-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1980 | 15 juli
-
-
Vragen van lezers
● De Nieuwe-Wereldvertaling spreekt in 1 Korinthiërs 7:36-38 over een man die „zijn maagdelijkheid” uithuwelijkt. De meeste andere vertalingen gebruiken uitdrukkingen als „zijn jonge dochter”, „zijn bruid” of „zijn partner in het celibaat”. Waarom wordt deze passage in veel bijbels zo verschillend weergegeven?
Iedere christen die belangstelling heeft voor het huwelijk en/of de ongehuwde staat, is terecht geïnteresseerd in deze belangrijke verzen, die volgens de Nieuwe-Wereldvertaling als volgt luiden:
„Indien iemand echter denkt dat hij zich ongepast gedraagt ten opzichte van zijn maagdelijkheid, indien die de bloem der jeugd is gepasseerd, en dit de wijze is waarop het dient te geschieden, hij doe wat hij wil; hij zondigt niet. Laten zij trouwen. Doch indien iemand vaststaat in zijn hart, geen noodzaak hebbend, maar autoriteit over zijn eigen wil heeft en in zijn hart de beslissing heeft genomen zijn maagdelijkheid te bewaren, hij zal goed doen. Bijgevolg doet ook wie zijn maagdelijkheid uithuwelijkt, goed, maar wie ze niet uithuwelijkt, zal beter doen.” — 1 Kor. 7:36-38.
Veel bijbelgeleerden geven toe dat zij het moeilijk vinden de Griekse tekst van deze passage te begrijpen en op juiste wijze te vertalen. Volgens Dr. A. Marshalls Interlinear Greek-English New Testament luidt het begin van vers 36, letterlijk uit het Grieks vertaald: „Maar indien iemand zich gedragen oneervol ten opzichte van de maagd van hem denkt, . . .” De zinsnede „de maagd van hem” vormt het voornaamste probleem. Wat bedoelde de apostel Paulus daarmee? Dikwijls worden er in bijbelcommentaren drie mogelijkheden geopperd, die hun weerspiegeling vinden in de verschillende weergaven in veel gangbare bijbels. Een korte beschouwing van deze drie opvattingen zal ons helpen deze passage te begrijpen.
Eén: Sommigen zeggen dat deze verzen betrekking hebben op de autoriteit die een vader of voogd bezit om een meisje uit te huwelijken of haar te verbieden te trouwen. Ten einde deze gedachte over te brengen, gebruiken bepaalde vertalingen het woord „dochter”, zoals de Lutherse Vertaling dit bijvoorbeeld doet. Deze opvatting levert echter moeilijkheden op. Ten eerste wordt er in deze passage feitelijk nergens over een dochter, een vader of een voogd gesproken. Bovendien laat vers 37 zien dat er sprake was van iemands autoriteit over zijn eigen wil. Waarom zouden wij dus de conclusie trekken dat Paulus de raad gaf dat een vrouw ongetrouwd moest blijven, louter omdat seksuele hartstocht geen afleidende factor voor de vader vormde?
Twee: Anderen zijn van mening dat Paulus mannen raad gaf of zij al dan niet met hun verloofde of bruid moesten trouwen. Daarom luidt de Leidse Vertaling: „Indien iemand meent onwelvoeglijk te handelen jegens zijn bruid, indien zijn hartstocht hem te machtig is . . .” In de oorspronkelijke tekst wordt er in deze verzen echter niet over een „bruid” of een „verloofde” gesproken. Bovendien wordt door deze benadering alle nadruk op de man gelegd. Zou het evenwel in overeenstemming met het christendom zijn dat Paulus zich alleen maar om de man zou bekommeren, en helemaal geen belangstelling voor de behoeften en gevoelens van de vrouw zou tonen, die door Petrus het ’zwakkere vat’ wordt genoemd? — 1 Petr. 3:7.
Drie: Weer anderen zeggen dat in 1 Korinthiërs 7:36-38 over christelijke echtparen wordt gesproken die celibatair samenleefden, en die om geestelijke redenen seksuele betrekkingen hadden afgezworen. Daarom luidt de vertaling van Moffatt: „Indien een man meent dat hij zich niet gepast gedraagt tegenover de maagd die zijn geestelijke bruid is, . . .” The New English Bible spreekt over zijn „partner in het celibaat”.
Een dergelijke interpretatie is echter in strijd met wat de apostel eerder in 1 Korinthiërs hoofdstuk zeven als raad gaf. Paulus had in 7 de verzen drie tot en met vijf de mogelijkheid genoemd dat een echtpaar zich met wederzijds goedvinden tijdelijk van seksuele betrekkingen zou onthouden. Hij zei echter dat zij later weer dienden samen te komen zodat zij niet in verzoeking zouden geraken. En indien Paulus verwees naar gehuwde paren die celibatair leefden, waarom zou hij hun dan aanraden te trouwen indien hartstocht op de noodzaak daartoe wees?
Indien deze drie opvattingen, die in veel gangbare bijbels worden weergegeven, niet in overeenstemming schijnen te zijn met Paulus’ woorden in het Grieks, of met het christendom, bestaat er dan een juistere vertaling?
Zoals reeds is opgemerkt, vormt de zinsnede „de maagd van hem” de voornaamste moeilijkheid. Met betrekking hiertoe wordt in een voetnoot in de Emphatic Diaglott gezegd: „Parthenos, gewoonlijk vertaald met maagd, is ook wel weergegeven in de betekenis van maagdelijkheid of ongehuwde staat.” Dr. G. R. Berry verschaft de volgende interlineaire vertaling van het Grieks: „gedraagt zich ongepast tegenover maagdelijkheid van hem.” Dit zou betekenen dat de „maagd” waarnaar wordt verwezen, niet die van een andere persoon is, maar iemands eigen maagdelijkheid. Lang voordat de Nieuwe-Wereldvertaling verscheen, waren er reeds enkele Nederlandse vertalingen die deze opvatting weergaven. De vertaling van H. Ogilvie luidt: „Wanneer iemand meent, dat het misplaatst is zijn maagdelijkheid te bewaren, . . . hij doe wat hij wil; hij zondigt niet.” (Zie ook de vertaling van J. N. Voorhoeve.) Een dergelijke weergave past zowel bij de Griekse tekst als bij Paulus’ voorgaande woorden, waarin hij tot de ongehuwde staat aanmoedigt. — 1 Kor. 7:29-35.
In 1 Korinthiërs 7:36-38 moedigt Paulus anderen er dus toe aan hun eigen behoeften te beschouwen. Heeft iemand de tijd achter de rug waarin seksuele interesses voor het eerst sterk werden?a Indien dit zo is, en hij of zij nog steeds van mening is dat het beter is te trouwen, is het geen zonde dit te doen. Maar de christen die plaats kan maken voor de ongehuwde staat, zal minder afleidende factoren hebben en meer vrijheid bezitten om de Heer te dienen.
● Wordt er in 2 Johannes 7 niet aangetoond dat Jezus in het vlees zou wederkeren?
Neen, in dit vers wordt niet over een toekomstige wederkomst in het vlees gesproken.
Let eens op de uitdrukking die in de Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap en andere moderne vertalingen wordt gebruikt: „Er zijn vele misleiders uitgegaan in de wereld, die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijden. Dit is de misleider en de antichrist.” — 2 Joh. 7.
Iemand zou uit dit vers kunnen opmaken dat hier over de toekomst wordt gesproken (alsof er stond: „Jezus Christus, die nog moet komen in het vlees”). Iemand anders zou echter van mening kunnen zijn dat er slechts over een gebeurtenis in het verleden werd gesproken. Op die wijze wordt het door Het Nieuwe Testament in de omgangstaal weergegeven: „Jezus Christus [is] gekomen . . . als een mens van vlees en bloed.” Ook andere vertalingen geven dit vers op deze manier weer, zoals bijvoorbeeld de Statenvertaling: „Jezus Christus [is] in het vlees gekomen.” (Zie ook de Lutherse Vertaling en de Petrus-Canisiusvertaling.) Toch gebruikte Johannes in werkelijkheid het tegenwoordig deelwoord, dat in het Nederlands nauwkeuriger wordt vertaald met een niet aan tijd gebonden uitdrukking, zoals bijvoorbeeld ’als komende in het vlees’ (de vertaling van H. Bakels), of ’de komst in het vlees’. — NBG, Nieuwe-Wereldvertaling, Willibrordvertaling, Het Nieuwe Testament van onze Heer Jesus Christus.
In zijn eerste brief sprak Johannes eveneens over een ’komst’ van Jezus, maar bij die gelegenheid gebruikte de apostel het voltooid deelwoord, dat op de volgende wijze nauwkeurig wordt vertaald: „Hierdoor verkrijgt gij de kennis van de geïnspireerde uiting die van God afkomstig is: Elke geïnspireerde uiting die Jezus Christus belijdt als gekomen in het vlees, spruit uit God voort” (1 Joh. 4:2). Daar stelt Johannes vast dat Jezus als mens in het vlees gekomen was.
Bij zijn eerste komst werd Jezus niet slechts een mens van vlees en bloed. Hij werd ook de Christus, Gods gezalfde. Onder inspiratie wist Johannes dat er personen waren en zouden komen die hierover bedrieglijke leringen zouden verbreiden. Sommigen zouden wellicht ontkennen dat Jezus ooit had geleefd. Anderen zouden wellicht toegeven dat er een mens met de naam Jezus had geleefd, maar zouden niet belijden dat hij op bovennatuurlijke wijze met heilige geest was gezalfd om de Christus te worden en te blijven. Dergelijke bedrieglijke ideeën zouden Jezus Christus’ rol als loskoper en zijn toenmalige en toekomstige hemelse positie ondermijnen. Johannes kon deze „personen die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijden”, terecht als bedriegers identificeren. — 2 Joh. 7.
Met betrekking tot een nog in de toekomst liggende „komst” maakte Jezus zelf duidelijk dat zijn tweede komst niet in het vlees, zichtbaar voor mensen, zou plaatsvinden. Hij werd als een geest opgewekt, om nooit meer een mens van vlees en bloed te worden (Joh. 14:18-22; 1 Petr. 3:18; 1 Kor. 15:45). Daarom gaf Jezus zijn volgelingen vele zichtbare bewijzen waaraan zij zijn onzichtbare tegenwoordigheid zouden kunnen herkennen. — Matth. 24:3-14.
[Voetnoten]
a Zie voor de uitdrukking ’het passeren van de bloem der jeugd’ De Wachttoren van 15 februari 1975, blz. 125.
-
-
Congressen 1980 in SurinameDe Wachttoren 1980 | 15 juli
-
-
Congressen 1980 in Suriname
In SURINAME worden de volgende „Goddelijke liefde”-congressen gehouden:
28-31 augustus 1980: Paramaribo; Tweede Rijweg, perceel 9 (Nederlands).
4-7 september 1980: Latour; Koninkrijkszaal, Latourweg (Surinaams).
Paramaribo; Koninkrijkszaal, Gemenelandsweg 52a (Engels).
-