Vragen van lezers
● Het ene kind zal leven omdat het gewijde ouders heeft. Een ander kind zal sterven tezamen met zijn goddeloze ouders. Sommige personen horen de Koninkrijksboodschap en zullen leven. Anderen horen de boodschap misschien nooit en zullen in Armageddon sterven. Hun gelegenheden zijn niet gelijk. Eist de gerechtigheid niet dat zij een gelijke gelegenheid ontvangen? — L.S., Ohio.
De gerechtigheid zou van een ieder de dood kunnen eisen, daar niemand van zichzelf rechtvaardig is. Allen zijn zondaren en hebben het loon voor de zonde, hetwelk is de dood, verdiend (Rom. 3:10; 6:23, NBG). Niet gerechtigheid maar liefde was de aanleiding dat er in een rantsoen of loskoopprijs werd voorzien en de waarde of verdienste er van behoort aan God en Christus toe opdat zij de waarde of de verdienste van het rantsoen zullen toepassen wanneer zij dit passend oordelen. Wie zijn wij dat wij hun zouden willen vertellen hoe zij hetgeen hun toebehoort, dienen te gebruiken? In een illustratie probeerden enige arbeiders die in een wijngaard werk hadden verricht, hun wil voor te schrijven, toen zij dachten dat zij niet eerlijk waren behandeld, en zij ontvingen een strenge terechtwijzing (Matth. 20:1-16). Nadat God in zijn Woord heeft getoond dat hij soms handelt op basis van gezins- of gemeenschapsverantwoordelijkheid, en nadat wij hebben begrepen dat sommige van zulke gevallen voorbeelden waren van Armageddon en dat deze gevallen inhielden dat aan hen die werden vernietigd, de voordelen van het rantsoen werden onthouden, op grond van welke redenen kunnen wij daarna nog redeneren dat God tegengesteld aan deze beginselen zou handelen? Een gelijke gelegenheid voor iedere persoon? Welke schriftuurplaatsen stellen dit als een goddelijk beginsel vast en schakelen de beginselen van een gezins- en gemeenschapsverantwoordelijkheid uit?
Ten einde te verzekeren dat een ieder een gelijke gelegenheid ontvangt in de absolute betekenis, zou in feite veel meer inhouden dan alleen maar iedereen de boodschap laten horen. Er zijn vele invloeden buiten iemands persoonlijke controle, die van invloed zijn op zijn standpunt ten opzichte van de waarheid. Goddeloze ouders die de boodschap van hun kleine kinderen terughouden, is slechts één geval. Onderdrukkende heersers die de boodschap terughouden van de mensen die onder hun controle staan, is slechts nog een geval. Er zijn meer gevallen. In een zeker heidens land is gedurende vele jaren gepredikt, met praktisch geen resultaten voor zover het hen betreft die geheel in de inlandse religiën opgaan. Is het hun schuld dat zij geboren en opgegroeid zijn in een omgeving die hun geest in de verkeerde richting heeft doen gaan, zodat zij niet meer met de waarheid te bereiken zijn? Sommige nationaliteiten of rassen schijnen karaktertrekken van halsstarrigheid te bezitten. Andere worden gekenmerkt door eigenschappen van nederigheid en leerzaamheid. Van de eersten verwerpen velen de waarheid; van de laatsten aanvaarden velen haar. Niet vele wijzen of machtigen of edelen aanvaarden de waarheid — het is niet Gods voornemen. Opzettelijk verkiest hij de meerderheid uit de dwazen en zwakken en onedelen ten einde de wereldse groten te beschamen (1 Kor. 1:26-31). Het zijn dus niet alleen goddeloze ouders of dictatoriale heersers die het lot van een persoon beïnvloeden. Andere dingen die hij niet onder zijn controle heeft, zoals de natie of het ras of de maatschappelijke positie, zijn factoren die van grote invloed zijn.
Behalve deze grote afdelingen zijn er vele elementen die van invloed zijn. Iemand is door streng Katholieke ouders grootgebracht en is thans oud. Een ander is grootgebracht door ouders die hem geen enkele valse religie hebben geleerd en is jong. Beiden horen de waarheid voor de eerste maal. Hebben zij een gelijke gelegenheid? Niet in de absolute betekenis, want het is voor de jonge soepele geest die vrij is van valse religie, gemakkelijker de waarheid te aanvaarden, dan voor de oude, stroeve geest die door dwaalleerstellingen in verwarring is gebracht. Een derde persoon kan in de waarheid zijn grootgebracht. Is zijn gelegenheid om de waarheid te aanvaarden, wanneer hij de verantwoordelijke leeftijd bereikt, niet veel beter dan die van anderen? Zeker. Wij kunnen de voorname plaats die een opvoeding thuis inneemt, niet ontkennen, zoals Spreuken 22:6 aantoont. De verschillende omgevingen van huis en school, fabriek en kantoor zijn van invloed op de geestelijke zienswijze en hoedanigheden van de persoon. „Wordt niet misleid. Slechte omgang verderft nuttige gewoonten” (1 Kor. 15:33, NW). Het verderf kan voortgaan totdat iemand gelijk een redeloos beest wordt, dat alleen maar geschikt is om te worden vernietigd (2 Petr. 2:12). Een misdadige wereld, een dictatoriale natie, een ontaarde gemeenschap, goddeloze ouders, slechte speelkameraden — deze alle zijn factoren die het milieu uitmaken waardoor het opgroeiende kind in zijn vormingsjaren zodanig kan worden bedorven, dat het op latere leeftijd niet meer te herstellen en te bekeren is. Zelfs overgeërfde persoonlijke karaktereigenschappen kunnen het voor de een gemakkelijker maken de waarheid te begrijpen dan voor een ander. Een volkomen gelijke gelegenheid wordt dus niet zo eenvoudig verschaft als het laten horen van de boodschap.
Bezie thans een andere zijde van de aangelegenheid. Sommigen hebben thans hun oordeelsperiode en horen de boodschap. Anderen hebben deze oordeelsperiode tijdens de duizendjarige regering. Dan, in een rechtvaardige nieuwe wereld, zal het ongetwijfeld gemakkelijker zijn de waarheid aan te nemen. En indien wij naar redenen zoeken om te klagen, hadden de getrouwe mannen die voor Christus leefden, soms een gelijke gelegenheid? Zij hadden geen vooruitzicht op een hemels bestaan als onsterfelijke, onverderfelijke geestelijke schepselen die het voorrecht zullen ontvangen met Christus te regeren en voor Jehovah zelf te staan. Hun aardse beloning evenaart de hogere roeping niet. En dienen de „andere schapen” nu tegen God te murmureren omdat zij geen gelijke gelegenheid hebben om tezamen met de gezalfden naar de hemel te gaan?
Het argument van „gelijke gelegenheid” wordt in de wereld gebracht door de neiging van de mens, de belangrijkheid van de mens te overschatten. Wij moeten niet de domme fout van Adam en Eva begaan door te proberen uit te maken wat goed en wat kwaad is, wat juist en wat onjuist is (Gen. 3:4-6, 22). Wij moeten bereid zijn onze eigen gedachten te laten varen ten einde plaats te maken voor Gods gedachten en onze gedachten te verbuigen ten einde ze in overeenstemming te brengen met de beginselen van God zoals ze in zijn Woord worden getoond, zelfs op dit punt van gezins- en gemeenschapsverantwoordelijkheid (Jes. 55:8, 9). Door ons te ontdoen van vooringenomen, bevooroordeelde menselijke inzichten, kunnen wij de dingen zien zoals God ze ziet, terwijl wij de macht van de grote Pottenbakker over zijn schepselen van klei beseffen, en beseffen dat hij een vat kan maken voor eervol gebruik en een ander voor oneervol gebruik, dat hij door de een zijn heerlijkheid en barmhartigheid ten toon kan spreiden en door de ander na veel lankmoedigheid zijn rechtvaardige wraak kan tonen tegen hetgeen kwaad is. Indien Jehovah iets verkiest te doen: „Wat? o mens, wie zijt gij dan in werkelijkheid dat gij tegen God spreekt?” (Rom. 9:24, 20, NW). Daar wij inzien dat de gelijkheid van gelegenheid, zoals wij dit eens door onze feilbare menselijke manier om de dingen te bezien, hebben geloofd, niet kan bestaan, welke invloed dient dit dan op degenen van ons te hebben die zo begunstigd zijn dat zij in de waarheid zijn? Het dient ons zeer te verootmoedigen en ons met dankbaarheid jegens God te vervullen voor zijn onverdiende goedgunstigheid die hij ten opzichte van ons heeft betoond. En indien wij ons werkelijk bekommeren over hen die de boodschap nog niet hebben gehoord, zullen wij eerder alles doen wat in ons vermogen ligt, om er voor te zorgen dat zij de boodschap wel horen, als gevolg van onze eigen ijverige predikingsactiviteit, dan dat wij van God verlangen dat hij zich naar onze ideeën over het redden van mensen zal schikken. Laat dus uw ijver in het getuigenisgeven de werkelijke maatstaf zijn van uw bezorgdheid voor de mensen.