De bijbel — een boek dat hoop geeft
TERWIJL een achtentwintigjarige verpleegster in Australië voor een examen studeerde, geraakte zij totaal overspannen en stortte zij geestelijk in. De beste psychiatrische behandeling kon geen verandering in de situatie brengen. Het meisje dreigde zelfmoord te zullen plegen. De plaatselijke dokter noemde haar geval hopeloos en schreef absolute rust voor. Er werd zelfs een aanvraag ingediend voor een uitkering zoals volkomen invaliden die krijgen. Haar ouders spaarden moeite noch kosten, maar alles wat zij deden, leek tevergeefs te zijn, want hun dochter werd niet beter.
Wanhopig stemde de vader er ten slotte in toe dat er een bijbelstudie met zijn zieke dochter gehouden zou worden. Na enkele bijbelstudiën ging het aanmerkelijk met de gezondheid van het meisje vooruit. Haar vader, vrienden en familie stonden stomverbaasd over haar zichtbare herstel. Ook de dokter kon zijn ogen niet geloven toen hij haar zo snel volledig zag genezen. Hij vroeg haar naar de reden van deze grote verandering. Haar antwoord was heel eenvoudig en kernachtig: „Ik heb nu iets om voor te leven — de nieuwe wereld.” Ja, de bijbel is het Boek dat hoop geeft.
Vreemd genoeg waren velen van de zogenaamde „groten” onder de Grieken en andere natiën van mening dat hoop een illusie was. Aeschylus zei dat ze „het voedsel van bannelingen” vormde en Euripedes noemde ze „’s mensen vloek”. In de bijbel wordt echter een geheel ander standpunt ingenomen. De bijbel verheerlijkt de hoop en brengt haar in verband met geloof en liefde (1 Kor. 13:13, NW). Hij spreekt niet alleen lovend over de doeltreffende uitwerking van hoop, maar spoort christenen er ook toe aan zich te ’verheugen in de hoop die voor ons ligt’ en ’overvloedig te zijn in hoop’. Verder noemt de bijbel de hoop „een anker voor de ziel”. — Rom. 12:12; 15:13; Hebr. 6:19, NW.
Wat de bijbel aldoor al heeft gezegd, wordt thans door de doctoren toegegeven, namelijk dat hoop onmisbaar is voor het leiden van een gezond leven. De psychiater K. Menninger verklaarde dat sommigen van zijn patiënten spotten bij het idee dat men hoop nodig zou hebben, en zei: „Dat is dan ook ten dele de reden waarom zij patiënten zijn.”
De bijbel is het boek dat hoop geeft, en wel omdat het de beloften van de Almachtige, de God der hoop, bevat. De apostel Paulus vestigt hier in zijn brief aan de Romeinen sterk de aandacht op. Hij zegt daarin: „Alle dingen die eertijds werden geschreven, werden tot ons onderricht geschreven, opdat wij door middel van onze volharding en door middel van de vertroosting uit de Schriften hoop zouden hebben” (Rom. 15:4, 13, NW). De bijbel geeft de mens, die als gevolg van de zonde de broosheid en verderfelijkheid van zijn voorvaders heeft geërfd, de kostbare hoop op eeuwig leven. In Titus 1:2 (NW) spreekt hij over de „basis van hoop op het eeuwige leven, dat God, die niet liegen kan, . . . heeft beloofd”. De apostel Johannes schreef: „Dit [is] het beloofde dat hijzelf ons beloofd heeft: het eeuwige leven” (1 Joh. 2:25, NW). Eeuwig leven is het ’overvloedige leven’ dat Jezus Christus voor de mensheid mogelijk heeft gemaakt (Joh. 10:10, NW). Nergens buiten de bijbel kan zulk een grootse, ware hoop worden gevonden.
Het overvloedige leven dat ons in de bijbel wordt voorgehouden, zal niet in deze wereld, maar in een nieuwe wereld van Gods makelij worden geleefd. De apostel Petrus schreef met de volgende woorden over deze hoop: „Er zijn nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij overeenkomstig zijn belofte verwachten, en daarin zal rechtvaardigheid wonen” (2 Petr. 3:13, NW). Ook de apostel Johannes schreef over de zegeningen die ons in die nieuwe wereld ten deel zullen vallen. Hij zei: „Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan” (Openb. 21:2-4, NW). Wat is dit een wonderbaarlijke hoop! Sta er eens bij stil wat het betekent in een wereld zonder ziekte, verdriet of dood te leven! Geen wonder dat het Australische meisje als gevolg van deze hoop gezond werd. Wij kunnen ons ten volle op deze beloften verlaten, want God geeft ons de verzekering dat ’deze woorden getrouw en waarachtig zijn’. — Openb. 21:5, NW; 1 Kon. 8:56; Hebr. 10:23, NW.
Dat Jezus Christus de Regeerder van Gods beloofde nieuwe wereld is, vervult ons ook met hoop. Paulus schrijft: „Op hem zullen de natiën hun hoop vestigen” (Rom. 15:12; 1 Tim. 1:1, NW). Waarom zouden wij onze hoop op Jezus vestigen? Paulus antwoordt voor ons: „Deze hoop hebben wij als een anker voor de ziel, zowel zeker als vast, en ze gaat in tot binnen het gordijn, waar ten behoeve van ons een voorloper is binnengegaan, Jezus” (Hebr. 6:19, 20, NW). Toen Jezus op aarde was, genas hij „elke soort van kwaal en elk soort van gebrek” (Matth. 9:35, NW). Hij opende de ogen van de blinden, ontsloot de oren van de doven en zorgde ervoor dat de stommen konden spreken. De lammen maakte hij gezond en hij wekte zelfs de doden op. Zijn aardse werken vormden slechts een bewijs van de zegeningen die Gods koninkrijk onder Jezus Christus degenen zal schenken die in de nieuwe wereld zullen leven.
Sta er eens bij stil wat dit zal betekenen voor degenen die thans in letterlijke duisternis rondtasten, voor degenen die doof, stom of lam zijn! Jezus is nog steeds hun enige hoop, zoals ons in de bijbel duidelijk wordt gemaakt. Wat de onderdrukten betreft, de belofte wordt gegeven dat de bedriegers en onderdrukkers vernietigd zullen worden en dat de onderdrukte zielen vertroosting zullen ontvangen. Degenen die dolgraag vrienden zouden hebben, behoeven alleen maar het goede nieuws te aanvaarden. Jezus gaf zijn volgelingen de verzekering dat zij „in deze tijdsperiode, honderdvoudig [zullen] ontvangen, huizen en broers en zusters en moeders en kinderen en velden, mét vervolgingen, en in het komende samenstel van dingen eeuwig leven”. — Mark. 10:30, NW; Ps. 72:4.
Welke hoop heeft de bijbel de doden te bieden? Voor hen is er de hoop op een opstanding. God heeft de belofte gegeven dat hij hen zal terugbrengen opdat zij op een paradijsachtige aarde kunnen leven. Dit was de hoop die Jezus een kwaaddoener, die naast hem aan een paal hing, schonk door te zeggen: „Gij zult met mij in het Paradijs zijn” (Luk. 23:43; 1 Kor. 15:22, NW). Dit is stellig een grootse hoop. — Hand. 26:6-8, NW.
De bijbel laat alleen de goddelozen zonder hoop. Zij zullen vergaan (Ps. 9:17; 68:2). Allen die God liefhebben en er moeite voor doen zijn wil te leren kennen en doen, kunnen op grond van de bijbel echter hoop bezitten. Hoe uiterst belangrijk is het dan dat wij de bladzijden van de bijbel bestuderen en de hoop die Gods Woord ons voorhoudt tot ’een anker voor onze ziel’ maken!