Houd het door God ingestelde huwelijk in ere!
JEHOVAH’S zienswijze met betrekking tot het huwelijk van de mens wordt duidelijk geformuleerd in een aantal schriftplaatsen zoals: „Wat God . . . onder één juk heeft samengebracht, brenge geen mens vaneen”, en: „Hij [Jehovah] heeft echtscheiding gehaat” (Mark. 10:9; Mal. 2:16). Aan de andere kant verzet de grote tegenstander, Satan de Duivel, zich tegen alles wat rein en rechtvaardig is. In deze „laatste dagen”, nu „goddeloze mensen . . . van kwaad tot erger voortgaan” probeert Satan smaad te werpen op al Jehovah’s liefdevolle voorzieningen, waartoe ook de instelling van het huwelijk behoort (2 Tim. 3:1-5, 13; Openb. 12:9, 12). Met het oog op de tijden moeten Jehovah’s Getuigen vastbeslotener zijn dan ooit de door God ingestelde huwelijksregeling loyaal hoog te houden en de reinheid ervan te bewaren. — Gen. 2:24; Spr. 27:11; Hebr. 13:4.
Problemen in het huwelijk
Wij kunnen er zeker van zijn dat zolang mensen onvolmaakt zijn, huwelijken door problemen gekenmerkt zullen worden (1 Kor. 7:28-34). Indien echter beide partners gelovigen zijn, is er een voortreffelijke basis voor een sterke huwelijksband, omdat Jehovah in aanmerking wordt genomen. Een christelijk huwelijk wordt als „een drievoudig snoer [dat] niet spoedig in tweeën getrokken [kan] worden” (Pred. 4:12). Als er eens aanpassingsmoeilijkheden zijn, of een ander probleem zich voordoet, kunnen de christelijke partners dat in gebed aan Jehovah voorleggen, in het vertrouwen dat hij zal helpen. Dikwijls kan men tot een oplossing komen door de kwestie rustig te bespreken in het licht van schriftplaatsen zoals 1 Korinthiërs 13:4-8, Efeziërs 5:21-33 en Kolossenzen 3:12-14, 18, 19. Wanneer men de bijbelse raad om ’in de Heer te trouwen’ heeft opgevolgd, bestaat er dus een voortreffelijke basis om met behulp van de Schrift problemen op te lossen. — 1 Kor. 7:39.
Als men de kwestie onder elkaar niet tot een bevredigende oplossing weet te brengen, zal het echtpaar misschien de raad willen inwinnen van een van de ouderlingen in de christelijke gemeente. Daar zij Jehovah’s zienswijze kennen, moeten zij in staat zijn het huwelijk intact te houden en ook de eenheid en liefde aan te kweken waarin huwelijkspartners zich overeenkomstig Gods oorspronkelijke voornemen dienen te verheugen. — Gen. 2:24; Spr. 31:10-12, 28, 30; Matth. 19:4-6.
Met een ongelovige partner
Anders is de situatie wellicht, wanneer iemand een gelovige wordt en de partner niet gunstig op de Koninkrijksboodschap reageert. Desondanks is het mogelijk een heel goed huwelijk te hebben, waarin echtgenoot en echtgenote liefde voor elkaar aan de dag leggen. En, zoals de apostel Petrus zei, door het „eerbare gedrag te zamen met diepe achting” van de zijde van de christelijke echtgenote kan een ongelovige echtgenoot wellicht mettertijd gewonnen worden. Zo weet ook een pasbekeerde echtgenoot op den duur misschien zijn vrouw te winnen (1 Petr. 3:1-7). Waar de problemen ernstiger zijn, zal de gelovige partner deze wellicht tactvol en met geduldige volharding moeten aanpakken en er altijd blijk van willen geven „de vrucht van de geest” aan de dag te leggen. — Gal. 5:22, 23.
In sommige gevallen kan er sprake zijn van scheldpartijen en lichamelijke mishandeling, van dreigementen en slaag. Maar wil dit zeggen dat een christelijke huwelijkspartner de ongelovige moet verlaten? De apostel Paulus geeft de raad: „Een vrouw [dient] niet van haar man . . . weg te gaan; doch indien zij werkelijk zou weggaan, dan moet zij ongehuwd blijven of zich anders weer met haar man verzoenen; en een man dient zijn vrouw niet te verlaten.” Zoals Paulus opmerkt, zal het in stand houden van het huwelijk geestelijke voordelen hebben voor eventuele kinderen. En praktisch gesproken kan het ook in materieel opzicht voordelen hebben voor de gelovige ouder en kinderen. Toch kan de gelovige partner in het geval dat de mishandelingen ondraaglijk worden of het leven zelf gevaar loopt, het verkiezen „weg te gaan”. Maar men dient er te zijner tijd wel naar te streven ’zich weer te verzoenen’ (1 Kor. 7:10-16). ’Weggaan’ verschaft op zichzelf genomen echter nog geen schriftuurlijke reden tot echtscheiding en hertrouwen; maar een wettelijke echtscheiding of een wettelijke scheiding van tafel en bed kan een zekere mate van bescherming vormen tegen verdere mishandeling.
Schriftuurlijke echtscheiding
Zijn er omstandigheden waaronder een christen verder mag gaan en een echtscheiding kan verkrijgen die hem de vrijheid geeft om te hertrouwen? Bedenk dat Jezus de raad gaf: „Wat God . . . onder één juk heeft samengebracht, brenge geen mens vaneen.” Maar vervolgens gaf hij te kennen dat er wel een deugdelijke grond voor echtscheiding kon bestaan, want hij zei: „Al wie zich van zijn vrouw laat scheiden, behalve op grond van hoererij, en een ander trouwt, [pleegt] overspel.” — Matth. 19:6, 9; zie ook 5:32.
Wil dit zeggen dat een christen, als hij genoeg krijgt van zijn huwelijkspartner of ’verliefd wordt’ op iemand anders, de vrijheid heeft om van de een of andere situatie waarbij hoererij betrokken is, gebruik te maken ten einde van partner te veranderen? Het is droevig te moeten zeggen dat in sommige gevallen waarin beide partners beweren gelovigen te zijn, moedwillig en opzettelijk hoererij (gewoonlijk overspel) is bedreven ten einde dit te kunnen aangrijpen als middel om schriftuurlijke huwelijksbanden te verbreken. Zouden dergelijke personen werkelijk zo dwaas kunnen zijn om te denken dat Jehovah de „gedachten en bedoelingen van het hart” niet kent? (Hebr. 4:12, 13) Die personen schijnen de zienswijze toegedaan te zijn dat zij opzettelijk immoraliteit kunnen bedrijven, waarna zij voor een jaar of zo uitgesloten worden, om vervolgens nadat zij met hun nieuwe huwelijkspartner getrouwd zijn, van „berouw” blijk te geven en dan in de gemeente te worden hersteld.
In dergelijke gevallen dient er echter een aanzienlijke tijd te verstrijken voordat de ouderlingen zelfs maar een verzoek tot herstel in overweging zouden kunnen nemen. Gewetensvolle ouderlingen zullen niet overhaast te werk gaan. Zij zullen zeer duidelijke bewijzen moeten zien van vruchten die bij berouw passen. Zelfs indien zo’n zondaar na verloop van tijd zou worden hersteld, zou het vele jaren duren, àls het ooit zover zou komen, voordat de ouderlingen hem voor speciale voorrechten in de gemeente zouden kunnen aanbevelen, en in elk geval niet voordat de onschuldige partner is hertrouwd of gestorven (1 Tim. 3:2, 12). Wij kunnen de ernst van een dergelijk van tevoren beraamd overspel voor het aangezicht van Jehovah God beseffen, wanneer wij bedenken dat overspelers onder zijn rechtvaardige Wet in het oude Israël doodgestenigd zouden zijn (Deut. 22:22). Ook in deze tijd is Jehovah de uiteindelijke Rechter, ongeacht welke beslissingen de gemeenten ook mogen nemen. „God zal hoereerders en overspelers oordelen.” — Hebr. 13:4.a
Het huwelijk in stand houden
Ter bescherming van Gods volk en in de hoop dat ieder die morele problemen heeft, zich tot de christelijke gemeente zal wenden om leiding bij het in ere houden van Jehovah’s instelling van het huwelijk, zullen bepaalde aspecten van de kwestie van hoererij hier openhartig worden besproken. Dit geschiedt in overeenstemming met de Schrift, die openhartige en klare taal spreekt, zelfs wanneer dergelijke delicate en intieme aangelegenheden aan de orde zijn. — Vergelijk Leviticus 20:10-23; Deuteronomium 31:12; Matthéüs 5:27, 28; Romeinen 1:26, 27; Judas 7.
In plaats van te zoeken naar een excuus om te kunnen scheiden, moeten gehuwde personen naar manieren zoeken om een huwelijk bijeen te houden. Wanneer een partner immoraliteit bedrijft en daar berouw over heeft, kan de onschuldige partner besluiten vergeving te schenken ten einde de van God afkomstige huwelijksregeling in stand te houden. Aldus kan er barmhartigheid worden betoond, in navolging van nog een van Jehovah’s uitnemende hoedanigheden. — Ex. 34:6; vergelijk Nehemía 9:17.
Maar als de partner nu eens onberouwvol is, uitgesloten wordt en zelfs blijft doorgaan met een bewezen handelwijze van grove immoraliteit? Of wanneer de persoonlijke gezondheid en geestelijke gezindheid van de onschuldige partner gevaar lopen? Zonder de schriftuurlijke vermaning om het huwelijk indien ook maar enigszins mogelijk in stand te houden, te negeren, geven de eerder aangehaalde woorden van Jezus in Matthéüs 19:9 te kennen dat er een grond voor echtscheiding bestaat — de enige schriftuurlijke grond voor een echtscheiding — hoererij.
„Hoererij” definiëren
Wat verstaan wij hier onder „hoererij”? Het Griekse woord in dit vers is porneia. In een bespreking van deze kwestie liet De Wachttoren van 1 maart 1973, blz. 158-160, zien dat porneia „van een grondwoord komt dat ’verkopen’ betekent”. Het houdt derhalve verband met prostitutie zoals die in de eerste eeuw in vele heidense tempels voorkwam en in onze tijd in bordelen wordt beoefend.
Weliswaar wordt porneia soms in een beperkte betekenis gebruikt, wanneer de uitdrukking wordt toegepast op seksuele betrekkingen tussen ongehuwde personen. Een voorbeeld van dit beperkte gebruik is 1 Korinthiërs 6:9, waar „hoereerders” afzonderlijk en naast diegenen worden genoemd die andere vormen van ontucht bedrijven, zoals overspel en homoseksualiteit. Maar direct daaraan voorafgaand, in 1 Korinthiërs 5:9-11, gebruikte Paulus hetzelfde woord toen hij christenen de raad gaf niet in gezelschap te verkeren van „hoereerders”. Is het redelijk te denken dat hij hier alleen maar doelde op immorele ongehuwde personen? Dat zou niet kunnen, want hoofdstuk 6 noemt een uitgestrekt terrein van ongeoorloofde seksuele praktijken die vermeden dienen te worden, met inbegrip van overspel en homoseksualiteit. Zo kunnen ook Judas 7 en Openbaring 21:8, waar wordt aangetoond dat naar Gods oordeel onberouwvolle „hoereerders” in aanmerking komen voor de eeuwige vernietiging, moeilijk alleen maar van toepassing zijn op ongehuwde personen die seksuele betrekkingen hebben. En de verordening van het besturend lichaam in Jeruzalem in Handelingen 15:29, namelijk dat christenen zich moesten „onthouden . . . van hoererij”, moet men wel in de ruime betekenis opvatten.b
„Hoererij” in de ruime betekenis, en zoals het wordt gebruikt in Matthéüs 5:32 en 19:9, is dus klaarblijkelijk van toepassing op een uitgestrekt terrein van onwettige of ongeoorloofde seksuele betrekkingen buiten het huwelijk. Bij porneia gaat het om een door en door immoreel gebruik van het geslachtsorgaan (de geslachtsorganen) van ten minste één mens (hetzij op natuurlijke of perverse wijze); ook moet er een andere partij bij de immorele daad betrokken zijn — een mens van een van beide seksen, of een dier.c Masturbatie (hoe onverstandig en geestelijk gevaarlijk dit ook mag zijn), is geen porneia. Maar tot op deze tijd omvat de term porneia de verschillende soorten van seksuele handelingen die kunnen plaatsvinden in een bordeel, waar seksuele gunsten worden gekocht en verkocht. Een persoon die naar een mannelijke of vrouwelijke prostitué gaat om de een of andere vorm van seksuele gunst te kopen, maakt zich schuldig aan porneia. — Vergelijk 1 Korinthiërs 6:18.
Gehuwde christenen
Wat valt er te zeggen over het seksuele leven van echtparen binnen de huwelijksregeling? Het staat niet aan de ouderlingen zich te mengen in het intieme leven van gehuwde christenen. De bijbel dringt echter wel degelijk hun leven binnen. Wie ’door geest willen blijven wandelen’, moeten de schriftuurlijke indicaties omtrent Gods denkwijze niet negeren. En zij zullen er goed aan doen een afkeer aan te kweken van alles wat onrein is in de ogen van Jehovah, waartoe ook duidelijk perverse seksuele praktijken behoren. Echtparen moeten handelen op een wijze die hen een rein geweten doet behouden, terwijl zij onbelemmerd aandacht schenken aan het ontwikkelen van „de vrucht van de geest”. — Gal. 5:16, 22, 23; Ef. 5:3-5.
Maar als nu een van de partners met zijn of haar wederhelft een duidelijk perverse seksuele handeling wil bedrijven? De hierboven uiteengezette feiten tonen aan dat porneia betrekking heeft op onwettig seksueel gedrag buiten de huwelijksregeling. Wanneer derhalve een partner perverse handelingen, zoals orale of anale seks, binnen het huwelijk afdwingt, zou dit geen schriftuurlijke basis vormen voor een echtscheiding die een van beide of beide partners de vrijheid zou schenken om te hertrouwen.d Ook al is een gelovige partner ontdaan over de situatie, dan zal toch het streven van die persoon om vast te houden aan schriftuurlijke beginselen, een zegen van Jehovah tot gevolg hebben. In dergelijke gevallen kan het nuttig zijn wanneer het echtpaar het probleem openhartig bespreekt, waarbij zij vooral in gedachte houden dat seksuele betrekkingen eerbaar, gezond, en een uitdrukking van tedere liefde moeten zijn. Dat sluit beslist alles uit waardoor iemands partner gekwetst of geschaad zou kunnen worden. — Ef. 5:28-30; 1 Petr. 3:1, 7.
Zoals reeds werd opgemerkt, staat het niet aan ouderlingen om als een politieagent toezicht te houden op de intieme huwelijksaangelegenheden van echtparen in de gemeente. Indien echter bekend zou worden dat een lid van de gemeente binnen de huwelijksverbintenis perverse seksuele betrekkingen beoefent of deze openlijk propageert, zou zo iemand beslist niet onberispelijk zijn en dus niet in aanmerking komen voor bijzondere voorrechten zoals het dienen als ouderling, dienaar in de bediening of pionier. Een dergelijke handelwijze en het propageren ervan zou zelfs tot uitsluiting uit de gemeente kunnen leiden. Waarom?
In Galáten 5:19-21 worden vele verdorven praktijken genoemd die niet onder porneia vallen, en die ertoe zouden kunnen leiden dat men Gods koninkrijk niet beërft. Daartoe behoren „onreinheid” (Grieks: akatharsia, dat smerigheid, verdorvenheid, onzedelijkheid betekent) en „losbandig gedrag” (Grieks: aselgeia, dat bandeloosheid, wulpsheid, schaamteloos gedrag betekent). Evenals porneia kunnen deze verdorven praktijken, wanneer ze ernstige vormen aannemen, redenen zijn voor uitsluiting uit de christelijke gemeente; echter niet voor het verkrijgen van een schriftuurlijke echtscheiding. Iemand die op onbeschaamde wijze stuitende en weerzinwekkende seksuele handelingen propageert, zou schuldig zijn aan losbandig gedrag. Natuurlijk kan iemand met die mentaliteit zelfs zo diep zinken dat hij porneia bedrijft; dan zou er een basis zijn voor een schriftuurlijke echtscheiding.e Hoe zorgvuldig dienen alle toegewijde christenen al dergelijke „werken van het vlees” te mijden en te bestrijden! — Gal. 5:24, 25.
Allen die tot Jehovah’s volk behoren, of zij nu gehuwd of ongehuwd zijn, moeten elke soort van immoraliteit uit de weg gaan. Zij dienen al Jehovah’s regelingen loyaal te ondersteunen, met inbegrip van de instelling van het huwelijk (Ps. 18:21-25). Zij die gehuwd zijn, dienen er als „één vlees” naar te streven Jehovah te eren door ware liefde en respect in hun huwelijk aan te kweken (Gen. 2:23, 24; Ef. 5:33; Kol. 3:18, 19). Net als op andere manieren kunnen zij ook op deze wijze tonen dat zij „geen deel van de wereld” zijn — een wereld die door Satan is meegesleept in een poel van immoraliteit en verdorvenheid en die op het punt staat ’voorbij te gaan, met haar begeerte’. Indachtig dat ’wie de wil van God doet, in eeuwigheid blijft’, moeten allen zich inspannen om Gods „wil” te doen met betrekking tot zijn kostbare huwelijksregeling. — Joh. 17:16; 1 Joh. 2:17.
[Voetnoten]
b The New International Dictionary of New Testament Theology vermeldt bijvoorbeeld dat porneia betekent: „onkuisheid, ontucht, prostitutie, hoererij”. Er staat bovendien: „De woordengroep [die betrekking heeft op porneia] kan verschillende buitenechtelijke seksuele gedragingen beschrijven voor zover deze afwijken van aanvaarde maatschappelijke en religieuze normen (b.v. homoseksualiteit, vrij seksueel verkeer, pedofilie [seksueel misbruiken van kinderen], en in het bijzonder prostitutie).” Derhalve omvat porneia tevens overspel (Grieks: moicheia) en kan het een breder terrein beslaan van andere immorele praktijken buiten het huwelijk, zoals orale of anale seks en bestialiteit.
De uitgave 1979 van het zeer gezaghebbende Greek-English Lexicon of the New Testament and Other Early Christian Literature (door Bauer, Arndt en Gingrich) definieert porneia als „prostitutie, onkuisheid, hoererij, of elke soort van onwettige seksuele gemeenschap”.
c Een man of vrouw die met geweld wordt verkracht is niet schuldig aan porneia.
d Dit is een uitbreiding en herziening van het inzicht dat werd gepubliceerd in De Wachttoren van 15 februari 1975, blz. 126 en 15 mei 1978, blz. 30-32. Zij die hebben gehandeld op basis van de kennis die zij destijds hadden, kan niets worden verweten. Evenmin zal dit de reputatie aantasten van iemand die in het verleden geloofde dat het perverse seksuele gedrag van een partner binnen het huwelijk neerkwam op porneia en daarom een echtscheiding heeft verkregen en thans weer getrouwd is.
[Illustratie op blz. 28]
Het huwelijk moet eerbaar worden gehouden en vrij zijn van wereldse immoraliteit