„Wederom geboren” — Het aandeel van de mens en het aandeel van God
„Een ieder die uit God is geboren, beoefent geen zonde, want Zijn wedervoortbrengend zaad blijft in zo iemand, en hij kan geen zonde beoefenen omdat hij uit God is geboren.” — 1 Johannes 3:9.
1, 2. Wat hebben wij geleerd (a) over de bestemming van geredde personen? (b) over de reden waarom Jehovah sommigen een „wedergeboorte” heeft gegeven?
IN HET voorgaande artikel hebben wij opgemerkt dat vele miljoenen belijdende christenen beweren „wedergeboren” of „wederom geboren” te zijn. Bovendien hebben wij uit de Schrift geleerd dat hoewel er slechts één redding is — gebaseerd op geloof in Christus’ loskoopoffer — er twee verschillende bestemmingen zijn waarin deze geredde groepen zich kunnen verheugen, een hemelse en een aardse bestemming.
2 Het is ons ook duidelijk geworden dat Jezus Christus na zijn doop in de Jordaan werd wedergeboren. Jehovah God liet toen heilige geest in de vorm van een duif op Jezus neerdalen, bij welke gelegenheid God Jezus als zijn door de geest verwekte Zoon erkende. Verder hebben wij gezien met welk doel Jehovah Jezus wederom geboren liet worden, namelijk, opdat hij na zijn dood en opstanding de glorierijke, machtige Koning van Gods koninkrijk kon zijn. Bovendien hebben wij geleerd dat het Jehovah’s wil is dat Jezus Christus metgezellen heeft die met hem regeren en dat ook dezen „wederom geboren” moeten worden. — Matthéüs 3:13-17; Johannes 1:12; 3:3; Hebreeën 10:5-10; Openbaring 20:6.
3. Hoe verschillen Jezus’ Koninkrijksmetgezellen van hem op het punt van hun „wedergeboorte”?
3 Hoe staat het met deze gezalfde volgelingen van Jezus Christus? Wanneer worden zij „wederom geboren”? Welke stappen moeten zij doen voordat Jehovah ten behoeve van hen optreedt en hen als geestelijke zonen voortbrengt? Jezus werd als een volmaakt mens geboren omdat God zijn Vader was. Dertig jaar later bracht zijn Vader hem als een geestelijke Zoon voort doordat hij hem „wederom geboren” liet worden. Alle nakomelingen van Adam zijn evenwel geboren zondaars, ’vervreemd en in werkelijkheid vijanden van God omdat hun geest op goddeloze werken is gericht’. Als zodanig verkeren zij niet in de positie dat Jehovah ten aanzien van hen kan handelen en hen als geestelijke zonen kan voortbrengen. — Psalm 51:5; Kolossenzen 1:21.
HET AANDEEL VAN DE MENS: ZES VOORNAAMSTE STAPPEN
4, 5. (a) Hoeveel stappen moeten toekomstige discipelen doen voordat God hen voor geestelijk zoonschap in aanmerking laat komen, en van wie worden deze stappen eveneens verlangd? (b) Wat is de eerste stap?
4 Welke stappen worden er van de zijde van toekomstige discipelen verlangd voordat Jehovah hen voor geestelijk zoonschap in aanmerking laat komen? Zij moeten zes verschillende stappen doen. Er zij echter opgemerkt dat God deze zelfde dingen verlangt van allen die ware christenen willen worden en redding willen verwerven, of zij nu uiteindelijk een hemelse of een aardse beloning zullen ontvangen.
5 Om te beginnen moeten zulke personen nauwkeurige kennis in zich opnemen over Jehovah God, hun Schepper en Levengever, en over zijn Zoon, Jezus Christus, hun Redder en Loskoper (Psalm 36:9; 100:3; Matthéüs 20:28; Romeinen 10:13-15). Jezus beklemtoonde de belangrijkheid van deze stap in het gebed dat hij tijdens de laatste avond dat hij als mens op aarde was, tot God richtte: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.” — Johannes 17:3.
6. Welke tweede stap moeten zij doen?
6 Kennis op zichzelf is echter niet voldoende. Het is noodzakelijk geloof te oefenen, zoals wij lezen: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” Ja, zoals de apostel Paulus zo duidelijk aantoont, „is het zonder geloof onmogelijk [God] welgevallig te zijn”. Dit geloof brengt ons ertoe elke belofte van God als een werkelijkheid te beschouwen, als iets wat zo goed als vervuld is. Het is meer dan alleen maar geloof, want wij worden er door de discipel Jakobus aan herinnerd dat zelfs de demonen geloven en niettemin sidderen, en verder dat „geloof zonder werken dood” is. — Johannes 3:16; Hebreeën 11:1, 6; Jakobus 2:19, 26.
7. Wat is het allereerste werk dat van iemand wordt verlangd als bewijs dat hij geloof heeft?
7 Het allereerste werk dat wordt verlangd als bewijs dat iemand geloof heeft, is berouw. Ja, iemand moet berouw hebben van zijn verkeerde handelwijze en ermee ophouden moedwillig zonde te beoefenen. Toen Jezus met zijn prediking begon, zei hij: „Hebt berouw, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (Matthéüs 4:17). Wil iemand berouw hebben van zijn verkeerde handelwijze, dan moet hij er een punt achter zetten. Hij moet er veel verdriet en erge spijt van hebben, er wroeging over voelen. Ook voor allen die leven op de paradijsaarde willen verwerven, is het gebiedend noodzakelijk dit eveneens te doen, want „alle goddelozen zal [God] verdelgen”. — Psalm 145:20.
8. Welke stap moet op berouw van zonden volgen?
8 Het is echter niet voldoende om alleen maar op te houden met wat zondig is. Iemand die geloof heeft, moet de stap van bekering doen. Dit wil zeggen dat hij zich moet omkeren en in de tegenovergestelde richting vorderingen moet gaan maken. Hij moet acht slaan op de raad die Petrus aan de joden in zijn tijd gaf: „Hebt daarom berouw en keert u om, opdat uw zonden worden uitgewist.” Ja, ’doe werken die bij berouw passen’ (Handelingen 3:19; 26:20). Dat deze stap ook wordt verlangd van allen die de hoop koesteren zich in eeuwig leven op aarde te verheugen, blijkt duidelijk uit de woorden in Spreuken 2:20, 21.
9. (a) Welke twee verdere stappen worden er verlangd van deze personen, ja, van allen die volgelingen van Jezus Christus willen zijn? (b) Waarvan vormde Jezus’ doop een symbool?
9 En evenals Jezus zich bij de Jordaan aanbood om de wil van zijn Vader te doen, is de volgende stap die wordt verlangd van allen die volgelingen van Jezus Christus willen worden, ongeacht hun hoop, dat zij zich aan God aanbieden. In deze tijd houdt dit onder andere in dat zij zich aan Jehovah God opdragen, waarna zij in de voetstappen van zijn Zoon, Jezus, moeten tredena (Lukas 9:23). Verder, als zesde stap, moeten zij deze opdracht symboliseren en deze openlijk belijden door evenals in het geval van Jezus de doop te ondergaan. — Matthéüs 28:19; vergelijk Handelingen 2:41.
HET ALLERBELANGRIJKSTE AANDEEL: DAT VAN JEHOVAH
10. Uit welke illustratie blijkt dat het aandeel van de mens niet voldoende is om „wederom geboren” te kunnen worden?
10 Leiden de stappen die iemand doet door kennis te verwerven omtrent Jehovah God en Jezus Christus, geloof te oefenen, berouw te hebben, zich te bekeren, zich op te dragen en zich te laten dopen er automatisch toe dat hij „wederom geboren” wordt? Beslist niet! Net zomin als u als gevolg van uw eigen krachtsinspanningen hebt kunnen bewerken dat u in eerste instantie geboren werd, zou u als gevolg van uw eigen krachtsinspanningen „wederom geboren” kunnen worden. Evenals het voor een fysieke geboorte nodig is dat menselijke ouders een actieve rol spelen, is het voor deze geestelijke geboorte, deze „wedergeboorte”, nodig dat de goddelijke Ouder, Jehovah God, en zijn hemelse organisatie of „vrouw”, een actieve rol spelen (Jesaja 54:1, 5). Alles wat iemand die bovengenoemde stappen heeft gedaan, kan doen, is te zorgen dat hij ervoor in aanmerking komt „wederom geboren” te worden indien dat Gods wil is.
11. Indien het Gods wil is, hoe gaat hij dan iets doen ten behoeve van degenen die hun aandeel hebben gedaan?
11 Wegens de overgeërfde onvolmaaktheid van de mensheid, gaat God zelf nu iets doen ten behoeve van degenen die hij tot het hemelse koninkrijk verkiest te roepen. Daarom lezen wij: „Wij [zijn] ten gevolge van geloof rechtvaardig . . . verklaard.” Geloof waarin? Geloof in Christus’ slachtoffer, zoals wordt gezegd: „Wij [zijn] door zijn bloed rechtvaardig . . . verklaard” (Romeinen 5:1, 9). Merk op dat God en niet de persoon zelf aldus officieel verklaart dat zo iemand rechtvaardig is. Hierdoor gaat hij een positie innemen die verschilt van die van „de schepping”, de mensheid in het algemeen, die moet wachten op „het openbaar worden van de [geestelijke] zonen Gods” voordat ze [de mensheid in het algemeen] „vrijgemaakt [kan] worden van de slavernij des verderfs en de glorierijke vrijheid van de [aardse] kinderen Gods zal hebben” (Romeinen 8:19-22). Aan degenen die door God rechtvaardig worden verklaard, wordt aldus het recht op volmaakt menselijk leven toegekend. Als gevolg hiervan kan Jehovah God, via zijn geest, nu rechtstreeks ten aanzien van hen handelen. — Romeinen 8:33.
12. Met welk verschijnselen ging „wedergeboorte” in het geval van Jezus en de vroege discipelen gepaard, en waarom kwam hier een eind aan?
12 Degenen die door God rechtvaardig worden verklaard, worden nu als zijn geestelijke kinderen voortgebracht. Hoe? Door bemiddeling van zijn heilige geest of werkzame kracht, die hij ten behoeve van hen werkzaam laat worden, met als resultaat dat zij „wederom geboren” worden. In het geval van Jezus, alsook in het geval van zijn discipelen die op de dag van het pinksterfeest bijeen waren, gaf God door middel van bovennatuurlijke verschijnselen te kennen dat hij hen als geestelijke zonen had voortgebracht. Maar toen de geloofsbrieven van het ware christendom eenmaal onomstotelijk vaststonden, was er geen verdere behoefte aan zulke manifestaties, zodat deze ’werden weggedaan’. — Matthéüs 3:16; Handelingen 2:3; 10:44-48; 1 Korinthiërs 13:8-10.
13. Waar hebben het „water” en de „geest” betrekking op? (Johannes 3:5)
13 Op deze regeling voor geestelijke wedergeboorte doelde Jezus toen hij tot de joodse regeerder Nikodémus zei: „Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Indien iemand niet uit water en geest wordt geboren, kan hij het koninkrijk Gods niet binnengaan. Wat uit het vlees is geboren, is vlees, en wat uit de geest is geboren, is geest. Verwonder u niet omdat ik tot u zei: Gijlieden moet wederom geboren worden” (Johannes 3:1, 5-7). Het hier genoemde water heeft ongetwijfeld betrekking op het letterlijke water van de doop. En de geest? Op Jehovah’s heilige geest die ten aanzien van de persoon werkzaam is.
14. Waarin bestaan de „roeping” en de „verkiezing”, en met welk doel worden deze christenen gezalfd en aangesteld?
14 De Schrift spreekt over degenen die „wederom geboren” zijn, als personen die eerst zijn „geroepen”. De ’roeping’ die zij ontvangen, is een uitnodiging van God zelf om metgezellen van Jezus Christus te zijn. Degenen die gunstig op de uitnodiging reageren, worden ’uitverkoren’ (Openbaring 17:14). Zij worden een deel van de „uitverkoren” gemeente die de opdracht heeft ontvangen ’alom de voortreffelijkheden bekend te maken’ van Jehovah God (1 Petrus 2:9). Evenals Jezus worden deze „wederom geboren” christenen met Gods heilige geest gezalfd om te prediken. Wij lezen hierover: „Hij die waarborgt dat gij en wij Christus toebehoren en hij die ons heeft gezalfd, is God.” — Jesaja 61:1, 2; Lukas 4:16-21; 2 Korinthiërs 1:21.
15. Hoe legt de geest er getuigenis van af dat iemand „wederom geboren” is, en waardoor wordt die overtuiging gesterkt?
15 De apostel Paulus getuigde als volgt over deze „uitverkorenen”: „De geest zelf legt getuigenis af met onze geest dat wij Gods kinderen zijn” (Romeinen 8:16). Hoe doet Gods heilige geest dit? Door in deze christenen de hemelse hoop te planten. „Overeenkomstig [Gods] grote barmhartigheid heeft hij ons door de opstanding van Jezus Christus uit de doden een nieuwe geboorte gegeven tot een levende hoop, tot een onverderfelijke en onbesmette en onverwelkelijke erfenis. Ze is in de hemelen weggelegd voor u” (1 Petrus 1:3, 4). Wanneer deze christenen in een goede verhouding tot hun hemelse Vader blijven staan, versterkt hij, door middel van de manier waarop hij hen leidt, de overtuiging die in hen leeft dat zij inderdaad „wedergeboren” of „wederom geboren” christenen zijn.
HOE KAN IEMAND HIER ZEKER VAN ZIJN?
16. Sinds wanneer heeft de „getrouwe en beleidvolle slaaf” de nadruk gelegd op de aardse hoop, en tot welk conclusie leidt dit?
16 Degenen die in de hedendaagse tijd een aandeel hebben aan de prediking van dit goede nieuws van het Koninkrijk, hebben het vertrouwen dat Jehovah God zijn opgedragen dienstknechten leidt door middel van zijn zichtbare, door de geest verwekte organisatie, de „getrouwe en beleidvolle slaaf” (Matthéüs 24:45-47). Onder leiding van deze „slaaf”-klasse is tot omstreeks het jaar 1935 de hemelse hoop in het vooruitzicht gesteld, op de voorgrond geplaatst en beklemtoond. Toen er vervolgens ’licht opging’, waardoor duidelijk werd onthuld wat de identiteit van de „grote schare” van Openbaring 7:9 was, werd er een begin mee gemaakt de nadruk te leggen op de aardse hoop (Psalm 97:11). Het is derhalve redelijk de conclusie te trekken dat het aantal van de 144.000 tegen die tijd bijna voltallig was geworden. Natuurlijk zouden personen die ontrouw bleken te zijn, vervangen moeten worden. Maar begrijpelijkerwijs zou het hierbij slechts om betrekkelijk weinig personen gaan. En door wie zouden deze worden vervangen? Het schijnt ook redelijk te zijn de conclusie te trekken dat deze hemelse hoop naar alle waarschijnlijkheid geschonken zou worden aan sommigen die in rechtschapenheid hadden volhard en die in de loop der jaren aan hun opdracht hadden vastgehouden, in plaats dat deze hoop geschonken zou worden aan pasopgedragen personen die nog niet aan beproevingen het hoofd hadden geboden. (Vergelijk Lukas 22:28-30.) Uit voorhanden zijnde berichten blijkt evenwel dat zelfs enkele christenen die zich pas hebben opgedragen, menen „wederom geboren” te zijn.
17. Wat voor gevoelens brengen sommigen ertoe ten onrechte te menen dat God de hemelse hoop in hen heeft geplant?
17 Allen die zich in betrekkelijk recente tijd hebben opgedragen en zijn gedoopt en die menen „wederom geboren” te zijn, zouden er goed aan doen ernstig over de volgende vragen na te denken: Welke redenen hebt u om te denken dat Jehovah God deze hoop in u heeft geplant? Zou uw emotionele gevoel een overblijfsel kunnen zijn van het onjuiste geloof waaraan u vroeger vasthield toen u in Babylon de Grote was, namelijk dat de hemel de bestemming van alle goede mensen is? Of kan het zijn dat u deze gedachte bent toegedaan omdat u zich innerlijk hevig verward hebt gevoeld, dat u zich eerst tegen het idee hebt verzet maar dat het geleidelijk aan de overhand heeft gekregen? Maar heeft het de overhand gekregen omdat u dit zo wilde, misschien zelfs onbewust? Zo’n innerlijke strijd vormt op zichzelf geen bewijs dat u „wedergeboren” bent.
18. Waarom vormt waardering voor diepe geestelijke zaken op zichzelf nog geen bewijs dat iemand „wederom geboren” is?
18 Of bent u van mening dat u wegens uw grote waardering voor geestelijke dingen, wegens uw verzotheid op diepe geestelijke waarheden, door God bent uitverkoren om een van de 144.000 gezalfden te zijn? Merk dan op dat zeer velen van degenen die niet belijden „wederom geboren” te zijn, in de meest volledige zin van het woord ’geestelijke mensen’ zijn (1 Korinthiërs 2:14, 15). En er bestaat geen twijfel over de geestelijke kracht van de mannen en vrouwen des geloofs die in Hebreeën hoofdstuk 11 worden genoemd. Zij waren geen van allen „wederom geboren”. Allen zagen uit naar „een betere opstanding [tot leven onder Gods koninkrijk]” hier op aarde. — Hebreeën 11:35.
19. (a) Waarom toont een grote ijver niet noodzakelijkerwijs aan dat God iemand de hemelse hoop heeft geschonken? (b) Welke situatie schijnt te kennen te geven dat de overtuiging van sommigen die beweren de hemelse hoop te hebben, op gebrek aan bescheidenheid zou kunnen duiden?
19 Of zou het kunnen zijn dat het gevoel dat in u leeft, tot ontwikkeling is gekomen omdat u meer ijver ten toon spreidt dan sommigen van uw medechristenen? Maar dit feit zou op zichzelf niet de beslissende factor kunnen zijn, want de apostel Paulus achtte het herhaaldelijk noodzakelijk gezalfde christenen erover te onderhouden dat zij hun geestelijke verplichtingen ernstig moesten opvatten (1 Korinthiërs 11:20-22; Galáten 4:9-11). Of zou het mogelijk kunnen zijn dat u wegens gebrek aan bescheidenheid beweert tot de gezalfden te behoren? Er zijn personen die nog niet zo lang geleden hebben beweerd tot de gezalfden te behoren maar die, in plaats van de eenheid in de gemeente te bevorderen, meenden dat zij hun eigen bijbelstudiegroep moesten hebben. Rijpe „wederom geboren” christenen blijven daarentegen dicht bij de plaatselijke gemeente, ook al bestaat deze voornamelijk uit de „andere schapen” (Johannes 10:16). Of iemand „wederom geboren” is, is echter een persoonlijke kwestie tussen God en elke christen. Niemand dient een ander inzake deze kwestie te oordelen. — Romeinen 14:10.
20. Tot welke conclusies met betrekking tot „wedergeboorte” komen wij op grond van het voorgaande?
20 Tot welke conclusies komen wij op grond van al het voorgaande? Dat Jehovah God rechtvaardig, wijs en liefdevol is. Hij heeft het recht zijn met verstand begiftigde schepselen hun respectieve rol toe te wijzen — sommigen om zijn voornemen in de hemel te dienen, anderen om dit hier op aarde te doen. De hemelse prijs is niet iets wat door iemands persoonlijke keus en krachtsinspanningen verworven kan worden of op zelfzuchtige wijze kan worden begeerd. Dit voorrecht is zo uniek dat geen enkel menselijk schepsel zich in dit verband vrijheden kan veroorloven. Het is werkelijk een wonderbaarlijke onverdiende goedheid die Jehovah God ter bevordering van zijn verstandige, rechtvaardige en liefdevolle voornemens aan enkelen van zijn schepselen schenkt, maar niet als gevolg van een speciale verdienste van hun zijde. Het voorrecht „wederom geboren” te worden, is tot hen beperkt (Romeinen 3:23, 24; 11:33-36). Eeuwig leven op de paradijsaarde is ook een heel bijzonder voorrecht dat rechtvaardig gezinde personen als doel mogen nastreven (Openbaring 21:1, 3, 4). Alles is onverdiende goedheid. Niemand dient zo aanmatigend te zijn dat hij tot Jehovah zegt: „Wat hebt gij gedaan?” — Daniël 4:35.
[Voetnoten]
a Aangezien Jezus reeds een lid van een opgedragen natie was, vormde zijn komst tot Jehovah en zijn doop geen symbool van zijn opdracht, maar veeleer van het feit dat hij zich aan Jehovah aanbood om het speciale werk ter hand te nemen dat God voor hem in petto had.
[Illustratie op blz. 12]
Evenals in het geval van een fysieke geboorte, is het voor de „wedergeboorte” nodig dat de Vader en zijn hemelse „vrouw” een actieve rol spelen
[Illustratie op blz. 14]
Babylon de Grote heeft velen doen geloven dat alle goede mensen naar de hemel gaan