Hoe God actief van zijn zorg blijk heeft gegeven
JEHOVAH GOD heeft de mensheid niet in den blinde laten rondtasten naar verlichting zonder een zekere hoop die ook te zullen vinden. Duizenden jaren geleden begon hij zijn voornemen te openbaren en hij zorgde ervoor dat deze openbaring werd opgeschreven als zijn Woord, zijn boodschap aan de gehele mensheid.
Wij bezitten die boodschap thans in de bijbel, Gods geïnspireerde Woord. Hieruit kunnen wij vernemen wat voor iemand Jehovah God is, wat zijn eigenschappen zijn, hoe hij met mensen omgaat, welke maatstaven hij aanlegt. Uit zijn profetieën kunnen wij vernemen wat hij van plan is te doen en welke gedragslijn wij tot onze eigen toekomstige bescherming en ons welzijn kunnen volgen.
Op de bladzijden van de bijbel vinden wij overvloedig veel bewijzen van Gods zorg en belangstelling voor de hele mensheid. Wij zien dat hij eerbied heeft voor de waardigheid van elk individu; dat hij geen gedwongen dienst of aanbidding wenst maar een bereidwillige dienst vanuit het hart, gedreven door liefde (Deut. 30:15, 16). Zijn Woord toont dat er in Gods ogen geen verschil bestaat tussen mensen van verschillende nationaliteiten, rassen of maatschappelijke standen. Iedereen die dit verkiest, kan hem dienen en grote zegeningen voor zichzelf en zijn gezin ontvangen. — Hand. 10:34, 35.
Laten wij eens enkele manieren beschouwen waarop, zoals de bijbel onthult, Jehovah God zijn levendige belangstelling voor de gehele mensheid heeft getoond en degenen die geloof en vertrouwen in hem stelden, heeft gezegend.
Omgang met Abraham toont aan dat God geen rassenhater is
Abraham, de vader van zowel het Joodse ras als de Arabische rassen, stelde geloof in het woord van Jehovah God en diende hem bereidwillig. Daarom zegende God Abraham en zijn gezin. God heeft Abrahams geloof zozeer gewaardeerd dat hij besloot een natie welke uit een tak van Abrahams gezin voortkwam op een speciale manier te gebruiken, om Hem en Zijn aanbidding op aarde te vertegenwoordigen. Hij gaf die natie, welke voortkwam uit Abrahams kleinzoon Jakob of Israël, zijn wetten. Hij bevestigde hen stevig in het land dat Kanaän werd genoemd (Deut. 4:7, 8). Ook hield God door middel van die natie zijn naam hoog voor de volken der aarde en via deze natie bracht hij zijn Messías voort, hij die gezalfd werd om als de Verlosser van de mensheid op te treden. — Gal. 3:24; 4:4.
Was dit gewoon een geval van begunstiging met betrekking tot een bepaalde natie? Waarom zou God als de Schepper van alles zijn goedheid tot maar één natie beperken? Dat deed hij ook niet, nee, in tegenstelling tot zelfzuchtig gunstbetoon legde hij in feite een voorbereidende grondslag voor het ’zegenen van alle families van de aardbodem’ (Gen. 12:3; 22:18). Door zijn omgang met deze ene natie en door over hen een regering aan te stellen, onthulde hij veel persoonlijke eigenschappen van hemzelf als God en als Koning, zowel wat zijn liefderijke goedheid en barmhartigheid betreft, alsook zijn vaste beginselen ten aanzien van heerschappij. Hij legde de basis voor de toekomstige verschijning van de Messías. Er werd een geslachtsregister of afstammingslijn van de Messías opgetekend en bewaard, alsmede een tevoren beschreven profetisch schema van diens levensloop, opdat mensen geloof in hem zouden kunnen stellen als degene die werkelijk door God was gezonden. Ja, tijdens die eeuwen van Gods omgang met de joodse natie is de bijbel geschreven, met daarin een historisch verslag vol feiten en gegevens, gecombineerd met profetieën, profetische beelden en ’schaduwen van toekomstige goede dingen’, alles tot ons nut. — 1 Kor. 10:11; Hebr. 10:1.
Gods zorg betoond aan een onvolmaakt volk
Toen God die natie die van Abraham afstamde uitkoos, vormden zij een minderheidsgroep en waren zij in slavernij. Door middel van de profeet Mozes vertelde hij hun: „Niet omdat gij het volkrijkste waart van alle volken heeft Jehovah genegenheid voor u getoond, zodat hij u heeft uitgekozen, want gij waart het geringste van alle volken. Maar omdat Jehovah u liefhad, en omdat hij zich hield aan de beëdigde verklaring die hij uw voorvaders gezworen had, daarom heeft Jehovah u met sterke hand uitgeleid, om u los te kopen uit het slavenhuis” (Deut. 7:7, 8). Hierdoor kon God tonen dat hij niet alleen getrouwe dienst en toewijding, zoals Abraham, Isaäk en Jakob toonden, waardeert en beloont, maar ook dat hij zich aan zijn woord houdt. — Deut. 7:9.
Die natie had alle reden om in Gods zorg voor hen te geloven. Meermalen hadden zij moorddadige aanvallen te verduren en kwamen zij tegenover een overweldigende overmacht te staan. Zolang zij hun vertrouwen in hem stelden, kwam Jehovah om hen te bevrijden (Recht. hoofdst. 7; 2 Kron. 14:9-15). Ja, zelfs als de natie zich van God afkeerde en zware zonden bedreef, was God geduldig en barmhartig jegens hen. Zo nu en dan strafte hij hen streng, doch als zij dan weer tot hem terugkeerden, schonk hij hun vergeving en zegende hen door hun voorspoed, gezondheid en vrede te geven (Jer. 7:13, 14; 30:18, 21, 22). Het verslag van zijn vijftien eeuwen lange omgang met het joodse volk is er een van bewonderenswaardige lankmoedigheid en van het verdragen van menselijke onvolmaaktheid, afvalligheid en pure stijfhoofdigheid.
Ten slotte kwam Israël volledig tegen God in opstand door zijn Zoon te verwerpen en deze aan de Romeinse bestuurder over te leveren om terechtgesteld te worden. Ondanks dit alles bleef God zijn dienaren tot hen zenden en liet hij nog drie en een half jaar lang het goede nieuws uitsluitend aan hen bekendmaken. Pas toen beëindigde hij zijn speciale zorg voor hen en begon hij zijn boodschappers tot alle heidense volken der aarde uit te zenden (Hand. hoofdst. 10). Zijn doel om Israël als zijn speciale instrument te gebruiken, was voltooid en de speciale verhouding van de natie tot hem werd verbroken; toch konden afzonderlijke personen uit die natie nog altijd zijn gunst en zegen verkrijgen door gehoorzaam te worden aan zijn Woord en geloof te tonen in zijn voorzieningen. — Rom. 10:12; Gal. 3:28.
Door deze omgang heeft God getoond dat hij inderdaad zorg en in feite een grote liefde bezit voor hen die hem dienen. Hij heeft getoond wat hij zal doen indien mensen oprecht naar hem luisteren. De wet die hij die natie gaf, was zo voortreffelijk dat de Israëlieten, ofschoon zij er zich op een zeer onvolmaakte wijze aan hielden, ongeveer negen eeuwen lang een onafhankelijke natie zijn geweest.
Gods zorg voor alle natiën
Gedurende al die tijd heeft God de andere natiën niet vergeten. In een toespraak tot afgodenaanbiddende heidenen in Lystra, een stad in Azië, spoorde de apostel Paulus deze mensen aan ’zich van deze ijdele dingen af te keren en zich te wenden tot de levende God, die de hemel en de aarde en de zee en alle dingen die daarin zijn, heeft gemaakt’. Daarna zei hij: „In de voorbijgegane geslachten heeft hij alle natiën toegestaan hun eigen wegen te bewandelen, ofschoon hij toch niet heeft nagelaten getuigenis van zichzelf te geven door goed te doen, door u regens vanuit de hemel en vruchtbare tijden te geven, door uw hart overvloedig met voedsel en vrolijkheid te vervullen” (Hand. 14:15-17). God is dit „getuigenis” zelfs tot op onze dag blijven geven.
Gods bezorgdheid voor alle menselijke schepselen komt treffend tot uiting in de manier waarop hij met de steden Sodom en Gomorra heeft gehandeld. Deze steden waren tot uitzonderlijke losbandigheid vervallen. God zei: „Het klaaggeschrei over Sodom en Gomorra, ja, het is luid, en hun zonde, ja, ze is zeer zwaar” (Gen. 18:20). Klaarblijkelijk waren de omringende natiën geschokt en gekwetst door hun verdorven gedrag en hadden luid geprotesteerd bij God. Hij had respect voor hun met ontzetting vervulde houding en voor hun recht om vrij te zijn van het gevaar dat de verdorvenheid van de Sodomieten voor hen opleverde. Daarom besloot hij die twee steden en allen die ertoe behoorden, te vernietigen. Zouden daar toen echter zelfs maar tien rechtvaardige mensen te vinden zijn geweest, dan zou hij ter wille van die tien de steden hebben gespaard. — Gen. 18:22-33.
Uit de manier waarop God met Sodom en Gomorra handelde, blijkt dat hij geen behagen schept in de dood van wie maar ook, maar wenst dat allen leven, indien zij dit maar willen doen met eerbied voor hun naaste en in gehoorzaamheid aan rechtvaardige beginselen (Ezech. 33:11; Micha 6:8). Bovendien zijn Gods onverdiende goedheid en zorg zo groot dat hij de mensen van Sodom door middel van een opstanding terug zal brengen, met de gelegenheid om, zoals zijn Zoon uiteenzette, kennis te nemen van en zich te keren tot de weg ten leven. — Luk. 10:11, 12; Matth. 11:24.
Gods zorg voor de planeet de aarde als ’s mensen tehuis
Dat God werkelijk bezorgd is voor zijn schepping, de aarde, blijkt wel uit de wetten die hij de natie Israël schonk. Deze voorzagen in de allerbeste regeling voor het land en voor de mensen en dieren die erop leefden. Hij gebood bijvoorbeeld dat elk zevende jaar een jaar van rust zou zijn. Allen waren vrij van werk op het land, ook de huisdieren. Tegenwoordig weet elke boer dat de vruchtbaarheid van de grond zich herstelt wanneer die een tijd onbebouwd blijft liggen. — Lev. 25:2-7.
Behalve dit was elk vijftigste jaar niet alleen zo’n sabbatjaar, maar ook een „jubeljaar”, een jaar waarin alle schulden werden kwijtgescholden. Alle leden van de natie die ten gevolge van financiële tegenslagen hun land hadden verkocht, kregen vrij van schuld hun eigen landerfdeel terug. Zelfs de Israëlieten die in slavernij of dienstbaarheid waren, werden vrijgelaten. Wat een verreikende en weloverwogen zorg! Zolang de natie zich maar aan deze wetten hield, zou er nooit een economische crisis kunnen ontstaan zoals thans zoveel naties ondervinden. — Lev. 25:8-19.
Voorboden van een toekomstige regering over de hele aarde
De geïnspireerde apostel schrijft in Romeinen 15:4: „Want alle dingen die eertijds werden geschreven, werden tot ons onderricht geschreven, opdat wij door middel van onze volharding en door middel van de vertroosting uit de Schriften hoop zouden hebben.” Deze hoop is gevestigd op de komende rechtvaardige regering die God zich ten doel heeft gesteld om de mensheid en deze aarde tot volledige harmonie met zichzelf te herstellen. Zoals dezelfde apostel uiteenzet, waren de wetten die God door middel van zijn regering aan het oude Israël gaf „een schaduw . . . van de toekomstige goede dingen”, voorboden van de zegeningen die eens zouden komen van een in de hemel gevestigde regering door middel waarvan God een programma voor de aardbewoners zal uitwerken dat blijvende zegeningen voor alle mensen met liefde voor rechtvaardigheid in hun hart tot gevolg zal hebben (Hebr. 10:1). Zo lezen wij in de bijbel in Efeziërs 1:9, 10: „Het is overeenkomstig zijn welbehagen dat hij zich had voorgenomen, aan de volledige grens van de bestemde tijden een bestuur te hebben, namelijk om alle dingen weer bijeen te vergaderen in de Christus, de dingen die in de hemelen en de dingen die op de aarde zijn.”
Ja, om de mensheid van de erfenis van zonde, onvolmaaktheid en dood, die onze eerste vader Adam ons heeft nagelaten, te bevrijden en om zijn eigen verheven maatstaven van rechtvaardigheid te bevredigen, heeft God zijn eigen Zoon zijn leven laten geven om ons uit onze toestand van slavernij los te kopen (Rom. 3:23-26), zoals Romeinen 5:7, 8 vermeldt: „Want ternauwernood zal iemand voor een rechtvaardige sterven; ja, voor de goede heeft iemand misschien nog de moed te sterven. Maar God beveelt zijn eigen liefde jegens ons hierin aan, dat Christus voor ons is gestorven terwijl wij nog zondaars waren.”
Thans heeft de mensheid bijna zesduizend jaar lang gezwoegd en geworsteld, maar nu toont de bijbel dat er een grote sabbat van rust voor de aarde en haar bewoners is nabijgekomen. De bijbel vertelt ons dat bij Jehovah ’duizend jaar is als één dag’ (2 Petr. 3:8). En zijn Woord voorzegt ons een duizend jaar lange dag van rust, rust van ellende, oorlog, misdaad, honger en onrecht, wat mogelijk zal zijn onder de Koninkrijksheerschappij van zijn Zoon. Ja, het zal een duizend jaar durend jubeljaar zijn waarin zelfs de slavernij aan zonde, onvolmaaktheid, ziekte en dood verbroken zal worden en de gewillige onderdanen van het Koninkrijk uit gevangenschap zullen komen en de lang verwachte en „glorierijke vrijheid van de kinderen Gods” zullen binnengaan. — Rom. 8:19-21; Hebr. 4:9, 11; Openb. 20:6.
Dan zal, zoals voorzegd is, „Jehovah der legerscharen . . . stellig voor alle volken een feestmaal aanrechten van schotels rijk aan olie, een feestmaal van wijn bewaard op de droesem; van schotels rijk aan olie en vol merg, van wijn bewaard op de droesem, geklaard” (Jes. 25:6). Dan zal het over de hele aarde zo zijn dat men „generlei kwaad [zal] doen, noch enig verderf [zal] stichten . . . want de aarde zal stellig vervuld zijn van de kennis van Jehovah zoals de wateren ook de zee bedekken”. — Jes. 11:9.
Het krachtigste voorbeeld van Gods zorg treft men wellicht aan onder degenen die tegenwoordig hun volle vertrouwen stellen in zijn beloften van zo’n rechtvaardige regering. Zij verschaffen het zichtbare bewijs van wat zijn Woord in mensen teweeg kan brengen, welke verandering er in hun leven kan komen door de hoop die hij geeft.
Miljoenen mensen hebben zich thans tot voorstanders verklaard van Jehovah Gods koninkrijk als de ware en enige hoop voor de mensheid. Deze mensen kan men vinden in meer dan 200 landen en eilanden der wereldzeeën. Zij vertegenwoordigen een geweldige verscheidenheid van nationaliteiten, talen, rassen en maatschappelijke achtergronden. Toch vormen zij een eenheid, niet verdeeld door politiek, sektegeest, concurrentiestrijd, maatschappelijke discriminatie of rassenvooroordeel. Zij genieten werkelijke vrede en vrijheid van twist en gaan in ware broederschap met elkaar om. Zij ontmoeten dezelfde problemen van het leven van alledag als andere mensen en bezitten dezelfde overgeërfde onvolmaaktheid; toch bemerken zij dat het toepassen van de wijze beginselen in de bijbel hen helpt hun problemen op te lossen en ware vreugde in het leven te scheppen. Zij staan bekend als Jehovah’s christelijke getuigen omdat zij getuigenis afleggen van hun geloof in Jehovah God en getuigen van zijn voornemen en van zijn zorg voor de mensheid. — Jes. 43:10, 11.
Weliswaar hebben zij van de zijde van dictators en machtige religieuze organisaties in menig land vervolging moeten verduren, maar zij weten waarom dit gebeurt en zij achten het een voorrecht hun onverbrekelijke verknochtheid aan de rechtvaardige maatstaven van Gods Woord en hun onwankelbare loyaliteit aan zijn soevereiniteit te kunnen tonen. Zij bezitten net zo’n vertrouwen als de geïnspireerde discipel Jakobus, die schreef: „Gelukkig is de man die beproeving blijft verduren, want nadat hij is goedgekeurd, zal hij de kroon des levens ontvangen, die Jehovah beloofd heeft aan hen die hem blijven liefhebben.” — Jak. 1:12.
Naastenliefde heeft hen gevangenschap en nog ergere dingen doen riskeren om de hoop welke zij hebben gevonden, door middel van het goede nieuws van Gods koninkrijk aan anderen te blijven doorgeven. Zij kennen Gods zorg voor de mensheid, wetend dat „hij niet wenst dat er iemand vernietigd wordt maar wenst dat allen tot berouw geraken” en streven ernaar net zo’n bezorgdheid aan de dag te leggen. — 2 Petr. 3:9.
De bewijzen van Gods zorg voor de mensheid zijn derhalve onmiskenbaar: ze omringen ons aan alle kanten. Ze zijn overvloedig aanwezig op de aarde zelf met al haar voorzieningen voor een belangwekkend en lonend leven, evenals in ons eigen lichaam met zijn verbazingwekkende eigenschappen.
Bovenal echter blijken ze uit Gods Woord — de verklaring die dit geeft over de oorzaak van het menselijk lijden, de openbaring van Gods omgang met zijn schepselen en zijn onveranderlijke voornemen om alle schade welke door de opstand tegen zijn soevereiniteit door geesten en mensen is veroorzaakt, ongedaan te maken, alsook hoe vandaag de dag mensenlevens erdoor kunnen veranderen en de hoop die dit boek verschaft op een opstanding uit de doden.
God bekommert zich wel degelijk om ons. De vraag blijft nu: Bekommeren wij ons ergens om? Misschien zeggen wij van wel, maar wat wijzen onze daden uit?
[Tabel op blz. 21]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Thans, na ongeveer 6000 jaar menselijk bestaan is, volgens de bijbelprofetieën, een duizend jaar durend jubeljaar nabijgekomen — een tijd van rust na lijden en onderdrukking
1000 2000 3000 4000 5000 6000 7000
SCHEPPING VLOED DOOD VAN DUIZENDJARIGE
VAN DE MENS VAN NOACH JEZUS CHRISTUS 1914 REGERING VAN
33 G.T. CHRISTUS JEZUS?
[Illustratie op blz. 19]
Door zijn omgang met Abraham toonde God geen partijdigheid, maar bracht hij juist zijn zorg voor de mensheid tot uitdrukking; hij beloofde mensen uit alle natiën door middel van Abrahams „zaad” te zullen zegenen
[Illustratie op blz. 20]
Door die ene natie, het oude Israël, te gebruiken, was God in staat de resultaten te tonen van zijn centrale leiding en rechtvaardige bestuursbeginselen