Waarom blijk geven van vertrouwen in anderen?
WANNEER wij er blijk van geven dat wij anderen vertrouwen, is dit in werkelijkheid een uiting van liefde. De bijbel leert ons dat liefde ’alle dingen gelooft’ (1 Kor. 13:7). Dit wil niet zeggen dat liefde lichtgelovig is, maar liefde voor christelijke broeders zal verhinderen dat wij ongerechtvaardigd achterdochtig zijn en het slechtste van hen denken. Ja, tenzij er een duidelijk bewijs van het tegendeel is, beweegt liefde ons ertoe anderen te vertrouwen. Zelfs als medegelovigen ons in een bepaald opzicht teleurstellen, zullen wij er niet snel bij zijn te veronderstellen dat zij slechte motieven hebben.
Maar is het niet zo dat zelfs God zijn dienstknechten af en toe wantrouwt? Het valt ons inderdaad op dat de Temaniet Elifaz de Schepper een wantrouwende geesteshouding toeschreef toen hij zei: „Zie! In zijn knechten heeft hij geen geloof, en zijn boden legt hij gebreken ten laste” (Job 4:18). Elifaz erkende dat een „geest” de bron van die verklaring was geweest (Job 4:15). Dat Jehovah God Elifaz en zijn metgezellen later berispte omdat zij onwaarheid hadden gesproken, toont aan dat deze „geest” goddeloos, demonisch, was. Elifaz herhaalde derhalve slechts een door demonen geïnspireerde leugen. — Job 42:7.
In werkelijkheid heeft Jehovah, als een God van liefde, in dit opzicht het belangrijkste voorbeeld gegeven door vertrouwen te stellen in zijn met verstand begiftigde schepselen (1 Joh. 4:8). Hij schenkt zijn geestelijke zonen klaarblijkelijk een aanzienlijke vrijheid met betrekking tot de wijze waarop zij hun taken behartigen. Af en toe stelt hij hen in de gelegenheid zich te uiten over de manier waarop een bepaalde toewijzing aangepakt zou kunnen worden, waarna hij hun toestemming geeft in overeenstemming met hun voorstel te handelen. Een voorbeeld hiervan treffen wij in het verslag in 1 Koningen 22:20-22 aan, waar wij lezen: „Jehovah zei voorts: ’Wie zal Achab misleiden, dat hij optrekt en valt bij Ramoth-Gilead?’ En de een zei toen zo iets als dit, terwijl de ander zo iets als dat zei. Ten slotte trad er een geest naar voren en ging voor Jehovah staan en zei: ’Ik zal hem misleiden.’ Daarop zei Jehovah tot hem: ’Op welke wijze?’ Hierop zei hij: ’Ik zal heengaan, en ik zal stellig een bedrieglijke geest worden in de mond van al zijn profeten.’ Hij dan zei: ’Gij zult hem misleiden, en, wat meer is, gij zult als overwinnaar te voorschijn komen. Ga heen en doe zo.’” Deze geest of engel oefende zijn macht vervolgens ten aanzien van Achabs profeten uit, zodat zij spraken wat in hun hart was, geen waarheid, maar wat zij zelf wensten te zeggen en wat Achab van hen wilde horen.
Vooral met betrekking tot zijn eniggeboren Zoon heeft Jehovah een in het oog springend vertrouwen aan de dag gelegd. Hij schonk zijn eerstgeborene het voorrecht te zamen met hem een aandeel te hebben aan de schepping van zowel het geestelijke als het stoffelijke universum. Jehovah God was er niet bang voor dat dit afbreuk zou doen aan zijn positie als Schepper. Hij stelde de mensheid er gaarne van in kennis welke rol zijn Zoon in zijn voornemen speelde, hetgeen deze Zoon bijzonder tot eer strekte (Kol. 1:15-17). Toen de Zoon, als de mens Jezus Christus, zijn getrouwheid tot de dood bewees, wekte de Vader hem uit de dood op en schonk hij hem een nog hogere positie dan hij voor zijn komst naar de aarde had gehad. Zoals de bijbel zegt „heeft God hem . . . tot een superieure positie verhoogd en hem goedgunstig de naam gegeven die boven elke andere naam is, zodat in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen . . . en elke tong openlijk zou erkennen dat Jezus Christus Heer is, tot de heerlijkheid van God, de Vader” (Fil. 2:9-11). Aangezien Jehovah God volledig vertrouwen in zijn Zoon stelt, weet hij dat Jezus Christus die verheven positie nooit zal misbruiken.
Ook het vertrouwen dat Jehovah God in onvolmaakte mensen stelt, is wonderbaarlijk. Gedurende de afgelopen negentienhonderd jaar heeft hij 144.000 mannen en vrouwen uitgekozen om met zijn Zoon te regeren. Wanneer hij hun een opstanding tot hemels leven geeft, verleent hij hun onsterfelijkheid en onverderfelijkheid (1 Kor. 15:42-54; Openb. 5:9, 10; 14:1-4; 20:6). Hoewel Jehovah hen tot een positie verhoogt die hoger is dan die van de engelen, bezit hij het vertrouwen dat zij hun positie nooit zullen misbruiken. — 1 Kor. 6:3.
Dienen wij, aangezien Jehovah God zo’n vertrouwen in zijn dienstknechten toont, zijn voorbeeld niet na te volgen? Als u dat verlangen koestert, zult u medegelovigen als personen beschouwen die Jehovah God werkelijk willen dienen. Het is waar dat sommigen u af en toe teleurstellen, maar degenen die Jehovah God werkelijk toegewijd zijn, zullen niemand kwaad willen berokkenen. Zij hebben er intens spijt van wanneer hun zwakheden en onvolmaaktheden aanleiding geven tot problemen.
Vooral ouderlingen in de christelijke gemeente moeten er heel zorgvuldig op toezien dat zij ten opzichte van medegelovigen de juiste houding bewaren. Wanneer ouderlingen in gedachte houden dat hun broeders werkelijk het goede wensen te doen, zullen zij er niet snel bij zijn om hen voor de een of andere kleine nalatigheid ter verantwoording te roepen. Zij zullen het ook vermijden de indruk te geven dat zij niet werkelijk geloven dat het werk goed verricht zal worden als zij geen strenge controle op iedereen uitoefenen. Mensen die hun werk getrouw verrichten, dienen beslist behandeld te worden als personen die vertrouwen verdienen.
Ouderlingen dienen bovendien raad in te winnen bij personen die misschien meer talenten, bekwaamheden of inzicht hebben dan zij zelf (Spr. 15:22). Het strekt iemand beslist niet tot eer wanneer hij de ontwerper is van een plan dat later inferieur blijkt te zijn. Hoe verstandig is daarentegen de man die voordeel tracht te trekken van de ervaring, kennis en bekwaamheden van anderen. Zijn nederige houding zal er veel toe bijdragen dat anderen met hem willen samenwerken en zal meerderen in staat stellen in de vreugde te delen een taak goed te hebben verricht.
Evenzo kan het vertrouwen dat een man in zijn vrouw stelt, er veel toe bijdragen een gelukkig huwelijk in stand te houden. Een vrouw die weinig vrijheid heeft om bij het behartigen van haar verantwoordelijkheden initiatief te ontplooien, zal spoedig de vreugde in haar werk verliezen. Zij zal zich beknot voelen in het gebruik van haar kennis, talenten en bekwaamheden, met frustratie als gevolg. Wanneer haar man bepaalde belangrijke kwesties daarentegen aan haar goede oordeel overlaat, zal zij er plezier in hebben dingen op een dusdanige wijze te behartigen dat dit haar man groot genoegen doet.
In de omgang met hun kinderen doen ouders er goed aan hen van hun vertrouwen te verzekeren. Dit kunnen zij onder andere doen door de kinderen te helpen inzien dat de voorrechten en verantwoordelijkheden die hun worden geschonken, een bewijs vormen van het vertrouwen dat hun ouders in hen stellen. Als kinderen dit beseffen, zullen zij een extra aansporing hebben om te bewijzen dat het vertrouwen van hun ouders niet misplaatst is.
Wanneer iemand vertrouwen stelt in anderen, kan dit beslist schitterende resultaten afwerpen. Wij hebben dus een goede reden om het voorbeeld dat Jehovah God in dit opzicht heeft gesteld, na te volgen. Verder dienen wij ernaar te streven degenen die ons vertrouwen, niet teleur te stellen. Als wij er blijk van geven vertrouwen te stellen in anderen en tonen dat ook wij hun vertrouwen waard zijn, zullen wij er veel toe bijdragen dat er een goede verhouding tot onze medemensen blijft bestaan.