Onze verhouding tot Jehovah waarderen
’Geeft er blijk van zonen te zijn van uw Vader, die in de hemelen is.’ — Matth. 5:45.
1. Waarom stellen wij een goede vriend zeer op prijs, en waarom moeten wij Jehovah als onze beste vriend beschouwen?
EEN betrouwbare vriend moet tot onze waardevolste bezittingen gerekend worden. Zo iemand schenkt een geruststellende vertroosting in tijden van nood en een verrukkelijke vreugde wanneer wij zegeningen te delen hebben. Wanneer wij een aantal van zulke loyale vrienden hebben, zijn wij beslist rijk. Wie zou u echter als uw beste vriend beschouwen? Misschien degene met wie u het meeste gemeen hebt en wiens verhouding tot u het meest tot uw behoeften bijdraagt. Wij kunnen allemaal aan vrienden denken die ons dierbaar zijn, maar nergens onder hen allen kunnen wij iemand aantreffen die Jehovah als vriend evenaart en die zo volledig in al onze behoeften kan voorzien. „Degene zonder dynamische energie schenkt hij volledige sterkte in overvloed”, waarbij hij alles schenkt wat nodig is om ons te schragen (Jes. 40:29-31). Degenen die waardering hebben voor de verhouding waarin zij tot Hem staan, hechten zich onafscheidelijk aan Hem als een intieme metgezel.
2, 3. (a) Hoe kunnen wij Jehovah persoonlijk leren kennen? (b) Welke verantwoordelijkheid brengt Zijn vriendschap mee?
2 Vanuit een menselijk standpunt bezien, zullen sommigen een verhouding tot hem misschien als irreëel beschouwen. Hoe kan ik een intieme vriend zijn van iemand die zo ver weg is? Welke gelegenheid bestaat er zijn hoedanigheden persoonlijk te beoordelen? Weinigen van ons hebben het vooruitzicht in zijn letterlijke tegenwoordigheid met hem te verkeren, maar dit betekent niet dat wij nooit te weten kunnen komen wat hij voor iemand is. Hij heeft door bemiddeling van zijn Zoon een nauwkeurige kennis van zijn persoonlijkheid verschaft. Jezus verklaarde: „Wie mij heeft gezien, heeft ook de Vader gezien” (Joh. 14:9). Zijn discipelen konden in Jezus dezelfde eigenschappen waarnemen die in zijn Vader bestaan. Zijn tegenwoordigheid en zijn werken onder de mensen verschaften ons een weergaloze gelegenheid zijn Vader persoonlijk te leren kennen. „Gelukkig zijn de ogen die de dingen aanschouwen welke gij aanschouwt”, zei Jezus. „Vele profeten en koningen hebben begeerd de dingen te zien die gij aanschouwt, maar hebben ze niet gezien” (Luk. 10:23, 24). Zelfs Mozes, die de intimiteit van persoonlijke communicatie met Jehovah genoot, was niet zo gezegend als degenen die Jezus konden zien en horen.
3 Jezus maakte het voor ons mogelijk te weten hoe Jehovah is. Hij toonde ons hoe wij tot zijn Vader moesten naderen ten einde Zijn goede wil te verwerven. Zijn persoonlijke kennis van de Vader werd een bron van inlichtingen waaruit wij kunnen putten. De apostel Paulus merkte op: „Zorgvuldig verborgen in hem zijn alle schatten van wijsheid en van kennis” (Kol. 2:3). Een studie van zijn onderwijzingen en persoonlijke hoedanigheden helpt ons zijn Vader als een vertrouwde vriend te beschouwen en te waarderen. Hoe intiemer de band wordt, des te groter is onze vreugde. Ook onze verantwoordelijkheid wordt groter. Onze aansprakelijkheid ten aanzien van hem neemt toe. Iemand die Jehovah moedwillig de rug toekeert nadat hij hem als vriend heeft erkend, wordt als iemand beschouwd die „de Zoon van God met voeten heeft getreden en . . . de geest der onverdiende goedheid met verachting heeft gekrenkt” (Hebr. 10:28, 29). In plaats dat deze wetenschap ons afstoot, schenkt ze ons zelfs nog meer reden zijn vriendschap te zoeken.
JEZUS WAARDEERT ZIJN VERHOUDING TOT JEHOVAH TEN VOLLE
4. Welke gelegenheid had Jezus om zijn Vader te leren kennen, en welke toewijzing ontving hij?
4 Jezus gaf er in elk opzicht blijk van dat hij de verhouding waarin hij tot zijn Vader stond, zeer op prijs stelde. Alles wat hij zei en deed, toonde aan dat hij zijn Vader heel goed kende en in elk opzicht als hij wilde zijn. In zijn voormenselijke bestaan, dat zich gedurende onafzienbare tijden uitstrekte, was hij voortdurend in de tegenwoordigheid van zijn Vader geweest en was hij in staat hem letterlijk te zien en zich in de intieme verhouding te verheugen welke tussen een liefdevolle vader en een toegewijde zoon bestaat. Zijn werktoewijzing was, het voornemen dat zijn Vader met betrekking tot de schepping had, ten uitvoer te brengen. Het resultaat was dat „alle dingen . . . door bemiddeling van hem [zijn] ontstaan” (Joh. 1:3). De volmaakte wijze waarop hij dat werk ten uitvoer bracht, omvatte een oneindige verscheidenheid van taken waarvan wij de grootsheid nauwelijks kunnen bevatten. Hem werd het gebruik van de grootste kracht die er bestaat, de heilige geest, toevertrouwd. Hij gebruikte deze in getrouwe gehoorzaamheid aan de wil van zijn Vader, waarbij hij alles tot stand bracht wat zijn Vader zich had voorgenomen.
5. (a) Hoe bleef Jezus zelfs toen hij op aarde was autoriteit uitoefenen? (b) Door welk tweevoudige doel werd zijn gebruik van autoriteit beheerst?
5 De Zoon weet wat het betekent grote macht te bezitten. Hij is „boven alle anderen” en de Vader „heeft alle dingen in zijn hand gegeven” (Joh. 3:31, 35; Matth. 28:18). Toen hij op aarde was, bleef hij een mate van die autoriteit uitoefenen. Toen de apostel Petrus heftig op Jezus’ arrestatie reageerde, bestrafte hij Petrus en vroeg: „Denkt gij dat ik geen beroep op mijn Vader kan doen om mij op dit ogenblik meer dan twaalf legioenen engelen te verschaffen?” (Matth. 26:53) Tegenover zijn apostelen sprak hij met autoriteit. Toen zij hem als „Heer” aanspraken, erkende hij dat dit juist was door te zeggen: „Gij zegt dat terecht, want dat ben ik” (Joh. 13:13). Zijn woorden en wijze van doen lieten er geen twijfel over bestaan wie de leiding had. Hij oefende echter altijd op een vriendelijke wijze autoriteit uit, ten einde een tweevoudig doel tot stand te brengen: in de eerste plaats, zijn Vader te verhogen en Zijn voornemen te openbaren en in de tweede plaats degenen te zegenen die gehoorzaam zouden zijn. Alles wat hij deed, was er speciaal op gericht een gunstig licht te werpen op zijn Vader en Zijn naam tegenover anderen te verhogen. Hij deed er ijverig moeite voor de schitterende eigenschappen en liefdevolle voorzieningen van zijn Vader bekend te maken. Zonder aarzeling verklaarde hij herhaaldelijk dat hij ondergeschikt was aan Jehovah God, terwijl hij zijn vaste besluit kenbaar maakte „altijd de dingen [te doen] die hem behagen”. — Joh. 8:29.
6. Hoe spreidde Jezus een oprechte bezorgdheid voor anderen ten toon?
6 Hij bekommerde zich om het welzijn van anderen en was er verlangend naar hen te helpen de goedkeuring van zijn Vader te verwerven. Hij profiteerde in geen enkel opzicht van zijn autoriteit ten einde hen voor zijn eigen gewin uit te buiten. De weinige stoffelijke bezittingen die hij bezat vormden het bewijs dat hij er niet op uit was zich ten koste van hen te verrijken. Hij deelde niet op willekeurige wijze bevelen uit aan degenen die bij hem waren; zijn handelwijze werd door consideratie en zachtaardigheid gekenmerkt. Degenen die tot hem kwamen, werden allen op dezelfde basis ontvangen, zonder voorkeur voor de rijken of verachting voor de armen.
7. Hoe dacht Jezus over de autoriteit van zijn Vader, en welke uitwerking had dit op zijn discipelen?
7 Hij zag in zijn Vader alles wat goed, rechtvaardig en juist was. Gehoorzaamheid was niet slechts een plicht; hij wenste zijn Vader als Meester over zich te hebben. Jezus’ volmaakte weerspiegeling van die hoedanigheden in zijn eigen persoonlijkheid deed bij zijn discipelen hetzelfde verlangen ontstaan. Ook schonk hetgeen zij in hem zagen hun de wens Jezus als hun Meester te hebben. Petrus sprak voor alle gelovigen toen hij Jezus identificeerde als „de Heilige Gods” en als degene die „woorden van eeuwig leven” heeft (Joh. 6:67-69). Aangezien het beroep dat Jezus op hen deed, altijd op liefde gebaseerd was, voelden zij zich instinctief tot hem aangetrokken (Joh. 15:12). De gehechtheid die door die liefde werd geschapen, bleef zelfs ten koste van hun leven bestaan. Dit leidde tot een onafscheidelijke eenheid, welke hen in loyale gehoorzaamheid aan de Vader bijeenbond. — Joh. 17:20, 21.
8. Hoe gaf Jezus er blijk van volledig op zijn Vader te vertrouwen?
8 Het vertrouwen dat Jezus in zijn Vader stelde, was volledig. Hij was er van ganser harte van overtuigd dat zijn Vader hem nooit zou teleurstellen. Er bestond geen twijfel in zijn geest over de goedheid, de gerechtigheid, de waarde of het uiteindelijke succes van de werken van zijn Vader. Hij stelde zich zonder aarzelen tot de beschikking van zijn Vader, terwijl hij zich ijverig vrijwillig aanbood om „niet zoals ik wil, maar zoals gij wilt” te doen (Matth. 26:39). Dit waren de conclusies waartoe degene kwam die de Vader beter kent dan wie maar ook. Het is duidelijk dat hij diep onder de indruk was van de onbeschrijfelijke schoonheid van de hoedanigheden die hij in zijn Vader zag.
CHRISTUS OPENBAARDE JEHOVAH ALS VRIEND
9. Hoe heeft Jezus ons geholpen de diepte van de liefde welke zijn Vader voor ons heeft, te beseffen?
9 Wat zou het voor ons een zegen zijn de Vader net zo te kennen als Jezus hem kende! Het was zijn innige wens ons te helpen deze kennis te verwerven, zodat wij uiteindelijk de verheven vreugde zouden ervaren de vriendschap van zijn Vader te genieten. Door middel van Jezus’ gedrag waren de schitterende hoedanigheden van zijn Vader voor allen kenbaar. Onder deze eigenschappen neemt zijn oneindige liefde de eerste plaats in. Johannes 3:16 zegt: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon [als een losprijs] heeft gegeven.” Wij beginnen iets van de diepte van die liefde te beseffen wanneer wij opmerken hoe Jezus, die door dezelfde liefde werd aangedreven, zich vrijwillig aanbood om „afstand [te doen] van zijn ziel ten behoeve van zijn vrienden” (Joh. 15:13). Wij voelen ons eeuwig aan Jezus verplicht voor wat hij heeft gedaan. Wanneer wij beseffen dat de Vader de hele regeling mogelijk heeft gemaakt ten koste van zijn innig geliefde Zoon, worden wij met een hart dat overvloeit van dankbaarheid tot Jehovah getrokken.
10. Hoe volgde Jezus zijn Vader na wat het tonen van nederigheid betreft?
10 Degenen die tot Jezus kwamen, bemerkten dat hij te benaderen was, dat hij bereid was te luisteren en altijd een oprechte belangstelling voor hen had (Joh. 4:6, 30-34). Velen waren verbaasd in hem een oprechte nederigheid aan te treffen die met autoriteit beklede personen gewoonlijk niet bezitten. Hoe hartverwarmend is het te weten dat wij, wanneer wij tot de Vader, Jehovah God, naderen, dezelfde verzekering kunnen hebben dat hij ons vriendelijk zal ontvangen en een oprechte aandacht voor onze behoeften ten toon zal spreiden! Zelfs bij de Vader kan een verbazingwekkende nederigheid worden waargenomen, welke ons op onweerstaanbare wijze dicht tot hem trekt. — Ps. 18:35.
11. Waardoor voelden mensen zich ertoe aangetrokken Jezus’ discipelen te worden, hetgeen welke uitwerking had op de verhouding waarin zij tot zijn Vader stonden?
11 Hoewel Jezus een volmaakte man was die mannelijke fysieke eigenschappen bezat, vormde dit niet de basis van de aantrekkingskracht die hij op anderen uitoefende. Degenen die geen liefde voor rechtvaardigheid of deugdzame hoedanigheden bezaten, kwamen niet onder de indruk van wat zij met betrekking tot hem zagen, zoals trouwens in de profetieën was voorzegd (Jes. 53:1, 2). Degenen die zijn discipelen werden, waren personen die een grote achting voor goedheid en rechtvaardigheid bezaten en met waardering de onmiskenbare bewijzen hiervan in hem waarnamen. Onze eigen waarneming van deze bewonderenswaardige hoedanigheden in Jezus verhoogt onze achting voor zijn Vader, aangezien wij ook Hem persoonlijk gaan bewonderen. Bovendien hebben wij liefde gekregen voor de rechtvaardigheid die in al zijn wegen kenbaar is.
CHRISTUS OPENBAARDE ONZE VERHOUDING TOT JEHOVAH
12. (a) Hoe zouden wij geneigd kunnen zijn op de gedachte dat wij Jehovah’s vriend kunnen worden, te reageren? (b) Welke kennis moedigt ons ertoe aan dicht tot God te naderen?
12 Onze eerste reactie op de gedachte dat wij intieme vrienden van Jehovah kunnen zijn, is dat wij ons onwaardig voelen. Toch wenkt hij ons hartelijk om tot hem te komen, net zoals een vader zijn kinderen zou roepen. Hij is werkelijk onze Vader, en wij hebben een plaats in zijn gezin van menselijke zonen. Voor onze nadering tot hem door bemiddeling van Jezus is geen fundamentele verandering in onze lichamelijke aard nodig, aangezien wij oorspronkelijk naar zijn ’beeld en gelijkenis’ werden geschapen en een bepaalde mate van zijn eigenschappen bezitten (Gen. 1:26). Doordat deze banden reeds bestaan, kunnen wij op een zinvolle wijze in een juiste verhouding tot hem komen te staan. Werkelijk, de enige natuurlijke plaats waar wij ons kunnen bevinden, is binnen zijn gezinskring; elke plaats daarbuiten laat ons in een vervreemde toestand achter, afgesneden van de dingen die voor ons bestaan onontbeerlijk zijn. Adam was verantwoordelijk voor de breuk in onze gezinsverhouding tot God; zijn moedwillige zonde had onze veroordeling als van God vervreemde zondaars tot gevolg. Jehovah heeft barmhartig in een weg voorzien waardoor wij datgene wat verloren was gegaan, konden herwinnen. Jezus onthulde ons waarin wij te kort schieten en hij toonde ons precies welke veranderingen er in onze persoonlijkheid aangebracht moeten worden om weer als een deel van Gods gezin aanvaard te kunnen worden.
13. Door welke barrière is onze verhouding tot Hem verstoord, en hoe zal deze overwonnen worden?
13 Natuurlijk zouden wij nooit, al doen wij nog zo ons best, de belemmering van overgeërfde zonde kunnen overwinnen. Zolang deze belemmering blijft bestaan, zal onze persoonlijkheid nu eenmaal de zondige neigingen weerspiegelen die onaanvaardbaar zijn voor God. Paulus beleed: „Het slechte dat ik niet wens, dát beoefen ik.” Het schonk hem vreugde over de toegepaste voordelen van de losprijs na te denken, waardoor uiteindelijk alle belemmeringen die onze ontwikkeling van de nieuwe persoonlijkheid in de weg staan, verwijderd zullen worden (Rom. 7:19, 24, 25). Degenen die ervoor in aanmerking komen de volledige voordelen van de losprijs te ontvangen, leren deze nieuwe persoonlijkheid op een God welgevallige wijze tot uitdrukking te brengen.
14. Welk voorrecht wordt degenen geschonken die in een goede verhouding tot Jehovah staan?
14 Opnieuw in een goede verhouding tot hem te geraken, betekent opnieuw in de gelegenheid gesteld te worden verloren gegane voorrechten in zijn dienst te ontvangen. Hij schenkt ons de gelegenheid aan het werk deel te nemen dat hij op het ogenblik verricht, namelijk de verbreiding van de Koninkrijksboodschap. Hij nodigt ons uit hier een aandeel aan te hebben, niet als nederige slaven, maar als zijn „medewerkers” (1 Kor. 3:9). Ons wordt het voorrecht geschonken ’met hem samen te werken’ (2 Kor. 6:1). Thans genieten meer dan 2.000.000 „medewerkers” het voorrecht samen met hem aan dit levenreddende werk deel te nemen.
15. Wat moeten wij, ook al werken wij hard, met betrekking tot de resultaten erkennen?
15 Ook al spannen wij ons krachtig in, toch heeft God verreweg het grootste aandeel aan het werk. Onze toewijzing bestaat eenvoudig in het verkondigen van het goede nieuws aan degenen in onze omgeving, waarbij wij al het mogelijke doen om degenen die gunstig reageren, te onderwijzen (Matth. 24:14; 28:19, 20). Wij kunnen dankbaar zijn dat hij zo attent is ons zulk een gezonde, lonende activiteit te laten verrichten welke ons in de gelegenheid stelt ons verstand en onze vermogens ten volle te gebruiken. Wij doen ons uiterste best, maar toch beseffen wij dat het van onze zijde aanmatigend zou zijn wanneer wij de eer voor de resultaten zouden opeisen. Jehovah heeft het hart van de honderdduizenden die gunstig hebben gereageerd, geopend en de barrières verwijderd die hen in onwetendheid hebben gehouden. Wanneer zijn wet in hun hart wordt aangetroffen, komt dit doordat hij haar daar overeenkomstig Zijn nieuwe verbond heeft gelegd (Hebr. 10:16). De enorme veranderingen die in hun leven worden aangebracht moeten niet aan onze vaardigheid als onderwijzers, maar aan de werking van zijn krachtige heilige geest worden toegeschreven.
16. In hoeverre moeten wij Jehovah de eer geven voor nieuwe discipelen?
16 Wanneer wij zien dat nieuwe gelovigen een krachtig standpunt innemen, zijn wij getuige van een zichtbaar bewijs van Gods geest in werking. Het is iedere keer opnieuw weer een wonder van God wanneer iemands hart wordt geopend om de bijbelse waarheid aan te nemen. Wij moeten ons iedere keer weer verbazen wanneer iemand van geestelijke blindheid wordt genezen en van de strik van de Duivel wordt bevrijd. Wanneer mensen hun leven uiteindelijk aan Jehovah opdragen en zich aan de waterdoop onderwerpen ten einde Jezus’ discipelen te worden, komt alle eer de Vader toe. Jezus zelf erkende dat feit toen hij verklaarde: „Niemand kan tot mij komen, tenzij de Vader . . . hem trekt” (Joh. 6:44). Wat is het voor iemand een voorrecht niet alleen als Gods vriend aanvaard te worden maar ook als een werker aan zijn zijde verantwoordelijkheden toevertrouwd te krijgen! Waardering zet ons ertoe aan innig dankbaar te zijn.
CHRISTUS ONTHULDE ONZE VERANTWOORDELIJKHEDEN JEGENS GOD EN DE MENS
17. (a) Wat verwacht Jehovah van ons in onze verhouding? (b) Welk volmaakte voorbeeld heeft Jezus in dit opzicht gegeven?
17 Door zijn voorbeeld en onderwijzingen helpt Jezus ons in te zien waar wij staan in onze verhouding tot zijn Vader en welke verantwoordelijkheden wij in deze begunstigde positie dragen. Zijn Vader verwacht van ons dat wij Hem vertrouwen. Jezus heeft zich in geen enkel opzicht op zijn eigen inzicht verlaten. Hij zocht in alles de leiding en hulp van zijn Vader en bad voortdurend tot Hem (Luk. 6:12). Gehoorzaamheid is ook van het grootste belang. Verder is de juiste soort van gehoorzaamheid van het grootste belang. God wenst noch de gelaten dienstbaarheid van een onnadenkende slaaf noch een vreesachtige gehoorzaamheid die eenvoudig door angst voor straf wordt ingegeven. Jezus heeft het voorbeeld gegeven door niet slechts een ’rechtvaardig’ mens maar ook een ’goed’ mens te zijn. Hij vermeed kwaaddoen niet eenvoudig omdat het in Gods wet wordt verboden. Hij vermeed het omdat hij het zelf niet verdroeg. Evenals zijn Vader heeft hij „rechtvaardigheid liefgehad en wetteloosheid gehaat” (Hebr. 1:9). Het was voor hem ondenkbaar gedachten aan iets kwaads te koesteren. — Matth. 16:22, 23.
18. In hoeverre zullen mensen, wanneer zij volmaakt worden, geschreven wetten nodig hebben?
18 Wanneer wij de beweegreden achter Jezus’ volmaakte voorbeeld onderzoeken, verheft dit ons denken en gaan wij beseffen op welk hoge niveau zijn Vader met ons zal handelen wanneer wij uiteindelijk volmaaktheid bereiken. Wanneer mensen de goddelijke hoedanigheid goedheid ten toon spreiden, evenals Jezus dit heeft gedaan, worden uitgebreide wetten onnodig. Paulus bevestigde dit door te zeggen dat „de wet niet voor een rechtvaardig mens wordt afgekondigd, maar voor wettelozen en weerspannigen” (1 Tim. 1:9). Na de vruchten van Gods geest opgesomd te hebben, voegde hij eraan toe: „Tegen zulke dingen is geen wet” (Gal. 5:22, 23). Als mensen van binnenuit door rechtvaardige neigingen worden aangespoord, worden zij in geen enkel opzicht door geschreven wetten beperkt of belemmerd. Wanneer wij volmaaktheid bereiken, zullen wij het goede doen omdat wij als volmaakte mensen verkiezen het goede lief te hebben. Wij zullen „vrijgemaakt . . . worden van de slavernij des verderfs en de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods . . . hebben” (Rom. 8:21). Een omvangrijk wetstelsel zal niet langer nodig zijn. Alle leiding die de mens nodig heeft, zal opgesloten liggen in het eenvoudige gebod „gerechtigheid te oefenen en goedheid lief te hebben en bescheiden te wandelen met uw God” (Micha 6:8). Salomo vatte dit vereiste in nog minder woorden samen door te zeggen dat „de gehele verplichting van de mens” hierin bestaat: „Vrees de ware God en onderhoud zijn geboden.” — Pred. 12:13.
19. Indien wij Jezus navolgen, hoe zullen wij dan kwaaddoen beschouwen?
19 Wij dienen er moeite voor te doen Jezus’ volmaakte maatstaf zo dicht mogelijk te benaderen. Als wij zijn geesteshouding bezitten, zullen wij Gods wet nooit negatief beschouwen en alleen maar in het uiterste geval de gehoorzaamheid schenken die noodzakelijk is om eraan te kunnen voldoen. Aangezien wij rechtvaardigheid liefhebben en wetteloosheid haten, zullen wij nooit het gevoel hebben dat iets goed is zolang de christelijke gemeente ons er niet voor kan straffen. Ook zullen wij niet proberen hoe dicht wij bij kwaaddoen kunnen komen zonder de een of andere wet te overtreden of in iets twijfelachtigs volharden omdat de ouderlingen ons niet kunnen gebieden anders te handelen. Omdat wij Jehovah liefhebben, zullen wij ’het slechte haten’ en er zo ver mogelijk vandaan blijven. — Ps. 97:10.
20, 21. (a) Waartoe zet waardering ons aan? (b) Waarom is dit noodzakelijk om in een goede verhouding tot Jehovah te kunnen staan?
20 In een intieme verhouding tot Jehovah staan, is het mooiste wat de mens kan ervaren. De beloning ervan is veel uitnemender dan van welke materialistische schat maar ook. De prijzenswaardige hoedanigheden van goedheid en liefde voor anderen, die hierdoor in ons worden voortgebracht, zijn van onschatbare waarde. Waardering zet ons ertoe aan anderen uit te nodigen zich in deze gezinsverhouding tot God bij ons aan te sluiten. Geestdriftig wenken wij hen te ’komen en het water des levens om niet te nemen’ (Openb. 22:17). Met een persoonlijkheid die thans is gevormd overeenkomstig de ware liefde die Jezus ons heeft geleerd, stijgen wij uit boven de onvolmaakte neiging om met uitsluiting van anderen alleen maar aan onszelf te denken. Die liefde leert ons dat een weigering om de voordelen van zijn onverdiende goedheid met anderen te delen, betekent het doel ervan te missen (2 Kor. 6:1). Wanneer onze waardering voor deze godvruchtige hoedanigheid zich verdiept, wordt onze bezorgdheid voor het welzijn van anderen groter.
21 Zonder een dergelijke bezorgdheid kunnen wij niet in een verhouding tot de hemelse Vader blijven staan. Een aanvaardbare positie voor zijn aangezicht zal voortdurend afhankelijk zijn van onze bereidheid zijn liefde te weerspiegelen in onze omgang met anderen. Elke uiting van goedheid die hij ten toon heeft gespreid, werd herhaald in Jezus’ handelingen ten aanzien van ons, waardoor werd beklemtoond welk een diepe liefde zijn Vader voor de mensheid heeft. Iedereen die zijn medemens op zelfzuchtige wijze blijkt te verwaarlozen, kan nooit volmaakt worden in zijn liefde voor God. Consideratie ten aanzien van anderen is een fundamentele noodzaak om in een juiste verhouding tot hem te kunnen staan.
22. (a) Hoe kunnen wij ware liefde voor onze broeders en zusters ten toon spreiden? (b) Hoe kan die liefde jegens mensen buiten de gemeente ten toon gespreid worden?
22 Aangezien wij dat beseffen, hebben wij een oprechte belangstelling voor anderen. Degenen die ons in de christelijke gemeente omringen, ontvangen onze speciale aandacht. Wij zijn er verlangend naar „het goede [te] doen jegens allen, maar vooral jegens hen die aan ons verwant zijn in het geloof” (Gal. 6:10). In elk opzicht bieden wij ons aan ten einde hulp te bieden wanneer de behoeften van onze broeders en zusters, hetzij geestelijk of stoffelijk, aan het licht komen. Onze liefde is echter beslist niet beperkt tot de kleine kring van onze geestelijke broeders en zusters; ze breidt zich uit ten einde alle mensen te omvatten, zelfs degenen die thans van God vervreemd zijn. Wij hebben een gevoel van mededogen jegens hen, hetgeen ons ertoe aanzet hun beste belangen te behartigen, zoals wij ook graag zouden willen dat anderen dit jegens ons zouden doen (Matth. 7:12). Wanneer zij de dingen leren die Jezus heeft onderwezen, betekent dit dat zij de weg ten leven leren kennen. Door onze prediking van de Koninkrijksboodschap helpen wij hen in een juiste verhouding tot Jehovah te komen en tonen wij de grootste aandacht voor hun welzijn (Matth. 28:18-20). Het is een van de mooiste manieren waarop wij hun goed kunnen doen. Verheugd grijpen wij elke gelegenheid aan om aan deze dienst deel te nemen, terwijl wij niet tevreden zijn met slechts een „symbolische” krachtsinspanning. Voortdurend analyseren wij het gebruik van onze tijd en beschikbare hulpmiddelen, ten einde aldus meer gelegenheden voor de prediking te kunnen scheppen. Pionieren, dienen waar de behoefte sterker wordt gevoeld, enzovoort, beschouwen wij als uitnemende voorrechten die ons in staat stellen de echtheid van onze liefde werkelijk ten toon te spreiden.
23. Welke voordelen heeft het wanneer wij er moeite voor doen in een goede verhouding tot Jehovah te blijven staan?
23 Dit werk heeft voor alle betrokkenen goede resultaten tot gevolg. Jehovah schept er behagen in wanneer wij bereidwillig gehoorzaam zijn en er moeite voor doen zijn naam te rechtvaardigen. Jezus verheugt zich ons onder zijn duizendjarige heerschappij als zijn toekomstige onderdanen te hebben. Onze geestelijke broeders en zusters worden in een hartelijke band van eenheid dicht naar ons toe getrokken. Met schapen te vergelijken personen blijven zich altijd dankbaar voelen wegens datgene wat wij liefdevol ten behoeve van hen hebben gedaan. Ja, ons hart loopt over van vreugde wanneer wij de wonderbare zegeningen zien die uit onze verhouding tot Jehovah voortspruiten! Wat zijn wij blij dat wij met hem ’bevriend’ mochten worden en zijn verzekering ontvangen van een toekomst in „eeuwige woonplaatsen”! — Luk. 16:9.
24. Waarom dienen wij de verhouding waarin wij tot Jehovah staan, te waarderen?
24 Jehovah heeft er beslist blijk van gegeven de beste en betrouwbaarste vriend te zijn die wij ooit zullen hebben. Hem als een intieme metgezel te leren kennen, is een ongekende ervaring in ons leven waardoor wij bijzonder worden verrijkt. Als de „gelukkige God” vervult hij reeds zijn belofte ook ons gelukkig te maken (1 Tim. 1:11). Wanneer wij erin slagen die band van vriendschap krachtig aan te trekken, zal dit een nimmer eindigende vreugde voor ons verzekeren. Vol waardering voor de zekerheid, vrede des geestes en hoop die wij in onze verhouding hebben gevonden, worden wij ertoe bewogen onze diepste en innigste dank tot uitdrukking te brengen aan onze beste vriend, Jehovah.
[Illustratie op blz. 462]
Jezus hielp anderen in een goede verhouding tot Jehovah te komen, waarbij hij alle personen op dezelfde basis ontving, zonder voorkeur voor de rijken of verachting voor de armen