-
„Een ruimere uitleg van het christelijke geloof”?De Wachttoren 1956 | 15 januari
-
-
van Gehenna ontvlieden?” Scherpe woorden, maar niets te scherp gezien de verschrikkelijkheid van hun misdaad, noch te scherp gezien het gevaar dat er in hun leer ligt opgesloten voor hen die naar hen luisteren. — Matth. 15:14; 23:13-15, 33, NW.
-
-
Bekwaam gemaakt om bedienaren van het evangelie te zijnDe Wachttoren 1956 | 15 januari
-
-
Bekwaam gemaakt om bedienaren van het evangelie te zijn
„Dat wij voldoende bekwaam zijn, gaat van God uit, die ons inderdaad voldoende bekwaam heeft gemaakt om dienaren van een nieuw verbond te zijn.” — 2 Kor. 3:5, 6, NW.
1. Welke gewenste resultaten worden voortgebracht door bedienaren van het evangelie die voldoende bekwaam zijn?
IN DEZE eeuw waarin het materialisme hoogtij viert en waarin het communisme zich verbreidt, heeft de mensheid grote behoefte aan bedienaren van het evangelie die voldoende bekwaam zijn. Voldoende bekwaam te zijn, betekent op zichzelf, geschikt te zijn, datgene te hebben wat noodzakelijk is voor de bediening, en opgewassen te zijn tegen de vereisten die de bediening aan ons stelt, zodat men deze bediening met succes ten uitvoer kan brengen en de gewenste resultaten kan voortbrengen, namelijk, andere ware christenen, die het hoofd kunnen bieden aan de beproevingen van deze tijd en aan de invloeden waardoor het geloof wordt verwoest en de moraal wordt verdorven, die Christus kunnen blijven navolgen en de goedkeuring van God kunnen verwerven, hetgeen eeuwig leven in de nieuwe wereld tot gevolg heeft.
2, 3. (a) Aan welke twee voornaamste noodzakelijkheden moet iemand voldoen, wil hij een bedienaar van het evangelie zijn die voldoende bekwaam is? (b) Ondanks welke talenten was Saulus van Tarsus niet bekwaam, en waarom niet?
2 Tenzij een persoon door God wordt geordineerd en door hem is uitgezonden om de bediening of dienst ten uitvoer te brengen, kan hij nimmer een bedienaar van het evangelie zijn die voldoende bekwaam is. Neem bijvoorbeeld de apostel Paulus; om te beginnen, was hij Saulus genaamd en was hij afkomstig van de stad Tarsus in Klein-Azië, een Hebreeër van Hebreeuwse ouders en een jood, die tot de natie Israël behoorde, welke natie door Jehovah God was uitgekozen om zijn speciale volk te zijn. Hij behoorde tot de stam Benjamin en was een lid van de sekte der Farizeeën, die ijverig trachtte overeenkomstig de rechtvaardige maatstaven van de door bemiddeling van Mozes gegeven wet van God te leven, maar dacht dat hij ten einde dit te doen, de pas opgerichte christelijke gemeente moest vervolgen. Van het joodse standpunt uit bezien, was Saulus smetteloos. Als student van de Mozaïsche wet ging hij in Jeruzalem op school en zat aan de voeten van de bekende rechtsgeleerde Gamaliël. Daar Saulus van Tarsus probeerde door de wet van Mozes rechtvaardig verklaard te worden, trachtte hij onder het oude verbond te leven, dat Jehovah God bij de berg Sinaï, in Arabië, met de Israëlieten had gesloten (Fil. 3:3-6, NW; Hand. 22:1-5). Klaarblijkelijk wilde Saulus destijds een dienaar van God zijn, een dienaar van Zijn oude wetsverbond met Israël, maar werd Saulus door dit alles voldoende bekwaam gemaakt of geschikt gemaakt voor Gods dienst? Neen! Waarom niet?
-