Waarin bestaat uw zekerheid?
. . . in uw huis? . . . uw bankrekening? . . . uw baan?
1. Welke juiste verlangens zal Jehovah bevredigen, en hoe?
ALLE normale mensen verlangen naar zekerheid. Hun verlangen gaat uit naar economische zekerheid, een mooie plaats om te wonen, voldoeningschenkend werk, vrijheid van vrees en vrede des geestes. Toen Jehovah de man en de vrouw schiep, heeft hij het verlangen naar zulke juiste dingen ingeplant. En in Jehovah’s nieuwe ordening, onder de heerschappij van zijn hemelse koninkrijk, zal zo’n zekerheid het gelukkige deel van de mensheid zijn. De geïnspireerde psalmist zei over Jehovah: „Gij opent uw hand en verzadigt de begeerte van al wat leeft” (Ps. 145:16). In Gods nieuwe ordening zullen de juiste verlangens van mensen zelfs boven hun verwachtingen ten volle worden bevredigd.
2. Welk verlies zal er in de komende „grote verdrukking” worden geleden?
2 Wij bevinden ons echter nog niet in Jehovah’s nieuwe ordening. Wij leven nog steeds in dit huidige goddeloze samenstel van dingen. En het nadert snel zijn einde. Dit einde zal binnenkort komen wanneer het in de naderende „grote verdrukking” regelrecht met God in botsing komt (Matth. 24:21). Voordat Gods nieuwe ordening een werkelijkheid wordt, moet het oude samenstel van politieke, commerciële en religieuze heerschappij onder Satan derhalve uit de weg geruimd worden (2 Kor. 4:4; Openb. 19:11-21). Wanneer Jehovah op die tijd allen ter dood brengt die weigeren zijn wil te doen, zal het verlies aan mensenlevens bijzonder groot zijn. Ook zullen er ongetwijfeld veel materiële verliezen geleden worden, zoals het geval was toen de goddelozen in de vloed van Noachs dagen omkwamen en toen Sodom en Gomorra werden vernietigd en ook toen Jeruzalem in 70 G.T. werd verwoest. — Luk. 17:26-29; 2 Kron. 36:19.
3. Wanneer wij bedenken wat de onmiddellijke toekomst zal brengen, hoe dient dan onze houding te zijn?
3 Daarom bestaat er thans een dwingende reden om het normale verlangen dat wij wellicht naar materiële zekerheid hebben, op zijn juiste plaats te houden. Wanneer wij te veel aandacht aan materiële dingen schenken, kan dit ons afleiden van het allerbelangrijkste — het doen van Jehovah’s wil en het verwerven van zijn goedkeuring. Het is zoals de apostel Paulus schreef: „Laten ook wij elk gewicht en de zonde die ons gemakkelijk verstrikt, afleggen en met volharding de ons voorgestelde wedloop lopen” (Hebr. 12:1). Gebrek aan geloof kan gemakkelijk de overhand op ons krijgen als wij te veel opgaan in de bezigheden die in dit samenstel van dingen gewoon zijn. Net als een hardloper alle onnodige gewichten aflegt om zijn wedloop te lopen, moeten ook wij dit doen om de prijs van eeuwig leven te ontvangen. Paulus vergelijkt een christen ook met een soldaat die zijn aandacht niet laat afleiden door zich met andere dingen bezig te houden. Hij zegt: „Draag als een voortreffelijk soldaat van Christus Jezus uw deel in het lijden van kwaad. Niemand die als soldaat dient, verwikkelt zich in de zakelijke bezigheden van het leven, opdat hij de goedkeuring moge verwerven van degene die hem als soldaat in dienst heeft genomen.” — 2 Tim. 2:3, 4.
EEN EVENWICHTIGE ZIENSWIJZE HEBBEN
4. Verlangt God van zijn volk dat zij hun huis, hun baan en hun geld opgeven?
4 Moeten wij hieruit concluderen dat aangezien wij het einde van dit samenstel zo dicht zijn genaderd, God van christenen verlangt dat zij hun huis, hun baan en hun geld opgeven? Hoeven zij zich er niet langer om te bekommeren in hun levensonderhoud te voorzien, vooral in moeilijke economische tijden, wanneer veel mensen zonder werk komen te zitten? Neen, die conclusie moeten wij niet trekken, want Gods Woord zegt ook: „Stellig, indien iemand niet voor de zijnen zorgt, en in het bijzonder voor hen die leden van zijn huisgezin zijn, dan heeft hij het geloof verloochend en is erger dan een ongelovige” (1 Tim. 5:8). Willen degenen die gezinsverantwoordelijkheid dragen, ’voor de hunnen kunnen zorgen’, dan moeten zij gewoonlijk werken om genoeg geld te verdienen ten einde in voedsel, kleding en onderdak te voorzien.
5, 6. Waar gaat het in verband met materiële dingen thans in werkelijkheid om?
5 Wat de Schrift wil duidelijk maken is, dat hoewel het belangrijk en noodzakelijk is om in het levensonderhoud te voorzien, dit niet het belangrijkste in het leven dient te worden. Indien iemand door de dagelijkse zorgen wordt verteerd, kan hij het gevoel hebben dat hij geen tijd of energie meer over heeft om naar God te zoeken, zijn vereisten te leren kennen en zijn wil te doen. Hij moet dus beslissen wie zijn God zal zijn: Jehovah of materiële dingen. „Niemand kan twee meesters als slaaf dienen”, zei Jezus. „Gij kunt niet God en de Rijkdom als slaaf dienen” (Matth. 6:24). Iemand die zich te veel om materiële dingen bekommert, is er gewoonlijk te druk mee bezig ervoor te werken en ervoor te zorgen. Daarom hebben rijke mensen er vaak veel moeite mee Gods wil te doen. Zij hebben het er te druk mee om hun rijkdom te vergroten en te verzorgen. Vandaar Jezus’ woorden: „Hoe moeilijk zal het zijn voor hen die geld hebben, het koninkrijk Gods binnen te gaan!” — Mark. 10:23.
6 Vroeg of laat, of dit nu tot uiting zal komen in de tijd die u eraan besteedt, de houding die u ontwikkelt of uw van harte geschonken waardering, zal één van beide — God of materiële dingen — de overhand krijgen en datgene worden waar alles in uw leven om draait. En datgene wat het middelpunt in uw leven wordt, zal uw toekomst bepalen, zoals in het geval van Lot en zijn vrouw is gebeurd. „Wordt niet misleid: God laat niet met zich spotten. Want wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten” (Gal. 6:7). Een boer kan geen onkruidzaden zaaien en dan verwachten tarwe te oogsten. Evenzo zal hij, als hij tarwe zaait, geen onkruid oogsten. Indien wij dus vertrouwen zaaien in de materiële voordelen die dit samenstel thans heeft te bieden, zullen wij teleurstelling oogsten wanneer het vernietigd wordt. Indien wij vertrouwen in God zaaien, zullen wij de beloningen oogsten die hij geeft, zowel thans als in zijn nieuwe ordening.
7. Hoe legde de apostel Paulus de juiste houding aan de dag?
7 Wanneer wij in gedachten houden waar wij ons in de stroom des tijds bevinden, getuigt het thans van praktische wijsheid wanneer wij de houding hebben die de apostel Paulus had toen hij zei: „Ik beschouw alle dingen ook werkelijk als verlies wegens de uitnemende waarde van de kennis van Christus Jezus, mijn Heer. Om zijnentwil heb ik het verlies van alle dingen aanvaard en ik beschouw ze als een hoop vuil, opdat ik Christus moge winnen.” Ook al zou het doen van Gods wil het verlies van alles, met inbegrip van zijn leven, hebben betekend, dan zou Paulus zich niet hebben teruggetrokken. Hij bezat de zekere hoop op de opstanding. Hij zag zelfs uit naar „de vroegere opstanding uit de doden”. Paulus besefte dat wat werkelijk in het leven telde, niet gelegen was in de bezittingen, rijkdom, positie of reputatie die hij vroeger in de gemeenschap genoot. Hij was bereid die dingen te laten varen voor wat werkelijk telde — het doen van Gods wil en het verwerven van zijn gunst en zegen. — Fil. 3:8, 10, 11.
HOE BELANGRIJK IS UW HUIS?
8, 9. Waarom is het onverstandig ons te veel aan ons huis of onze bezittingen te hechten?
8 Hoe wijs die houding is, blijkt uit de droefheid, teleurstelling en ergernis waardoor degenen worden getroffen die te gehecht raken aan materiële dingen en ze verliezen. Zo kunt u vandaag een prachtig huis hebben, maar welke verzekering is er dat u het morgen zult hebben? Misschien leeft u dan niet eens meer (Luk. 12:16-21). Zelfs thans merken velen die zich in zware schulden hebben gestoken om een huis te kunnen kopen, dat zij zich in „moeilijke tijden” niet van hun geldelijke verplichtingen kunnen kwijten en het huis moeten opgeven.
9 Ook worden elk jaar duizenden huizen verwoest of beschadigd door brand, en weer andere door overstromingen of stormen. Het komt bovendien steeds vaker voor dat dieven inbreken en stelen. In sommige gevallen was men tegen de verliezen verzekerd, maar in veel andere gevallen niet. En wat valt er te zeggen over de kosten op emotioneel gebied voor degenen die zich in het leven op deze bezittingen concentreren? Het is zoals een huisvrouw opmerkt: „Het is waar. Hoe meer je hebt, over des te meer je je zorgen maakt.” Ook worden veel delen van de wereld geteisterd door oorlogen, relletjes en andere gewelddaden, waardoor huizen zijn verwoest zonder dat er enige hoop op vergoeding bestond.
10. Hoe trekt een christen er voordeel van wanneer hij de juiste zienswijze bezit? (Luk. 14:33)
10 Iemand die zijn behoeften tot een redelijk minimum beperkt en die bereid is op materieel gebied met minder genoegen te nemen, hoeft niet zoveel te verliezen. Bovendien stelt dit hem gewoonlijk in staat meer van zijn tijd en energie aan studie en dienst van zijn Schepper te besteden. Hij kan zich erop concentreren zijn vertrouwen in Jehovah en zijn beloften op te bouwen. Zijn huis kan door brand, relletjes of gewelddaad worden verwoest, maar dit kan niet gebeuren met de werkelijke zekerheid die van Jehovah afkomstig is. Daarom zal degene „die naar mij luistert”, zegt Jehovah, „in zekerheid verblijven en niet worden verstoord door angst voor rampspoed” (Spr. 1:33). Zo iemand kan terecht zeggen: „In vrede wil ik beide, mij neerleggen en slapen, want gij, ja, gij alleen, o Jehovah, doet mij in zekerheid wonen.” — Ps. 4:8.
11. Welke materiële verliezen zouden er gedurende de „grote verdrukking” geleden kunnen worden?
11 En ten slotte moeten wij in verband met ons huis en onze bezittingen beseffen dat het nog maar de vraag is of ze gedurende de „grote verdrukking” zullen blijven bestaan. Moeten wij in die tijd van chaotische toestanden denken dat onze bezittingen geen schade zullen oplopen? (Zach. 14:13) Ook zullen Satan en zijn horden gedurende de „grote verdrukking” een aanval op Jehovah’s dienstknechten ondernemen „om een grote buit te behalen en veel te plunderen” (Ezech. 38:12). Hoe ver Jehovah zijn vijanden zal laten gaan, weten wij op dit ogenblik niet, maar het is heel goed mogelijk dat er materiële verliezen geleden zullen worden.
12. Waarnaar kunnen wij uitzien?
12 Om al deze redenen kunnen wij inzien dat het onverstandig is emotioneel al te gehecht te raken aan dingen zoals huizen en de aankleding ervan, hoe aangenaam ze op het ogenblik misschien ook zijn. Niet dat Jehovah zulke dingen veroordeelt, maar hij weet dat gehechtheid eraan gevaarlijk zou kunnen blijken te zijn, zoals uit het geval van Lots vrouw blijkt (Luk. 17:31, 32). In plaats daarvan dienen wij uit te zien naar de tijd in Gods nieuwe ordening, wanneer zijn dienstknechten in algehele zekerheid geschikte huizen ter bewoning kunnen bouwen.
VORMT GELD, OF EEN BAAN, UW ZEKERHEID?
13. Hoe zeker is geld? (Pred. 7:12)
13 Er is in dit samenstel van dingen geld nodig om te kunnen leven en zich van de noodzakelijke levensbehoeften te kunnen verzekeren. Veel mensen willen echter een flinke bankrekening hebben, in de mening verkerend dat dit hun zekerheid zal geven. Toch geeft de recente geschiedenis te kennen dat dit niet zo is. Tijdens de grote depressie van de jaren dertig moesten duizenden banken over de gehele wereld sluiten, met zware verliezen voor de inleggers. En een econoom verklaarde onlangs: „Het bankwezen . . . heeft sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog een voortdurende achteruitgang te zien gegeven.” Ook is de waarde van geld door inflatie verminderd, net als een ijsblok in de zon wegsmelt. De geschiedenis van geld kan stellig in één woord samengevat worden: onzekerheid.
14. Waarom heeft het zin vrij te zijn van de liefde voor geld? (Matth. 19:21)
14 Dus hoewel geld thans nodig en nuttig is, is het dwaas zich er volledig op te verlaten. Want wàt autoriteiten ook mogen ondernemen om de huidige economische stelsels op te lappen, het feit doet zich voor dat ze binnenkort allemaal totaal zullen instorten, en deze keer voorgoed. De dag nadert snel dat de mensen, zoals reeds eerder is gebeurd, „zelfs hun zilver [op de straten] werpen, en iets afschuwelijks zal hun eigen goud worden. Noch hun zilver noch hun goud zal hen kunnen bevrijden op de dag van Jehovah’s verbolgenheid” (Ezech. 7:19). Met het oog hierop geeft Gods Woord wijselijk de raad: „Laat uw levenswijze vrij zijn van de liefde voor geld, en weest tevreden met de tegenwoordige dingen.” Aangezien sommigen geen acht hebben geslagen op deze raad maar in plaats daarvan een liefde voor geld hebben ontwikkeld, zijn zij „van het geloof afgedwaald en hebben zich overal met vele pijnen doorboord” (Hebr. 13:5; 1 Tim. 6:10). Iemand wordt door de liefde voor geld dus niet alleen van de belangen van Gods koninkrijk afgeleid, maar krijgt daardoor ook „vele pijnen” te doorstaan wegens alles wat hij moet meemaken om het te krijgen en te behouden.
15. Biedt rijkdom enig voordeel wanneer men eeuwig leven tracht te verwerven? (Ps. 49:16, 17)
15 De rijken zouden waarschijnlijk graag willen dat zij ’voor eeuwig zouden leven en de kuil niet zouden zien’ en dat „hun huizen tot onbepaalde tijd mogen blijven”, terwijl zij zelfs „hun landerijen naar hun namen genoemd” hebben (Ps. 49:9, 11). God is evenwel degene die de toekomst zal bepalen. Niet door geld maar door Jehovah zal worden bepaald wie en wat door de komende tijd van moeilijkheden heen bewaard zal worden. En in zijn nieuwe ordening zal de aarde niet volgens de grillen van thans levende rijke en machtige mensen verdeeld worden. Jehovah zal door middel van zijn Koninkrijksregering de economische aangelegenheden dusdanig regelen dat al zijn dienstknechten van de overvloed van de aarde voordeel zullen trekken (Rom. 2:11). Hoe praktisch en levenreddend is derhalve de bijbelse raad: „Vergaart u . . . schatten in de hemel, waar noch mot noch roest verteert en waar dieven niet inbreken en steken” (Matth. 6:20). Een goede reputatie bij God in de hemel telt, en niet een grote rekening bij de een of andere bank.
BEZORGDHEID VERMIJDEN
16. Welk evenwicht bewaart een christen zelfs in tijden van economische moeilijkheden? (Matth. 6:34)
16 De meeste mensen worden thans echter niet rijk. Zij maken zich er meer zorgen over alleen maar voldoende geld te verdienen om hun onkosten te kunnen bestrijden. Er heerst veel bezorgdheid, omdat de wereldomvattende economische moeilijkheden in de laatste jaren ertoe hebben geleid dat veel mensen hun baan en inkomen zijn kwijtgeraakt. Een dienstknecht van God heeft in deze omstandigheden ook reden voor bezorgdheid. Hij bewaart echter zijn evenwicht. Hij houdt in gedachten dat Gods Woord hem zegt „het onderling vergaderen niet [na te laten], zoals voor sommigen gebruikelijk is, maar elkaar [aan te moedigen], en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen” (Hebr. 10:24, 25). Een evenwichtige christen beseft dat „de mens . . . niet van brood alleen [moet] leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt” (Matth. 4:4). Hoewel hij dus gewetensvol doet wat hij kan om werk te vinden ten einde in zijn levensbehoeften te kunnen voorzien, zal hij niet toelaten dat dit hem belet met andere christenen bijeen te komen ten einde Gods Woord te bestuderen. Ook laat hij niet toe dat deze bezorgdheid invloed uitoefent op zijn dienst ten behoeve van anderen in de gemeenschap die Jehovah en zijn voornemen nog niet kennen. Hij houdt de belangrijkere dingen die met God en zijn wil verband houden, op de eerste plaats. — Fil. 1:10.
17. Welke vertroostende kennis bezit een christen, ook al ondervindt hij zelf economische problemen? (Hebr. 13:5, 6.)
17 Een dienstknecht van God die als gevolg van economische moeilijkheden problemen ondervindt, is er veel beter aan toe dan degenen die Jehovah niet dienen. Het schenkt hem troost te weten dat de God die hij dient zijn situatie beter kent dan hij zelf en dat hij zich erop kan verlaten dat Jehovah, als een liefdevolle Vader, hem in tijd van nood zal bijstaan. Zou God voorzien in vergaderingen tot geestelijke versterking en in gelegenheden om het goede nieuws van de komende nieuwe ordening te prediken en toch zijn dienstknechten, die zijn belangen in hun leven op de eerste plaats stellen, niet steunen? En zou God, aangezien hij bovendien zelf heeft gezegd dat ’iemand die niet voor de zijnen zorgt, erger is dan een ongelovige’, zich niet zelf aan dit beginsel houden? (1 Tim. 5:8) „Is er onrechtvaardigheid bij God? Moge dat nooit waar worden!” verklaart de apostel Paulus. — Rom. 9:14.
18, 19. (a) Waarom dienen wij, in plaats van over mogelijke materiële verliezen te treuren, ons veeleer over het naderende einde van dit goddeloze samenstel te verheugen? (b) Welke handelwijze zullen wij derhalve in deze tijd van het einde volgen?
18 Ja, Jehovah heeft mensen inderdaad met een natuurlijk verlangen naar goede dingen geschapen. Maar op het hoogtepunt der tijden moeten alle materiële overwegingen op hun juiste plaats gehouden worden. Er mag nooit worden toegelaten dat ze de overhand op ons krijgen. Wanneer wij aan de snel naderende „grote verdrukking” denken, zullen wij dus niet als Lots vrouw zijn. Wij zullen niet treuren bij de gedachte onze bezittingen te moeten verliezen, omdat zulk een negatieve denkwijze ons dermate uit ons evenwicht zou kunnen brengen dat wij niets minder dan ons leven in gevaar brengen.
19 In plaats daarvan zullen wij ons verheugen over het naderende einde van dit goddeloze stelsel. Wij weten dat dit de rechtvaardiging van Jehovah’s naam zal betekenen, en ook de redding van degenen die deze naam dragen en deze in hun dagelijkse leven hooghouden. Wegens hun loyaliteit aan Jehovah, zullen zij een nieuwe ordening worden binnengeleid, waar zij de verrukkelijke taak zullen hebben deze aarde in een Paradijs te veranderen, vrij van de invloed van Satan en zijn goddeloze samenstel van dingen, vrij van slavernij aan zonde en de dood (1 Kor. 15:25, 26). Met zulk een grootse toekomst vlak voor ons zullen allen die willen blijven leven, „hun hoop niet op onzekere rijkdom [moeten] vestigen, maar op God, die ons alle dingen rijkelijk verschaft om ervan te genieten; goed te doen, rijk te zijn in voortreffelijke werken, vrijgevig te zijn, mededeelzaam, voor zichzelf een voortreffelijk fundament voor de toekomst veilig als een schat wegleggend, opdat zij het werkelijke leven stevig mogen vastgrijpen”. — 1 Tim. 6:17-19.