De juistheid van het uit de gemeenschap sluiten
1. Is het juist uit de gemeenschap te sluiten, en wat wordt in Titus 3:10, 11 gezegd?
IS HET juist uit de gemeenschap te sluiten? Ja. Zoals wij reeds in het bovenstaande artikel hebben bemerkt, werden degenen die God tegenstonden en die verdorven waren, door God uit zijn gemeente gezet. Hij sloot hen uit de gemeenschap. Hij ontdeed zich van hen, en hij geeft ons de raad hetzelfde te doen met zulke personen. In Titus 3:10, 11 (NW) lezen wij: „Aangaande iemand die een sekte doet ontstaan, verwerp hem na een eerste en een tweede vermaning, wetend dat zo iemand van de weg is afgeweken en zondigt, terwijl hij door zichzelf is veroordeeld.” In de Griekse Geschriften vinden wij dus de autoriteit om iemand die sekten of afscheidingen begint, te verwerpen nadat er een eerste en tweede maal met hem is gesproken en hij zijn handelwijze toch niet verandert.
2. (a) Welke autoriteit hebben wij in Romeinen 16:17, 18 dit te doen? (b) Waarvoor sluit Jezus uit de gemeenschap zoals door Openbaring 3:16 wordt te kennen gegeven?
2 Wij hebben nog een tekst die deze autoriteit aantoont, namelijk, in Romeinen 16:17, 18 (NW): „Ik maan u nu aan, broeders, te zien op hen die in strijd met de leer welke gij hebt geleerd, verdeeldheid scheppen en aanleiding geven tot struikelen, en mijdt hen. Want dat slag van mensen zijn geen slaven van onze Here Christus, maar van hun buik, en door vleiend gepraat en complimenteuze woorden verlokken zij de harten der onschuldigen.” Hier hebben wij een duidelijke verklaring uit Gods Woord dat wij ons dienen te ontdoen van deze personen die aanstoot geven en verdeeldheid binnen Zijn gemeente veroorzaken. Wij hebben de autoriteit, wij hebben het recht en het is juist ons van hen te ontdoen. Zij hebben geen plaats in de gemeente van God. Christus Jezus sluit zelfs uit de gemeenschap om redenen die wij waarschijnlijk van veel minder belang achten dan alle dingen die in het bovenstaande zijn beschreven. Enkel omdat een persoon lauw is, en hij noch heet noch koud is, spuwt Christus Jezus hem uit. Hij maakt dit bekend in Openbaring 3:16 (NW): „Daarom, omdat gij lauw zijt en noch heet noch koud, zal ik u uit mijn mond spuwen.” Welnu, dit betekent een uit de gemeenschap sluiten. Christus Jezus is niet van plan enige lauwe personen blijvend in zijn organisatie te hebben. Gij zijt óf voor hem óf tegen hem. Gij zult óf in de gemeente van de Here God komen en zijn bedienaar van het evangelie zijn óf gij zult deze organisatie ten slotte verlaten en tot de organisatie van de Duivel overgaan. Gij kunt niet de kat uit de boom kijken. Gij kunt niet lauw zijn. Gij kunt niet passief zijn. Gij moet positief voor de Here God zijn.
3. Hoe sloot God Jeruzalem en het natuurlijke Israël uit de gemeenschap?
3 God sluit eveneens uit de gemeenschap. Wij hebben dit reeds in de hierboven gegeven voorbeelden gezien, maar wij herinneren ons dat Jezus, toen hij tot Jeruzalem sprak, in Mattheüs 23:38 (NW) zeide: „Ziet! uw huis wordt u verlaten.” Hij had zich lange tijd met de Joden beziggehouden, en nu was de tijd aangebroken hen en hun huis of tempel te verlaten. Waarom? Omdat hij hen al die tijd had verzorgd en zorg voor hen had gedragen gelijk een hen voor haar kuikens zorgt, maar zij schonken in het geheel geen aandacht aan zijn Vader in de hemel, en nu was voor God de tijd aangebroken de gehele zaak te verlaten omdat zij slechts een getrouw overblijfsel verschaften en hij uit de heidense natiën een volk voor zijn naam moest nemen.
4. Hoe moet Gods volk, ten einde gemeenschap met God te hebben, handelen ten aanzien van de wereld en ten aanzien van degenen in hun midden die zich tot de duisternis wenden?
4 In 2 Korinthe 6:14-18 (NW) zeide de apostel Paulus: „Welke gemeenschap heeft licht met duisternis? . . . En welke overeenkomst heeft Gods tempel met afgoden? Want wij zijn de tempel van de levende God; zoals God zeide: ’Ik zal onder hen wonen en onder hen wandelen, en ik zal hun God zijn, en zij zullen mijn volk zijn.’ ’„Gaat derhalve uit hun midden vandaan, en scheidt u af,” zegt Jehovah, „en houdt er mee op het onreine aan te raken,”’ ’„en ik zal u tot mij nemen.”’ ’„En ik zal u tot een vader zijn, en gij zult mij tot zonen en tot dochteren zijn,” zegt Jehovah de Almachtige.’” Ja, Jehovah zal hen die wetteloos werden, zich tot de duisternis wenden en afgoden oprichten, uit de gemeenschap sluiten. Hij zal zulke personen uit zijn organisatie bannen. Indien gij tot de organisatie des Heren wilt behoren, houdt u dan rein van de wereld van de Duivel. Indien gij niet tot zijn organisatie wilt behoren, ga er dan uit. Zij die onrein en verdorven zijn, zijn geestelijk niet geschikt voor Gods organisatie. Indien zulke lauwe schipperaars of afvalligen niet vrijwillig uit zijn organisatie gaan, dan zal de organisatie hen er onder Gods leiding uit zetten.
GANG VAN ZAKEN
5. Wat is de juiste methode die gevolgd moet worden bij het uit de gemeenschap sluiten, en hoe werd deze methode door Paulus toegelicht?
5 Er dient in dit opzicht een juiste methode te worden gevolgd. Het moet op officiële wijze geschieden. Iemand die met autoriteit is bekleed, moet de beslissing nemen en daarna wordt de persoon verwijderd. In 1 Timotheüs 1:19, 20 (NW) vinden wij een voorbeeld van de autoriteit die door Paulus werd gebruikt, want hij zeide: „Het geloof en een goed geweten behoudend, hetwelk sommigen hebben verworpen en zij hebben schipbreuk geleden betreffende hun geloof. Tot dezen behoren Hymenaeüs en Alexander, en ik heb hen aan Satan overgeleverd opdat zij door streng onderricht geleerd mogen worden niet te lasteren.” Zij werden uit de gemeente gezet door een dienstknecht die de autoriteit daartoe had. Paulus deed hetzelfde in het geval dat in 1 Korinthe 5:1-13 staat opgetekend, toen hij zich ontdeed van die zogenaamde Christen die omgang had met de vrouw van zijn vader. Paulus trad daar handelend op omdat degenen die het opzicht over de gemeente hadden, in gebreke waren gebleven dit te doen. Hij had de autoriteit. Een dienaar van Jehovah trad handelend op. In onze tegenwoordige tijd hebben wij gemeenten of groepen van Jehovah’s getuigen en wij hebben dienaren in onze groepen. Deze dienaren moeten zich kwijten van de verantwoordelijkheid die gepaard gaat met de positie van dienaar, namelijk, de gemeente rein houden, en zij moeten handelend optreden. Zij dienen goede herders te zijn en de kudde te weiden.
6. Wat moet de desbetreffende persoon daarom te laste worden gelegd, en wat moet er worden gedaan voordat de beschuldiging kan worden aangenomen?
6 Daarom moet er allereerst door iemand in de gemeente of door een belanghebbende rijpe broeder, een beschuldiging worden geuit ten aanzien van een persoon die de verkeerde weg is opgegaan. Doch enkel omdat er een beschuldiging wordt geuit, wil dit nog niet zeggen dat wij hem uit de gemeenschap kunnen sluiten. In de Schrift wordt aangetoond dat er getuigen voortgebracht moeten worden. Er kan geen beschuldiging worden aangenomen tenzij er twee of drie getuigen zijn die het feit bevestigen. Dat betekent een nauwkeurig onderzoek. De groepsdienaar, de hulpgroepsdienaar, de Bijbelstudiedienaar en misschien enkele andere rijpe broeders in de groep dienen bij elkaar geroepen te worden ten einde de aangelegenheid te behandelen, en degenen die worden beschuldigd en de getuigen moeten er bij worden gebracht en de aangelegenheid moet worden besproken. Zij kunnen niet louter op grond van geruchten of kletspraatjes tot de gevolgtrekking komen dat deze persoon uit de gemeente gezet dient te worden. Er moeten twee of drie ooggetuigen zijn die weten dat dit en dat is geschied of werd gezegd. Er kan geen beslissing op grond van onderstellingen worden genomen. Het kan zijn dat wij wegens een gevoel dat wij hebben, geloven dat de persoon niet goed is, maar wij kunnen het misschien niet bewijzen. Zolang wij het niet uit de mond van twee of drie getuigen kunnen bewijzen, kan die persoon niet met recht worden verworpen. Anders doet gij die persoon wellicht een groot kwaad.
7. Hoe wordt vervolgens een beslissing genomen, wat wordt er mede gedaan, en welk aandeel krijgt de groep in deze aangelegenheid?
7 Wanneer wij derhalve onze getuigen hebben, houden wij onze vergadering met deze personen die weerspannig zijn of de verkeerde weg opgaan of niet overeenkomstig de wet van God leven. Wij geven hun een billijk verhoor, wij bespreken de aangelegenheid en wij trachten hen te helpen. Maar voordat er iets met hen kan worden gedaan in de zin van hen uit de gemeente te zetten, moeten er bewijzen voor zijn dat zij zedelijk of geestelijk onrein zijn. De dienaren dienen stellig rijpe broeders te zijn en bereid te zijn de volledige verantwoordelijkheid op zich te nemen wanneer zij hun beslissing nemen. Vervolgens wordt hun beslissing aan de groep voorgelegd. Niet opdat de groep over deze beslissing kan stemmen. Neen, de groepsdienaar, de hulpgroepsdienaar en de Bijbelstudiedienaar moeten alle verantwoordelijkheid op zich nemen voor de handelwijze die gevolgd dient te worden. Indien zij er in hun geest ten volle van overtuigd zijn dat die persoon verkeerd is en uit de groep gezet dient te worden en de persoon heeft geen stappen gedaan in de richting van berouw, dan delen zij de groep in de vorm van een resolutie mede, wat zij hebben gedaan. Zij vragen de groep niet haar stem uit te brengen over die resolutie en te zeggen: „Wij keuren jullie handelwijze goed.” Neen, de dienaren in de groep zijn belast met de verantwoordelijkheid, de kudde te weiden en de gemeente rein te houden. Derhalve stellen de dienaren de groep er van in kennis welke stappen zijn gedaan en dat de persoon die aanstoot heeft gegeven, niet langer een lid van deze gemeente is. Vervolgens dient de gemeente volledig samen te werken bij het opvolgen van de raad welke wordt gegeven door hen die hun belangen behartigen, de dienaren in de organisatie.
8. Door wie moet de wanordelijke worden vermaand, en wat moet er geschieden indien hij geen acht slaat op de vermaning?
8 In 1 Thessalonicenzen 5:14 (NW) zegt Paulus: „Wij [manen] u aan, broeders, vermaant de wanordelijken, spreekt bemoedigend tot de terneergeslagen zielen, ondersteunt de zwakken, weest lankmoedig jegens allen.” De dienaren van God hebben de verantwoordelijkheid, de belangen van de gemeente te behartigen. Zij vermanen de wanordelijke persoon, maar deze wanordelijke persoon slaat de vermaning in de wind. Hij wil toch op zijn manier wandelen. Wanneer hij zich niet wil bekeren en zijn handelwijze niet wil veranderen, moet hij worden verwijderd en hij moet gemeden worden.
9. Wie moeten de beslissing nemen iemand af te scheiden, en hoe illustreerde Paulus dit te Efeze?
9 In Handelingen 19:9 (NW) wordt over Paulus, te Efeze in Klein-Azië, gezegd: „Maar toen enkelen voortgingen zich te verharden en niet geloofden, terwijl zij ten aanhoren van de schare beledigend spraken over de Weg, verwijderde hij zich van hen en scheidde de discipelen van hen af, en hij hield dagelijks lezingen in de aula van de school van Tyránnus.” Paulus stelde belang in hen die hij aldaar in de Joodse synagoge onderwees, en toen hij zag dat een groep bezoekers van de synagoge trachtte de discipelen die hij maakte, weg te rukken, nam hij zijn ware volgelingen uit hun gezelschap weg. Hij was niet van plan hen bezoedeld te laten worden doordat zij met personen zouden omgaan die valse leerstellingen leerden en de waarheid beschimpten. In deze tijd wordt insgelijks door de dienaren die met de verantwoordelijkheid voor de groep zijn belast, de gedragslijn vastgesteld overeenkomstig Gods Woord. De gemeente aanvaardt die gedragslijn van de zijde der dienaren.
10. Welke instructies gaf Paulus in 1 Korinthe 5:11, en hoe ondersteunt de gemeente in dit verband haar dienaren?
10 In 1 Korinthe 5:11 (NW) zeide Paulus de Christelijke gemeente: „Maar nu schrijf ik u, u niet langer in gezelschap te mengen van iemand die een broeder genaamd is en die een hoereerder of een inhalig iemand of een afgodendienaar of een smader of een dronkaard of een afperser is, en met zo iemand zelfs niet te eten.” Men dient dus in het geheel geen omgang te hebben met deze personen die uit de gemeenschap zijn gesloten of uit de gemeenschap zijn gezet. Waarom? Omdat deze organisatie van God rein en onbesmet moet blijven en bewaard moet blijven voor de zuivere aanbidding van de Allerhoogste. Wanneer bijgevolg iemand uit de gemeenschap wordt gesloten, wordt hij werkelijk verwijderd. Hij is er uit. Daarom dient de gehele gemeente, allen die hun leven aan God hebben gewijd, zich aan het advies of de resolutie van de zijde der dienaren te houden. Zij moeten hen ondersteunen.
11. Wat doet de groep die iemand uit de gemeenschap heeft gesloten, in het belang van het Genootschap en van andere groepen, en waarom?
11 Welnu, wat moet er met deze buitengesloten persoon worden gedaan? Allereerst dient de groep de aangelegenheid aan het Genootschap te berichten, waarbij ze in het kort de feiten noemt, het Genootschap vertelt wie hij is en waarom hij uit de gemeenschap werd gesloten en werd verwijderd, zodat het Genootschap op de hoogte is. Indien nu deze persoon die uit de gemeenschap werd gesloten, de gemeenschap verlaat en naar een andere groep gaat en de groep die hem heeft buitengesloten, weet er van af, dan dient ze uit de goedheid van haar hart en ter bescherming van de andere groep, deze andere groep in te lichten omtrent de stappen die zij heeft gedaan. Dit wil niet zeggen dat de andere groep hem nu uit de gemeenschap moet sluiten. Dat werd reeds door de eerste gemeente gedaan ten behoeve van en ter bescherming van allen die tot Jehovah’s volk behoren. Het uit de gemeenschap sluiten geschiedt in de groep waar de verkeerde daad werd gedaan, en hij is uit die groep en uit alle andere groepen gesloten. Zij weten dat dit kleine stukje zuurdeeg, wanneer het zich ergens in het brood bevindt, het gehele brood zal bederven. Het is dus noodzakelijk dat de andere groep waar deze persoon naar toe is gegaan, wordt gewaarschuwd, evenals Timotheüs door Paulus werd verwittigd van Phygelus en Hermogenes en van Hymenaeüs en Philetus (2 Tim. 1:15; 2:17, NW). Om deze reden stellen zij het Genootschap er van in kennis, zodat het Genootschap met het feit bekend is.
12. Voor wie waarschuwt Judas de groepen, en waarom moeten wij voorzichtig zijn wat het schrijven van brieven betreft?
12 Judas vertelt over mensen die de organisatie binnenslopen ten einde haar zedelijk te verderven. Zulke mensen dienen stellig aan elke groep waarin zij verzeild zijn geraakt, te worden bericht, omdat zij alleen zijn binnengeslopen om losbandigheid te bedrijven. Ter wille van de veiligheid van al onze broeders en zusters in de gemeenten rondom, dienen zij te worden gemeld. Dit betekent niet dat gij persoonlijk veel brieven dient te schrijven en veel slechte dingen dient te zeggen over hen en over hetgeen zij hebben gedaan. Het feit dient te worden bericht dat deze persoon eens tot ons behoorde, maar wegens zijn handelwijze uit de gemeenschap is gesloten, en de redenen waarom, dienen zeer kort te worden vermeld. Anders kan het in deze tijd gebeuren dat gij van laster of kwaadsprekerij beschuldigd wordt en gij zoudt zelf in moeilijkheden geraken. Maar onze broeders mogen omtrent die persoon worden ingelicht. Er wordt niet langer toegestaan dat hij een van ons is, omdat wij de organisatie, de gemeente van de Here God, willen beschermen.
BEPERKING VAN VOORRECHTEN
13. Welke handelwijze volgen enkele personen die uit de gemeenschap zijn gesloten, in verband met de velddienst, maar welk feit moet hierdoor niet worden verborgen?
13 Enkele personen nu denken dat zij in de waarheid kunnen blijven, maar zij willen niet overeenkomstig Gods maatstaven werken. Derhalve blijven zij in de velddienst uittrekken, zij gaan van deur tot deur, zij verspreiden boeken, zij hebben Bijbelstudiën, en toch zijn zij uit de gemeente gesloten. Zelfs nadat zij uit de gemeenschap zijn gesloten, leveren zij soms veel meer uren in dan toen zij met de gemeente verbonden waren. Wat zal de gemeente nu met zulk een persoon doen? Wij moeten in gedachten houden dat deze persoon uit de gemeenschap is gesloten en geen lid van onze groep is. Wij willen hem mijden, wij willen niets met hem te maken hebben.
14, 15. (a) In welke mate heeft de buitengesloten persoon voorrechten wat vergaderingen betreft? (b) Hoe staat het met zijn voorrechten in verband met de activiteit in het veld?
14 Vergaderingen nu die voor het publiek toegankelijk zijn, kan hij bezoeken zolang hij zich behoorlijk en ordelijk gedraagt. Indien die persoon op een openbare vergadering komt, laat zeggen, op een openbare lezing in een openbare zaal of in de Koninkrijkszaal of in het stadspark, of op een Wachttoren-studie of een dienstvergadering, is deze vergadering voor het publiek toegankelijk, de deuren staan open en hij mag worden toegelaten. Indien hij op die vergadering komt en gaat zitten, hebben wij, zolang hij zich ordelijk gedraagt en zich met zijn eigen zaken bemoeit, niets met hem te maken. Zij die met de situatie in de gemeente op de hoogte zijn, zullen nimmer „Hallo” of „Goedendag” tot hem zeggen. Hij is niet welkom in ons midden, wij mijden hem. Indien hij op de Wachttoren-studie zou zijn en zijn hand zou opsteken, dan dient de voorzitter nimmer aandacht aan hem te schenken of hem een commentaar te laten geven. Hij is niet een van ons. Hij is geen erkend lid in Gods gemeente. Zij die zijn ingelicht omtrent de persoon en hem kennen, dienen hem stellig te mijden en niets met hem te maken te hebben. Hij heeft niet de minste dienstvoorrechten in de gemeente. Hij kan naar de tafel gaan waar boeken worden verkocht, en lectuur verkrijgen tegen de normale publieksprijs, maar de groep dient hem nimmer boeken of tijdschriften tegen de groepsprijs te geven, omdat hij niet een van ons is. Wat wij voor het publiek zouden doen, voor hen die zich in de organisatie van de Duivel bevinden, mogen wij ook voor zulk een persoon doen.
15 Indien deze persoon in de velddienst uittrekt — het kan zijn dat hij de boeken aan de boekentafel heeft verkregen tegen de normale prijs in plaats van tegen de groeps- of pionierprijs — en van deur tot deur gaat, kunnen wij hem niet tegenhouden. Hij heeft evenveel recht om van huis tot huis te gaan als iemand anders die dit wil, maar deze gemeente zal hem geen enkel gebied geven. Zij zullen zijn rapporten niet aannemen. Wanneer deze rapporten binnenkomen, zal hij niet een van degenen zijn die als verkondigers in deze groep staan ingeschreven. Wellicht gooit hij zijn rapport in het bakje of busje voor rapporten, maar wij verscheuren het en gooien het weg. Hij is niet een van ons. Hij is een vertegenwoordiger van de organisatie van de Duivel die verderf tracht in te voeren en opschudding tracht teweeg te brengen. Hij is niet rein, en wanneer die persoon zich niet bekeert en zijn handelwijze niet verandert, kan hij nimmer terugkomen en tot het volk des Heren behoren.
16. Hoe behandelt de groep hem als een niet-erkende verkondiger?
16 De groep dient derhalve waakzaam ten aanzien van hem te zijn. Ze verwijdert zijn kaart uit het kaartsysteem van erkende Koninkrijksverkondigers. Hem wordt nimmer een maandelijks gedrukte Informateur gegeven. Hij mag zijn brochure Raadgevingen behouden wanneer hij dat wil, omdat deze brochure, indien hij ze leest, hem de handelwijze zou kunnen aantonen die hij dient te volgen. Indien hij De Wachttoren leest, indien hij de boeken van het Genootschap leest, tonen ze hem de weg die hij dient te bewandelen, maar zolang hij die weg niet bewandelt, is hij niet welkom in de gemeente.
17. Op welke voorwaarde mag hij op openbare vergaderingen aanwezig zijn, en waarom?
17 Indien deze persoon luidruchtig of weerspannig wordt, dient hij uit de Koninkrijkszaal gehouden te worden en niet op openbare vergaderingen toegelaten te worden. De groep heeft daartoe volkomen het recht. Daarentegen kan het zijn dat hij, wanneer hij op de openbare vergaderingen komt en rustig luistert naar de vermaningen en de raad die op de studiën worden gegeven, wakker zal worden, beschaamd zal worden en berouw zal hebben.
18. Mag zijn aanwezigheid op particuliere huisvergaderingen worden toegestaan, en waarom?
18 Hoe staat het nu met particuliere huisvergaderingen? Men dient hem onder geen enkele omstandigheid te verwelkomen of toe te staan een particulier huis te betreden, want de Schrift is zeer duidelijk op dit punt. Op onze huis-Bijbelstudiën, of wat wij „groepsboekstudiën” of „wijkstudiën” noemen, dient daarom de bewoner van het huis, daar deze tot Gods gemeente behoort, hem buiten te houden. Want in 2 Johannes 9, 10 (NW) staat vermeld: „Een ieder die vooruitstreeft en niet blijft in de leer van de Christus, heeft God niet. Hij die in deze leer blijft, heeft zowel de Vader als de Zoon. Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvang hem nimmer in uw huis of zeg hem nimmer goedendag.” Gij zult dus nimmer de deur openen van uw particuliere huis om die persoon binnen te laten. Gij zult zulk een persoon nimmer kameraadschappelijk de hand toesteken. Bedenk dat die persoon eens de organisatie van de Duivel heeft verlaten. Hij werd gereinigd door het bloed van Christus, hij wijdde zich aan God en God heiligde hem tot de dienst. Hij was een bedienaar van het evangelie. Nu is hij verdorven geworden omdat hij zulks verkiest. Hij zondigt tegen de heilige geest. Hij strijdt tegen God. Het is onmogelijk dat wij iets met hem te maken hebben. God oordeelt hem en hij gebruikt zijn dienaren op aarde om zulk een persoon aan te duiden ter wille van de bescherming van het overige gedeelte der gemeente.
HERSTEL TOT VORIGE STAAT
19. Door welke persoonlijke handelwijze mag een buitengesloten persoon tot zijn vorige staat worden hersteld?
19 Kan een persoon die uit de gemeenschap is gesloten, tot zijn vorige staat worden hersteld en in de organisatie terugkomen? Ja, dat kan hij indien hij berouw heeft. Doch hij moet verder gaan dan dat. Hij moet zich bekeren. Hij moet een wijziging brengen in zijn gehele handelwijze. Het is niet slechts het zeggen van: „Het spijt mij dat ik het heb gedaan; ik ben verkeerd geweest.” Hij moet bewijzen dat hij bereid is een geheel andere levenswijze te volgen dan die welke hij had gevolgd. Hij dient zijn zonden openlijk te belijden en het comité dat de resolutie heeft opgesteld om hem uit de gemeenschap te sluiten, om vergiffenis te vragen. Hij dient naar de betrokken personen toe te gaan, zijn verkeerde daad toe te geven en hun onder de aandacht te brengen wat hij doet en wat hij zal doen ten einde tot zijn vorige staat hersteld te worden.
20. Wat zei Paulus in 2 Korinthe 2:6-11 over een herstel tot iemands vorige staat, en wat moest er, zoals door hem werd aangetoond, aan voorafgaan?
20 In 2 Korinthe 2:6-11 (NW) hebben wij een bericht waarin ons wordt verteld hoe Paulus een zondaar in de gemeente terugbracht. Hij zeide: „Deze berisping die door de meerderheid is gegeven, is voldoende voor zo iemand, zodat gij hem nu integendeel welwillend dient te vergeven en te vertroosten, opdat zo iemand niet op de een of andere wijze overstelpt wordt doordat hij overmatig bedroefd is. Daarom maan ik u aan uw liefde voor hem te bevestigen. Want hiertoe schrijf ik ook om uw beproefde deugdelijkheid te weten te komen, of gij in alle dingen gehoorzaam zijt. Alles wat gij iemand welwillend vergeeft, vergeef ik ook. Trouwens, wat mij aangaat, al wat ik welwillend heb vergeven, indien ik iets welwillend heb vergeven, is ter wille van u geweest voor het aangezicht van Christus, opdat wij niet door Satan achterhaald mogen worden, want wij zijn niet onwetend van zijn bedoelingen.” Dit bericht heeft misschien betrekking op de man die de vrouw van zijn vader nam en hoererij bedreef en nu berouw had. Indien dit het geval is, dan zegt Paulus: ’Welnu, breng hem terug; er is geen reden waarom hij overmatig bedroefd zou zijn en zou denken dat hij nimmermeer in Gods organisatie kon komen en leven in de nieuwe wereld kon verwerven.’ Waar anders zou een persoon naar toe moeten gaan indien hij tegen God had gezondigd en hij werkelijk berouw had? Wij bedoelen niet dat hij onbeschaamd kan terugkomen en kan zeggen: „Wel, het spijt mij. Maak het in orde met mij, jongens, ik wil in de gemeente terugkomen.” Neen, zijn hart moet diep gegriefd zijn. Zijn binnenste moet pijn doen. Hij moet blijk geven van berouw. Hij moet er bedroefd over zijn en zijn gedrag veranderen.
21. Wat moet er een tijdlang ten aanzien van hem worden gedaan alvorens hij tot zijn vorige staat wordt hersteld, en waarom?
21 Hem in de gemeente van God herstellen, is zowel voor hem als voor de gemeente een zeer ernstige aangelegenheid. De aangestelde dienaren mogen hem op voorwaarden stellen indien zij dit wensen. Hij zal de dienaren moeten bewijzen dat hij zich in de toekomst behoorlijk zal gedragen en als een dienstknecht van Jehovah op de juiste wijze zal handelen. Zij kunnen zijn oprechtheid op de proef stellen. Zij dienen hem niet te vlug tot zijn vorige staat te herstellen, zelfs niet nadat hij berouw heeft en hun vertelt wat hij zal doen, en een openlijke bekentenis aflegt. Waarom niet? Wegens de publieke opinie (2 Petr. 2:2, NW). Het kan zijn dat hij overspel heeft bedreven en deze handelwijze kan in de kranten op uitgebreide schaal zijn gepubliceerd. Misschien werd hij wegens diefstal in de gevangenis gezet. Misschien is hij zeer opstandig geweest. Misschien is hij weggegaan en een nieuwe organisatie begonnen en tracht hij nu terug te komen. Ja, alle mensen in de omtrek weten dat die persoon een halsstarrige, wanordelijke persoon en geen goed gezelschap is. Wij dienen derhalve voorzichtig te zijn, hoe vlug wij zulk een persoon in de gemeente terugnemen, wegens hetgeen de „buitenstaanders” zullen zeggen (1 Tim. 3:7, NW). Indien iemand overspel bedrijft en met mannen en vrouwen rondloopt die er een losbandig gedrag op na houden, en iedereen dit weet, en wij zeggen: „O, kom maar terug, jij bent welkom,” zullen buitenstaanders zeggen: „Wel, jullie gehele gemeente bestaat uit datzelfde slag van mensen.” Daarom moet hij op voorwaarden gesteld worden. Zijn oprechtheid moet worden beproefd voordat wij zijn berouw in het openbaar en volledig aanvaarden.
22, 23. Wat is het gevolg wanneer de voorwaarden worden geschonden, zoals wordt aangetoond door Simeï?
22 Houd het geval van Simeï in gedachten, die op voorwaarden werd gesteld. Hij had David eens gevloekt en toen Salomo als opvolger van David koning werd, werden hem zekere beperkingen opgelegd. Salomo zeide tot hem: ’Gij behoorde lang geleden te zijn gedood. Daarom moet gij nu in de stad Jeruzalem blijven. Maar zodra gij uit deze stad gaat en de beek Kidron oversteekt, zult gij ter dood gebracht worden.’ Simeï nu kon zich hebben verheugd in het bezit van zijn leven en in de gunst die hem werd betoond, door aldaar in de stad Jeruzalem te blijven. Hij had zijn slaven, de dienstknechten, en een tehuis. Drie jaar nadat dit bevel werd uitgevaardigd, liepen twee van zijn slaven weg. Simeï zeide: ’O, ik zal die kerels alleen maar eens even ophalen en hen terugbrengen.’ Hij ging hen daarom achterna, stak de Kidron over, kreeg zijn slaven te pakken en bracht hen terug. Vervolgens werd aan Salomo bericht dat hij de stad had verlaten en Salomo liet hem doden. Enkel om twee slaven terug te krijgen, was deze man bereid zijn leven te verliezen.
23 Indien nu een buitengesloten persoon in de nieuwe wereld wenst te leven en indien de verantwoordelijke broeders in de groep hem zekere grenzen stellen of beperkingen opleggen, is het dan niet veel beter binnen die grenzen te blijven en te leven, dan zich buiten die grenzen te begeven en er blijk van te geven dat gij opstandig zijt en in strijd met Gods wet handelt? Simeï verloor zijn leven omdat hij niet gehoorzaam was aan een zeer genaderijke regeling van de zijde van koning Salomo.
24. Wie beslissen of de broeder tot zijn vorige staat wordt hersteld, wie werken mede, en waarom?
24 De dienaren moeten dus de beslissing nemen of die broeder ten slotte wederom verwelkomd zal worden. De dienaren die hem uit de gemeenschap hebben gesloten, moeten dit aan de gemeente bekendmaken en zeggen, dat ’wij deze persoon terugontvangen’ daar hij berouw heeft getoond en zij nu volkomen tevreden zijn over zijn verbeterde handelwijze. De gemeente zal zich vervolgens aan de beslissing houden welke door de dienaren die in de groep zijn aangesteld, is genomen. Wederom zal de groep niet haar stem uitbrengen of zij hem weer zullen aanvaarden, omdat zij vertrouwen hebben in hun dienaren dat dezen het juiste nauwkeurige onderzoek hebben ingesteld en de juiste beslissing hebben genomen.
25. Wat moet degene die tot zijn vorige staat hersteld moet worden, volgens Kolossenzen 3:5-10 doen, en waarom?
25 In Kolossenzen 3:5-10 (NW) wordt gezegd: „Doodt daarom uw lichaamsleden die op aarde zijn ten aanzien van hoererij, onreinheid, sexuele begeerte, nadelige verlangens, en begerigheid, hetwelk afgoderij is. Wegens die dingen komt de gramschap Gods. In deze zelfde dingen hebt ook gij eens gewandeld toen gij er in placht te leven. Maar doet ze nu werkelijk alle van u weg, gramschap, toorn, schadelijkheid, schimpende woorden, en ontuchtige praat uit uw mond. Liegt niet tegen elkander. Trekt de oude persoonlijkheid met haar praktijken uit, en bekleedt u met de nieuwe persoonlijkheid die door nauwkeurige kennis wordt vernieuwd.” Natuurlijk is deze instructie van toepassing op hen die oorspronkelijk uit de organisatie van de Duivel zijn gekomen en Jehovah’s volk zijn geworden, daarom moet ze ook van toepassing zijn op een buitengesloten persoon die berouw heeft en terugkomt. Thans moet hij die nieuwe persoonlijkheid aandoen, hij moet zijn geest hervormen, hij moet de gedachten van God denken en ze in praktijk brengen indien hij ooit leven in de nieuwe wereld wil verwerven.
26. Hoe staat het er mee wanneer een broeder berouw heeft en dit bekendmaakt voordat er stappen zijn gedaan hem uit de gemeenschap te sluiten?
26 Maar hoe staat het er mee wanneer een broeder berouw heeft voordat hij uit de gemeenschap wordt gesloten? Wellicht beseft hij dat hij verkeerd heeft gehandeld en hij weet dat het nieuws van zijn handelwijze de dienaren ter ore komt. Of misschien schaamt hij zich terwijl niemand nog weet wat er met hem is gebeurd, en hij gaat naar een van de rijpe broeders in de groep, wellicht de groepsdienaar, en hij belijdt zijn zonde volledig. Dient zo iemand dan voor de gemeente aan de kaak gesteld te worden en uit de gemeenschap gesloten te worden omdat de groepsdienaar zijn handelwijze weet? Niet indien die persoon waarlijk berouw heeft. Indien hij vergiffenis heeft gevraagd, zijn verkeerde daad heeft beleden en zijn handelwijze verandert, is er geen reden waarom de broeder tot wie is gesproken, het geheim van die broeder aan een ander moet onthullen. Zijn hartetoestand is juist en daarom dient die persoon barmhartigheid, liefde en goedgunstigheid te worden betoond.
27. Wat kan het Genootschap doen of hebben gedaan in verband met zulk een berouwvolle zondaar, hoewel hij niet uit de gemeenschap wordt gesloten?
27 Zij die weerspannig en hardvochtig zijn, zij die alles zo willen hebben als zij het wensen, en dan ook nog in de gemeente van God zijn, moeten uit de gemeenschap gesloten en verwijderd worden, want zij zullen de gemeente onrein maken. Maar er bestaat geen enkele reden waarom degene die met een berouwvol hart zijn verkeerde handelwijze aan een broeder komt belijden, nog langer gekastijd zou worden. Hij heeft zijn hart ontsloten, hij heeft u er in laten kijken en hij wil hulp. Wanneer het Genootschap een pionier verwijdert wegens zijn verkeerde handelwijze en alleen het Genootschap van de verkeerde handelwijze van de persoon af weet, is er geen reden waarom het Genootschap de groep zal inlichten en die groep de betreffende persoon uit de gemeenschap zal laten sluiten, indien tenminste die persoon zijn zonde heeft beleden en het Genootschap om vergiffenis heeft gevraagd. Dan kan zulk een persoon zijn weg vervolgen. Het Genootschap zal die persoon waarschijnlijk beperkingen opleggen of hem zekere grenzen stellen wegens de handelwijze die hij heeft gevolgd. Bij wijze van straf kan het Genootschap hem gedurende zes maanden of misschien een jaar, naar de mate van hetgeen die persoon heeft gedaan waardoor Gods naam smaad is aangedaan, van de pionierlijst schrappen. Het Genootschap kan die persoon, mits hij echter zijn zonde heeft beleden en om vergiffenis heeft gevraagd, helpen op de juiste weg terug te komen en een dienstknecht van de Heer te blijven. Indien datgene wat is gedaan, niet een groep of een andere persoon in die groep raakt, bestaat er geen reden er bekendheid aan te geven of het in het openbaar aan te kondigen.
28. In hoeverre kunnen wij de zondaar laten terugkomen, en waarom?
28 Wat wij in gedachten moeten hebben, is het volgende: wij kunnen degenen die een berouwvol hart hebben, barmhartigheid betonen en wij kunnen hen helpen indien wij dat wensen. Doch in hoeverre kunnen wij deze personen in de organisatie des Heren laten terugkomen? In hoeverre kunnen wij de beperkende bepalingen wegnemen? Wij kunnen voor hen die zich niet bekeren, de beperkende bepalingen in het geheel niet wegnemen. Wij moeten in gedachten houden dat de organisatie rein moet blijven voor de onbesmette aanbidding van de Allerhoogste. Wij moeten de rechtvaardiging van Jehovah’s souvereiniteit en naam en de rechtvaardiging van zijn Woord in gedachten houden. Wij moeten het leven van Christus in gedachten houden en dat wij in zijn voetstappen wandelen, en wij moeten de maatstaf in gedachten houden die hij heeft vastgesteld. Wij moeten onze positie als Jehovah’s getuigen in gedachten houden. De persoon die uit de gemeenschap is gesloten, heeft deze dingen niet in gedachten gehouden en daarom werd hij uit de gemeente verwijderd. Daarom werd hij uit de gemeenschap gesloten. Indien hij nu echter beseft dat de zuivere, onbesmette, reine aanbidding het belangrijke punt is, dat de rechtvaardiging van Gods naam belangrijker is dan de dingen op zijn eigen wijze te doen, wanneer hij inziet dat dit alles noodzakelijk is en hij in overeenstemming er mede moet leven, dan kunnen wij hem wederom in de gemeente aannemen.