Vragen van lezers
● Volgens de Mozaïsche wet op jaloezie, moest een vrouw, wanneer haar echtgenoot haar van ontrouw verdacht, bitter water drinken en indien zij schuldig was aan overspel, zou haar dij invallen en haar buik zwellen. Was dit resultaat een wonder of is er een natuurlijke verklaring voor? Zou men dit een zogenaamd godsoordeel kunnen noemen? — G. B., Libanon.
Deze wet op jaloezie staat in Numeri 5:12-31 opgetekend. Indien een man zijn vrouw van ontrouw verdacht, moest hij haar bij de priester brengen. De priester stelde haar dan voor het aangezicht van Jehovah, nam wat heilig of zuiver, fris water, strooide er wat stof van de vloer van de tabernakel in en spoelde of wiste de vervloekingen die hij had opgeschreven, erin af. Om welke vervloekingen het hier gaat, wordt vermeld in 5 de verzen 19 tot en met 22 (NW): „En de priester moet haar doen zweren, en hij moet tot de vrouw zeggen: ’Indien er geen man bij u gelegen heeft en indien, terwijl gij onder uw echtgenoot stondt, gij u niet in enige onreinheid hebt afgewend, zijt dan vrij van de uitwerking van dit bittere water dat een vloek met zich brengt. Maar gij, ingeval gij u hebt afgewend terwijl gij onder uw echtgenoot stondt en ingeval gij u hebt verontreinigd en de een of andere man buiten uw eigen echtgenoot zijn zaad in u heeft uitgestort, —’ De priester moet nu de vrouw doen zweren met een eed waarbij vervloeking is betrokken, en de priester moet tot de vrouw zeggen: ’Moge Jehovah u als een vloek en een eed te midden van uw volk stellen doordat Jehovah uw dij laat invallen en uw buik laat zwellen. En dit water dat een vloek met zich brengt, moet uw ingewanden binnengaan om uw buik te doen zwellen en de dij te doen invallen.’ Hierop moet de vrouw zeggen: ’Amen! Amen!’” De vrouw dronk van het water en als zij schuldig was, viel haar dij in en zwelde haar buik op, doch indien zij onschuldig was, deerde het water haar niet: „Zij moet dan vrij zijn van een dergelijke straf en zij moet met zaad worden bevrucht.” — 5 Vs. 28, NW.
Wat er nu precies wordt bedoeld met het zwellen van de buik en het invallen van de dij is niet zeker. Klaarblijkelijk wordt dij hier echter gebruikt als een eufemisme voor of een discrete verwijzing naar de voortplantingsorganen, zoals ook het geval is in Genesis 46:26, NW. Het is logisch dat indien er enige lichaamsdelen aangetast zouden worden, dit de delen zouden moeten zijn die het kwaad hebben bedreven, iets waarop ook werd gedoeld toen Jezus in figuurlijke zin sprak over het zich ontdoen van een lichaamsdeel dat iemand het binnengaan in het Koninkrijk zou beletten (Mark. 9:43-47). Men neemt aan dat de uitdrukking „invallen” „verschrompelen” (KB) betekent en er dus op duidt dat de voortplantingsorganen wegkwijnden, terwijl de vruchtbaarheid en het vermogen zwanger te worden, verdwenen. Dit standpunt is in harmonie met de verklaring dat indien de vrouw onschuldig was, zij bevrucht moest worden, wat inhoudt dat indien zij schuldig was, haar elke toekomstige zwangerschap zou worden ontzegd. Haar buik zou wegens de vloek zwellen en niet dank zij de zegen der zwangerschap.
In feite zat er niets in het te drinken water dat een dergelijke ramp kon veroorzaken en een onschuldige vrouw zou er dan ook geen nadeel van ondervinden, maar het was heilig water waarin zich heilige grond of stof, alsook de geschreven vervloekingen die erin waren afgewassen, bevonden; daarom bevatte het krachtige symbolen, en bovendien werd het voor het aangezicht van Jehovah en met een plechtige eed aan hem gedronken. Jehovah was hier als rechter bij betrokken en hij trad ook als zodanig op; hij wist of de vrouw schuldig of onschuldig was en indien zij schuldig was, zou hij ervoor zorgen dat de drank het wonderbaarlijke vermogen zou hebben het gewenste resultaat teweeg te brengen. De drank zelf bezat dit vermogen dus niet en deze factor schakelt de betreffende procedure uit als een godsgericht zoals dit tijdens de donkere middeleeuwen voorkwam. Die foltergerichten werden niet door de bijbel voorgeschreven en gingen op zichzelf vaak gepaard met het teweegbrengen van ernstige verwondingen of de dood. Terwijl er krachtens de wet op jaloezie een wonder nodig was om de bestraffing teweeg te brengen, was er voor de godsgerichten tijdens de donkere middeleeuwen een wonder nodig om iemand van de bestraffing te redden. In feite was men schuldig totdat de onschuld was bewezen.
● Op de bladzijden 85 en 86 van het boek U kunt Armageddon overleven en Gods nieuwe wereld binnengaan lezen wij: „Toen de aardse tempel van Jeruzalem werd vernietigd, bleek het . . . niet onmogelijk te zijn gemaakt, Jehovah nog te aanbidden. Hij werd nu op reine wijze met geest en waarheid aanbeden in zijn geestelijke tempel, die door de tegenbeeldige Salomo, Jezus Christus, werd gebouwd. Die geestelijke tempel heeft de verschrikkelijke vernietiging van Jeruzalem in het jaar 70 overleefd. Die tempel nadert thans zijn voltooiing, daar zijn laatste ’levende stenen’ thans nog op aarde worden voorbereid om in de tempel in de hemel gelegd te worden. . . . De werkelijke tempel van Jehovah’s aanbidding zal eeuwig blijven staan als de woonplaats van zijn geest.”
Moeten wij begrijpen, dat de christelijke geestelijke tempel aan het eind van Christus’ duizendjarige regering, wanneer er niet langer priesterlijke diensten voor de mensheid behoeven te worden verricht, ophoudt als zodanig te functioneren? Wanneer dit het geval is, in welke betekenis blijft de werkelijke tempel van Jehovah’s aanbidding dan, zoals hierboven wordt verklaard, eeuwig staan als de woonplaats van zijn geest?
Tegen het eind van de duizendjarige regering van de koning Jezus Christus zal de gehele gehoorzame mensheid ten volle de voordelen van het losprijsoffer van de Here Jezus Christus ontvangen hebben. Alle zonden die zij van Adam hebben geërfd zullen hun vergeven zijn en zij zullen tot menselijke volmaaktheid naar Gods beeld en gelijkenis zijn verheven. Dit zal hun de basis verschaffen om in Gods nieuwe wereld tot eeuwig leven te worden gerechtvaardigd, nadat zij op succesvolle wijze de korte beproevingsperiode hebben doorstaan wanneer Satan en zijn demonen aan het eind van de duizendjarige regering worden losgelaten om de exclusieve toewijding van de mensheid aan Jehovah God als de universele Soeverein, te beproeven. Voor de getrouwen die dan door Jehovah gerechtvaardigd zullen worden, zal er geen verdere behoefte bestaan aan de voordelen van Jezus Christus’ losprijsoffer. Hij zal daarom niet langer als priester met een slachtoffer voor hen dienen.
Toch is hij nog steeds voor eeuwig priester naar de gelijkenis van de koning-priester Melchizedek en hij zal derhalve voor eeuwig en altijd in het hoofddeel van Jehovah’s universele organisatie regeren (Ps. 110:4; Hebr. 5:5-10). In de Hebreeuwse Geschriften betekent het woord voor „tempel” in werkelijkheid „paleis”, zoals het paleis van een koning. Jehovah is de grote Koning der eeuwigheid. In Efeze 2:20-22 (NW) lezen wij over de geestelijke tempel of het geestelijke paleis dat uit Jezus Christus en zijn christelijke gemeente van 144.000 levende stenen is opgebouwd: „Gij zijt gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen van het fundament is. In eendracht met hem groeit het hele gebouw, harmonisch samengevoegd, op tot een heilige tempel voor Jehovah. In eendracht met hem wordt ook gij te zamen opgebouwd tot een plaats waarin God door geest woont.”
Aan het eind van de duizendjarige regering van Jezus Christus, en na de korte periode waarin alle op aarde levende mensen door Satan en zijn demonen zullen wordt beproefd, zal Jehovah God niet zijn geest van dit geestelijke huis, zijn tempel of paleis, terugtrekken. Zijn geest zal altijd in dat paleis, als het hoofddeel van zijn universele organisatie, wonen. Volgens de hier gebruikte stijlfiguur is dit paleis een gebouw, niet een priesterschap. Als zodanig zal het voor hem voor eeuwig blijven bestaan als woonplaats voor zijn geest. Het zal voor altijd de hoofdorganisatie over Jehovah’s universele organisatie zijn en de mensheid op aarde omvatten, waarover ze tot in eeuwigheid de „nieuwe hemelen” van de nieuwe wereld zal zijn (Jes. 66:22, NW). In de hemel verheerlijkt, vormt Christus het voornaamste deel van die hoofdorganisatie. Om die reden zal hetgeen in Filippenzen 2:9-11 (NW) staat opgetekend, voor eeuwig op hem van toepassing zijn: „Hierom juist heeft God hem tot een superieure positie verhoogd en hem in zijn goedheid de naam boven elke andere naam gegeven, zodat in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen van degenen die in de hemel, op aarde en onder de grond zijn, en iedere tong openlijk zou belijden dat Jezus Christus Heer is tot de heerlijkheid van God, de Vader.”
De volmaakte mensheid op aarde zal derhalve tot in eeuwigheid het hemelse paleis van Jehovah God, waarin hij door zijn geest woont, moeten erkennen. Zij zullen hem voor eeuwig door middel van het hemelse paleis moeten aanbidden. De werkelijke tempel van Jehovah’s aanbidding zal aldus eeuwig voor hun dienst in de aanbidding van de Allerhoogste God, Jehovah, de Koning der eeuwigheid, blijven staan.