-
Trapt u anderen onnodig op de tenen?De Wachttoren 1961 | 1 september
-
-
peil — het is precies het tegenovergestelde van zich in iemand anders toestand verplaatsen.
Er is reeds zoveel lijden, misverstand en verdriet in deze oude wereld, dat wij dit niet moeten vermeerderen door anderen onnodig op de tenen te trappen. Laten wij daarentegen trachten een anders denkwijze en gevoelens omtrent bepaalde dingen te begrijpen; hoe meer anderen van ons verschillen des te meer moeten wij op onze hoede zijn, en dit geldt ook voor de fundamentele verschillen der seksen.
Gods Woord staat vol goede raad op dit gebied, zoals: ’Doet dan aan innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid.’ „Gedraagt u als wijzen” en „uw spreken zij te allen tijde aangenaam”. Sla acht op deze raad en u zult anderen niet — onnodig — op de tenen trappen. — Kol. 3:12; 4:5, 6.
-
-
’Gij moet u niet neerbuigen voor een gesneden beeld’De Wachttoren 1961 | 1 september
-
-
’Gij moet u niet neerbuigen voor een gesneden beeld’
IN VELE kerkgebouwen vindt men talrijke beelden van Jezus, Maria en de „heiligen”. Men kan dagelijks — vooral in rooms-katholieke landen — honderden mensen zich voor deze beelden zien neerbuigen. Degenen die dit doen, belijden door de Tien Geboden gebonden te zijn, en toch luidt een van deze geboden: „Gij moet u geen gesneden beeld maken, noch een vorm gelijkend op iets in de hemelen boven, op de aarde beneden of in de wateren onder de aarde. Gij moet u voor hen niet nederbuigen, noch ertoe worden bewogen hen te dienen, want ik, Jehovah, uw God, ben een God die exclusieve toewijding eis.” — Ex. 20:4, 5, NW.
Aangezien het duidelijk is dat de beelden een gelijkenis vertonen met iets wat in de hemelen, op de aarde of in de wateren der zee is, en aangezien de mensen ervoor neerbuigen, zou men logischerwijs concluderen dat er hier sprake is van een overtreding van een der Tien Geboden. Dit is echter niet het geval, aldus het antwoord van kardinaal Gibbons in Het geloof onzer vaderen: „Elk katholiek kind begrijpt het wezenlijke verschil tusschen een heidensch afgodsbeeld en een beeld der Christenen. De heidenen zagen naar een afgodsbeeld op als naar een God, die met verstand en met andere eigenschappen der Godheid begaafd was. Zij waren daarom in den eigenlijken zin beeldendienaars en beeldenaanbidders. De katholiek weet dat een heiligenbeeld geen verstand heeft, noch eenige macht om hem te hooren of te helpen. Maar hij betoont toch aan dat beeld betrekkelijken eerbied; dat wil zeggen, de eerbied, dien hij aan het beeld bewijst staat in verhouding tot den eerbied, dien hij aan den afgebeelden persoon zelve in den hemel toebrengt, en tot wien de eerbetuiging gericht is.” Doch is het waar dat er slechts betrekkelijke eer aan beelden wordt geschonken? Het volgende zal tonen dat dit niet het geval is.
Lezen wij in de gids voor de beroemde kathedraal te Chartres in Frankrijk, bijvoorbeeld:
-