Laat u onderwijzen door Jehovah
LAAT u door Jehovah onderwijzen. Waarom? Waarin onderwijst hij mensen? Hoe onderwijst hij? Aan welke voorwaarden moeten wij voldoen willen wij door hem onderwezen worden?
Wij dienen het verlangen te koesteren door Jehovah onderwezen te worden omdat hij God is, de allergrootste en de oorspronkelijke Onderwijzer. Niemand heeft hem ooit onderwezen: „Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn oordelen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen! Want ’wie heeft de zin van Jehovah leren kennen, of wie is zijn raadgever geworden?’” Niemand! „De HERE geeft wijsheid, uit zijn mond komen kennis en verstandigheid.” Hij is de Alwijze, de Alwetende, ’die van den beginne den afloop verkondigt’. — Rom. 11:33, 34, NW; Spr. 2:6; Jes. 46:10.
Terecht riep Elihu uit: „Wie is een leermeester als Hij?” Want ’hij maakt ons verstandiger dan het gedierte der aarde en verleent ons wijsheid boven het gevogelte des hemels’. Zeer terecht wordt hij „uw Grote Onderwijzer” genoemd. — Job 36:22; 35:11; Jes. 30:20, NW.
Jehovah’s onderwijs schenkt ons inzicht en vrede; het schenkt ons de kennis dat het bewandelen van de juiste paden werkelijk het nuttigst voor ons is: „Ik leer en onderwijs u aangaande den weg dien gij gaan moet.” „Al uw zonen zullen door Jehovah onderwezen personen zijn, en de vrede van uw zonen zal overvloedig zijn.” „Ik ben de HERE, uw God, die u leert, opdat het u welga; die u den weg doet betreden, dien gij moet gaan.” — Ps. 32:8; Jes. 54:13, NW; 48:17.
WAARIN JEHOVAH ONDERWIJST
Waarin onderwijst Jehovah hen die graag door hem onderwezen willen worden? In de eerste plaats leert hij hun: „Ik ben Jehovah. Dat is mijn naam.” Ook: „Jehovah is in waarheid God. Hij is de levende God en de Koning voor onbepaalde tijd.” Jehovah onderwijst ons voorts in zijn voornemens. Zijn alles te boven gaande voornemen ten aanzien van zichzelf is, zijn naam van smaad te zuiveren, „opdat men wete dat gij, wiens naam Jehovah is, dat gij alleen de Allerhoogste over de gehele aarde zijt”. — Jes. 42:8; Jer. 10:10; Ps. 83:18, NW (vs. 19, NBG).
In verband met de aarde en de mensheid heeft hij zich voorgenomen de aarde vervuld te doen zijn van „de kennis van Jehovah zoals de wateren de zee bedekken”. Ook zal hij „elke traan uit hun ogen wegwissen”, want „de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn”. Met andere woorden, Jehovah’s voornemen in verband met de aarde en de mens behelst een wereldomvattend Paradijs. Door middel van het koninkrijk waarvoor Jezus ons heeft leren bidden, volbrengt Jehovah deze voornemens. — Jes. 11:9; Openb. 21:4; Matth. 6:9, 10, NW.
Jehovah leert ons tevens wat zijn wil ten aanzien van ons is. Aangezien hij zijn voornemens voornamelijk volvoert door middel van het Koninkrijk, is zijn wil ten aanzien van ons: „Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken, en al deze andere dingen zullen u worden toegevoegd.” Met andere woorden: ’Gij moet Jehovah liefhebben met geheel uw hart, verstand, ziel en kracht, en uw naaste als uzelf.’ — Matth. 6:33; Mark. 12:30, 31, NW.
Hoe onderwijst Jehovah ons? Als de grote Geest, die wij niet kunnen zien en dan blijven leven, bedient hij zich van verschillende instrumenten, zoals het „boek der natuur”, zijn bemoeienissen en voorzienigheid, zijn heilige geest, zijn zichtbare kanaal of aardse organisatie en, als voornaamste instrument, van zijn Woord, de bijbel. — Ex. 33:20.
HET „BOEK DER NATUUR”
Veel leert Jehovah God ons door middel van zijn „boek der natuur”. Wetenschapsmensen laten zich voortdurend uit dit boek onderwijzen, bijvoorbeeld wanneer zij Gods werk imiteren bij het bouwen van vliegtuigen, schepen en ontelbaar veel andere dingen. Ouders zouden er ook goed aan doen zich erdoor te laten onderwijzen, door in de leer te gaan bij herten, apen en beren wat betreft de belangrijkheid van streng onderricht bij het opvoeden van hun kinderen.
De wijze koning Salomo toonde dat God ons door middel van dit boek voorzichtigheid en ijver leert: „Ga tot de mier, gij luiaard, zie haar wegen en word wijs.” De Grotere Salomo, Jezus Christus, maakte er eveneens melding van dat God uit dit boek onderwees. Toen hij zijn discipelen wilde leren dat zij geloof en vertrouwen in onze hemelse Vader moesten stellen, vestigde hij hun aandacht op de vogels in de lucht en de lelies op het veld. En zei de apostel Paulus niet: „Leert de natuur zelf u niet dat . . . indien een vrouw lang haar heeft, het haar tot heerlijkheid strekt?” — Spr. 6:6; Matth. 6:26-30; 1 Kor. 11:14, 15, NW.
Het belangrijkste van alles is echter dat God de mensen uit dit boek onderwijst ten aanzien van Zijn bestaan en eigenschappen: „Zijn onzichtbare hoedanigheden worden van de schepping der wereld af duidelijk gezien, omdat ze worden waargenomen door middel van de dingen die gemaakt zijn, ja, zijn eeuwige kracht en Godheid, zodat zij niet te verontschuldigen zijn.” Job besefte dit ook, want hij zei: „Vraag toch het gedierte, en het zal u onderrichten; het gevogelte des hemels, en het zal u inlichten. Of spreek tot de aarde, en zij zal u onderrichten, en laat de vissen der zee het u vertellen. Wie onder deze alle weet niet, dat de hand des HEREN dit doet”? Ja, God onderwijst werkelijk door middel van zijn boek der natuur! — Rom. 1:20, NW; Job 12:7-10.
WONDEREN EN DE VOORZIENIGHEID — ONDERVINDING
Een oude zegswijze luidt: „De ondervinding is de beste leermeesteres.” Dat is echter niet waar. Het is veel beter iets te leren zonder het kostbare en pijnlijke proces van ondervinding te moeten doorlopen; de kans is bovendien groot dat er niets door geleerd wordt, zoals wij allen om ons heen zien. Gods dienstknechten hebben echter een onfeilbare en alwetende autoriteit; daarom zijn kennis van God, het geloof dat zijn wil voor ons welzijn is, en gehoorzaamheid eraan veel beter dan ondervinding.
Desondanks onderwijst Jehovah zijn dienstknechten, vanwege ’s mensen zwakheid of om een andere geldige reden, soms toch door ondervinding. Dat wil zeggen dat hij door wonderen of zijn voorzienigheid te kennen geeft wat zijn wil is of ons een bepaalde les inhamert. Hij liet de Israëlieten in de woestijn voelen wat honger was en gaf hun vervolgens op wonderbaarlijke wijze manna, ’om hen te doen weten’, dat wil zeggen te leren, „dat de mens niet alleen van brood leeft”. — Deut. 8:2, 3.
Omdat de Israëliet Achan zich door hebzucht liet leiden, liet God toe dat de gehele natie bij Ai verslagen werd, om Jozua en het gehele volk te doordringen van de ernst van Achans overtreding. Later liet God herhaaldelijk toe dat zijn volk onder heidense overheersing kwam om het wakker te schudden. Deze gedachte ligt aan de woorden van de psalmist ten grondslag: „Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik.” „Leer ons zó onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen.” — Joz. 7:1-26; Richt. 10:9-16; Ps. 119:67; 90:12.
Alhoewel Gods dienstknechten thans geen getuigen zijn van soortgelijke wonderen, blijkt soms Gods wil uit zijn voorzienigheid. Toen Gods volk in 1919 volkomen onverwacht in ruime mate kolen kon krijgen, werd hierdoor Gods wil in een bepaalde aangelegenheid te kennen gegeven; zo ook in 1958, toen Gods volk in verband met de Internationale ’Goddelijke wil’-vergadering geen geschikte kampeergelegenheid kon vinden.
DOOR HEILIGE GEEST ONDERWEZEN
Jehovah God gebruikt ook zijn heilige geest om ons te onderwijzen. Met heilige geest bedoelen wij niet een derde persoon van een mysterieuze drieëenheid, maar Gods werkzame kracht, door middel waarvan hij zijn voornemens volbrengt. Evenals hij zich ervan bediende om mannen te inspireren tot het schrijven van zijn Woord, maakt hij er ook gebruik van om inzicht in dat Woord te schenken. Zo begrepen de vroege christenen pas nadat zij op Pinksteren heilige geest hadden ontvangen, wat Gods wil ten aanzien van hen was, zoals trouwens ook door Jezus was voorzegd: „De helper, de heilige geest, die de Vader in mijn naam zal zenden, die zal u alle dingen leren en alle dingen welke ik u heb gezegd, in uw herinnering terugbrengen.” De apostel Paulus merkte in dit verband ook op: „Geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord, noch is het in het hart van een mens opgekomen al wat God heeft bereid voor degenen die hem liefhebben.” Maar „aan ons heeft God het geopenbaard door middel van zijn geest, want de geest onderzoekt alle dingen, zelfs de diepe dingen Gods”. — Joh. 14:26; 1 Kor. 2:9, 10, NW.
Wij ontvangen deze verlichtende heilige geest wanneer wij kennis hebben van Gods Woord, er geloof in stellen en in overeenstemming met dat geloof werkzaam zijn. Wij ’ontvangen de geest ten gevolge van een horen door geloof’. Alleen dan zal God onze gebeden om de heilige geest verhoren. Dat is echter nog niet alles, want het is ook noodzakelijk dat wij contact hebben of in verbinding staan met Gods zichtbare kanaal of aardse organisatie — iets wat duidelijk blijkt uit de ondervindingen van de vroege christenen. — Gal. 3:2; Hand. 8:15-17, NW.
DOOR EEN ZICHTBARE ORGANISATIE
Jehovah heeft, als de grote Onderwijzer, altijd gebruik gemaakt van menselijke instrumenten om zijn aardse kinderen te onderwijzen. Adam onderwees Eva, Noach zijn gezin, Abraham de mensen die deel uitmaakten van zijn huishouding, en Mozes zijn volk. In het oude Israël vormde vooral de stam Levi met zijn priesters het onderwijsinstrument: „Want de lippen van den priester bewaren kennis en uit zijn mond zoekt men onderricht in de wet, want een bode van den HERE der heerscharen is hij.” Toen dit onderwijslichaam in gebreke bleef zich van zijn taak te kwijten, zond God „zijn boden [de profeten] tot hen, . . . want Hij ontfermde zich over zijn volk”. — Mal. 2:7; 2 Kron. 36:15.
Tijdens zijn verblijf op aarde bewees Jezus het grootste instrument of de grootste Onderwijzer te zijn die ooit op deze aarde heeft geleefd. Hij bezat meer kennis en onderwijsbekwaamheid dan enig mens voor of sedert hem. Hij onderwees zijn volk op berghellingen, aan het strand, in hun huizen en synagogen en in de tempel. Hij getuigde van zichzelf: „Dag aan dag zat ik in de tempel te onderwijzen.” — Matth. 26:55, NW.
Hij leidde een kern van discipelen op tot onderwijzers, die op hun beurt weer anderen onderwezen. Ja, God heeft via Jezus „sommigen gegeven als apostelen, sommigen als profeten, sommigen als evangeliepredikers, sommigen als herders en leraren, met het oog op de opleiding van de heiligen, voor het werk der bediening”. Vandaar dat wij door het hele boek Handelingen heen over de onderwijsactiviteit van de apostelen lezen. — Ef. 4:11, 12, NW.
Wij dienen niet te verwachten dat het heden ten dage anders zou zijn, en dat is het ook niet. Zoals de vroege christelijke gemeente een besturend lichaam had dat in Jeruzalem zetelde en leiding gaf aan het onderwijswerk, is er thans in de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen een besturend lichaam, dat er blijk van geeft door Jehovah gebruikt te worden om zijn kinderen te onderwijzen. Het gebruikt wettelijke genootschappen om bijbels en bijbelstudiehulpmiddelen te kunnen uitgeven en predikers op te leiden voor de bediening. Het helpt bij het organiseren van christenen in gemeenten, zodat zij zich van hun plicht onderwijzers van Gods Woord te zijn, kunnen kwijten. Thans worden ruim een miljoen van deze predikers van het evangelie in 194 verschillende landen en eilanden in de wereldzeeën door Jehovah onderwezen, om op hun beurt weer anderen te onderrichten.
ZIJN GEÏNSPIREERDE BOEK — DE BIJBEL
Toen wij Gods andere instrumenten voor het onderwijzen van zijn volk aan een onderzoek onderwierpen, bleek uit de verwijzingen dat Jehovah’s voornaamste onderwijsinstrument zijn geïnspireerde Woord, de bijbel is. Wij lezen derhalve: „Zou Hij, die de volken onderwijst, niet straffen, Hij, die den mens kennis leert? Welzalig de man dien Gij kastijdt, HERE, dien Gij onderwijst uit uw wet.”
Wij zouden kunnen zeggen dat er in de bijbel vier fundamentele terreinen van kennis worden behandeld. In de eerste plaats geschiedenis en profetieën, waardoor ons wordt verteld wat er is gebeurd en wat er nog zal gebeuren. Het verslag begint met de periode dat God alleen was en voert ons minstens duizend jaar in de toekomst. — Ps. 94:10, 12.
Naast geschiedenis en profetieën leert de bijbel ons ook veel ten aanzien van fundamentele waarheden of leerstellingen. De voornaamste daarvan is die van het Koninkrijk, door middel waarvan God zijn soevereiniteit zal rechtvaardigen. Op de tweede plaats komt de bijbelse leer van de losprijs, waarom Gods Zoon is gestorven en hoe wij voordeel kunnen trekken van zijn dood. Twee andere belangrijke bijbelse leerstellingen zijn de doop en de opstanding.
Voorts vermeldt de bijbel zowel in duidelijke bewoordingen als meer stilzwijgend Gods rechtvaardige beginselen. Er wordt in verteld wat God van ons verlangt, wat juist en wat verkeerd is, wat onze plicht jegens God en onze naaste is en welke plichten er op mannen, vrouwen, ouders, kinderen, opzieners en dienaren in de bediening rusten.
Gods Woord geeft ons ook duidelijke instructies ten aanzien van de opdracht van christenen om onderwijzers, bedienaren van Gods religie, te zijn: het vertelt hoe dit predikingswerk verricht moet worden, wat er gezegd moet worden en op welke wijze wij het moeten aanbieden. In dit alles leert Gods Woord ons — door uitdrukkelijke geboden, door melding te maken van Gods voorbeeld en door het verslag over rechtvaardigen en goddelozen — wat wij moeten doen en wat wij dienen te vermijden.
Om door Jehovah onderwezen te worden, moeten wij de vreze Jehovah’s bezitten en zachtmoedig zijn, want een zachtmoedige is leergierig. „Wie is de man die den HERE vreest? Hij onderwijst hem aangaande den weg dien hij moet kiezen.” Jehovah „leert ootmoedigen zijn weg”. Onze houding moet gekenmerkt worden door het verlangen onderwezen te worden: „HERE, maak mij uw wegen bekend, leer mij uw paden.” „Leer mij uw wil te doen, want Gij zijt mijn God.” — Ps. 25:12, 9, 4; 143:10.
Deze wereld geeft er werkelijk blijk van dat ze niet door Jehovah onderwezen wordt. Hoe dwaas toch, als wij bedenken dat hij alle wijsheid en kennis bezit en de grootste Onderwijzer en Leraar in het gehele universum is! Tot de instrumenten waarvan hij zich voor zijn onderwijs bedient, behoren zijn „boek der natuur”, zijn voorzienigheid, zijn heilige geest, zijn zichtbare organisatie en zijn geïnspireerde Woord. En hij staat klaar om allen die hem vrezen en zachtmoedig zijn, te onderwijzen.
Wanneer wij weigeren door Jehovah onderwezen te worden, betekent dit onze vernietiging. Waarom zou u verkiezen te sterven? Jehovah heeft geen behagen in de dood van de goddelozen (Ezech. 33:11). Laat u door Jehovah onderwijzen en u zult hem, uzelf en anderen gelukkig maken (Spr. 27:11). Stel uw beslissing, met het oog op de tijd waarin wij leven, niet uit. Laat u van nu aan door Jehovah onderwijzen en u zult leven.