAGEN AAN GOD BRENGT VERANTWOORDELIJKHEDEN MET ZICH MEE
11. (a) Hoe dient men verantwoordelijkheid te bezien? (b) Naar welke voorbeelden dienen christenen hun leven te vormen?
11 Hierdoor laadt degene die zijn leven aan Jehovah opdraagt zich een zware verantwoordelijkheid op de schouders. Men is verplicht deze last getrouw te torsen, het wordt niet aan ons overgelaten het al dan niet te accepteren. Dit houdt in dat men bereidwillig, opdat Gods wil volbracht mag worden, afstand doet van het kiezen van een bepaalde levenswijze. Spot, laster, lijden, vervolging, foltering of gevangenzetting kunnen ons deel worden wanneer wij het verkiezen de loopbaan van Jehovah’s voornaamste Getuige, Christus Jezus, te volgen. Onder alle omstandigheden blijft degene die zich aan Jehovah heeft opgedragen, Jezus volgen en Gods wil volbrengen. Hij beseft dat hij hiertoe een overeenkomst is aangegaan. Hij moet zijn verantwoordelijkheid dan ook positief onder ogen zien, zoals Jesaja, die zei: „Hier ben ik, zend mij.” Wanneer men Gods Woord leert kennen en deze verantwoordelijkheid inziet, vindt men die niet te zwaar. Noch bekruipt een gevoel van lafheid ons of zijn wij bang dat wij zullen falen. Wie in Jehovah’s eeuwige nieuwe wereld verwacht te leven, blijft Gods Woord gehoorzamen dat hij ’niet vrezen’ mag; hij overwint de geest van vrees en lafheid. Hij denkt aan Jehovah’s openbaring aan Johannes, die toen schreef: „Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, . . . Een ieder die overwint, zal die beërven en ik zal zijn God zijn en hij zal mijn zoon zijn. Wat de lafhartigen aangaat en zij die geen geloof hebben . . . en alle leugenaars, hun deel zal zijn in de poel die brandt met vuur en zwavel. Dit betekent de tweede dood.” Paulus schreef Timotheüs ook een zeer aanmoedigende en bemoedigende vermaning: „God heeft ons geen geest van lafhartigheid gegeven, maar die van kracht, liefde en een gezond verstand. Word daarom niet beschaamd voor het getuigenis omtrent onze Heer, noch voor mij, een gevangene om zijnentwil, doch neem uw aandeel op u in het lijden van kwaad ter wille van het goede nieuws, naar de kracht Gods.” Wanneer wij goed willen begrijpen wat wij onder het zich opdragen aan God moeten verstaan, kijken wij niet naar Judas Iskariot of anderen die faalden, zoals Satan zelf, maar naar de lange rij krachtige, getrouwe, moedige overwinnaars welke de bijbel voor ons opsomt. Hun levensloop verschaft ons een navolgenswaardig voorbeeld. Wij kunnen even vastberaden en gehoorzaam zijn als zij. De vroege christenen, waaronder Christus’ getrouwe apostelen, waren alles behalve bevreesd. Dan zijn er nog mannen als Abraham, Izak, Jakob en David en vrouwen als Sara, Rachab, Debora en Jaël en nog vele anderen in die lange rij moedige getuigen van Jehovah teruggaande tot op, de rechtvaardige Abel, die zich aan hun verbond hielden. Hun hoop was sterk verankerd in Jehovah’s opperste macht. Zij geloofden zelfs dat hij de doden zou kunnen opwekken. Zulk een versterkend geloof zal ons helpen de vijand niet te vrezen, ook al kost dit ons op het moment het fysieke leven. — Luk. 9:23; Jes. 6:8, NBG; Openb. 21:1, 7, 8; 2 Tim. 1:7, 8.
12. Tegenover welke keus staat elke ware christen?
12 Men is persoonlijk verantwoordelijk voor de keus welke men doet inzake zijn levensloop. Mozes gaf dit als volgt te kennen: „Ik [heb] u het leven en de dood . . . voorgesteld, de zegen en de vloek, en gij moet het leven kiezen opdat gij moogt blijven leven, gij en uw nageslacht.” Hoe kan men thans echter het leven kiezen? Door de voor een ware christen uitgestippelde loopbaan te volgen, „door Jehovah, uw God, lief te hebben, door naar zijn stem te luisteren en hem trouw te blijven, want hij is uw leven en de lengte uwer dagen.” Wij kiezen het leven door ons geheel aan Jehovah op te dragen in de verwachting hem voor eeuwig te gehoorzamen en onze lading verantwoordelijkheid te dragen. — Deut. 30:19, 20.
13. (a) Welke beslissing nam Jozua? (b) Wat gebeurt er met hen die thans geen juiste keus doen?
13 Jozua toonde ook vrijmoedig dat men persoonlijk moet kiezen Jehovah al dan niet exclusieve toewijding te geven. „Indien het nu slecht is in uw ogen Jehovah te dienen, kiest dan heden zelf wie gij zult dienen, hetzij de goden die uw voorvaderen die aan de andere zijde van de Rivier waren, hebben gediend of de goden van de Amorieten, in wier land gij woont. Maar aangaande mij en mijn huisgezin, wij zullen Jehovah dienen.” Iedereen die zich nog niet aan Jehovah heeft opgedragen, heeft thans dezelfde vrijheid van keuze. Door zijn keus zal zijn bestemming uiteindelijk bepaald worden, hetzij het leven hetzij de dood. Wanneer men thans in deze dag van Jehovah’s macht weigert zijn leven aan Jehovah op te dragen om hem te dienen, zal het in Armageddon (zoal niet daarvoor) weggenomen worden als een veroordeelde zondaar. Is men eenmaal zover dat men Jehovah met zijn hele hart, ziel en geest wil dienen, dan vraagt men zich niet af, ’Zal ik mij aan Jehovah opdragen?’ Vroeger heeft Christus Jezus door zijn loopbaan te kennen gegeven dat wij ons aan God moeten opdragen om zijn wil te volbrengen. Men dient zich derhalve af te vragen, Heb ik het juiste inzicht in Jehovah’s wil, en wat eist hij van mij om een ware volgeling van Christus Jezus te kunnen zijn, die vanaf nu Jehovah’s wil gaat doen? Wanneer men dat juiste inzicht heeft, aarzelt hij die Jehovah oprecht wil dienen, niet meer. Jehovah heeft te kennen gegeven dat wij om leven te kunnen verkrijgen deze voorwaartse stap moeten doen. Wie in Christus voetspoor treedt en zich aan die overeenkomst houdt, is waarlijk een christen. De gehoorzame volgeling van Christus belijdt of symboliseert dan in het openbaar voor anderen dat hij zich aan God heeft opgedragen, door zich in water te laten dopen.
WAT HET ZICH OPDRAGEN AAN GOD VOOR U BETEKENT
14. (a) Wat gaat er aan het zich opdragen aan God vooraf? (b) Wat volgt op de opdracht? (c) Wat omvat het zich opdragen aan Jehovah?
14 Voordat men zich aan Jehovah opdraagt, moet men zijn ziel grondig doorzoeken. Men moet beseffen dat wanneer men zich aan Jehovah opdraagt, men zich ’naar hem keert.’ Het betekent dat men berouw heeft of zich afkeert van de ongehoorzame, zondige levenswijze in de oude wereld welke men tot op dat moment heeft geleid. Hij die berouw heeft, ziet zich als zondaar nu vanuit Jehovah’s standpunt. Hij erkent Jehovah’s liefderijke voorziening van Christus Jezus als de Verlosser, Loskoper of Degene die het rantsoen verschafte. Hij erkent dat hij door geloof in de koop- of loskoopwaarde van het vergoten bloed van Christus Jezus te oefenen, op juiste wijze in harmonie of eendracht met de Heilige, Jehovah, kan komen. Dan zal er een verandering plaatsvinden. Dit is geen wonderbaarlijke verandering, maar het begin van een nieuwe geestesgesteldheid waardoor van nu af onze levensloop wordt gevormd als van iemand die onverstoorbaar en graag Jehovah’s geopenbaarde wil volbrengt. In dit opzicht betekent het zich opdragen aan God dat men een zeer gewichtige beslissing moet nemen. Wanneer men zijn leven aan Jehovah opdraagt, verwacht men dat Jehovah zijn beloften inlost, en dat zal ongetwijfeld ook geschieden. Jehovah verwacht echter ook dat degene die hij ontvangt, zijn opdrachtsgelofte nakomt. Men kan zich beslist niet slechts gedeeltelijk opdragen aan Jehovah. Men kan dus niets achterhouden, of in zijn geest het besluit nemen zich slechts in beperkte mate aan Jehovah op te dragen. Er kan niet toegestaan worden dat ook maar iets afbreuk doet aan de volledigheid van onze opdracht aan Jehovah. Wanneer wij ons aan God opdragen, gaat dit dus werkelijk gepaard met een zware verantwoordelijkheid. Men mag niet een geest krijgen van, Nu dat prediken van Gods Woord doe ik alleen maar wanneer ik daar zin in heb. Het predikingswerk is een verplicht onderdeel van de toegewezen taak, evenals in het geval van Christus Jezus. Toen hij zich aan Jehovah opdroeg, was dit het begin van zijn predikingswerk en nimmer week hij daar van af of liet hij toe dat iets inbreuk maakte op zijn nieuwe levenswijze. Hij had besloten deze levenswijze te gaan volgen en had ingestemd met wat dat meebracht.
15. Waarmee kan het zich opdragen aan God worden vergeleken?
15 Aangezien hier het begin wordt aangegeven, kan het worden vergeleken met onze geboortedag: het is het begin van ons nieuwe leven. Hiervoor genoten we slechts in zeer beperkte mate van het leven en dat nog onder de veroordeling omdat wij onze gevallen staat van Adam hebben meegekregen.
16, 17. (a) Hoe dienen zij die zich pas aan God hebben opgedragen deze stap te beschouwen? (b) Welk doel heeft degene die zich pas heeft opgedragen voor ogen?
16 Men moet net als een kind graag willen leren, blijven leren en tot rijpheid groeien. Wij merken vaak hoe een kind graag zijn ouders imiteert en ook hoe het graag volwassen wil zijn. Het weet dat het daarvoor moet studeren en het doet dit dan ook graag. Een kind neemt gauw kennis op omdat het geen kind of zelfs geen adolescent wil blijven. De „pasgeboren” christen dient in het voor hem liggende leven net zo te handelen.
17 Kinderen willen maar al te graag afstappen van melkkost of week voedsel. Zij willen graag dezelfde stevige kost als hun ouders, omdat zij beseffen dat dit bij volwassenen past. Met christenen gaat het net zo. Paulus gaf de raad: „Vast voedsel behoort echter bij rijpe mensen, bij hen die door gebruik hun waarnemingsvermogen hebben geoefend in het onderscheiden van goed en kwaad. Laten wij daarom, nu wij de elementaire leer omtrent de Christus hebben verlaten, voortgaan tot rijpheid, niet wederom een fundament leggend, namelijk, berouw over dode werken en geloof jegens God, de leer over soorten van doop en het opleggen der handen, de opstanding der doden en het eeuwige oordeel.” — Hebr. 5:14–6:2.
18. Waarnaar dient hij die zich heeft opgedragen te streven? Wat zal zijn hart vreugde bezorgen?
18 De christen dient er ijverig naar te streven kennis op te doen, opdat hij geestelijk rijper wordt en zich beter van zijn opdrachtsgeloften kan kwijten en anderen kan helpen, die daardoor geholpen worden het leven te verkrijgen. Christenen kunnen vergeleken worden met tot volwassenheid opgroeiende jongens en meisjes. Wanneer zij volwassen zijn en trouwen, brengen zij nieuwe kinderen ter wereld. Zo is het ook met rijpe christenen. Doordat zij zeggen „Komt!” leiden zij anderen tot het water des levens, degenen die naar hen luisteren zeggen hun vroegere handelwijze vaarwel, gaan ook studeren en komen zover dat zij hun leven opdragen aan het doen van Jehovah’s wil. Christelijke rijpheid is iets wonderbaarlijks; wie die rijpheid bezitten, zijn gelukkig. Degenen echter die hun rijpheid en geluk aanschouwen, voelen zich eveneens gelukkig.
19. Waarom moet hij die overweegt zich aan God op te dragen, zeer beslist de kosten berekenen?
19 Wanneer men overweegt of men zich aan Jehovah zal opdragen, komen wellicht de volgende gedachten wel eens boven: ’Ik kan onmogelijk aan dit predikingswerk deelnemen; toch heb ik liefde voor God en wil ik hem dienen. Ik zal in heel mijn leven rekening met hem houden, maar mij helemaal aan hem opdragen, neen, dat kan ik toch echt niet.’ In het begin redeneert men wellicht zo. Wanneer men echter zo’n geestesgesteldheid heeft, dient men te blijven studeren, nauwkeurige kennis tot zich te blijven nemen, want wanneer men in zijn denken rijper is geworden, zal men gemakkelijk de juiste beslissing kunnen nemen. Bedenk wel, het is een van levensbelang zijnde beslissing. Wij zouden het kunnen vergelijken met een man die, met het oog op de toekomst, van plan is een huis te gaan bouwen. Zelfs dan moet men echter, zoals Jezus zei, er eens rustig voor gaan zitten om de kosten te berekenen: „Wie van u bijvoorbeeld een toren wil bouwen, gaat niet eerst zitten om de kosten te berekenen, ten einde te zien of hij genoeg heeft om de toren te voltooien? Anders zou hij misschien het fundament er van leggen maar niet de geldmiddelen hebben om het werk te voleindigen en alle toeschouwers zouden hem wellicht gaan bespotten, zeggende: ’Deze man begon te bouwen, maar had niet de geldmiddelen om het werk te voleindigen.’” Wanneer men zich aan God wil opdragen, dient men de kosten van zulk een handelwijze te berekenen en dan de eenmaal gekozen weg tot aan het eind aan te houden. Men dient verstandig en ijverig te werk te gaan. — Luk. 14:28-30.
HET ZICH OPDRAGEN AAN GOD SCHENKT GELUK
20. Welke zegeningen heeft Jehovah voor zijn dienstknechten die zich aan Hem opdragen, weggelegd? Wat schenkt vreugde?
20 Waarom zou u datgene wat u moet achterlaten, niet eens afwegen tegen wat Jehovah u belooft? (Matth. 19:27-29) Sta daar eens bij stil en denk er eens over na! Over welke goede dingen verheugt u zich welke u niet in de eerste plaats van Jehovah heeft gekregen, zoals het vermogen om iemand uw toewijding, lof en bereidwillige dienst aan te bieden? Al deze dingen, ja uzelf, zult u in geluk aan Jehovah opdragen om hem te dienen. U geeft ze Jehovah graag via de Rechtvaardige, Jezus Christus, voor de onuitsprekelijke voorrechten en zegeningen welke onophoudelijk het deel van Gods dienstknechten die zich aan hem hebben opgedragen, zijn. Bedenk echter wel dat men dan gemachtigd is een getuige van Jehovah genoemd te worden en in Zijn naam te spreken. Gods dienstknechten, die zich aan hem hebben opgedragen, zijn in deze ten ondergang gedoemde en stervende oude wereld de gelukkigste mensen. Ja, zij verwachten dat zij Gods universele oorlog te Armageddon zullen overleven en vol vertrouwen zien zij uit naar het eeuwige leven op het de gehele aarde omvattende paradijs van volmaaktheid. Er hangt dus veel van af of men zich al dan niet aan God opdraagt en of men zich vervolgens nauwgezet van de opdracht kwijt. Het grootste geluk zal ons ten deel vallen wanneer wij rechtschapen blijven en getrouw overeenkomstig onze opdrachtsgeloften leven. Doen wij dit niet, dan ziet het er wanhopig voor ons uit.
21. Wat omvat het wanneer wij ons aan God opdragen?
21 De volledige strekking en de belangrijkheid van het zich opdragen aan God kan waarschijnlijk het best samengevat worden in Jezus’ woorden: „Gij kunt er derhalve zeker van zijn dat niemand van u die niet al zijn bezittingen goedendag zegt, mijn discipel kan zijn” (Luk. 14:33). Er kan niet toegestaan worden dat ook maar iets inbreuk maakt op ons opgedragen-zijn aan Jehovah, geen echtgenote, echtgenoot, familie of andere dierbare zaken in deze wereld. Wanneer men zich aan Jehovah opdraagt, moet dit in alle opzichten ondubbelzinnig blijken. Men is dan verplicht Jehovah exclusieve toewijding te geven.