Spreuken
3 De oprechten laten zich leiden door hun oprechtheid,*+
maar de onbetrouwbaren gaan ten onder aan hun bedrog.+
5 De rechtvaardigheid van de onberispelijke maakt zijn weg recht,
maar wie slecht is komt door zijn eigen slechtheid ten val.+
6 De oprechten worden gered door hun rechtvaardigheid,+
maar de onbetrouwbaren worden gevangen in hun eigen verlangens.+
7 Als een slecht mens sterft, vergaat zijn hoop.
Ook verwachtingen gebaseerd op zijn eigen kracht vergaan.+
9 Met zijn mond richt de afvallige* zijn naaste te gronde,
maar door kennis worden de rechtvaardigen gered.+
10 De goedheid van de rechtvaardigen maakt een stad blij
en als de slechte mensen vergaan, klinkt er gejuich.+
11 Door de zegen van de oprechten wordt een stad groot,+
maar de mond van slechte mensen haalt haar neer.+
13 Een lasteraar gaat rond om vertrouwelijke gesprekken te onthullen,+
maar iemand die betrouwbaar* is kan iets vertrouwelijk houden.*
15 Wie garant staat voor de lening van een vreemde zal het slecht vergaan,+
maar wie niet met een handdruk belooft,* zal veilig zijn.
18 De goddeloze ontvangt een bedrieglijk loon,+
maar wie rechtvaardigheid zaait krijgt een echte beloning.+
21 Hier kun je van op aan:* wie slecht is blijft niet ongestraft,+
maar de kinderen van de rechtvaardigen zullen ontkomen.
22 Als een gouden ring in een varkenssnuit
is een mooie vrouw die haar verstand niet gebruikt.
23 Het verlangen van de rechtvaardigen leidt tot het goede,+
maar de hoop van slechte mensen eindigt in woede.
24 De een geeft gul* en krijgt steeds meer,+
de ander geeft niet wat hij hoort te geven en wordt arm.+
26 Het volk vervloekt wie koren achterhoudt
maar zegent wie het verkoopt.
28 Wie op zijn rijkdom vertrouwt, komt ten val,+
maar de rechtvaardigen zullen gedijen als het jonge loof.+