Jehovah’s vriend of een vriend van de wereld — Welke van de twee?
„Weet gij niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap met God is?” — Jak. 4:4.
1. Wat is de definitie van een vriend, en wat moet er beschouwd worden wanneer men vrienden kiest?
DE MEESTE mensen zijn kieskeurig in het kiezen van degenen die zij als hun vrienden beschouwen. Een vriend wordt gedefinieerd als „iemand die door genegenheid of achting aan een ander gehecht is”, „een intieme metgezel”. Zou u iemand als een intieme vriend kiezen wiens gewoonten u verafschuwt, wiens gedachtengang en zienswijzen altijd tegen die van u indruisen en die omgaat met en partij kiest voor uw vijanden? Aangezien wij kieskeurig zijn in de keuze van onze vrienden, kunnen wij van de Allerhoogste God van het universum niets minder verwachten. Het is derhalve van het allergrootste belang dat wij te weten komen hoe wij vrienden kunnen worden van God, Jehovah, en hoe wij deze vriendschap in stand kunnen houden.
2. Heeft God de mensheid de mogelijkheid ontnomen zijn vrienden te worden? In welk opzicht is hij selectief in het kiezen van zijn vrienden?
2 Jehovah heeft het mensengeslacht niet de mogelijkheid ontnomen met hem bevriend te zijn. Zijn liefde voor de mensheid heeft hem er zelfs toe aangezet zijn dierbaarste „eniggeboren Zoon [te geven], opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben” (Joh. 3:16). Wij kunnen echter niet verwachten dat Jehovah met zomaar iedereen vriendschap zal sluiten. In Psalm 5:4 worden wij ingelicht over de houding en het gedrag die Jehovah niet van de zijde van zijn vrienden tolereert: „Want gij zijt geen God die behagen schept in goddeloosheid; niemand die slecht is, mag ook maar voor enige tijd bij u verblijven.”
3. Wat zeggen Jezus en Jakobus over verbroedering met wereldlingen?
3 Jezus’ volgelingen zien in dat zij zich afgescheiden moeten houden van de wereld en haar corruptie (2 Petr. 1:4). Het is zoals Jezus in Johannes 17:16 tot uitdrukking bracht: „Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben.” Jezus’ halfbroer Jakobus toonde aan welke droevige gevolgen het heeft wanneer men zich niet aldus afgescheiden houdt, door te zeggen: „Overspeelsters, weet gij niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap met God is? Al wie daarom een vriend van de wereld wil zijn, maakt zich tot een vijand van God.” — Jak. 4:4.
GEEN VRIENDEN VAN DE WERELD
4. (a) Wat betekent het een vriend van de wereld te zijn? (b) Wat zijn de werken van het vlees, en wat heeft het tot gevolg wanneer men deze najaagt?
4 Wat betekent het een vriend van de wereld te zijn? Het betekent eenvoudig dat men als de wereld is, dat men als de wereld denkt en dat men haar verlangens deelt, haar idealen koestert en haar vooroordelen en haat ten toon spreidt. Iemand die een vriend van de wereld is, neemt de overheersende houding aan waarvan de wereldse samenleving doortrokken is. De apostel Paulus sprak hierover als „de geest die thans werkzaam is in de zonen der ongehoorzaamheid” (Ef. 2:2). Die geest kan iemand ertoe leiden de wereldse praktijken te gaan beoefenen die Paulus in Galáten 5:19-21 opsomde: „De werken van het vlees nu zijn openbaar, welke zijn hoererij, onreinheid, een losbandig gedrag, afgoderij, beoefening van spiritisme, vijandschappen, twist, jaloezie, vlagen van toorn, ruzies, verdeeldheid, sekten, uitingen van afgunst, drinkgelagen, brasserijen, en dergelijke.” Wat heeft het najagen van zulke wereldse gewoonten tot gevolg? Wij worden ervoor gewaarschuwd dat „wie zulke dingen beoefenen, Gods koninkrijk niet zullen beërven”.
5. Welke handelwijze moet een christen volgen, en welke vrucht behaagt Jehovah?
5 Het is dus duidelijk dat wij ons van God vervreemden wanneer wij zulke praktijken, die door Jehovah worden gehaat, zouden gaan beoefenen. Wij moeten derhalve een tegenovergestelde handelwijze volgen door Gods geest en houding te weerspiegelen. Paulus licht ons erover in dat „de vrucht van de geest” bestaat in „liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing. . . . Zij die Christus Jezus toebehoren, [hebben] het vlees met zijn hartstochten en begeerten aan de paal gehangen” (Gal. 5:22-24). Door een dergelijke vrucht ten toon te spreiden, zullen wij dus God en niet de wereld behagen.
6. (a) In welk opzicht verschillen de doeleinden van de wereld van die van christenen? (b) Welke aanmoediging gaf Jezus in verband met het verkrijgen van de noodzakelijke levensbehoeften?
6 Houd in gedachten dat de doeleinden van de wereld verschillen van die van een christen. De doeleinden van de wereld zijn materialistisch. De wereld vindt het een heel gewone zaak om juiste beginselen op te offeren ten einde zelfzuchtige belangen te bevorderen, zelfs al gebeurt dit ten nadele van intieme vrienden. Haar denkwijze is geconcentreerd rondom de gedachte dat iedereen nu eenmaal wat meer welvaart zou moeten genieten. De mensen in de wereld zijn bezorgd voor hun ziel, met betrekking tot wat zij zullen eten, drinken en aantrekken (Matth. 6:25-30). Ten einde het te vermijden ditzelfde materialistische standpunt na te volgen, moeten wij geloven dat Jehovah zijn volk van het nodige zal voorzien. Wij moeten het geloof bezitten dat hij onze krachtsinspanningen om de noodzakelijke levensbehoeften te verkrijgen, kan en zal zegenen. Jezus, onze Meester, had geen plaats om het hoofd neer te leggen, en toch zorgde zijn Vader voor hem (Luk. 9:58). Evenzo moedigde Jezus zijn volgelingen aan zich geen zorgen te maken over het verkrijgen van datgene wat voor het levensonderhoud noodzakelijk is. Na in Matthéüs hoofdstuk 6, de verzen 25 tot en met 30, de krachtige les ter ondersteuning van zijn argument verschaft te hebben, gaf Jezus zijn volgelingen de verzekering: „Weest dus nooit bezorgd en zegt niet: ’Wat zullen wij eten?’ of: ’Wat zullen wij drinken?’ of: ’Wat zullen wij aandoen?’ Want al deze dingen streven de natiën vurig na. Want uw hemelse Vader weet dat gij al deze dingen nodig hebt. Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken, en al deze andere dingen zullen u worden toegevoegd.” — Matth. 6:31-33.
7. Welke wereldse zienswijze moeten wij vermijden, en welke schriftplaatsen helpen ons in dit opzicht?
7 Het is van het grootste belang dat wij het vermijden door de „zorgen des levens” verstrikt te geraken ten gevolge van ons verlangen datgene te verwerven wat de wereld als een ’gerieflijk leven’ beschouwt (Luk. 21:34). Jezus zei in zijn illustratie van de zaaier dat „de zorg van dit samenstel van dingen en de bedrieglijke kracht van de rijkdom . . . het woord [verstikken]” (Matth. 13:22). Hoe waar zijn ook zijn woorden in Lukas 12:15: „Ook al heeft iemand overvloed, zijn leven spruit niet voort uit de dingen die hij bezit”! Dat het dwaas is onze tijd te gebruiken om materiële rijkdommen te verwerven ten einde een gerieflijk leven te kunnen leiden, wordt goed door Jakobus geïllustreerd. Hij merkte op: „De zon gaat op met haar brandende hitte en doet de plantengroei verdorren, en zijn bloem valt af en de schoonheid van haar uiterlijke verschijning vergaat. Zo zal ook de rijke in zijn levenswijze verwelken” (Jak. 1:11). Later wijst hij op de onzekerheid van het leven door te zeggen: „Gij zijt een nevel, die een ogenblik verschijnt en dan verdwijnt.” In plaats van vertrouwen te stellen in onze plannen, dienen wij dus te zeggen: „Indien Jehovah wil, zullen wij leven en ook dit of dat doen” (Jak. 4:13-15). Hoe duidelijk blijkt uit deze schriftplaatsen dat het aankweken van vriendschap met God veel belangrijker is dan het streven naar een gerieflijk leven door materiële bezittingen te vergaren!
8, 9. (a) Hoe beziet de wereld prominente personen, maar wat moeten jongeren en volwassenen in gedachten houden? (b) Welke voorbeelden van personen die Gods vrienden zijn, moeten wij navolgen, en met welk doel voor ogen?
8 Hoe is onze houding ten aanzien van beroemde en prominente personen van de wereld — personen uit de amusements- of sportwereld, wetenschapsmensen of personen die anderszins roem hebben verworven? Zulke mannen en vrouwen worden in de wereld zeer hoog geacht. Wegens hun belangrijkheid, verafgoden en imiteren zowel volwassenen als kinderen hun persoonlijkheid en manier van doen. Een vriend van Jehovah moet er echter voor op zijn hoede zijn dat hij dit patroon van de wereld niet begint na te volgen. Houd in gedachten dat de denk- en handelwijze van deze mannen en vrouwen niet in overeenstemming zijn met de wegen van Jehovah. Zij hebben intieme omgang met de wereld. Zouden wij ons leven en gedrag derhalve overeenkomstig hun spraak, kleding, uiterlijke verzorging en gedrag vormen, dan zou dit betekenen dat wij ons tot hun vrienden in plaats van tot Gods vrienden maken.
9 Jongeren, jullie moeten er in het bijzonder voor oppassen dat jullie deze mensen niet navolgen, aangezien jullie de natuurlijke neiging bezitten oudere personen na te volgen. Deze vooraanstaande personen zijn echter louter onvolmaakte menselijke schepselen die in Armageddon zullen sterven als zij hun handelwijze niet veranderen en zich niet naar de maatstaven van Jehovah schikken. Zou het derhalve verstandig zijn om met zulke mensen te wandelen door hun handelwijze na te volgen? Zou het voor jullie, jongeren, alsook voor de volwassenen, niet verstandiger zijn om degenen hoog te achten die er blijk van hebben gegeven vrienden van God te zijn — personen zoals Mozes, Jozua, David, Barak, Jefta en Jezus? Ook anderen, zoals Ruth, Rachab, Debora en nog velen, velen meer hebben hun vriendschap met Jehovah bewaard en verdienen waarlijk onze bewondering en achting (Hebr. 11:4-38). Hoe staat het met de hedendaagse voorbeelden van degenen die vrienden van God zijn gebleven? Zouden wij niet beter de loyaliteit en volharding kunnen navolgen van onze broeders die weerstand hebben geboden aan de zwaarste aanvallen van dictatorschappen, zoals Hitlers nazi-regime of de communistische regeringsvormen, omdat zij hun vriendschap met Jehovah niet wilden verzaken? Dezen en talloze anderen die in de loop van de tijd met God gewandeld hebben, zullen na de „grote verdrukking” in leven zijn, terwijl de prominente vrienden van deze wereld voor eeuwig zullen zijn verdwenen. — Ps. 37:10, 34, 38; Matth. 24:21, 22.
ONZE SPRAAK EN ONS GEDRAG
10, 11. (a) Kan omgang met de wereld invloed uitoefenen op onze spraak? Leg dit uit. (b) Wat zegt de bijbel over gedrag en kleding, en waartoe zou het kunnen leiden als wij in gebreke blijven 1 Korinthiërs 15:33 ter harte te nemen?
10 Bovendien wordt aan vrienden van God de raad gegeven opbouwend in hun spraak te zijn. Paulus schrijft: „Laat geen verdorven woord uit uw mond voortkomen, maar elk woord dat goed is tot opbouw waar het nodig is, opdat daardoor iets meegedeeld mag worden wat gunstig is voor de hoorders” (Ef. 4:29). Kunnen wij zeggen dat de vrienden van de wereld deze woorden ter harte nemen? Zijn zij opbouwend in hun spraak? Delen zij dingen mee die „gunstig [zijn] voor de hoorders”? Jakobus had veel over het gebruik van de tong te zeggen, en hij merkte op: „Uit dezelfde mond komt zegen en vloek voort. Het is niet juist, mijn broeders, dat deze dingen zo blijven geschieden” (Jak. 3:2-12). Zou het derhalve verstandig zijn om met wereldlingen om te gaan en misschien de soort van tong te verkrijgen die door Jakobus wordt beschreven?
11 En wat valt er over ons gedrag te zeggen? Is het overeenkomstig de wereld gevormd of is het „voortreffelijk . . . onder de natiën” zoals Petrus aanraadt? (1 Petr. 2:12) Wat valt er over onze kleding te zeggen? Proberen wij de laatste moderages bij te houden? Zouden wij dit kunnen doen en ons dan toch „met bescheidenheid en gezond verstand” kunnen kleden, waartoe Paulus ons aanmoedigde? (1 Tim. 2:9; Spr. 11:2; Micha 6:8) Wij moeten onszelf niet voor de gek houden. Paulus zei met klem: „Slechte omgang bederft nuttige gewoonten” (1 Kor. 15:33). Het is met betrekking tot de zojuist beschouwde terreinen dan ook duidelijk dat wij niet door middel van onze denk- en handelwijze omgang met de wereld kunnen hebben en tegelijkertijd kunnen verwachten op goede voet met God te blijven staan.
12. Wat zegt Petrus in 2 Petrus 3:11-14, en wat zijn sommige van de gedragingen en daden waaraan wij een aandeel kunnen hebben?
12 Om Gods vrienden te blijven, moeten wij acht slaan op Petrus’ geïnspireerde woorden: „Aangezien al deze dingen aldus ontbonden zullen worden, wat voor soort van mensen behoort gij dan wel te zijn in heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding!” (2 Petr. 3:11-14) Tot deze gedragingen en daden behoort het hebben van een aandeel aan de prediking van het goede nieuws en het bezoeken van de vergaderingen van Gods volk, terwijl wij ons ook „onbevlekt van de wereld [moeten] bewaren” (Matth. 24:14; Hebr. 10:25; Jak. 1:27). Door ons met dergelijke „heilige gedragingen” en „daden van godvruchtige toewijding” bezig te houden, zullen wij het zo druk hebben, dat er geen tijd zal overblijven om ons met de wereld te vermengen of over de wegen ervan na te denken. Dit is van het grootste belang om vrienden van God te zijn.
VRIENDSCHAP ONDER BROEDERS
13. (a) Hoe zouden wij een wereldse houding jegens onze broeder ten toon kunnen spreiden, en wat heeft 1 Johannes 4:20 hierover te zeggen? (b) Tot welke handelwijze met betrekking tot onze broeder moedigde Jezus ons aan, en waarom?
13 Er is nog iets anders wat beschouwd moet worden. Hoe is uw houding jegens uw broeders? Hebt u hen lief? Bewijst u dit door uw omgang met hen? Praat u vrijelijk met hen allemaal? Of hebt u zich er door een klein meningsverschil toe laten brengen om al jarenlang niet met een bepaald persoon te spreken? Mijdt u bepaalde personen soms wegens de een of andere reden? U besteedt misschien veel tijd aan het predikingswerk. U geeft misschien wel vrijmoedig antwoord op alle vergaderingen. Misschien laat u zich wel geheel in beslag nemen door alle activiteiten in de gemeente. Maar ook al is dit zo, bent u wel werkelijk een vriend van God als u uw broeder behandelt als iemand die gemeden moet worden? Wat zegt God? „Indien iemand de bewering uit: ’Ik heb God lief’, en toch zijn broeder haat, is hij een leugenaar. Want wie zijn broeder, die hij heeft gezien, niet liefheeft, kan God, die hij niet heeft gezien, niet liefhebben” (1 Joh. 4:20). Het is derhalve gebiedend noodzakelijk om „eerst vrede [te sluiten] met uw broeder”, zoals Jezus vermaande, aangezien een liefdeloze houding jegens hem onthult dat wij geen vriend van Jehovah zijn. — Matth. 5:23, 24; 1 Petr. 1:22.
14. (a) Moeten wij de houding van de wereld ten aanzien van anderen navolgen, en waarom? (b) Wat zal ons helpen de onvolmaaktheden van anderen voorbij te zien of te vergeven?
14 Nog een kenmerk van mensen van de wereld is dat zij onbarmhartig en niet vergevensgezind zijn ten aanzien van hun vrienden. Is het niet zo dat zij anderen kleineren, aanmerkingen op hen maken, over hen klagen en smalend over hen spreken? De bijbel spreekt aldus over hen: „Een nietswaardig man graaft op wat kwaad is, en op zijn lippen is als het ware een verzengend vuur” (Spr. 16:27). Een dergelijke handelwijze dient Jehovah’s vrienden echter vreemd te zijn. Wij zijn anders omdat wij de zwakheden en kleine overtredingen van anderen over het hoofd zien. Wij zijn bereid te vergeven. Waarom? Geeft Jehovah niet het voorbeeld? David herinnert ons in Psalm 103:9 aan het volgende: „Hij zal niet voor altijd aanmerkingen blijven maken, noch zal hij tot onbepaalde tijd gebelgd blijven.” En in 103 vers 14 staat: „Want hijzelf weet zeer goed hoe wij zijn gevormd, gedachtig dat wij stof zijn.” Wat een voortreffelijk voorbeeld om na te volgen! Wat doen wij dus als onze broeder te kort schiet? Wij doen precies hetzelfde als wat Jehovah zou doen. Wij vergeven! Om erbij geholpen te worden dat te doen, zouden wij onszelf enkele dingen kunnen afvragen. Was het aan zijn onvolmaaktheid te wijten? Kwam het doordat hij niet nadacht? Kan de grief worden verkleind? Waarom zouden wij hem niet het voordeel van de twijfel gunnen? Het zou inderdaad beter zijn om „intense liefde voor elkaar” te hebben, want „liefde bedekt een menigte van zonden” (1 Petr. 4:8; Ef. 4:32; Kol. 3:13; 1 Petr. 3:8, 9). Wanneer wij dit doen, tonen wij dat wij Gods vrienden en geen vrienden van de wereld zijn.
VRIENDSCHAP MET GOD BEWAREN
15. Wat gebruikt de Duivel om onze vriendschap met God te verbreken, en hoe vermijden wij het in zijn wegen verstrikt te geraken?
15 Deze vijandige, onvriendelijke wereld oefent thans een enorme druk op Gods vrienden uit. Het is voor deze laatsten van het grootste belang er veel moeite voor te doen en er hard voor te werken om op vriendschappelijke voet met Hem te blijven staan. De Duivel doet wanhopig zijn best om die vriendschap te verbreken. Hij doet dit door de wereld bijzonder aantrekkelijk en verlokkelijk te maken. Merk op wat er in 1 Johannes 2:16 wordt gezegd: „Alles wat in de wereld is”, en dan wijst Johannes op de drie in het oog springende dingen die hun oorsprong vinden bij de wereld en door Satan worden gebruikt — „de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft.” Hoe nauwkeurig beschrijft hij de wereld waaraan wij weerstand moeten bieden als wij niet in haar wegen verstrikt willen geraken en onze identiteit als Gods vrienden willen verliezen!
16. Hoe bood Jezus tegenstand aan Satan, en hoe kunnen ook wij dit doen?
16 Een christen moet positieve stappen doen om de „heerser van deze wereld”, Satan en zijn metgezellen, tegen te staan (Ef. 6:10-18; Jak. 4:7). Hoe? Wat deed Jezus toen hij bij drie verschillende gelegenheden in de wildernis werd verleid? Hij antwoordde: „Er staat geschreven” (Matth. 4:1-11). Deze volmaakte man liet zich in zijn levenswijze door de woorden van God leiden, en aangezien Jezus het voorbeeld heeft gegeven, dienen wij hem na te volgen. De psalmist zei: „Uw woord is een lamp voor mijn voet” (Ps. 119:105). Door dus toe te laten dat al onze handelingen in het bieden van tegenstand aan Satan, door Gods Woord worden geleid, kunnen wij onze verhouding tot onze vriend, Jehovah, versterken.
17. Wat hebben wij nodig om aan de toekomstige beproevingen het hoofd te kunnen bieden, en welk verlies zouden wij lijden als wij zouden zwichten?
17 In de periode die ons nog tot het einde van dit samenstel rest, zullen wij niet in onze eigen kracht een winnende oorlog tegen de Duivel kunnen strijden. Wij hebben hulp van God nodig. Wij moeten Hem smeken ons de wijsheid en leiding te geven die noodzakelijk zijn om aan de beproevingen en verleidingen die wij onder de ogen moeten zien, het hoofd te kunnen bieden (Jak. 1:5). Niemand van ons is immuun voor de methoden van de Duivel. Hij maakt overuren om ons ertoe te brengen voor verkeerde verlangens en druk van de zijde van zijn wereld te zwichten. Door te zwichten, zouden wij echter onze kostbare vriendschap met God verliezen, en dat zou tot onze eeuwige dood leiden (Jak. 1:14, 15). Is zo’n handelwijze die prijs waard?
18. Wat heeft God nog meer gedaan om zijn vrienden bij te staan, en hoe dient onze houding te zijn ten aanzien van deze personen?
18 Om Zijn vrienden aan te moedigen en te helpen weerstand te bieden aan zelfzuchtige verlangens, heeft Jehovah nog meer regelingen getroffen door ouderlingen aan te stellen. Het zou verstandig zijn gunstig op hun raad te reageren. Paulus geeft de raad: „Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig, want zij waken over uw ziel als mensen die rekenschap zullen afleggen” (Hebr. 13:17; Gal. 6:1). Wij zullen datgene wat zij tegen ons zeggen, af en toe misschien niet prettig vinden. Het druist misschien wel in tegen wat wij graag zouden willen horen. Willen wij echter een vriend van God zijn, dan moeten wij naar hen luisteren en hun raad nederig toepassen. De psalmist zegt: „De weg van de dwaas is recht in zijn eigen ogen, maar wie naar raad luistert, is wijs.” — Spr. 12:15.
19. Is voor iemand die een ernstige overtreding begaat, alle hoop verloren? Leg dit uit.
19 Hoe staat het er met iemand voor die „dwaas” gaat handelen en zich aan een ernstige overtreding schuldig maakt? Is alle hoop verloren? Neen, want Jakobus herinnert ons: „Als hij zonden heeft begaan, zal het hem vergeven worden. Belijdt elkaar daarom openlijk uw zonden en bidt voor elkaar, opdat gij gezond gemaakt moogt worden” (Jak. 5:13-16). Roep daarom de hulp van de ouderlingen in en laat toe dat zij u helpen u van de zondige handelwijze te herstellen (Spr. 28:13). Wat een troost is het te weten dat men weliswaar tijdelijk de vriendschap met God kan verliezen, maar toch als een vertrouwde vriend hersteld kan worden door berouw te hebben en een handelwijze te volgen die in harmonie is met zijn wegen! — Jes. 55:7.
20. (a) Zullen de voordelen die men van de wereld kan verkrijgen, blijvend zijn? (b) Wie heeft ons een goed voorbeeld gegeven, en waarom heeft hij zo’n handelwijze gevolgd?
20 De vriendschap met de wereld kan bepaalde voordelen afwerpen, maar de genieting van de zonde is slechts tijdelijk. Ze duurt niet lang. Men leidt een leven zonder toekomst. Zo’n leven kan op zijn hoogst slechts gedurende de korte tijd duren die voor deze oude wereld is overgebleven. Zou het niet beter zijn het voortreffelijke voorbeeld van Mozes na te volgen? De bijbel zegt over hem: „Door geloof heeft Mozes, toen hij opgegroeid was, geweigerd de zoon van de dochter van Farao genoemd te worden en verkoos hij liever met het volk van God slecht behandeld te worden dan de tijdelijke genieting der zonde te hebben, omdat hij de smaad van de Christus een grotere rijkdom achtte dan de schatten van Egypte, want hij hield het oog oplettend gericht op de beloning” (Hebr. 11:24-26). Mozes weigerde in te gaan op het aanbod een vriend van die wereld te zijn, met alle rijkdommen en attracties van dien, omdat hij een beloning van Jehovah wenste te ontvangen. Waarin bestond die beloning? Hij wist dat als hij een vriend van God zou blijven, God hem zou gedenken en hem een opstanding tot leven in een rechtvaardige nieuwe ordening zou geven.
21. (a) Wat moeten wij doen om de beloning te verwerven die voor Gods vrienden is weggelegd? (b) Welke beloning ontvangen wij?
21 Mogen ons geloof en onze hoop even krachtig zijn als die van Mozes. Mogen wij, op alle terreinen van het leven, onszelf „onbevlekt” bewaren van de wereld en haar vrienden. Mogen onze gedachten en daden geconcentreerd zijn op onze intieme vriend, Jehovah. Moge het onze hartewens zijn om ons vol genegenheid aan hem, als een intieme vriend, te blijven hechten. Of wij nu tot de „gezalfden van de Heer” of tot de „grote schare” behoren, het zal THANS vele zegeningen betekenen, maar, en dit is het lonendste aspect, wij zullen de prijs ontvangen van eeuwig leven in een rechtvaardige nieuwe ordening, die uitsluitend door de vrienden van Jehovah bewoond zal worden. — 1 Tim. 4:8.
[Illustratie op blz. 339]
Evenals een bloem in de zon verdort, zal iemand die ernaar streeft rijk te worden, „in zijn levenswijze verwelken”