Met God wandelen
„Hij heeft u verteld, o aardse mens, wat goed is. En wat vraagt Jehovah van u terug, dan gerechtigheid te oefenen en goedheid lief te hebben en nederig met uw God te wandelen?” — Micha 6:8, NW.
1. Waarmee kan het worden vergeleken dat wij met God wandelen, en waarom?
ZOU u zich een olifant en een mier kunnen voorstellen die zij aan zij in een circusoptocht meelopen? Of een kangoeroe en een vlo die te zamen al huppend door de Australische wildernis trekken? Ongerijmd? Stellig! Toch zou de gedachte dat wij nietige, zwakke en onvolmaakte mensen, slechts stofjes op een stofje, met Jehovah, de Almachtige, de Allerhoogste God, de Soeverein van het gehele universum, kunnen en mogen wandelen, oneindig veel ongerijmder zijn, ware het niet dat hij zelf voor deze gedachte verantwoordelijk is.
2, 3. Wie hebben met God gewandeld, en wat moet God voor ons zijn opdat wij met hem zullen wandelen?
2 Zo wordt ons in Gods Woord verteld, dat ’Henoch met de ware God bleef wandelen’, ’Noach met de ware God wandelde’ en dat Levi, dat wil zeggen de levitische priesterschap, met God wandelde. In feite verwacht God dat al zijn dienstknechten met hem zullen wandelen, want wij lezen: „Wat vraagt Jehovah van u terug, dan . . . nederig met uw God te wandelen?” — Gen. 5:22; 6:9, NW; Mal. 2:4, 6; Micha 6:8, NW.
3 Jehovah moet, willen wij met God wandelen, bijzonder werkelijk voor ons zijn, zelfs nog werkelijker dan onze naasten van vlees en bloed. Over Mozes lezen wij: „Hij bleef standvastig, als ziende den Onzienlijke.” Wij moeten net als de psalmist David kunnen zeggen: „Mijn ogen zijn bestendig op den HERE.” „Ik stel mij den HERE bestendig voor ogen.” — Hebr. 11:27; Ps 25:15; 16:8.
4, 5. Waarom gebiedt God het ons dat wij met hem zullen wandelen?
4 Waarom geeft God ons het gebod om met hem te wandelen? Ter wille van zijn soevereiniteit en ons geluk. Wij zijn het God verschuldigd met hem te wandelen. Als Schepper en Opperste Soeverein heeft hij het recht ons te gebieden hoe wij dienen te wandelen. Alleen doordat allen met hem wandelen, kunnen zijn voornemens verwezenlijkt worden, kan er vrede en harmonie in zijn domein heersen. Indien wij, omdat wij uit vrije wil kunnen handelen, zouden weigeren met hem te wandelen, zou Jehovah ons als opstandelingen moeten vernietigen.
5 Jehovah heeft onze hoogste en beste belangen op het oog wanneer hij ons het bevel geeft met hem te wandelen. Wanneer wij met God wandelen, kunnen wij er zeker van zijn dat wij in de juiste richting gaan, want God is alwetend en maakt nooit fouten. Bovendien is het het veiligste om met God te wandelen, daar er onder zijn schaduw volledige bescherming te vinden is. — Spr. 2:6-9; Ps. 91:1.
6. Om welke andere redenen dienen wij met God te wandelen?
6 Het is niet alleen juist en verstandig om met God te wandelen, maar wij leggen er ook liefde door aan de dag en het zal ons bijzonder gelukkig maken. Het schenkt zelfs God geluk wanneer hij ziet dat wij een verstandige loopbaan volgen en met hem wandelen. Met het oog op alles wat hij voor ons heeft gedaan, dienen wij stellig liefde en waardering aan de dag te willen leggen door te trachten hem te behagen. Evenals wij graag met iemand die wij liefhebben, willen wandelen en ons in zijn aanwezigheid verheugen, zullen wij ons ook, wanneer wij onze hemelse Vader Jehovah God liefhebben, graag in zijn tegenwoordigheid willen bevinden en altijd met hem willen wandelen. — Spr. 27:11.
TEGENSTAND HET HOOFD GEBODEN
7. Welke machtige onzichtbare tegenstand ondervinden wij wanneer wij met God wandelen?
7 Met God wandelen, wil niet zeggen dat wij de weg van de minste weerstand volgen. Wij zullen veeleer juist wanneer wij met God wandelen, van drie zijden tegenstand ondervinden. Allereerst is er de tegenstand van de zijde van Satan en zijn demonen. Wellicht zegt u: ’Ik geloof niet dat er een Duivel bestaat!’ Petrus en Paulus geloofden dit echter wel, en Petrus schreef er het volgende over: „Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wien hij zal verslinden.” Paulus zei voorts: „Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels; want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten.” De bijbel laat er geen twijfel over bestaan dat dit werkelijke wezens zijn, onzichtbare persoonlijkheden die machtig en goddeloos zijn, vastbesloten ons ervan af te brengen met God te wandelen, ten einde het bewijs te leveren voor Satans grootspraak dat niemand zijn rechtschapenheid kan handhaven. — 1 Petr. 5:8; Ef. 6:11, 12.
8. Waarom is de wereld ertegen gekant dat wij met God wandelen?
8 Wanneer wij met God wandelen, moeten wij evenals Henoch, Noach en Jezus en zijn apostelen het hoofd bieden aan de tegenstand van de zijde der wereld. De wereld is er verbolgen over dat wij met God wandelen, omdat onder andere juist door ons gedrag de wereld wordt berispt: „Want lang genoeg heeft de tijd geduurd, die nu voorbij is, waarin gij de zin der heidenen deedt, en geleefd hebt in losbandigheid, wellust, dronkenschap, brasserij, . . . En nu staan ze vreemd te zien en lasteren ze u, omdat gij niet meedraaft naar dezelfde modderpoel van ongebondenheid.” — 1 Petr. 4:3, 4, PC.
9. Vanuit welke bron ondervonden tegenstand heeft hun die met God wandelen, herhaaldelijk droefheid gebracht?
9 Tenslotte zijn er nog de overgeërfde zondige neigingen die er tegen in gaan dat wij met God wandelen. Wat een droefheid hebben getrouwe dienstknechten van Jehovah als Daniël, David en Petrus daarvan ondervonden! Hoe waar zijn Paulus’ woorden ook voor ons: „Als ik het goede wens te doen, is het kwade bij mij aanwezig. Ik, ellendig mens!” Toch kon hij terzelfder tijd zeggen: „Ik kastijd mijn lichaam en leid het als een slaaf, opdat ik niet, na tot anderen gepredikt te hebben, zelf op een of andere wijze verwerpelijk worde.” Wij moeten hierin Paulus’ voorbeeld navolgen. Wij kunnen verwachten dat deze drie krachten zich er tot aan Armageddon tegen zullen blijven verzetten dat wij met God wandelen. — Rom. 7:21, 24; 1 Kor. 9:27, NW; Dan. 9:4-13.
DRIEVOUDIGE HULP
10. Door welke aan Israëls koningen gegeven raad op te volgen, zullen wij worden geholpen met God te wandelen?
10 Ten einde ons te helpen het hoofd te bieden aan deze van drie zijden komende tegenstand, welke het ons onmogelijk tracht te maken met God te wandelen, heeft Jehovah ons drie krachtige hulpmiddelen gegeven. Allereerst bezitten wij Gods Woord. Wat een waardevol hulpmiddel is dit! Het leidt en sterkt ons wanneer wij met God wandelen, en zet ons hiertoe aan. Alleen daarin spreekt Jehovah God rechtstreeks tot ons. Er is geen vervangingsmiddel voor en daarom dienen wij het ons, zoals vroeger de koningen van Israël, tot een gewoonte te maken het ’al de dagen van ons leven te lezen’. — Deut. 17:19, SV.
11, 12. Hoe kunnen wij het meeste voordeel trekken van het lezen van de bijbel?
11 Laten wij ons er bij het lezen van Gods Woord van vergewissen dat wij de betekenis van het gelezene begrijpen, zo niet van elk woord dan toch van de algemene strekking, terwijl wij het terzelfder tijd lezen met de gedachte het op onszelf, ons gedrag en onze bediening toe te passen. Wij dienen ons zelf te vereenzelvigen met of ons in de plaats te stellen van degenen die met God wandelden en ons voor te nemen hun voorbeeld na te volgen. In deze dagen van grote goddeloosheid is het boek Spreuken van bijzondere waarde daar het ons helpt oprecht te wandelen. Laten wij ons er zelfs bij het doorlezen van de Psalmen niet tevreden mee stellen slechts te genieten van de prachtige passages waarin Jehovah wordt geloofd maar laten wij er op letten hoezeer wij er zowel direct als indirect door worden aangemoedigd. Zo worden wij door de allereerste psalm, waarin ons wordt verteld over het geluk van de man die zijn rechtschapenheid handhaaft, aangemoedigd hem na te bootsen.
12 Natuurlijk is het vaak op ons gedane beroep Jehovah te loven een directe aanmoediging die in de psalmen staat opgetekend. Maar dat is lang niet alles. Let er eens op wat de heersers van de wereld in Psalm 2:10-12 wordt bevolen, en wat Gods volk in Psalm 4:5 4 wordt opgedragen: „Weest toornig, maar zondigt niet; spreekt in uw hart op uw leger, en zwijgt.” Door de bijbel op een dergelijke manier te lezen zullen wij waarlijk worden verlicht, gesterkt en bewogen terwijl wij met God blijven wandelen.
13, 14. In welk verdere hulpmiddel heeft God voorzien, en wat moeten wij doen wil dit ons behulpzaam zijn met God te wandelen?
13 Ook heeft God als een hulp voor ons om met hem te wandelen, in een zichtbare aardse organisatie voorzien, „de getrouwe en beleidvolle slaaf”, of het „overblijfsel”, die door Christus Jezus zoals hij had voorzegd, met het beheer over al zijn bezittingen is belast. Deze „slaaf” geeft leiding en verschaft geestelijk voedsel door bemiddeling van aangestelde dienaren en door diverse vergaderingen en gedrukte publikaties. De dienaren in de gemeenten en ook allen die als opzieners dienen, bieden hulp door de raad die zij geven en het goede voorbeeld dat zij stellen: „Gedenkt uw voorgangers, hun die u het woord Gods verkondigd hebben; volgt hun geloof na, lettend op het uiteinde van hun wandel.” — Matth. 24:45-47, NW; Hebr. 13:7, LV.
14 Trek daarom voordeel van de hulp die zij u kunnen bieden. Respecteer hen en werk met hen samen. Dit maakt het natuurlijk noodzakelijk dat wij ’onze bijeenkomst niet verzuimen’. Hoe vaak is deze vermaning al niet onder onze aandacht gebracht! En wat gebeurt er toch nog met het vergaderingbezoek wanneer het weer plotseling slecht wordt? En dat zelfs in grote steden waar men over voldoende vervoermiddelen beschikt. Denk eens aan onze broeders achter het IJzeren Gordijn, die elke maal dat zij bijeenkomen, hun vrijheid in de waagschaal stellen en het riskeren dat hun gezin van elke ondersteuning wordt beroofd. En toch blijven sommigen nog weg omdat het sneeuwt of regent. Waarlijk broeders, dit behoort niet zo te zijn! — Hebr. 10:25.
15, 16. Tot in welke mate dienen wij de Wachttoren-publikaties te waarderen?
15 Wij moeten eveneens, willen wij met God wandelen, bij onze leesgewoonten het oog gericht hebben op de organisatie. Gods zichtbare kanaal voorziet ons van een overvloed aan leesmateriaal, waarvan het doorlezen voor christenen een MOETEN dient te zijn. Sommigen beelden zich in dat zij geen tijd hebben om elke uitgave van De Wachttoren door te lezen; toch vinden de president en de vice-president van het Wachttorengenootschap er wel tijd voor. Hebt u het drukker of hebt u belangrijker werk te verrichten dan zij? Of is het een zaak van selectiviteit? Verspillen wij de tijd door andere dingen te lezen of naar de televisie te kijken wanneer wij de gelegen tijd hadden kunnen uitkopen door De Wachttoren te lezen? Vele waardevolle inlichtingen en vermaningen zijn in de zogenaamde „bij”-artikelen van De Wachttoren opgenomen, waardoor een christen geholpen wordt op de juiste weg te wandelen en ’volkomen te zijn, tot alle goed werk volkomen toegerust’. — 2 Tim. 3:17.
16 Hetzelfde geldt voor het tijdschrift Ontwaakt! Door elke uitgave helemaal te lezen, zal niet alleen uw geestelijke horizon zich verbreden, maar zult u ook worden geholpen alles van Gods gezichtspunt uit te bezien. Neemt u er voorts elke dag de tijd voor af om de dagtekst te beschouwen? En wat is er over het ’Jaarboek’ te zeggen? Lezen degenen die Engels of Duits kennen, de stimulerende en aanmoedigende verslagen die daarin staan? Dit alles zal voor u een hulp zijn om met God te wandelen.
17, 18. Wat kan er worden gezegd over de waarde en de werking van de heilige geest wanneer wij met God wandelen?
17 Jehovah God heeft ons behalve zijn Woord en zijn zichtbare organisatie ook nog zijn heilige geest of werkzame kracht gegeven. Alhoewel de werking ervan in deze tijd voor het natuurlijke oog niet zo duidelijk zichtbaar is als vroeger bij Israël of in apostolische tijden, kan ze met het oog van het geloof toch duidelijk worden waargenomen. In feite kunnen allen zien welk een grote verandering deze geest in personen teweegbrengt en wat een groot werk er in deze tijd in de wereld door tot stand wordt gebracht, ook al erkennen zij de oorzaak, de heilige geest, niet. Wij ontvangen deze geest echter niet buiten Gods Woord, omgang met zijn organisatie en gebed om, afgezonderd van een „horen door geloof”. — Gal. 3:2, NW.
18 Het is duidelijk dat niet alle opgedragen en zelfs rijpe christenen de heilige geest in dezelfde mate bezitten. Ongetwijfeld zijn onzelfzuchtigheid, diepte van toewijding, zelfbeheersing, nederigheid, zachtaardigheid van geest, het naarstig bestuderen van Gods Woord en ijver in Gods dienst er alle op van invloed hoeveel heilige geest wij zullen bezitten. Overgeërfde eigenschappen blijken eveneens geen geringe invloed te hebben op de mate waarin wij de heilige geest vrij op ons leven laten inwerken of de neiging hebben de werking ervan te belemmeren. Hoe kleurrijker de persoonlijkheid des te moeilijker zal het zijn dat de heilige geest zo’n persoonlijkheid geheel en al vervult. Iemand met een kleurrijke persoonlijkheid heeft meer zelfbeheersing van node en moet in het bijzonder op zijn hoede zijn voor de strik van schepselaanbidding. Een rijke persoonlijkheid schijnt een geestelijke gezindheid in de weg te staan, daar iemand met een kleurrijke persoonlijkheid geneigd is zich meer op zichzelf te verlaten, evenals zij die in stoffelijk opzicht rijk zijn, geneigd zijn hun vertrouwen daarin te stellen in plaats van op Jehovah God. — Ps. 52:9 7.
EXCLUSIEVE TOEWIJDING
19. Wat zijn de allereerste stappen wanneer wij met God gaan wandelen?
19 Voordat wij er ook maar mee kunnen beginnen met God te wandelen, hebben wij geloof nodig. Wij moeten geloven dat hij bestaat en dat hij degenen die met hem wandelen, zal belonen. Wij geven er blijk van dat wij geloof bezitten wanneer wij ons eraan opdragen Gods wil te doen en in de voetstappen van Jezus Christus te treden, waardoor wij de allereerste stap doen op onze weg met God. Wij lezen erover: „Zullen twee te zamen wandelen zonder elkaar volgens afspraak ontmoet te hebben?” Willen wij met God wandelen, dan moeten wij hem eerst volgens afspraak ontmoeten doordat wij ons aan hem opdragen en ons in water laten dopen, aldus onze opdracht aan Jehovah in het openbaar belijdend. Wij dragen ons niet, zoals telkens weer in deze publikatie is beklemtoond, aan een onpersoonlijke zaak op, zelfs niet aan een gemeenschap van mensen, maar aan een persoon, de opperste Persoon in het universum, Jehovah God. — Amos 3:3, NW.
20. Welk door Jehovah gestelde doel moet ook ons doel zijn opdat wij met hem zullen wandelen?
20 Van nu aan moeten wij Gods leiding volgen, moeten wij in dezelfde richting gaan als hij en moet zijn doel ons doel zijn. Wat is zijn doel? Vanzelfsprekend de rechtvaardiging van zichzelf, zijn naam en zijn woord door middel van zijn koninkrijk. „Jehovah [is] exclusief . . . toegewijd aan zijn naam. Hij is een God die [dezelfde] exclusieve toewijding [van anderen] eist.” „Ge zult den Heer uw God beminnen met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw verstand en met heel uw kracht.” Daarom gebood Jezus zijn volgelingen: „Zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid.” — Ex. 34:14, NW (uitgave van 1953); Mark. 12:30, PC; Matth. 6:33.
21. Wat wordt er van ons geëist wanneer wij exclusief zijn toegewijd?
21 Evenals Jezus moeten wij met God wandelen door Gods naam en koninkrijk in ons leven op de eerste plaats te stellen. Wij moeten de in Jesaja 43:10-12 en Matthéüs 24:14 opgetekende profetische geboden gehoorzamen. Zoveel wij ertoe in de gelegenheid zijn, moeten wij van huis tot huis en op de hoeken van de straat Jehovah’s naam en koninkrijk aankondigen, nabezoeken brengen en bij hen die zich van hun geestelijke nooddruft bewust zijn, bijbelstudies leiden. Zijn wij exclusief toegewijd, dan zullen wij geen gelegenheid laten voorbijgaan om waar wij ook zijn getuigenis te geven.
22. Wat wordt door het in Lukas 12:48 opgetekende beginsel van ons geëist?
22 Is Jehovah’s dienst werkelijk het belangrijkste in ons leven? Indien dit ons ernst is, zullen wij ons er niet mee tevreden stellen slechts heel weinig getuigenis te geven doch zullen wij ernaar streven op zijn minst aan de minimumvereisten van de gemeentequotums te voldoen. Wij willen evenals Jezus met een verterende ijver vervuld zijn en al het mogelijke doen. Denk eraan: „Van een ieder, wien veel gegeven is, zal veel geëist worden, en aan wien veel is toevertrouwd, van hem zal des te meer worden gevraagd.” Laten wij ons er dus niet tevreden mee stellen zo weinig mogelijk te doen om een christen te zijn. — Luk. 12:48.
23, 24. Wat zijn enkele van de strikken waartegen wij moeten waken indien wij Jehovah exclusief toegewijd willen zijn?
23 Naarmate de tijd voortschrijdt, dient onze ijver toe te nemen. Zou het, indien dit bij ons niet zo is, kunnen zijn dat materialisme of iets anders belemmerend werkt? Sommigen zijn wellicht aan de televisie verslaafd geraakt. Doe uw televisie-apparaat weg wanneer het u in verband met uw aanbidding van Jehovah aan het struikelen brengt en wanneer het kijken ernaar inbreuk maakt op uw persoonlijke studie, uw vergaderingbezoek en velddienst. Het is beter de nieuwe wereld binnen te gaan zonder televisie-apparaat, dan het risico te lopen de nieuwe wereld te verspelen doordat men naar de televisie heeft zitten kijken! — Mark. 9:45.
24 Hetzelfde moet ook van andere vormen van vermaak worden gezegd. Zijn wij er zo aan gewend geraakt naar genoegens te haken dat bioscoop, partijtjes of dansen op zaterdagavond een „moeten” zijn geworden? Hoe kunnen wij de velddienst, de openbare lezing en de Wachttoren-studie op zondag recht doen wedervaren wanneer wij niet voldoende nachtrust hebben genoten? Ontspanning is inderdaad noodzakelijk, maar laten wij het onder controle houden en er niet een slaaf van worden! Wij móeten dit wel, willen wij met God wandelen, hem exclusieve toewijding geven en zijn koninkrijk op de eerste plaats stellen!
’OEFEN GERECHTIGHEID’
25. Welke schriftplaatsen moeten wij gehoorzaam opvolgen opdat wij ons door Jehovah’s rechtvaardige beginselen laten leiden?
25 Met God te wandelen houdt verder in dat wij ons door zijn rechtvaardige beginselen laten leiden. „Wat vraagt Jehovah van u terug, dan gerechtigheid te oefenen.” „Weest heilig, want Ik ben heilig.” „Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is.” Evenals het nietige atoompje onderworpen is aan dezelfde goddelijke wetten als die waardoor eveneens de machtige melkwegstelsels van het universum worden bestuurd, kunnen en moeten ook wij, hoe onbetekenend en klein wij ook in vergelijking met Jehovah God mogen zijn, ons laten leiden door zijn rechtvaardige beginselen en ’gerechtigheid oefenen’. — Micha 6:8, NW; 1 Petr. 1:16; Matth. 5:48.
26-28. Wat anders wordt ons geboden behalve gerechtigheid lief te hebben, en waarom?
26 Om gerechtigheid te oefenen moeten wij niet alleen wat juist en goed is, liefhebben, maar moeten wij ook het kwade haten en er een afschuw van hebben. Jehovah handelt zo: „Ik, Jahweh, bemin het recht, maar haat onrecht.” Over Jezus staat er geschreven: „Gij hebt gerechtigheid lief en haat goddeloosheid.” Ons wordt dus bevolen: „Gij, die den HERE liefhebt, haat het kwade.” „Weest afkerig van het kwade, gehecht aan het goede.” — Jes. 61:8, PC; Ps. 45:8 7; 97:10; Rom. 12:9.
27 Wij moeten er allen zorgvuldig op toezien dat wij met God blijven wandelen door gerechtigheid te oefenen, door niet alleen wat juist is lief te hebben maar ook door wat kwaad en goddeloos is, te haten. Soms kan het kwade ons op een zeer verlokkelijke wijze worden voorgehouden, zoals de verboden vrucht Eva werd voorgesteld, en tenzij wij ten aanzien van het kwaad weerzin, afschuw en haat hebben aangekweekt, kunnen wij in een ogenblik van zwakte voor de verleiding bezwijken, wat ons blijvend schande en verdriet kan bezorgen. Niemand kan het als iets vanzelfsprekends beschouwen dat hij een hechte positie inneemt omdat hij reeds vele jaren een opgedragen christen is. Zelfs de apostel Paulus had niet een dergelijk vertrouwen in zichzelf! — 1 Kor. 9:27; 10:12, NW.
28 Wij weten wat onze eigen zwakheden zijn. Wij kunnen ons zelf niet sussen, maar wij moeten een rechtvaardige ijver aan de dag blijven leggen door ons er voortdurend tegen te verzetten. Is liefde voor geld ons grootste zwak, waag het dan niet aan oneerlijke praktijken mee te doen, want vroeg of laat zullen wij te ver gaan en gestraft moeten worden. Houden wij in zulk een mate van alcoholische dranken dat wij ons verlangen hiernaar bijna niet kunnen beheersen, laten wij ons dan steeds in toom houden wanneer wij ons in de aanwezigheid bevinden van personen die zich er wel aan overgeven, terwijl wij bij voorkeur van dergelijke plaatsen wegblijven; anders brengen wij wellicht schande op de christelijke gemeente en verdienen wij het gekastijd te worden. Ligt onze zwakheid, hetzij wij gehuwd of ongehuwd zijn, op seksueel gebied, strijd dan krachtig tegen deze zwakheid en mijd onreine gedachten, pornografische lectuur en sensuele films. Houd in gedachten dat ’er niets bedekt is, of het zal geopenbaard worden’. Wij moeten ’alle gedachte gevangen blijven leiden tot de gehoorzaamheid van Christus’. Wij moeten ons ’als dragers van Jehovah’s vaten rein bewaren’, willen wij met God blijven wandelen en ’gerechtigheid oefenen’. — Matth. 10:26; 2 Kor. 10:5, SV; Jes. 52:11.
’HEB GOEDHEID LIEF’
29. Waarom moeten wij bij het wandelen met God ook goedheid liefhebben?
29 Ten einde met God te wandelen, moeten wij ook ’goedheid liefhebben’, zoals in Micha 6:8 (NW) vervolgens wordt gezegd. Het Hebreeuwse woord dat hier met „goedheid” is vertaald, is hetzelfde dat elders met „liefderijke goedheid” is weergegeven. Telkens weer lezen wij over Jehovah’s liefderijke goedheid. „Hoe kostbaar is uw liefderijke goedheid, o God!” „Ik ben Jehovah, Degene die liefderijke goedheid aanwendt.” „Dank zij Jehovah’s daden van liefderijke goedheid zijn wij niet aan ons eind gekomen, want zijn barmhartigheden zullen beslist niet eindigen. Ze zijn elke morgen nieuw. Uw getrouwheid is overvloedig.” ’Jehovah is zeer teder in genegenheid en barmhartig.’ — Ps. 36:7, NW (vers 8, NBG); Jer. 9:24; Klaagl. 3:22, 23; Jak. 5:11, NW.
30. Wat betekent het empathie te bezitten, en hoe toonde Jehovah dit?
30 Goedheid is een van de vruchten van de geest. Liefderijke goedheid zal ons begrijpelijk, attent, zachtaardig en behulpzaam doen zijn. Wij moeten empathie hebben, willen wij goedheid aan de dag kunnen leggen. Empathie is verstrekkender dan sympathie, want bij empathie verplaatsen wij ons in een ander en voelen in werkelijkheid wat hij voelt. Jehovah God, verheven als hij is, kan stellig empathie voor zijn schepselen hebben. Hij heeft jegens ons niet alleen medelijden, mededogen en sympathie, terwijl hij in gedachten houdt dat wij slechts stof zijn, maar hij stelt zich ook in onze plaats, zodat wat ons pijn doet, hem pijn doet. Daarom lezen wij over de natie Israël: „In al hun benauwdheid was ook Hij benauwd.” Ja, toen zij leden, leed ook hij. — Jes. 63:9.
31. Welke voorbeelden van het betonen van empathie stelden Jezus en Paulus?
31 Jezus Christus toonde niet alleen empathie toen hij op aarde was, maar legt dit ook aan de dag sinds hij naar de hemel is teruggekeerd. Toen Saulus van Tarsus de christenen vervolgde, zei Jezus tot hem: „Ik ben Jezus, dien gij vervolgt.” Jezus Christus, die nu de nauwkeurige afbeelding van Gods wezen is, stelde zich in de plaats van zijn volgelingen; wat hun pijn deed, deed hem pijn. Toen Paulus eenmaal zelf een volgeling van Jezus Christus was geworden, volgde hij zijn Meester hierin na door ook zelf empathie aan de dag te leggen. Hij verplaatste zich in anderen, opdat hij hen voor Christus mocht winnen: Voor de joden werd hij als een jood, voor hen onder de wet, als onder de wet, voor hen zonder wet, als zonder wet. „Ik ben den zwakken zwak geworden, om de zwakken te winnen; voor allen ben ik alles geweest . . . ter wille van het evangelie.” Toen dezen eenmaal zijn broeders waren geworden, bleef Paulus empathie betonen: „Indien iemand zwak is, zou ik het dan niet zijn? Indien iemand aanstoot neemt, zou ik dan niet in brand staan?” — Hand. 9:5; 1 Kor. 9:20-23; 2 Kor. 11:29.
32. Hoe zal empathie ons doen handelen?
32 Door empathie zullen wij, wanneer wij met het goede nieuws van Gods koninkrijk van huis tot huis gaan, worden geholpen om attente, tactvolle, geduldige, vriendelijke en doeltreffende bedienaren van het evangelie te zijn. Door empathie zullen ook man en vrouw worden geholpen partners te zijn die elkaar waarderen, begrijpen en liefhebben. Door empathie zullen ook de kinderen geholpen worden waardering te hebben voor het gezichtspunt en de positie van hun ouders, zoals eveneens ouders erdoor geholpen zullen worden hun kinderen lief te hebben en te begrijpen en hen niet te irriteren, terwijl zij inzien hoe kinderen de dingen bekijken; zij zullen hierbij echter geen afstand doen van hun autoriteit. — Ef. 5:33–6:4.
33. Wie dienen in het bijzonder empathie aan de dag te leggen, en waarom?
33 In de christelijke gemeente zal empathie bijdragen tot de vrede en eenheid. Wij zullen erdoor geholpen worden de tekortkomingen en zwakheden van anderen door de vingers te zien. Door empathie te bezitten, zal de leraar op de school der theocratische bediening vriendelijk raad geven en zich in zijn leerling verplaatsen. Opzieners in het bijzonder dienen empathie te bezitten opdat zij zoveel mogelijk goed mogen doen. Opdat jullie, opzieners, een ware hulp zullen zijn, moeten jullie vol begrip met anderen omgaan en de gevoelens van de ander trachten te begrijpen. Hier zijn een gevoelig geestelijk onderscheidingsvermogen, geduld en traagheid tot toorn voor nodig. Daarom geeft Paulus jullie de raad: „Broeders, zelfs indien iemand op een overtreding betrapt wordt, helpt gij . . . hem terecht in een geest van zachtmoedigheid, ziende op uzelf; gij mocht ook eens in verzoeking komen.” — Gal. 6:1.
’WEES NEDERIG’
34. Welk vereiste in verband met het wandelen met God dient ons van de geboorte af te worden bijgebracht?
34 En tenslotte zegt Gods profeet ons in Micha 6:8 (NW) om „nederig met uw God te wandelen”. Jehovah God is bereid zich zo te vernederen dat wij met hem kunnen wandelen; stellig dienen ook wij dus bereid te zijn ons te vernederen en nederig met onze God te wandelen. Nederig met onze God wandelen, wil zeggen dat wij aan hem, zijn beginselen en zijn werktuigen onderdanig zijn. Die les dienen wij vanaf onze geboorte te leren. Telkens weer blijkt dat een kleuter of jong kind niet huilt omdat het ongemak of pijn heeft, maar omdat het boos is, zijn trots is gekrenkt, zijn plannen worden verhinderd, of het opstandig of woedend is. Het kan kleuters en kinderen worden geleerd stil te zitten op de vergaderingen indien er gedurende het overige gedeelte van de week bij hun opvoeding thuis voldoende liefde en vastberadenheid worden getoond; er kan hun worden geleerd onderdanig te zijn.
35, 36. Wat kan er ten gunste van onderdanigheid worden gezegd?
35 Hetzelfde geldt voor volwassenen. Wanneer wij het moeilijk vinden onderdanig te zijn, dienen wij ons af te vragen in hoeverre dit aan de omstandigheden of aan onszelf te wijten is. Door nederigheid zullen wij geholpen worden niet onszelf belangrijk te voelen, en onderdanig te zijn aan hen die ons besturen, of het nu een echtgenoot, een studieleider, een assistent-dienaar of een opziener is. Neem eens het geval dat wij over een beter oordeel beschikken dan degene aan wie wij onderdanig moeten zijn. Zijn wij in andere opzichten ook net zo bekwaam? Wij zouden het wel eens bij het verkeerde eind kunnen hebben. Heel vaak gebeurt het bovendien dat een handelwijze welke ons het verstandigst toeleek, in het geheel niet zulke goede eindresultaten heeft, terwijl de volgens ons minder verstandige handelwijze juist zeer succesvol was. Jehovah kan de afloop beïnvloeden — en dikwijls doet hij dit ook — zodat een bepaalde handelwijze achteraf toch nog de beste blijkt te zijn. Hij doet alles meewerken ten goede van hen die hem liefhebben. — Rom. 8:28.
36 Laten wij nooit vergeten dat het veel belangrijker is dat er vrede, eenheid, harmonie en samenwerking onder ons bestaan dan dat alles op zijn best wordt verricht. Bij onderdanigheid zijn wijsheid en geduld uitermate belangrijke dingen. Laten wij, wanneer wij ervan overtuigd zijn dat wij een voorstel hebben dat het werk ten goede zal komen, dit niet opdringen, maar op het goede ogenblik wachten en het dan op de juiste manier voorleggen aan hen die er iets aan kunnen doen. Herinnert u zich koningin Esther? Zij waagde het niet haar echtgenoot te vertellen wat hij moest doen en toch vervulde hij al haar wensen.
37. In welke andere situatie is onderdanigheid een uiting van wijsheid?
37 Wanneer iemand verliefd raakt of voor iemand romantische liefde, het eros van de Grieken, opvat, verkeert hij wellicht wel in een van de moeilijkste situaties om onderdanigheid te tonen aan theocratisch bestuur. Neem eens het geval dat een van jullie — een jongere of niet meer zo jonge persoon — verliefd wordt op iemand die geen opgedragen christen is of die geen ijver voor Jehovah en zijn dienst bezit en dat je toekomstige partner daarom meer een belemmering dan een hulp voor je zou zijn. Op christelijke wijze onderdanigheid tonen, zou vereisen dat wij een dergelijke band verbreken in plaats van deze hechter te maken, ongeacht hoe aangenaam dit samenzijn ook door de aantrekkingskracht tussen de seksen mag zijn, en ook ongeacht hoeveel verdriet er nu wellicht mee gepaard gaat. Is het niet veel beter nu wat lijden te ondergaan doordat je deze liefde laat varen en een einde maakt aan de omgang, dan dat je de rest van je leven moet lijden of totdat je in Armageddon van je zware last wordt bevrijd? Stellig! — 1 Kor. 7:39.
38. Op welke andere manier kan het wandelen met God worden geïllustreerd?
38 Er is inderdaad veel bij betrokken wanneer wij met God willen wandelen. Het zou vergeleken kunnen worden met het geval van een klein meisje dat de hand van haar sterke en robuuste vader stevig vasthoudt wanneer zij in een sneeuwstorm op weg naar huis zijn. Zou zij uit zorgeloosheid of omdat zij het niet met hem eens was over de weg die zij namen, haar vaders hand loslaten dan zou zij in de storm verdwalen en omkomen. Heel verstandig houdt zij daarom de hand uit alle macht stevig vast. Indien wij ons „huis”, de na Armageddon komende nieuwe wereld van rechtvaardigheid, dus willen bereiken, mogen wij de hand van onze hemelse Vader nooit loslaten, maar moeten wij deze stevig vasthouden.
39, 40. Hoe kan er worden samengevat wat het wil zeggen met God te wandelen?
39 Dat wil zeggen dat wij zijn leiding aanvaarden, hem exclusief zijn toegewijd en zijn doel, de rechtvaardiging van zijn naam, tot ons doel maken. Het wil zeggen dat wij hem trachten na te streven in het oefenen van gerechtigheid en in het haten van het kwade. Het houdt in dat wij liefderijke goedheid en empathie tonen, en dat wij ten aanzien van al zijn zichtbare regelingen nederigheid en onderdanigheid tonen.
40 Met God te wandelen, is inderdaad de verstandige, juiste en van liefde getuigende handelwijze. Met het oog op de tegenstand van de zijde van Satan en zijn demonen, en van Satans zichtbare organisatie en onze zondige neigingen is het echter niet gemakkelijk. Toch is het ook weer niet te moeilijk, daar Jehovah ons op verstandige en liefderijke wijze van drie waardevolle hulpmiddelen heeft voorzien, namelijk zijn Woord, zijn zichtbare organisatie en zijn heilige geest. Evenmin mogen wij het kostbare voorrecht van gebed, het spreken met onze God, over het hoofd zien.
[Illustratie op blz. 305]
Duivel en demonen
Goddeloze wereld
Zondig vlees
[Illustratie op blz. 306]
Gods Woord
Gods zichtbare organisatie
Gods geest