Wees eerlijk in alles
MENSEN die God wensen te behagen, houden zich aan de christelijke maatstaf van eerlijkheid. Zij zijn zich ervan bewust dat „de slinkse persoon . . . iets verfoeilijks [is] voor Jehovah, maar Zijn vertrouwelijke omgang is met de oprechten”. — Spr. 3:32, NW.
Zo op het eerste gezicht zullen velen misschien denken dat oneerlijkheid voor hen geen probleem vormt. Zij zijn wellicht van mening dat zij zich niet met opzet aan oneerlijkheid schuldig maken door bijvoorbeeld te liegen, anderen te bedriegen of te stelen. Er komt echter meer voor kijken om eerlijk te zijn. Het kan heel goed zijn dat iemand meent in overeenstemming met de hoge christelijke maatstaven van eerlijkheid te leven terwijl hij zich terzelfder tijd met allerlei activiteiten bezighoudt die in werkelijkheid helemaal niet eerlijk zijn. Iedereen zal er derhalve goed aan doen zijn positie in dit opzicht in het licht van wat nu volgt aan een hernieuwd onderzoek te onderwerpen, ten einde vast te stellen of zijn denk- en handelwijze gewijzigd dienen te worden om met christelijke eerlijkheid te stroken.
EERLIJKHEID TEN OPZICHTE VAN REGERINGEN
Sommige soorten van oneerlijkheid zijn onmiskenbaar duidelijk, zoals openlijk stelen of liegen. Er zijn echter ook geraffineerdere soorten van oneerlijkheid, en hiertegen moet met des te meer zorg worden gewaakt.
In dit verband dient een christen bijvoorbeeld heel erg op zijn hoede te zijn met betrekking tot zijn contact met burgerlijke autoriteiten. Hij dient de regering eerlijk te geven wat haar toekomt, ook al is deze zelfde regering niet eerlijk ten opzichte van hem. Jezus Christus heeft ons gezegd ’caesar terug te betalen wat van caesar is’ (Matth. 22:21, NW). Legt de regering haar burgerij verscheidene belastingen op? Dan dient een christen niet op slinkse manieren en door bedrog te trachten onder het betalen van deze belastingen uit te komen. Hij dient bijvoorbeeld niet met zijn inkomstenbelasting te knoeien door op meer verminderingen aanspraak te maken dan waarop hij recht heeft of door te zeggen dat hij aan een liefdadigheidsinstelling heeft gegeven wanneer hij dit niet heeft gedaan of door zulke schenkingen groter te doen schijnen dan ze in werkelijkheid zijn geweest.
Iemand zou belastingontduiking kunnen proberen te rechtvaardigen door te zeggen dat de regering toch te veel vraagt, maar een christen heeft niet het recht dit te bepalen. Caesar schendt geen van Gods wetten door op gerechtvaardigde wijze om belastingen te vragen. Indien regeringen te veel belasting vragen of de door hen bijeengebrachte belasting misbruiken, zullen ze zich hiervoor tegenover God moeten verantwoorden. Een christen is echter niet de aangewezen persoon om in deze aangelegenheden als rechter op te treden. Hij staat niet alleen ten opzichte van regering, maar ook ten opzichte van God onder de verplichting precies datgene te betalen wat wordt geëist. De christelijke apostel Paulus heeft gezegd: „Iedere ziel zij onderworpen aan de superieure autoriteiten . . . Geeft aan allen wat hun toekomt, aan hem die vraagt om de belasting, de belasting; aan hem die vraagt om de schatting, de schatting.” — Rom. 13:1, 7, NW.
Een handelwijze die hiermee in verband staat, is het smokkelen, waarbij men in een naburig land iets koopt en het dan over de grens smokkelt ten einde aan het betalen van invoerbelasting of -rechten te ontkomen. Ook al is dit in sommige landen heel normaal, dan dienen christenen zich er toch niet mee bezig te houden, omdat daardoor aan de regering wordt onthouden waar ze wettelijk aanspraak op maakt. De burgerlijke autoriteit bezit het recht belasting te heffen wanneer ze dit wenst, en aangezien dit niet indruist tegen Gods wetten, moet men zich ernaar schikken. Een christen die smokkelt, handelt oneerlijk en kan hiervoor aansprakelijk gesteld worden, en dit niet alleen door de politie, maar ook door de christelijke gemeente.
Vele mensen zullen zich waarschijnlijk niet als smokkelaars beschouwen, maar wanneer zij zo af en toe van een buitenlandse reis terugkeren, vullen zij dan de douaneverklaring die hun wordt voorgelegd, eerlijk in? Geven zij alles aan wat volgens de wet aangegeven dient te worden, of proberen zij manieren te vinden om artikelen gratis over de grens te krijgen, zonder er invoerrechten op te betalen? Het doet er niet toe of het voorwerp klein of groot is en of de persoon het iets onbelangrijks vindt. Willen wij eerlijk zijn, dan gaat het alleen maar om de vraag: Schrijft de regering ons voor op dit voorwerp invoerrechten te betalen? Indien ja, dan moet een christen hieraan voldoen. Dit niet te doen komt neer op oneerlijkheid.
Regeringen stellen ook regels voor het verkeer vast om de openbare veiligheid te bevorderen. In vele landen wordt door een bepaald stopbord te kennen gegeven dat men zijn vervoermiddel absoluut tot stilstand moet brengen. Remt men bij zo’n bord echter alleen maar af om zich ervan te vergewissen of er geen politieagent in de buurt is, en rijdt men dan weer verder? En hoe staat het met de snelheidsbeperkingen? Overschrijdt men de maximumsnelheid als niemand erop toeziet? Het is oneerlijk zo te handelen. Waarom? Omdat men dan niet gehoorzaam is aan de „superieure autoriteiten”. Mensen kunnen dan wel spotten met verkeersregels die hun niet aanstaan, maar „dwaas zijn degenen die spotten met schuld” (Spr. 14:9, NW). Caesar bezit het recht bepaalde verkeerswetten te maken, en deze dragen bovendien bij tot de bescherming van het volk. Aangezien deze bepalingen geen inbreuk maken op Gods wetten, moet een christen zich eraan onderwerpen als waren ze van God afkomstig.
OP HET WERK
Zo hebben zakelijke instellingen eveneens bepalingen uitgevaardigd. Iemand zal er misschien niet over denken geld of koopwaar van zijn werkgever te stelen, omdat hij dit oneerlijk zou vinden, maar aan de andere kant vindt hij het misschien heel gewoon postzegels, briefpapier en ander materiaal van het bedrijf voor persoonlijk gebruik aan te wenden. Ja, het is zelfs oneerlijk een potlood of paperclips te gebruiken wanneer hier geen toestemming voor is gegeven, aangezien deze dingen eigendom zijn van het bedrijf waar men werkt.
Hetzelfde geldt voor het gebruiken van de telefoons van de firma waar men werkt. Als is vastgesteld dat de telefoon niet voor persoonlijke gesprekken gebruikt mag worden, is het oneerlijk dit toch te doen, ook al doet iedereen het. Een christen is verplicht voor de door hem gevoerde persoonlijke gesprekken te betalen, aangezien hij materiaal gebruikt dat hem niet toebehoort. Even oneerlijk is het wanneer iemand die bijvoorbeeld bij de telefoondienst werkt, gebruik maakt van de telefoon zonder ervoor te betalen. Dit komt feitelijk op diefstal neer, aangezien men daardoor geld in zijn zak houdt dat men in normale omstandigheden voor een telefoongesprek had moeten betalen. En als u het in zo’n geval niet oneerlijk vindt om gratis telefoongesprekken te voeren, vraagt u dan eens aan verantwoordelijke personen van de telefooncentrale hoe zij erover denken!
Af en toe staan winkeliers hun personeel toe voor persoonlijk gebruik goederen tegen gereduceerde prijs te kopen. Sommige bedienden zijn van mening dat zij deze koopwaar tegen de gereduceerde prijs aan vrienden of familieleden kunnen doorverkopen, ten einde hen te helpen geld te sparen. Dit is echter niet eerlijk, aangezien men zich dan niet aan de regeling onderwerpt die door de firma is vastgesteld. De directie heeft het recht de regels te bepalen. Een christen moet zich hieraan onderwerpen.
Sommigen hebben in verband met hun wereldse werk een uitgavenrekening. Een christen zal er in zo’n geval zorgvuldig op toezien dat hij geen prijzen naar boven afrondt of artikelen meerekent die in werkelijkheid voor persoonlijk gebruik waren en derhalve niet voor rekening van de firma komen. Een christen schrijft op zijn uitgavenrekening alleen wat hij werkelijk voor zijn firma heeft uitgegeven en niets meer.
En wat valt ervan te zeggen wanneer men door tegen zijn werkgever te liegen, probeert vrij te krijgen? Al menen sommige mensen een goede reden voor hun leugen te hebben, dan kan deze toch niet volgens Gods maatstaf van eerlijkheid worden goedgepraat. Een christen zou bijvoorbeeld kunnen denken dat een leugentje om bestwil wel goed is als hij een christelijke vergadering wil bijwonen en bang is dat zijn werkgever hem er geen vrij voor zal geven. Hoe zou hij zich er echter voor kunnen rechtvaardigen dat hij tegenover zijn werkgever loog om een vergadering te bezoeken waar Gods Woord wordt onderwezen en waar men ertoe wordt aangespoord een christelijk gedrag — waartoe ook eerlijkheid behoort — aan de dag te leggen? Het is inconsequent en zelfs huichelachtig om zo te handelen. In de meeste gevallen zal een werkgever uw eerlijkheid in verband met uw verzoek om naar een vergadering te mogen gaan, respecteren. Maar ook al zou u uw baan moeten verliezen omdat u eerst het Koninkrijk zoekt, dan zal God u toch niet verlaten wanneer u juist handelt. — Matth. 6:33, NW.
Vaak doen christenen huishoudelijk werk, bijvoorbeeld door een bepaald huis schoon te houden, er te koken of andere karweitjes te verrichten. Zij weten ongetwijfeld dat het verkeerd is kleren, serviesgoed, tafelzilver en dergelijke mee te nemen, maar zijn zij zich ervan bewust dat het precies zo verkeerd is om dingen mee te nemen die niet zo gemakkelijk worden gemist? Het wegnemen van meel, suiker, fruit of groenten is net zo goed een vorm van stelen en oneerlijkheid als wanneer men een waardevoller voorwerp mee naar huis zou nemen. Als een werkgever toestemming heeft gegeven enkele van deze artikelen mee te nemen, is dit natuurlijk een ander geval. Men moet er echter altijd voor oppassen dat men geen misbruik maakt van de edelmoedigheid die een werkgever enkele keren aan de dag heeft gelegd en daaruit concludeert dat men nu altijd allerlei kleinigheden kan meenemen. Dit is niet het geval.
EERLIJKHEID IN ALLE DINGEN
Eerlijkheid kan nog op vele andere manieren aan de dag worden gelegd. Deze eigenschap vormt ook een belangrijke factor wanneer wij iets van anderen lenen. Wij dienen datgene wat wij hebben geleend, op de vastgestelde tijd of daarvóór terug te geven. Het betreft misschien een klein voorwerp en het is in uw ogen misschien helemaal niet zo erg het wat langer te houden, maar wat zou er gebeuren wanneer u zou proberen een heel klein geldbedrag van een bank te lenen zonder het op tijd terug te betalen? — Ps. 37:21.
Sommige personen in de christelijke gemeenten hebben tot taak met geld om te gaan dat voor het betalen van bepaalde uitgaven nodig is. Wanneer zij nu iets van dit geld voor zich zelf zouden gebruiken, ook al is dit nog zo weinig, dan zou dit oneerlijk zijn. Zelfs wanneer iemand financieel helemaal aan de grond zit, moet het nooit bij hem opkomen zonder goedkeuring van de eigenaar geld te gebruiken dat hem niet toebehoort. Men moet hier niet licht over denken. Judas Iskáriot wendde geld dat hem was toevertrouwd, voor eigen gebruik aan en werd „een dief” genoemd (Joh. 12:6, NW). Hij vond een ontijdige dood en stierf buiten Gods gunst.
Soms doet iemand iets waarvoor hij zich schaamt. Hij is bang dat anderen op hem zullen neerkijken wanneer zij hiervan op de hoogte zouden zijn. Alhoewel wij beslist niet verplicht zijn iedereen over de problemen van ons persoonlijke leven in te lichten, is een christen toch niet vrij om door te liegen zijn figuur te redden wanneer de zaak voor het gemeentecomité komt en hem wordt gevraagd de waarheid te vertellen.
Wees er goed van doordrongen dat wie in het kleine oneerlijk is, ook in het grote oneerlijk zal zijn. Het proces begint klein en eindigt groot. Iedere keer wanneer kleine overtredingen door de vingers worden gezien, komt de geest geleidelijk aan voor grotere overtredingen open te staan. Jezus heeft gezegd: „Wie getrouw is in het geringste, is ook getrouw in veel, en wie onrechtvaardig is in het geringste, is ook onrechtvaardig in veel. Indien gij u daarom niet getrouw hebt betoond in verband met de onrechtvaardige rijkdom, wie zal u dan het ware toevertrouwen? En indien gij u niet getrouw hebt betoond in verband met datgene wat van een ander is, wie zal u dan geven wat voor uzelf is?” — Luk. 16:10-12, NW.
Indien u God liefhebt en in zijn rechtvaardige nieuwe ordening van dingen wilt leven, zult u eerlijk willen zijn en willen doen wat juist is. „Wie het leven wil liefhebben en goede dagen wil zien, weerhoude zijn tong van wat slecht is en zijn lippen van het spreken van bedrog, maar hij kere zich af van wat slecht is en doe wat goed is.” — 1 Petr. 3:10, 11, NW.
Ja, wees in alles eerlijk. Dan zult ook u evenals de apostel Paulus kunnen zeggen: „Wij vertrouwen dat wij een eerlijk geweten hebben, daar wij ons in alle dingen eerlijk wensen te gedragen.” — Hebr. 13:18, NW.