De apostel Paulus — ijverig voor rechtvaardigheid
TOT de opvallendste hoedanigheden die Jezus Christus, de Zoon van God, tijdens zijn verblijf op aarde ten toon spreidde, behoorde zijn liefde voor wat juist is en zijn haat tegen wat verkeerd is. Hij nam bijvoorbeeld geen blad voor de mond toen hij de religieuze huichelaars van zijn tijd aan de kaak stelde. Zoals ten aanzien van hem was voorzegd, had hij ’rechtvaardigheid lief en haatte hij goddeloosheid’. — Ps. 45:7; Matth. 23:2-32; Joh. 8:44.
Een op de voorgrond tredend voorbeeld van iemand die Jezus in dit opzicht duidelijk navolgde, was de apostel Paulus. Zelfs voordat hij Christus’ volgeling werd, was hij trouwens al uitermate ijverig voor wat hij als juist beschouwde. Zo vertelt Paulus ons: „Ik [bleef] de gemeente van God tot het uiterste . . . vervolgen en verwoesten, . . . daar ik veel ijveriger was voor de overleveringen van mijn vaderen.” Hij zegt ook: „Als iemand anders denkt dat hij redenen heeft om vertrouwen in het vlees te stellen, ik nog meer: . . . wat ijver betreft, vervolgende de gemeente; wat de rechtvaardigheid betreft die door middel van de wet is, iemand die zich onberispelijk heeft betoond.” — Gal. 1:13, 14; Fil. 3:4-6.
Toen hij een christen werd, bleef hij ijverig, maar zijn ijver was nu in juiste banen geleid. „Onmiddellijk ging hij in de synagogen Jezus prediken, dat Deze de Zoon van God is. . . . Saulus [Paulus] bleef steeds meer kracht verwerven en bracht de joden die in Damaskus woonden, in verwarring daar hij op logische wijze bewees dat deze de Christus is” (Hand. 9:20, 22). Hij sprak „vrijmoedig in de naam van de Heer . . .; en hij sprak en redetwistte met de Grieks-sprekende joden. Dezen deden echter pogingen hem om het leven te brengen”. Paulus zei dat anderen navolgers van hem dienden te zijn zoals hij het was van Christus. Bent u dit? — Hand. 9:28, 29.
De apostel Paulus toonde zijn liefde voor rechtvaardigheid en zijn haat tegen wat slecht is door een krachtige strijd tegen de zondige begeerten van zijn vlees te voeren. Hij betoonde zich niet zwak door aan zonde toe te geven. Ja, hij zegt: „Ik ben hard voor mijn lichaam en leid het als een slaaf, om niet, na tot anderen te hebben gepredikt, zelf op een of andere wijze afgekeurd te worden.” — 1 Kor. 9:27; Rom. 7:15-25.
Paulus legde ook ijver voor rechtvaardigheid aan de dag in zijn handelwijze tegenover zijn broeders. Toen Paulus te Antiochíë kwam, weerstond hij bijvoorbeeld Petrus „van aangezicht tot aangezicht omdat hij te laken was. Want voordat er zekere mensen van Jakobus waren gekomen, at hij met mensen uit de natiën, maar toen die waren aangekomen, ging hij zich terugtrekken en afzonderen, uit vrees voor hen die tot de klasse der besnedenen behoorden”. Paulus’ liefde voor rechtvaardigheid kon niet dulden dat Petrus zo’n valse schijn aannam. — Gal. 2:11-14.
Paulus toonde deze zelfde ijver voor rechtvaardigheid in zijn optreden tegenover degenen buiten de gemeente die hem tegenstonden. Hij had de bestuurder Felix kunnen omkopen en zo vrijlating kunnen verkrijgen, maar uit liefde voor rechtvaardigheid weigerde hij dit te doen (Hand. 24:25-27). En toen hij voor de bestuurder Festus verscheen, weigerde hij een compromis te aanvaarden waardoor Festus zijn joodse tegenstanders trachtte te behagen, doch beriep hij zich op Caesar. — Hand. 25:9-12.
ZIJN IJVER VOOR RECHTVAARDIGHEID BLIJKT OOK UIT ZIJN BRIEVEN
Paulus’ ijver voor rechtvaardigheid treedt ook in zijn brieven op de voorgrond. Zo schreef hij aan de Korinthische gemeente, die de aanwezigheid van een immoreel persoon in haar midden duldde: „VERWIJDERT DE GODDELOZE MAN UIT UW MIDDEN” (1 Kor. 5:13). Merk ook op hoe vol rechtvaardige verontwaardiging zijn verdere woorden tot die christenen zijn: „Wat! Weet gij niet dat onrechtvaardigen Gods koninkrijk niet zullen beërven?” „Wat! Weet gij niet dat hij die zich met een hoer verenigt, één lichaam is ?” „Wat! Weet gij niet dat ulieder lichaam de tempel is van de heilige geest, die in u is?” (1 Kor. 6:9, 16, 19) Ouderlingen, opzieners, herders van Gods volk in deze tijd, legt u een zelfde ijver voor het rein houden van de organisatie aan de dag?
Voor degenen die niet beoefenden wat zij predikten, had Paulus soortgelijke sterk afkeurende woorden: „Gij [zijt], o mens, wie gij ook zijt, niet te verontschuldigen wanneer gij oordeelt; want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelf, aangezien gij die oordeelt, dezelfde dingen beoefent. . . . Gij die predikt: ’Steel niet’, steelt gij? Gij die zegt: ’Pleeg geen overspel’, pleegt gij overspel?” (Rom. 2:1, 21, 22) Herhaaldelijk waarschuwde hij zijn broeders: „Wordt niet misleid”, en „Een weinig zuurdeeg doet de gehele massa gisten.” — 1 Kor. 6:9; 15:33; Gal. 6:7; 1 Kor. 5:6; Gal. 5:9.
Zijn ijver voor rechtvaardigheid bleek ook uit zijn angstvallige liefde voor de waarheid: „Ook al zouden wij of een engel uit de hemel u iets als goed nieuws bekendmaken buiten hetgeen wij u als goed nieuws hebben bekendgemaakt, hij zij vervloekt.” Niet tevreden met die vervloeking eenmaal uit te spreken, herhaalde hij deze (Gal. 1:6-9). En ten aanzien van degenen die trachtten zijn broeders weer in slavernij aan het judaïsme te brengen, zei hij: „Ik wenste dat de mannen die u trachten omver te werpen, zich ook maar lieten ontmannen.” Waarom kon hij zo krachtig spreken? Door zijn vertrouwen in de juistheid van zijn beweringen: „Ik zeg de waarheid in Christus; ik lieg niet.” — Gal. 5:12; Rom. 9:1.
En wat voor bewijs van Paulus’ ijver voor rechtvaardigheid hebben wij niet in wat hij verduurde! „Zijn zij dienaren van Christus? Ik antwoord als een waanzinnige, ik ben het op een meer in het oog springende wijze: in moeizame arbeid overvloediger, . . . in slagen uitermate, dikwijls de dood nabij. Van de joden heb ik vijfmaal veertig slagen min één ontvangen, driemaal werd ik met roeden geslagen, eenmaal werd ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een nacht en een dag heb ik op de diepte der zee doorgebracht.” Na nog veel meer dingen te hebben verhaald die hij verduurde, spreekt hij over zijn bezorgdheid voor het geestelijke welzijn van anderen: „Wie wordt tot struikelen gebracht en ik ontsteek niet in toorn?” Ja, vertoornd wegens zijn rechtvaardige verontwaardiging over verkeerde dingen. — 2 Kor. 11:23-33.
Wat een voortreffelijk voorbeeld heeft de apostel Paulus alle christenen, en vooral ouderlingen, opzieners in de christelijke gemeente, gegeven! Hoe ernstig vatte hij zijn bediening op! Hij offerde zich steeds ten behoeve van anderen op (2 Kor. 12:15). Het lijdt geen twijfel dat hij Jezus in zijn ijver voor rechtvaardigheid en haat tegen wetteloosheid navolgde.
Als wij net zo’n ijver bezitten, zullen wij alles doen om het goede nieuws te bevorderen. Wij zullen ons er niet van weerhouden een volledig aandeel aan de velddienst te hebben en hieraan zoveel tijd te besteden als onze omstandigheden toelaten. Ook wij willen ons voor onze broeders opofferen. Op deze wijze tonen wij dat wij Gods dienst op de eerste plaats in ons leven stellen en dat wij, net als Paulus, al het andere dat ons ervan zou kunnen afhouden, als niet meer dan „een hoop vuil” (”afval”, Byington) beschouwen (Fil. 3:8). En dan kunnen wij, evenals Paulus, hopen nu te worden beloond met vele vreugdevolle dienstvoorrechten en in de toekomst met eeuwig leven in Gods nieuwe ordening. — 2 Tim. 4:8.