Vermeerder uw dienstvoorrechten
1. (a) Wat heeft Jezus krachtig in de gelijkenis van de ponden geïllustreerd, en hoe? (b) Wie is degene die koninklijke macht ontving en welke belangen heeft hij aan zijn dienstknechten toevertrouwd?
DE NOODZAAK om in de dienst van onze Meester produktief te zijn, werd krachtig door Jezus in een gelijkenis geïllustreerd. Hij zei dat een zekere man van hoge afkomst, die op het punt stond om naar het buitenland te reizen ten einde koninklijke macht te verwerven, zijn dienstknechten bij zich riep ten einde elk een pond te geven met de opdracht hiermee handel te drijven. „En het geschiedde, toen hij terugkwam, nadat hij de koninklijke waardigheid verkregen had, dat hij die slaven, aan welke hij het geld gegeven had, bij zich liet roepen om te weten wat ieder met zijn handel bereikt had. En de eerste verscheen en zeide: Heer, uw pond heeft tien ponden winst gemaakt. En hij zei tot hem: Voortreffelijk, goede slaaf; omdat gij in het minste getrouw geweest zijt, heb gezag over tien steden. De tweede kwam en zeide: Uw pond, Heer, heeft vijf ponden opgebracht. Hij zeide ook tot dezen: En gij, wees heer over vijf steden.” Er was echter ook een slaaf die, alhoewel hij zijn pond niet had verloren, geen toename aan de dag had gelegd, met het gevolg dat hij ontrouw werd geoordeeld en datgene wat hij had, van hem werd weggenomen (Luk. 19:12-26). Christus Jezus is Degene aan wie Jehovah koninklijke macht heeft gegeven en hij heeft het voorrecht om als Koninkrijksgetuigen aan de bediening deel te nemen, aan al zijn volgelingen geschonken door te zeggen: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige geest, en onderwijst hun al wat ik u heb geboden, na te komen.” — Matth. 28:19, 20, NW.
2. Waarom is het voor iedereen belangrijk om van toename blijk te geven?
2 Door middel van deze gelijkenis toont hij aan dat wij niet door datgene wat ons is toevertrouwd alleen maar te behouden, maar door er op zodanige wijze mee te werken dat wij van toename blijk geven, Gods goedkeuring zullen ontvangen. Waarom? Omdat hierdoor te kennen wordt gegeven dat wij een juiste en goede hartetoestand bezitten. Jezus verklaarde dit in zijn gelijkenis van de zaaier als volgt: „Hij die op de goede soort van aarde is gezaaid, is degene die het woord hoort en de betekenis ervan begrijpt, die werkelijk vruchten draagt en voortbrengt, deze honderd-, die zestig- en de andere dertigvoud” (Matth. 13:23, NW). Doordat degene wiens hart de juiste soort van aarde blijkt te vormen, ontvankelijk is voor Gods Woord en gunstig op de leiding van zijn organisatie reageert, zegent God het werk van zijn handen met toename.
3. Wat is er van onze zijde nodig om van toename blijk te geven?
3 Om van toename blijk te geven, moeten wij ons op Gods dienst toeleggen en er moeite voor doen om meer kennis en een grotere vaardigheid te verkrijgen; wij dienen progressief te zijn en bereidwillig meer verantwoordelijkheid in Gods dienst op ons te willen nemen. Iedereen dient in een kennis van de bijbelse waarheid te blijven groeien, produktief te zijn ten aanzien van het voortbrengen van de vruchten van christelijke hoedanigheden in zijn leven en het goede nieuws te verbreiden door een openbare bekendmaking van zijn geloof te doen (1 Tim. 2:3, 4; Joh. 15:8; Rom. 10:10). Wij dienen nooit zelfvoldaan te worden en ons gemak ervan te nemen met de houding dat wij alles hebben gedaan wat noodzakelijk was. In plaats hiervan dienen wij ons juist krachtig in te spannen. „Blijft waken, staat vast in het geloof, blijft u manlijk gedragen, wordt machtig. Laat al uw aangelegenheden met liefde geschieden.” „Span u krachtig in om door de nauwe deur binnen te gaan, want velen, zeg ik u, zullen trachten binnen te gaan, maar zullen niet sterk genoeg zijn.” — 1 Kor. 16:13, 14; Luk. 13:24, NW.
VOORUITGANG IN DE VELDDIENST
4. Welk voorrecht staat open voor degenen die enige kennis van Gods Woord hebben verworven en het hebben geaccepteerd, en hoe dienen zij deze gelegenheid te beschouwen?
4 Misschien bent u iemand die de bijbel nu reeds enige maanden met behulp van een van Jehovah’s getuigen bestudeert. Uw krachtsinspanningen zijn ongetwijfeld rijkelijk beloond; u hebt bevredigende bijbelse antwoorden gevonden op vragen die u vele jaren lang kwelden, terwijl ook vele van uw persoonlijke problemen zijn opgelost; u hebt een betrouwbare hoop op Gods nieuwe wereld ontvangen die u met vreugde heeft vervuld. Daar u de gebeurtenissen van ons geslacht met Jezus’ grote profetie over de tijd van het einde der oude wereld hebt vergeleken, weet u thans dat wij sinds 1914 in die tijd leven. U hebt uit die profetie ook geleerd dat er een werk wordt verricht waaraan u kunt deelnemen, want Jezus zei: „Dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn” (Matth. 24:14). In gedachten houdend dat Gods Woord iedereen ertoe aanmoedigt tot christelijke rijpheid voort te gaan, is het thans de tijd er definitieve regelingen voor te treffen uw dienst voor God uit te breiden door aan dat grootse werk een aandeel te hebben (Hebr. 5:12–6:1). Er zijn miljoenen mensen die nog niets afweten van de dingen die u hebt geleerd. Jezus zei dan ook: „De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig” (Matth. 9:37). Zult u te zamen met degene die u mondeling heeft onderricht, aan het vreugdevolle oogstwerk deelnemen? Zult u uw dienstvoorrechten uitbreiden en daardoor tonen dat de waarheid die God u heeft geschonken, in de ’goede aarde’ van een goed hart is terechtgekomen en dat u de betekenis ervan hebt begrepen en produktief bent in zijn dienst? — Gal. 6:6, NW.
5. (a) Waar dient iedereen die tot de Nieuwe-Wereldmaatschappij behoort, betreffende de bediening aan te denken? (b) Wat zijn sommige van de activiteiten waarin iedereen zich kan ontplooien ten einde van toename blijk te geven?
5 Iedereen die tot de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen behoort, of hij nu pas geïnteresseerd of een ervaren bedienaar van het evangelie is, dient eraan te denken zijn dienstvoorrechten uit te breiden. Iedereen dient zo progressief te zijn om in de bediening een doel voor ogen te houden dat hij tracht te verwezenlijken — een doel dat in een redelijke tijdsperiode bereikt kan worden en als een springplank voor verdere vooruitgang kan dienen. Er staan vele takken van dienst voor ons open en wij dienen er progressief naar te streven ze alle in ons geregelde activiteitsprogramma op te nemen. In alle gemeenten kan op dit gebied veel verbeterd worden, hetgeen betekent dat er persoonlijk veel verbeterd dient te worden. Neemt u, evenals Jezus en zijn apostelen, geregeld deel aan de van-huis-tot-huis-bediening? (Hand. 20:20; 1 Kor. 11:1) Hebt u hier deze week een aandeel aan gehad? Hebt u, aangezien het er thans de tijd voor is dat het nieuws van Gods opgerichte koninkrijk wordt bekendgemaakt, een geregeld aandeel aan de verspreiding van het tijdschrift dat aan het bekendmaken van dat koninkrijk is opgedragen, namelijk De Wachttoren, te zamen met het zustertijdschrift Ontwaakt!? Er kan door de geregelde verspreiding van deze tijdschriften veel goeds tot stand worden gebracht, en iedere verkondiger heeft het voorrecht hier een aandeel aan te hebben. Hebt u waardering voor dit voorrecht? Vervolgens is er het uiterst belangrijke nabezoek- en bijbelstudiewerk. Ongetwijfeld stelde juist dit u in de gelegenheid om een kennis der waarheid te verkrijgen, en dit dient u te helpen er de belangrijkheid van in te zien geregeld wekelijks aan deze takken van dienst deel te nemen ten einde anderen op de weg ten leven te helpen. Breid uw bediening dermate uit dat al deze activiteiten erin worden opgenomen. Mocht u hier reeds geregeld in zijn, beschouw dan hoe u uw doeltreffendheid kunt verbeteren ten einde in de tijd die u aan de velddienst besteedt, meer tot stand te brengen. Zoek, terwijl u uw dienst uitbreidt, iemand anders in de gemeente uit die er hulp bij nodig heeft om hetzelfde te doen en bied hem of haar liefdevol deze hulp en aanmoediging aan. Wanneer u in uw eigen bediening van toename blijk geeft en anderen helpt hetzelfde te doen, zult u de belonende vreugde ontvangen die met een dergelijke produktieve handelwijze gepaard gaat. — Matth. 25:23.
6. (a) Hoe helpt de school der theocratische bediening ons om vorderingen te maken? (b) Hoe vormt de ijver van elke leerling om vorderingen te maken, een bron van zegeningen voor allen die de school bezoeken?
6 De raad betreffende de bediening die Paulus aan Timótheüs gaf, is thans op ons allen van toepassing. Hij zei: „Denk hierover diep na, wordt er geheel door in beslag genomen, opdat uw vooruitgang voor allen zichtbaar zij. Schenk voortdurend aandacht aan uzelf en aan uw onderwijs” (1 Tim. 4:15, 16, NW). De school der theocratische bediening voorziet in uitstekende gelegenheden om deze raad in praktijk te brengen en allen die met de gemeente zijn verbonden, doen er goed aan van deze voorziening profijt te trekken. Leg een zelfde handelwijze als Timótheüs aan de dag en ’laat uw vooruitgang voor allen zichtbaar zijn’. Houd de raad die u op de school hebt ontvangen, in gedachten en stel oprechte krachtsinspanningen in het werk — niet alleen wanneer u zich van uw volgende toewijzing kwijt, maar dagelijks in uw gesprekken en geregeld in uw velddienst — om vooruitgang te maken. Laat elke toewijzing een mijlpaal van vooruitgang in uw bediening zijn doordat u het materiaal dat u behandelt, leert beheersen en goede spreek- en onderwijshoedanigheden ontwikkelt. Wanneer u vooruitgang maakt, zullen ook de aanwezigen in de zaal hier voordeel van trekken. Hoewel het waar is dat de meesten van hen een algemene kennis van het door u behandelde materiaal hebben, zal een extra krachtsinspanning van uw zijde om de ideeën duidelijk onder woorden te brengen, hen in staat stellen de punten beter te beheersen. Door het materiaal net zo te behandelen als u dit tegenover een persoon van goede wil in de bediening in het veld zou doen, kunnen zij van uw voorbeeld leren hoe zij erover kunnen redeneren en het voor iemand die zeer weinig van de bijbelse waarheid afweet, begrijpelijk kunnen maken. De warmte en het enthousiasme waarmee u uw boodschap brengt, zal de in het hart gevoelde waardering voor de waarheid bij allen die naar u luisteren, verdiepen. Ja, de goed voorbereide, oprechte manier waarop u uw lezing houdt, kan de bepalende factor vormen waardoor de waardering van een nieuweling voldoende wordt gestimuleerd om de vergaderingen in het vervolg geregeld te bezoeken en van de levengevende wateren der waarheid te blijven drinken. Aldus is uw vooruitgang zowel voor uzelf als voor degenen die op u letten, een bron van zegen.
ONS VOOR GROTERE VOORRECHTEN OPENSTELLEN
7. Welke met de velddienst in verband staande gelegenheden voor een uitgebreidere dienst in de gemeente staan voor rijpe verkondigers open, en hoe dienen zij deze activiteit te bezien?
7 De behoefte aan rijpe predikers, die zich op de dienst hebben toegelegd en wier vooruitgang voor allen openbaar is, mensen die bereidwillig grotere verantwoordelijkheden op zich willen nemen, is groot. Hoeveel verkondigers zijn er in uw gemeente die, ten gevolge van onrijpheid, elke maand slechts enkele uren aan de dienst besteden en vrijwel geen blijk van vooruitgang geven? Zij hebben de hulp van rijpe verkondigers nodig die er tijd aan willen besteden om met hen te studeren, hen erbij te helpen toespraakjes voor te bereiden, hen er behulpzaam bij te zijn de met het van-huis-tot-huis-werk in verband staande problemen beter aan te pakken, met hen mee te gaan naar nabezoeken en hen erbij te helpen huisbijbelstudiën op te richten. Zij hebben persoonlijk onderricht en een persoonlijke aanmoediging nodig. „Wij toch, die sterk zijn, behoren de zwakheden te dragen van hen die niet sterk zijn, en niet onszelf te behagen. Een ieder van ons behage zijn naaste in wat zijn opbouw ten goede komt” (Rom. 15:1, 2). Doet u stappen om uw bediening dermate uit te breiden dat dit dienstvoorrecht er ook toe behoort?
8. Wat is de juiste zienswijze met betrekking tot toewijzingen die men voor een programma-onderdeel van de dienstvergadering kan ontvangen?
8 Naarmate u vooruitgang maakt, zou u kunnen bemerken dat u het voorrecht ontvangt om over een gedeelte van het dienstvergaderingsprogramma de leiding te hebben. Op velen wordt in dit verband geregeld een beroep gedaan. Hoe dient men dit te bezien? Paulus antwoordt: „Wie de leiding heeft, doe het werkelijk ernstig” (Rom. 12:8, NW). Wanneer u dit voorrecht ontvangt, ook al gebeurt dit elke week, stel de voorbereiding dan niet tot het laatste nippertje uit om dan haastig enkele ideeën bij elkaar te rapen, waardoor de toegewezen tijd alleen maar wordt gevuld. Het is u toevertrouwd de gemeente van Gods volk van geestelijke spijzen en raadgevingen van Zijn tafel te voorzien. Beschouw dit nimmer als iets gewoons (Mal. 1:12). U dient uw toewijzing zorgvuldig van tevoren te bestuderen. Houd er rekening mee het materiaal dusdanig te behandelen dat het rechtstreeks op de omstandigheden van de gemeenteleden van toepassing is. U hebt uw toewijzing niet ontvangen om alleen maar inlichtingen door te geven, maar dit op zodanige wijze te doen dat allen de waarde ervan zullen inzien en deze kennis zullen onthouden en gebruiken. Uw doeltreffendheid zal weerspiegeld worden in hun doeltreffendheid in de velddienst en als gevolg daarvan in het leven van degenen tot wie zij prediken.
9. Welke gelegenheden voor dienst zijn er als gevolg van een toename in het aantal gemeenten geschapen?
9 Een produktieve bediening in het veld heeft een verbazingwekkende toename in het aantal gemeenten tot gevolg gehad, waardoor eveneens gelegenheden voor een uitgebreidere dienst worden geschapen. Denk eens aan: Gedurende de afgelopen twee jaar zijn over de gehele wereld 3130 nieuwe gemeenten van Jehovah’s volk opgericht! Dit betekent dat er gedurende die tijd 3130 nieuwe gemeente-opzieners nodig waren en verder nog 21.000 assistent-dienaren en meer dan 160 kring- en districtsdienaren om de gemeenten op gezette tijden te bezoeken. Toch is dit nog niet alles. In bijna elke gemeente kunnen rijpe broeders hun voorrechten uitbreiden door de verantwoordelijkheden van een dienaar op zich te nemen, want velen die thans als dienaar zijn aangesteld, hebben twee of drie ambten.
10. (a) Hoe tracht men het ambt van opziener te verkrijgen? (b) Waarom is het juist een dergelijke handelwijze na te streven?
10 Paulus prijst degenen die graag een dergelijke dienst willen verrichten, door te zeggen: „Indien iemand een opzienersambt tracht te verkrijgen, verlangt hij naar een juist soort van werk” (1 Tim. 3:1, NW). Zij zijn niet op eer uit, maar willen graag werk, het juiste soort van werk, verrichten. Zij willen meer in Jehovah’s dienst doen en van groter nut zijn voor hun christelijke broeders en zusters. Zoals wij reeds in de gelijkenis van de ponden hebben gezien, tracht iemand het ambt van een opziener te verkrijgen door er blijk van te geven dat hij het waard is dat hem grotere verantwoordelijkheden worden geschonken, hetgeen hij kan doen door zich getrouw te betonen en datgene wat reeds aan zijn zorg is toevertrouwd, met meer zorg te behartigen. Wanneer hij ijverig is en vaardig wordt in de bediening van huis tot huis, nabezoeken brengt, progressieve huisbijbelstudiën leidt, in alle takken van de dienst geregeld is, iedere toewijzing voor de gemeentevergaderingen op een opbouwende wijze behartigt en in alles wat hij doet de vruchten van Gods geest tentoon spreidt, toont hij door zijn getrouwe handelwijze dat hij ervoor in aanmerking komt als een opziener gebruikt te worden. Opzieners bezitten hun ambt niet omdat zij de aandacht van de een of andere vooraanstaande broeder hebben getrokken, maar omdat zij Gods goedkeuring hebben verworven. Daar zij zich in kleine dingen getrouw hebben betoond, worden zij door God met grotere verantwoordelijkheden gezegend (Ps. 75:6-8; Luk. 16:10). Streeft u een dergelijke handelwijze van getrouwheid na door de aan uw zorg toevertrouwde Koninkrijksbelangen te behartigen?
11. Waardoor wordt iemand ertoe bewogen de pioniersdienst op zich te nemen, en welke regeling maakt het voor velen mogelijk aan deze dienst een aandeel te hebben?
11 Aangezien de vooruitziende predikers in de Nieuwe-Wereldmaatschappij weten dat niets wat deze oude wereld heeft te bieden in waarde met Gods dienst vergeleken kan worden, hebben duizenden van hen hun aangelegenheden zodanig geregeld dat zij als pioniers meer tijd aan het werkelijke predikings- en onderwijzingswerk kunnen besteden. Tienduizenden anderen — die als gevolg van verantwoordelijkheden waarvan zij zich moeten kwijten, onmogelijk pioniers kunnen zijn — hebben eveneens het oog op uitgebreidere dienstvoorrechten gericht. Door hier zorgvuldig plannen voor op te stellen, zijn zij in staat om de gelegen tijd dermate uit te kopen dat zij elk jaar twee weken, een maand of langer de vakantiepioniersdienst kunnen ingaan. Hun hart gaat uit naar Jehovah’s dienst en zij zien voortdurend naar gelegenheden uit om er een vollediger aandeel aan te hebben. Zij blijven beproeven of zij de loopbaan van het ware geloof volgen en zij worden ertoe bewogen zich in te spannen gelegenheden te zoeken waardoor zij hun dienst aldus kunnen uitbreiden. — Ef. 5:15, 16; 2 Kor. 13:5, NW.
12. Waarom verhuizen afzonderlijke personen en gezinnen naar gebieden waar de behoefte aan Koninkrijksgetuigen groot is?
12 Andere vastbesloten personen en gezinnen zijn naar nieuwe gebieden en zelfs naar vreemde landen verhuisd waar de behoefte aan Koninkrijksgetuigen groot is. Waarom? Niet omdat zij geen gezinsverplichtingen of andere verantwoordelijkheden hadden of omdat zij zoveel geld hadden dat zij niet wisten hoe zij dit anders moesten gebruiken. Zij zijn zich eerder werkelijk bewust van Gods wil voor onze tijd; zij zijn er met geloof in God van overtuigd dat het getuigeniswerk dat thans wordt verricht, het belangrijkste werk is voor onze tijd. Toen de oproep om hulp in de bediening hun vanuit deze andere plaatsen bereikte, ging hetzelfde in hen om als in Paulus en zijn metgezellen toen Paulus een visioen had van een Macedonische man die hem smekend vroeg: „Steek over naar Macedonië en help ons.” „Toen hij het gezicht gezien had”, zo vervolgt het bericht, „zochten wij dadelijk gelegenheid om naar Macedonië te vertrekken, daar wij er uit opmaakten dat God ons had geroepen om hun het evangelie te verkondigen” (Hand. 16:9, 10). Degenen die thans aan de oproep gehoor hebben gegeven, zijn dan ook van mening dat Gód hen heeft geroepen en hun deze geopende deur van dienst heeft getoond, en evenals Jesaja antwoorden zij: „Hier ben ik, zend mij” (Jes. 6:8). Wanneer zij degenen die naar rechtvaardigheid hongeren en dorsten, helpen om te zamen met hen de dienst van de ware God op zich te nemen, wordt hun geloof rijkelijk beloond.
13. Hoe dienen wij de tegenwoordige gelegenheden om onze dienst uit te breiden, te bezien, en met welk standpunt ten aanzien van de toekomst?
13 Ongeacht waar wij in Jehovah’s organisatie dienst verrichten, wij zijn altijd in de gelegenheid om net zo te handelen als de getrouwe slaven in Christus’ gelijkenis en van een vermeerdering van het pond, de aan ons toevertrouwde Koninkrijksbediening, blijk te geven. Door krachtig in God te geloven, liefde aan de dag te leggen voor degenen die jegens de Schepper van goede wil zijn, de naderende dag van Jehovah’s vernietiging van de goddeloze wereld ’goed in gedachten te houden’ en vurig naar de zegeningen van de nieuwe wereld uit te zien, zullen wij tot een dergelijke getrouwe handelwijze worden aangespoord (2 Petr. 3:11-13, NW). Wij zien niet uit naar een tijd waarin wij uit de dienst van de Meester worden ontslagen. Wij kijken niet verlangend naar Armageddon uit als naar een tijd waarin onze dienst voor God zal eindigen. Wanneer iemand zijn toewijzing getrouw heeft behartigd, zal God hem niet uit zijn dienst ontslaan of uit de actieve dienst laten terugtrekken. Jehovah’s actieve dienst schenkt ons vreugde en degenen die thans getrouw blijken te zijn, zullen in de nieuwe wereld met grotere gelegenheden om hun Schepper te dienen, gezegend worden. Zoals Jezus in de gelijkenis van de ponden aantoont, zegt de Meester tot de dienstknecht die datgene wat hem werd toevertrouwd, getrouw heeft behartigd: „Wel gedaan, goede en getrouwe slaaf! Gij zijt over weinig getrouw geweest. Ik zal u over veel aanstellen. Ga de vreugde van uw meester binnen.” — Matth. 25:23, NW.
HET DOEL VAN NIEUWE-WERELDDIENST NASTREVEN
14, 15. Welke grotere dienstvooruitzichten liggen er voor degenen van Christus’ gezalfde lichaamsleden die thans van getrouwheid blijk geven, in het verschiet?
14 Sta er eens bij stil welk een groots werk er in het verschiet ligt voor degenen die thans hun geloof bewijzen! Degenen die met Gods geest zijn gezalfd en hun roeping en verkiezing vast maken, zullen te zamen met Christus diensttoewijzingen in het hemelse koninkrijk behartigen. Er zullen glorierijke nieuwe gebieden van activiteit voor hen opengaan, want „zij zullen priesters van God en van Christus zijn en zij zullen . . . als koningen”, als leden van het Nieuwe Jeruzalem, de hoofdorganisatie van Gods gehele universum, „heersen” (Openb. 20:6). Op deze gezalfden, die God van ganser harte hebben gediend, die de loopbaan van vrede met God en zijn Zoon en hun christelijke broeders en zusters hebben gevolgd, en die ondanks wrede vervolging pal zijn blijven staan, zijn de beloften van toepassing: „Gelukkig zijn de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. Gelukkig zijn de vredelievenden, want zij zullen ’zonen van God’ genoemd worden. Gelukkig zijn zij die zijn vervolgd ter wille van de rechtvaardigheid, want hun behoort het koninkrijk der hemelen toe.” — Matth. 5:8-10, NW.
15 Door middel van zijn geïnspireerde Woord laat Jehovah hun weten welke heerlijke vooruitzichten hen zoal te wachten staan. De apostel Paulus maakt hier melding van door te zeggen: „Ik blijf u in mijn gebeden gedenken opdat de God van onze Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u de geest van wijsheid en van openbaring in de nauwkeurige kennis van hem moge schenken, de ogen van uw hart verlicht geworden zijnde, opdat gij moogt weten wat de hoop is waartoe hij u heeft geroepen, wat de glorierijke rijkdommen zijn welke hij als een erfenis voor de heiligen bewaart en wat de alles overtreffende grootheid van zijn macht jegens ons gelovigen is. Het is volgens de werking van de macht zijner sterkte, waarmee hij werkzaam is geweest in het geval van de Christus, toen hij hem uit de doden opwekte en hem een plaats gaf aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten, ver boven elke regering, autoriteit, macht, heerschappij en iedere naam die wordt genoemd, niet alleen in dit samenstel van dingen, maar ook in het toekomende. Ook heeft hij alles onder zijn voeten onderworpen, en hij heeft hem tot hoofd over alles aangesteld voor de gemeente, welke zijn lichaam is, de volheid van hem die alles in allen vervult” (Ef. 1:16-23, NW). Hun hoop op zulk een wonderbaarlijke, hemelse dienst vormt een „anker der ziel”, waardoor zij in staat worden gesteld de dienst die God hun thans heeft opgedragen, getrouw te vervullen en de hoop die hun voor ogen is gesteld, stevig vast te grijpen. — Hebr. 6:19.
16, 17. Welke dienstvoorrechten staan degenen te wachten die met leven in het aardse gebied van het Koninkrijk worden gezegend?
16 Vervolgens is er een grote schare anderen die thans zijde aan zijde met de gezalfde broeders van de Koning dienst verrichten en op wie Gods geest van zegening rust. Tot hen zegt Christus: „Komt, gij op wie de zegen van mijn Vader rust, beërft het koninkrijk dat sedert de grondlegging der wereld voor u is bereid” (Matth. 25:34, NW). Zij zien ernaar uit in het aardse gebied van het Koninkrijk dienst te verrichten, en wat een heerlijke vooruitzichten liggen er voor hen in het verschiet!
17 Degenen die er thans blijk van geven getrouwe opzieners in de Nieuwe-Wereldmaatschappij te zijn, zullen zich na Armageddon ongetwijfeld in posities van vorstelijke dienst blijven verheugen. Er zal veel werk te doen zijn en dit zal op een ordelijke wijze gebeuren (Jes. 32:1, 2; 1 Kor. 14:33). Nadat God in zijn oorlog van Armageddon het oordeel over de goddelozen heeft voltrokken, zullen de aardse onderdanen van de Koning een wereldomvattend opruimingsprogramma voor de boeg hebben dat alles wat zich op dit gebied ooit op deze aardbol heeft voorgedaan, in de schaduw zal stellen. Er zal een ontelbaar aantal menselijke doden begraven moeten worden (Ezech. 39:11-16). Verder zullen er huizen worden gebouwd. De paradijstoestanden zullen tot de einden der aarde worden uitgebreid. Het zal dan geen tijd zijn voor ongeregelde werkers of voor mensen die alleen datgene trachten te doen waar zij net mee kunnen volstaan. Zij die dan leven en aan die dienst kunnen deelnemen, zullen degenen zijn die God met geheel hun hart, al hun sterkte en al hun levenskracht liefhebben; het zijn degenen die thans getrouw blijken te zijn in hun toewijzingen en die met nog meer werk in de toekomst gezegend zullen worden. Wanneer de overlevenden van Armageddon kinderen krijgen en degenen die zich in de herinnering van God bevinden, uit de doden worden opgewekt, zal er een geweldig onderwijzingsprogramma ten uitvoer worden gebracht (Openb. 20:12). Men zal dan een goed gebruik kunnen blijven maken van de onderwijsbekwaamheid die men zich thans eigen heeft gemaakt, door degenen die uit de opstanding terugkomen te helpen een nauwkeurige kennis en een diepe waardering van Gods wil te verkrijgen. Onder het bestuur van het koninkrijk des hemels zal deze aarde tot een paradijsachtige lieflijkheid worden gebracht en zullen haar gehoorzame bewoners tot de volmaaktheid terugkeren. Al deze bewoners zullen Jehovah van ganser harte aanbidden.
18. Welk juiste standpunt dienen wij in te nemen ten aanzien van de dienst die God ons thans en in de toekomst laat verrichten?
18 Dit is de wil van God en met het oog hierop bidden alle christenen: „Uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde” (Matth. 6:9, 10). Vurig naar die tijd verlangend, dienen zij God thans opdat zij de zegen mogen ontvangen om de voldoening schenkende diensttoewijzingen te mogen behartigen die Jehovah hun dan en gedurende de gehele eeuwigheid zal schenken! De dienst van God betekent geen drukkende last voor hen; zij beschouwen het op zich nemen van grotere verantwoordelijkheden niet als een onaangenaam vooruitzicht. Zij putten de grootste vreugde en voldoening uit het doen van de goddelijke wil en zien vol verwachting uit naar wegen om er een groter aandeel aan te hebben.