Hoofdstuk 3
De geest achter de huidige oude ordening
1. Welke vraag rijst er met betrekking tot de geest waarvan de huidige oude ordening der dingen doortrokken is, en tot welke conclusie moeten wij komen?
DE HUIDIGE ordening der dingen is oud — duizenden jaren oud. Gedurende al deze millennia is de menselijke ordening der dingen van één geest doortrokken geweest. Was het de heilige geest? Niemand zal de geschiedkundige feiten zozeer willen tegenspreken dat hij zou beweren dat Jehovah’s heilige geest de onzichtbare aandrijvende kracht achter het streven of de levenswijze van de gehele mensenmaatschappij is geweest. Indien dit oude samenstel van dingen gedurende de gehele tijd van zijn bestaan door heilige geest was ondersteund en aangedreven, zou het er thans in de wereld heel anders uitzien.
2. (a) Door wat voor wetten moeten de mensen die met deze oude ordening meegaan, beperkt worden? (b) Wat zijn de „werken van het vlees”, en waaruit bestaat de „vrucht van de geest”?
2 Wanneer Jehovah’s heilige geest in het leven van mensen werkzaam is, brengt hij vruchten voort die kenmerkend voor deze geest zijn. Te oordelen naar de vruchten die deze oude ordening nu reeds lang genoeg heeft voortgebracht, wordt ze niet door Gods heilige geest geleid. De grote massa der mensheid, die met deze oude ordening meegaat, geeft er blijk van door wetten beperkt te moeten worden. Deze wetten worden uitgevaardigd voor personen die tot criminele handelingen neigen en verbieden derhalve allerlei misdaden. Negentienhonderd jaar geleden leefde er een man die eens onder zo’n wetstelsel had gestaan. Hij schreef een brief om te tonen dat wij een betere drijfkracht nodig hebben, dat in ons leven een hogere kracht werkzaam moet zijn, willen wij anders zijn dan de huidige oude ordening. Wij hebben de geest of de onzichtbare werkzame kracht nodig die van Degene uitgaat die in moreel opzicht ver boven de huidige oude wereldordening staat, ver boven de wetgevers van de mensenmaatschappij. De schrijver van deze brief wees met de volgende woorden op de heilige kracht die ons ertoe kan aandrijven het juiste te doen:
„Blijft door geest wandelen en gij zult in het geheel geen vleselijke begeerte volvoeren. Want het vlees gaat, wat zijn begeerte betreft, in tegen de geest, en de geest tegen het vlees, want deze staan vijandig tegenover elkaar, zodat gij juist de dingen die gij zoudt willen doen, niet doet. Indien gij bovendien door geest wordt geleid, zijt gij niet onder de wet.
De werken van het vlees nu zijn openbaar, welke zijn hoererij, onreinheid, een losbandig gedrag, afgoderij, beoefening van spiritisme, vijandschappen, twist, jaloezie, vlagen van toorn, ruzies, verdeeldheid, sekten, uitingen van afgunst, drinkgelagen, brasserijen, en dergelijke. Aangaande deze dingen waarschuw ik u van tevoren, zoals ik u reeds van tevoren gewaarschuwd heb, dat wie zulke dingen beoefenen, Gods koninkrijk niet zullen beërven.
De vrucht van de geest daarentegen is liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing. Tegen zulke dingen is geen wet.” — Galáten 5:16-23; zie ook 1 Timótheüs 1:8-11.
3. Welke werken beoefenen degenen die de zegeningen van Gods koninkrijk hopen te beërven, niet?
3 Een flinke lijst van tegenstellingen, niet waar? Stellig beoefenen degenen die de vrucht van Gods geest voortbrengen, niet de dingen die als „de werken van het vlees” worden aangeduid. Zij zien uit naar Gods koninkrijk en koesteren de oprechte wens de zegeningen van het Koninkrijk te beërven.
4. Waarom behoeven wijzelf niet op de misstanden van de oude ordening te wijzen, en waarom zal deze oude ordening de mensen niet helpen Gods koninkrijk te beërven?
4 Hoe staat het echter met de huidige oude ordening? Wij behoeven hier niet op de misstanden te wijzen. De artikelen in de kranten en tijdschriften, de politieberichten, de algemene onzekerheid ten gevolge van het toenemende misdaadcijfer, de dure ziekenhuizen ter behandeling van geestesziekten en van gevreesde geslachtsziekten, de politieke spanningen en de toenemende dreiging van een wereldomvattende atoomoorlog zeggen reeds genoeg. Er zou nog veel meer aangehaald kunnen worden om te tonen dat de oude ordening zich door de „werken van het vlees” onderscheidt. Deze oude ordening zal de mensen nooit helpen ’Gods koninkrijk te beërven’. Ze heeft niets met Gods koninkrijk te maken. Ze is niet van Gods heilige geest doortrokken en wordt niet door die geest aangedreven of ondersteund. Ze is volstrekt niet heilig, zelfs niet dat deel ervan dat de christenheid wordt genoemd.
5, 6. Waarom is de natuurlijke begeerte van het vlees om dingen te doen die in strijd zijn met de geest van de Schepper, niet aan God toe te schrijven?
5 Hoe komt het dat geen enkel deel van deze oude ordening door Gods geest wordt ondersteund? Hoe is het „vlees” van de mensen in de toestand geraakt waarin het van nature het verlangen heeft werken te doen die in strijd zijn met Gods geest? Dat was in het begin niet het geval. Destijds was de geest van de Schepper de aandrijvende kracht. God zou nooit „vlees” hebben geschapen waarin hij iets slechts had gelegd, iets wat in strijd met hem was. Hij is niet de Bron van het slechte. De profeet Mozes was een man die voor het recht opkwam, en hij zuiverde Jehovah God van elke verantwoordelijkheid voor de slechte neigingen van het „vlees” der mensen. Mozes zei: „Volmaakt is zijn activiteit, want al zijn wegen zijn gerechtigheid. Een God van getrouwheid, bij wie geen onrecht is; rechtvaardig en oprecht is hij. Zij hebben van hún zijde verderfelijk gehandeld; zij zijn zijn kinderen niet, het gebrek ligt bij henzelf.” — Deuteronomium 32:4, 5.
6 Het gebrek van de mensen is niet aan God toe te schrijven. Hij schiep de eerste mens volmaakt; deze strekte Zijn scheppingsvermogen tot eer. Aan God kleeft geen gebrek. In samenwerking met zijn eniggeboren Zoon maakte hij de eerste mens, zoals hij zei, „naar ons beeld, overeenkomstig onze gelijkenis”. De eerste mens, Adam, was een evenbeeld van goddelijke volmaaktheid, en om een waar evenbeeld te zijn, moest hij volmaakt zijn. — Genesis 1:26-28; 2:7, 8.
7. Welke toestand, die God gelukkig maakte, heerste er tussen hemel en aarde toen Adam in Eden was?
7 In het Paradijs, de Hof van Eden, wandelde de eerste mens in overeenstemming met Gods heilige geest. Bij gelegenheid voerde hij gesprekken met God. Voor het menselijke oog onzichtbaar, maar voor de mens Adam toch waarneembaar, wandelde God in die lieflijke Hof van Eden. Destijds bestond er eenheid tussen God en de mens, tussen het hemelse rijk en het aardse rijk. Waarom? Omdat Gods geest alles doortrok. Dit alles maakte Jehovah God gelukkig. Hij is „de gelukkige God”. — 1 Timótheüs 1:11.
8. Wegens wat voor zonde hebben wij thans op aarde geen volmaakte ordening der dingen, en wie beging deze zonde?
8 Hier nu was de grondslag voor de ontwikkeling van een volmaakte ordening der dingen, die nooit oud zou worden en zou vergaan. Maar thans hebben wij geen reine, rechtvaardige, volmaakte ordening der dingen. Hoe komt dit? Dit komt doordat er tegen de heilige geest werd gezondigd. Wie beging deze zonde? Het antwoord daarop gaf Jezus Christus, toen hij tot mensen sprak die het erop gemunt hadden hem te doden omdat hij Gods waarheid gesproken had. Tot deze potentiële moordenaars zei Jezus: „Gij zijt uit uw vader de Duivel, en gij wenst de begeerten van uw vader te doen. Die was een doodslager toen hij begon, en hij stond niet vast in de waarheid, omdat er geen waarheid in hem is. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij overeenkomstig zijn eigen aard, want hij is een leugenaar en de vader van de leugen.” — Johannes 8:44.
9. Wie is de geestelijke vader van personen die zonde beoefenen, en waarom?
9 De eerste zondaar tegen de heilige geest wordt ook geïdentificeerd door Jezus’ discipel Johannes, die schreef: „Wie zonde beoefent, spruit uit de Duivel voort, want de Duivel zondigt reeds van het begin af” (1 Johannes 3:8). Wie zonde beoefent, kan geen andere geestelijke vader hebben dan degene die hem daartoe gebracht heeft.
10. Hoe maakte de eerste leugenaar zichzelf tot een Duivel?
10 Het feit dat de eerste leugenaar in heel de schepping als een Duivel wordt aangeduid, geeft te kennen dat hij met betrekking tot God gelogen had, want de naam Duivel betekent Lasteraar. Hij gaf de waarheid op en ontwikkelde in zichzelf de neiging om te liegen. In lasterlijke tegenspraak met datgene wat God tot Adam had gezegd, zei de Duivel tot Adams vrouw, Eva, dat de straf op het eten van de verboden boom niet de dood zou zijn: „Gij zult volstrekt niet sterven. Want God weet dat nog op de dag dat gij ervan eet, uw ogen stellig geopend zullen worden en gij stellig als God zult zijn, kennend goed en kwaad” (Genesis 3:1-5). De leugenaar maakte zichzelf tot een Duivel, hoofdzakelijk met betrekking tot God.
11. Wat dacht de Duivel mogelijkerwijs te doen om God ervan te weerhouden zijn woord waar te maken wanneer Adam en Eva zondigden?
11 De Lasteraar ten aanzien van God kon niet garanderen dat Adam en Eva volstrekt niet zouden sterven als zij van de verboden vrucht van de boom der kennis van goed en kwaad zouden eten. Zijn woord was niet machtiger dan het woord van God (Hebreeën 4:12; Genesis 2:16, 17). Maar waarschijnlijk dacht de Duivel dat hij Jehovah God in een pijnlijke situatie kon manoeuvreren waarin het voor hem inconsequent zou zijn Adam en Eva ter dood te brengen, vooral als de Duivel het zondige paar ertoe kon brengen van de „boom des levens” te eten voordat het goddelijke oordeel over hen uitgesproken kon worden. — Genesis 2:9; 3:22, 23.
12. Hoe werd de Duivel een doodslager, en wat wacht hem thans?
12 Ondanks al deze intriges bleek de Duivel een leugenaar te zijn. Zijn slachtoffers stierven namelijk als menselijke zielen, want Jehovah God, de Rechter, veroordeelde hen ter dood en verhinderde hen bij de „boom des levens” te komen door hen uit het Paradijs, de Hof van Eden, te verdrijven (Genesis 3:17-24). Daar de Duivel in zijn liefdeloosheid de dood van de eerste man en zijn vrouw teweegbracht, werd hij een „doodslager”. Op grond hiervan verdiende hij de dood, want de Stichter van het christendom vermeldde de regel: „Als iemand een van deze kleinen die geloven, aanleiding tot zonde geeft, het zou beter voor hem zijn, als men hem een molensteen om de hals deed en in zee wierp” (Markus 9:42, Sint-Willibrordvertaling). Precies dat staat de doodslager, de Duivel, te wachten: eeuwige vernietiging.
13. Waarmee vergeleek Jehovah de Duivel, en wat mocht hij voortbrengen voordat hij ter dood wordt gebracht?
13 Dat de Duivel zo’n einde beschoren is, werd te kennen gegeven toen Jehovah, de Rechter van allen, hem vergeleek met de slang die gebruikt was om de vrouw Eva ertoe te verleiden tegen Gods gebod in van de verboden vrucht te eten. In werkelijkheid richtte Jehovah zijn woorden tot de symbolische Slang toen hij zei: „Omdat gij dit hebt gedaan, zijt gij de vervloekte onder alle huisdieren en onder alle wilde dieren van het veld. Op uw buik zult gij gaan en stof zult gij eten al de dagen van uw leven. En ik zal vijandschap stellen tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad. Hij zal u in de kop vermorzelen en gij zult hem in de hiel vermorzelen” (Genesis 3:14, 15). Aldus werd de Duivel door God vervloekt. Het staat dus aan God deze vervloekte ter dood te laten brengen. Dit zou echter pas gebeuren nadat de vervloekte Slang de gelegenheid had gehad een „zaad”, dat wil zeggen nakomelingen in zinnebeeldige of geestelijke zin, voort te brengen. Als een geest heeft de Duivel geen inherent voortplantingsvermogen zoals de mens.
14. Wat betekende het voor de Duivel, als de Grote Slang, zinnebeeldig op de buik te kruipen, en wie werden later met hem vernederd?
14 Jehovah vergeleek de Duivel met een slang, die op de buik kruipt en stoffig voedsel eet. Op deze wijze toonde hij hoe diep de vervloekte Duivel nu vernederd werd. Daar het bij deze vernedering om het laagste bestaansniveau ging, werd ze vergeleken met de plaats die later Tartarus werd genoemd. Mettertijd voegden andere geesten, andere engelen die God als hun Vader de rug toekeerden en de Duivel tot Vader kozen, zich in deze plaats bij hem. Deze geesten werden zijn „zaad”.
15. Wat schreven Petrus en Judas over de engelen die zich bij de Grote Slang in het zondigen aansloten?
15 Met betrekking tot dit geestelijke zaad van de oorspronkelijke Slang schreef de christelijke apostel Petrus dat „God zich er niet van heeft weerhouden de engelen die zondigden te straffen, maar hen, door hen in Tartarus te werpen, aan afgronden van dikke duisternis heeft overgegeven om voor het oordeel bewaard te worden” (2 Petrus 2:4). De christelijke discipel Judas verwees eveneens naar dit door engelen gevormde „zaad” van de Slang toen hij schreef: „De engelen die hun oorspronkelijke positie niet hebben behouden maar hun eigen juiste woonplaats hebben verlaten, heeft hij met eeuwige banden onder dikke duisternis bewaard voor het oordeel van de grote dag.” — Judas 6.
16. Waarom handelde de Duivel alleen toen hij Eva door bedrog tot zondigen verleidde, en waarom zijn sommigen van mening dat hij een cherub is geweest?
16 Toen de Duivel Adams vrouw, Eva, er door bedrog toe verleidde tegen God, haar hemelse Vader, in opstand te komen, was er nog geen „zaad” van de Grote Slang. De Duivel handelde alleen. Hij dacht er niet aan zich met een engel te verbinden die hem later de heerschappij over de nakomelingen van Adam en Eva zou kunnen betwisten. Hij begeerde de alleenheerschappij over de gehele mensheid. Welke positie hij in Gods oorspronkelijke organisatie innam, weten wij niet precies. Vele bijbelonderzoekers zijn van mening dat de profetie uit Ezechiël 28:11-19 over de koning van het oude Tyrus ook op Satan de Duivel van toepassing is en redeneren derhalve dat degene die zichzelf tot een Duivel maakte, oorspronkelijk een „cherub” onder de hemelse „zonen Gods” was. Als dit zo is, dan was de mate van zijn vernedering als de Grote Slang des te groter.
17. In welke zin delen opstandige engelen de duisternis van Tartarus met de Duivel?
17 De andere engelen die tegen God in opstand kwamen en aldus het „zaad” van de Slang werden, delen als vervloekte slangen de duisternis van Tartarus met hem. Zij genieten niet langer het licht van Gods gunst en raad. Toen zij tegen God in opstand kwamen, onttrok hij zijn heilige geest aan hen.
18. (a) Waarom is de toekomst voor de Duivel en zijn engelen pikzwart? (b) Welke vraag rees nu?
18 Voor de Grote Slang en zijn uit engelen bestaande „zaad” is de toekomst pikzwart. Hun wacht Gods oordeelsdag, waarop zij ’in de kop vermorzeld’ zullen worden. God zal dit door bemiddeling van het „zaad” van zijn „vrouw” doen (Genesis 3:15). Hun zal niet slechts een hoofdwond worden toegebracht, maar hun hoofd zal werkelijk verpletterd worden, en dat betekent de dood van de Grote Slang en zijn „zaad”. Hierover kan geen misverstand bestaan, want in Romeinen 16:20 wordt aan Christus’ discipelen geschreven: „Wat de God die vrede geeft betreft, hij zal Satan binnenkort onder uw voeten verbrijzelen.” Geen wonder dat Satan en zijn „zaad” in vijandschap met het „zaad” van Gods „vrouw” leven. Toen God gewag maakte van het „zaad” van zijn „vrouw”, was dat voor hemel en aarde een mysterie. Het mysterie of heilige geheim dat nu in het gehele universum nieuwsgierigheid wekte, betrof de vraag: Wie is dit zaad van de vrouw?
EEN AARDS „ZAAD” VAN DE SLANG
19. Waarom worden christenen vermaand anders te handelen dan Kaïn, de eerstgeboren zoon van de gehele mensheid?
19 Het mysterieuze „zaad” van Gods „vrouw” bleek niet Eva’s eerstgeboren zoon te zijn, die zij Kaïn noemde. Dat Kaïn de eerstgeboren zoon van de gehele mensheid was, gaf hem niet het recht als dat beloofde „zaad” te dienen. Bovendien werd Kaïns hiel nooit door de Grote Slang, de Duivel, vermorzeld. Wat het vermorzelen van iemand in de kop betreft, Kaïn vermoordde zijn godvrezende broer Abel, vermoedelijk door hem een dodelijke slag op het hoofd toe te brengen. In plaats van door God gezegend te worden en Gods heilige geest te ontvangen, werd Kaïn de tweede in de bijbel die als „vervloekt” werd aangeduid; de symbolische Slang of de Duivel was de eerste (Genesis 3:14; 4:11). Op deze wijze maakte Kaïn zich tot een deel van het aardse „zaad” van de Grote Slang, de Duivel, want hij werd eveneens een leugenaar en een doodslager. Hij had noch zijn broer lief, die hij kon zien, noch God, die hij niet kon zien. Navolgers van Christus worden met de volgende woorden vermaand anders dan Kaïn te zijn:
„Wij [moeten] liefde voor elkaar . . . hebben; niet zoals Kaïn, die uit de goddeloze voortsproot en zijn broer vermoordde. En waarom vermoordde hij hem? Omdat zijn eigen werken goddeloos waren, maar die van zijn broer rechtvaardig” (1 Johannes 3:11, 12). „Wee hun, want zij zijn het pad van Kaïn opgegaan.” — Judas 11.
20, 21. Door wat voor zonde te begaan, bootste Kaïn de Duivel na, en met het oog op welke manifestatie was dit voor Kaïn mogelijk?
20 Kaïn bootste de Duivel, zijn geestelijke vader, „de goddeloze”, na door tegen Gods heilige geest te zondigen. Dit wil niet zeggen dat Kaïn, de eerste zoon van Adam en Eva, ooit de heilige geest bezat. Zijn aardse ouders hadden de heilige geest verloren omdat zij moedwillig Gods gebod hadden overtreden. Maar Kaïn zag de werkzaamheid van de heilige geest. Wanneer en hoe?
21 Dat was ten tijde dat Kaïn God een offer bracht van zijn veldvruchten, terwijl zijn jongere broer Abel God een offer bracht van enkele geslachte dieren van zijn kudde schapen. Waren beide offers God welgevallig? In Genesis 4:4-7 lezen wij: „Terwijl Jehovah nu goedgunstig op Abel en zijn offer neerzag, zag hij in het geheel niet goedgunstig op Kaïn en op diens offer neer. Toen ontstak Kaïn in grote toorn en zijn gelaat betrok. Hierop zei Jehovah tot Kaïn: ’Waarom zijt gij in toorn ontstoken en waarom is uw gelaat betrokken? Indien gij u tot goeddoen keert, zal er dan geen verheffing zijn? Maar indien gij u niet tot goeddoen keert, loert er zonde aan de ingang, en haar sterke begeerte gaat naar u uit; en zult gij, van uw zijde, ze overmeesteren?’”
22. Welke manifestatie van de heilige geest nam Kaïn waar?
22 Natuurlijk verscheen God bij deze gelegenheid niet aan Kaïn en Abel. Op welke wijze hij goedgunstig op Abel en zijn offer neerzag, wordt ons niet verteld. Maar er moet een zichtbaar teken dienaangaande zijn geweest. Dit was een werkzaamheid van Gods heilige geest. Kaïn zag dit, zonder dat God een woord zei. Hij ontstak daarover in grote toorn en zijn gelaat betrok. Hij reageerde niet nederig en met berouw toen hij de zichtbare werkzaamheid van Gods heilige geest zag nadat hij God een onaanvaardbaar offer had gebracht.
23. Welke vorm nam Kaïns zonde tegen de heilige geest aan, en waarom?
23 Het was duidelijk dat Kaïn niet juist handelde. Gods stem uit het onzichtbare verklaarde hem de situatie. Maar Kaïn was te trots om zich te vernederen. Hij had geen berouw en keerde zich niet tot goeddoen, hoewel de zonde als het ware aan de ingang van zijn huis loerde en sterk begeerde zich meester van hem te maken. Hij had niet de wens haar te overmeesteren, ongeacht wat Gods heilige geest hem te kennen gaf. Hij wenste geen verheffing van zijn gelaat. Derhalve smeedde hij plannen tegen degene die door God was goedgekeurd en doodde hij hem. Aldus zondigde hij tegen de heilige geest.
24. Bezat het geestelijke schepsel dat thans de Duivel is, eens de heilige geest, en zag hij de werkzaamheid van de heilige geest?
24 Dit mishaagde God, en Kaïn haalde daardoor Gods vloek over zich. Maar de Grote Slang, de Duivel, verheugde zich erover, want hij had nu een aardse zoon en deze handelde als een echt evenbeeld van zijn geestelijke vader. De Duivel had zelf tegen de heilige geest gezondigd. Behalve dat hij God zelf had gezien, had hij de werkzaamheid van de heilige geest in het hemelse rijk en ook bij de schepping van de aarde en de volmaakte mens gezien (Job 38:7). In de tijd dat hij nog geen zelfzuchtige begeerte koesterde, had hij zelf een zekere mate van de geest van zijn hemelse Vader bezeten. Hij wist waartoe deze heilige geest hem in staat had gesteld. Hij zag ook dat God ten aanzien van Adam en Eva de „geest der onverdiende goedheid” tot uitdrukking bracht door het hun mogelijk te maken zich in volmaakt menselijk leven in een aards paradijs te verheugen. En wat deed deze hemelse ’zoon van God’ niettemin? — Hebreeën 10:29.
25. Welke verdere zonden beging deze ’zoon van God’ tegen de heilige geest, en tot wat maakte hij zich derhalve?
25 Hij stelde de „geest der onverdiende goedheid” verkeerd voor door Eva te vertellen dat God deze geest uit zelfzuchtige beweegredenen gebruikte. Ook beweerde hij dat God het verbod met betrekking tot het eten van de boom der kennis van goed en kwaad slechts had uitgevaardigd omdat hij vreesde dat zijn menselijke schepselen het vermogen zouden kunnen verwerven onafhankelijk van hem beslissingen te nemen, beslissingen met betrekking tot wat juist en wat verkeerd, wat goed en wat slecht is. Toen deze geestenzoon van God derhalve moedwillig en opzettelijk de feiten verdraaide en loog om Eva tot zonde te verleiden, zondigde hij tegen de heilige geest — een zonde die niet vergeven kan worden. Hij had zich door het zelfzuchtige vooruitzicht soevereiniteit over de aarde en haar menselijke bewoners uit te oefenen, laten verlokken en had toen stappen ondernomen om die soevereiniteit te verkrijgen. Daarbij verloor hij Gods heilige geest. De vrucht van Gods geest die hij tot dan in zijn leven had voortgebracht, verkwijnde en stierf. Hij maakte zichzelf tot een Duivel en verdiende nu slechts de vernietiging. — Hebreeën 12:29; 6:7, 8.
26. Hoe werd de Duivel de „heerser der demonen”, en waarom zullen degenen die spiritisme beoefenen, geen aandeel aan Gods koninkrijk hebben?
26 Deze eerste zondaar tegen de heilige geest maakte zich tot een demon. De engelenzonen Gods die zich later bij hem in zijn opstand tegen God aansloten, werden eveneens demonen. Deze demonen werden het „zaad” van de Grote Slang, en zo werd de Duivel de „heerser der demonen” en werd hij als zodanig Beëlzebul genoemd (Matthéüs 12:24-27). Deze demonen bevorderen het demonisme, om de mensen van de aanbidding van Jehovah, de ene levende en ware God, af te keren. Zij worden als „onreine geesten” geclassificeerd (Matthéüs 10:1, 8; 12:43-45). De beoefening van spiritisme onder de invloed van deze demonen kan slechts tot geestelijke onreinheid leiden en maakt de desbetreffende persoon in Gods ogen onrein. De beoefening van spiritisme behoort tot de werken van het gevallen vlees, die iemand verhinderen een aandeel aan Gods koninkrijk en de zegeningen daarvan te hebben. De onreine geesten verzetten zich tegen Gods heilige geest, en God veroordeelt personen die iets met onreine geesten te maken hebben. — Deuteronomium 18:9-14; Galáten 5:19, 20; Openbaring 9:20, 21; 21:8.
WAT VOOR EEN „GEEST” HET IS
27. Waarom dienen wij nu in staat te zijn vast te stellen wat voor een geest achter de huidige oude ordening staat?
27 Het is voor ons van het hoogste belang het bovenstaande te weten, want dat helpt ons de reden voor de huidige toestand van de mensheid te begrijpen. Wij leven thans in de twintigste eeuw, een eeuw die van menselijk standpunt uit bezien zo veelbelovend begon. Volgens de tijdrekening van de Heilige Schrift zijn er nu zo goed als 6000 jaar verstreken sinds de zelfzuchtige ’zoon van God’ tegen Jehovah’s universele soevereiniteit in opstand kwam en Adam en Eva ertoe verleidde God op soortgelijke wijze ongehoorzaam te worden. Nadat deze beide menselijke opstandelingen uit het paradijs van Eden waren verdreven, ontstond er op aarde een nieuwe menselijke ordening — een andere ordening dan God, hun Schepper, voor onze planeet, de Aarde, had beoogd. Intussen dienen wij in staat te zijn, vast te stellen wat voor een geest achter de nu oude ordening staat.
28. Wat bedoelen wij met het woord „geest” wanneer wij spreken over de geest die achter de oude ordening staat?
28 Met het woord „geest” bedoelen wij een onzichtbare werkzame kracht, een kracht die aanspoort, bezielt en aandrijft en die de mensenmaatschappij in het algemeen voortstuwt. Deze kracht beïnvloedt hun levenswijze. Ze leidt hen in een bepaalde richting. De mensen in het algemeen handelen dan ook op een tamelijk uniforme wijze, zonder zich er eigenlijk van bewust te zijn of zonder er al te zeer over na te denken. Zij handelen nagenoeg instinctief en worden daarbij door een innerlijke drang gedreven, zodat zij een algemene routine volgen en een bepaalde levensstijl ontwikkelen. Er kunnen al naar gelang van de individuele persoonlijkheid geringe afwijkingen zijn, maar toch hebben zij in hun leven en doeleinden iets gemeenschappelijks, wat voor de mensenmaatschappij van het huidige samenstel van dingen karakteristiek is.
29, 30. (a) Wie is de onzichtbare heerser van deze oude ordening, en oefent hij zijn heerschappij alleen uit? (b) Welke uitwerking heeft deze onzichtbare heerschappij?
29 Deze geest achter de huidige oude ordening der dingen wordt voor een groot deel door onzichtbare, bovenmenselijke personen beïnvloed, die deze ordening der dingen beheersen en het bestuur ervan hebben overgenomen. Er bestaat beslist geen twijfel over wie de gehele ordening door zijn invloed beheerst. In het vijfde millennium van de oude ordening verklaarde Jezus Christus dat Satan de Duivel „de heerser van deze wereld” was, met wie hij geen vriendschappelijke betrekkingen had. In de laatste nacht van zijn leven als mens hier op aarde zei Jezus Christus tot zijn apostelen: „De heerser van de wereld is op komst. En hij heeft geen vat op mij” (Johannes 12:31; 14:30; 16:11). Maar Satan de Duivel oefent zijn onzichtbare heerschappij over de mensheid niet alleen uit. Met hem verbonden zijn demonenengelen, die hem als hun soeverein erkennen. Al deze demonenmachten hebben de hand in de aangelegenheden van de huidige oude ordening der mensenmaatschappij.
30 De bovenmenselijke heerschappij van deze machten heeft een schadelijke uitwerking. Dit wordt bevestigd in de profetie die de apostel Johannes over de destijds nog toekomstige verdrijving van de demonen uit de heilige hemel optekende. Deze profetie, die in Openbaring 12:7-12 staat, luidt:
„En er brak oorlog uit in de hemel: Michaël en zijn engelen streden tegen de draak, en de draak en zijn engelen streden, maar hij zegevierde niet, en ook werd er voor hen geen plaats meer gevonden in de hemel. Neergeslingerd werd daarom de grote draak, de oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan wordt genoemd, die de gehele bewoonde aarde misleidt; neergeslingerd werd hij naar de aarde, en zijn engelen werden met hem neergeslingerd. . . . ’Wee de aarde en de zee, want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft.’”
31. Met betrekking tot welke aanbidding heeft Satan, de „draak”, volgens Openbaring 13:4 de gehele bewoonde aarde misleid?
31 Een van de gebieden waarop de Bedrieger, Satan de Duivel, de gehele bewoonde aarde heeft misleid, is de aanbidding van hem in eigen persoon, waartoe hij hen verleid heeft. Oprechte, maar misleide personen zullen misschien geschokt zijn over zo’n onthulling, maar in Openbaring 13:4 staat over degenen die zich met de politiek der wereld bezighouden: „Zij aanbaden de draak omdat hij aan het wilde beest de autoriteit had gegeven, en zij aanbaden het wilde beest.”
32. Uit welke handelwijze ten opzichte van het licht van het goede nieuws blijkt duidelijk wie de „god van dit samenstel van dingen” is?
32 De apostel Paulus bevestigde eveneens dat de mensenwereld bewust of onbewust de Duivel aanbidt. Paulus zei: „Als er nu in werkelijkheid een sluier ligt over het goede nieuws dat wij bekendmaken, dan is het gesluierd onder hen die vergaan, onder wie de god van dit samenstel van dingen de geest van de ongelovigen heeft verblind opdat het verlichtende licht van het glorierijke goede nieuws over de Christus, die het beeld van God is, niet zou doorschijnen” (2 Korinthiërs 4:3, 4). Dit samenstel van dingen heeft een „god”. Zijn goddelijkheid en ook zijn heerschappij over de wereld moeten beslist een invloed hebben op de geest die achter de huidige oude ordening der dingen staat.
33. Hoe hebben wij allen van nature de gevolgen ondervonden van datgene wat de „god van dit samenstel van dingen” kort na het begin van de geschiedenis der mensheid deed?
33 Kort na het begin van de geschiedenis der mensheid veroorzaakte degene die nu „de god van dit samenstel van dingen” is, de val van onze eerste menselijke ouders. Adam en Eva werden ertoe gebracht hun Schepper ongehoorzaam te zijn. Dit was voordat wij geboren werden. Wij allen hebben de slechte gevolgen hiervan ondervonden. In Romeinen 5:12 spreekt de apostel Paulus in overeenstemming met de feiten wanneer hij schrijft dat „door bemiddeling van één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus de dood zich tot alle mensen heeft uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden”. Wij zijn onder het goddelijke doodsoordeel gekomen omdat wij onvolmaaktheid, zondigheid en morele verdorvenheid geërfd hebben. Wij waren zo goed als dood. In Gods ogen leefden wij niet.
34, 35. Waarom waren wij destijds in Gods ogen zo goed als dood, en wat was in ons aan het werk?
34 Wij waren van nature erfgenamen van Gods toorn, „kinderen der gramschap”. Wij waren „vervreemd van het leven dat God toebehoort” (Efeziërs 4:18). In Kolossenzen 1:21 staat bovendien: „Gij [waart] eens vervreemd en vijanden . . . omdat uw geest gericht was op de werken die goddeloos waren.” Wegens die toestand was Jehovah God niet in ons werkzaam. Wie of wat was dan in ons werkzaam?
35 In antwoord op die vraag vertellen de woorden in Efeziërs 2:1-5, die tot bekeerde christenen werden gericht, ons: „Gij [waart] dood . . . in uw overtredingen en zonden, waarin gij eens hebt gewandeld overeenkomstig het samenstel van dingen van deze wereld, overeenkomstig de heerser van de autoriteit der lucht, de geest die thans werkzaam is in de zonen der ongehoorzaamheid. Ja, onder hen hebben wij allen ons eens in overeenstemming met de begeerten van ons vlees gedragen, doende de dingen die het vlees en de gedachten wilden, en wij waren van nature kinderen der gramschap, evenals de overigen. Maar God, die rijk aan barmhartigheid is, heeft ons wegens zijn grote liefde, waarmee hij ons heeft liefgehad, te zamen met de Christus levend gemaakt.”
36. Wat wordt volgens sommige bijbelvertalers bedoeld met de „geest” waarover in Efeziërs 2:2 wordt gesproken, en door wie wordt deze geest beheerst?
36 Wie is die „geest die thans werkzaam is in de zonen der ongehoorzaamheid”? Hij is de aartsrebel aller rebellen tegen Jehovah God, namelijk de Duivel, „de oorspronkelijke slang”. Wij dienen hier echter te vermelden dat sommige bijbelvertalers het woord „geest” in Efeziërs 2:2 als iets onpersoonlijks opvatten. Zij beschouwen deze „geest” als een onzichtbare werkzame kracht die van de „heerser van de autoriteit der lucht” uitgaat en werkzaam is in degenen die Jehovah God ongehoorzaam zijn. In de Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap bijvoorbeeld luidt Efeziërs 2:2: „Waarin gij vroeger gewandeld hebt overeenkomstig den loop dezer wereld, overeenkomstig den overste van de macht der lucht, van den geest, die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid.” (Zie ook de Petrus-Canisiusvertaling.) Zo’n onpersoonlijke „geest” zou onder de heerschappij van de goddeloze staan, die autoriteit over de „lucht” uitoefent. Die „geest” zou degenen aandrijven die „overeenkomstig het samenstel van dingen van deze wereld” wandelen en God ongehoorzaam zijn.
37, 38. Hoe toont 1 Johannes 2:15-17 op welke wijze de geest die achter de huidige oude ordening staat, zich manifesteert?
37 Hoe kunnen wij er een duidelijk beeld van krijgen welke geest achter de huidige oude ordening der dingen staat of hoe die zich manifesteert? Welnu, laten wij eens zien wat de apostel Johannes schreef. Hij waarschuwde christenen voor die wereldse geest met de woorden: „Hebt de wereld niet lief noch de dingen in de wereld. Indien iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem; want alles wat in de wereld is — de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft — spruit niet voort uit de Vader, maar uit de wereld. De wereld gaat bovendien voorbij en ook haar begeerte.” — 1 Johannes 2:15-17.
38 Bijgevolg wekt de geest van de oude ordening in wereldse mensen de begeerte naar dingen die aanlokkelijk voor hun ogen en aangenaam voor het vlees zijn; en logischerwijs leiden zulke begeerten tot zelfzuchtige handelingen. Hun zelfzuchtige begeerte naar dingen die het oog en het gevallen vlees behagen, brengt hen ertoe een menigte dingen als middelen voor levensonderhoud op te hopen om van het leven te genieten. Zij zijn trots op hun bezit en trachten door opzichtig met hun middelen voor levensonderhoud te geuren, indruk op anderen te maken. Dit wekt in degenen die deze dingen niet hebben, de wens ze eveneens te bezitten.
39. Hoe toonden joden in de eerste eeuw dat zij weigerden Gods geest te ontvangen, en wat waren volgens Romeinen 1:26-32 de gevolgen voor hen dat zij hun eigen weg gingen?
39 In de eerste eeuw van onze Gewone Tijdrekening waren er joden die er de voorkeur aan gaven zich te laten beïnvloeden door de geest die achter de wereldomvattende ordening der dingen staat. De tempel die door koning Herodes was gebouwd, stond nog in hun nationale hoofdstad Jeruzalem en zij waren vertrouwd met het wetstelsel dat zij door bemiddeling van de profeet Mozes hadden ontvangen. Zij wilden niet de geest van God ontvangen die tot uitdrukking werd gebracht in het reine christendom dat destijds op de gehele bewoonde aarde werd verkondigd. Derhalve liet Jehovah God hen, net als het afvallige Israël uit de oudheid, hun eigen weg gaan. Wat waren de gevolgen voor hen? In Romeinen 1:26-32 geeft de apostel Paulus ons daarop het antwoord:
„Daarom heeft God hen overgegeven aan schandelijke seksuele begeerten, want ook hun vrouwen hebben het natuurlijke gebruik van zichzelf veranderd in een tegennatuurlijk gebruik; en insgelijks hebben ook de mannen het natuurlijke gebruik van de vrouw laten varen en zijn zeer verhit geworden in hun wellust jegens elkaar, mannen met mannen, ontucht plegend en in zichzelf de volledige vergelding ontvangend die hun voor hun dwaling toekwam. En evenals zij het verwerpelijk hebben geacht een nauwkeurige kennis van God te hebben, heeft God hen aan een verwerpelijke geestestoestand overgegeven om de dingen te doen die niet betamen, vervuld als zij waren van allerlei onrechtvaardigheid, goddeloosheid, hebzucht, slechtheid, vol zijnde van afgunst, moord, twist, bedrog, kwaadaardigheid, heimelijke fluisteraars zijnde, achterklappers, haters van God, onbeschaamd, hoogmoedig, aanmatigend, uitvinders van schadelijke dingen, ongehoorzaam aan ouders, zonder verstand, ontrouw aan overeenkomsten, geen natuurlijke genegenheid hebbend, onbarmhartig. Ofschoon dezen zeer goed op de hoogte zijn van het rechtvaardige besluit Gods, dat zij die zulke dingen beoefenen, de dood verdienen, blijven zij ze niet alleen doen, maar schenken zij ook nog hun goedkeuring aan hen die ze beoefenen.”
40, 41. Werd de geest die achter de oude ordening staat, door de verbreiding van het christendom verdrongen, en wat voorzei Paulus in 2 Timótheüs 3:1-12?
40 In dat apostolische tijdperk van de eerste eeuw G.T. werd het ware christelijke geloof verkondigd. Had met de verbreiding van het christendom Gods heilige geest de geest achter de oude ordening der dingen niet moeten verdringen? En had dit niet vooral het geval moeten zijn nadat de Romeinse keizer Constantijn de Grote in de vierde eeuw G.T. de christenheid had gesticht? Werd de vooruitstrevende mensenmaatschappij destijds niet met een nieuwe, moreel reine en in religieus opzicht heilige geest bezield? Neen. Volgens datgene wat de gevangen apostel Paulus omstreeks het jaar 65 G.T. schreef, was dat niet het geval. In zijn laatste brief, die hij aan zijn jarenlange metgezel Timótheüs richtte, voorzei hij:
41 „In de laatste dagen [zullen er] kritieke tijden . . . aanbreken, die moeilijk zijn door te komen. Want de mensen zullen zichzelf liefhebben, het geld liefhebben, zullen aanmatigend zijn, hoogmoedig, lasteraars, ongehoorzaam aan ouders, ondankbaar, deloyaal, geen natuurlijke genegenheid hebbend, niet ontvankelijk voor enige overeenkomst, kwaadsprekers, zonder zelfbeheersing, heftig, zonder liefde voor het goede, verraders, onbezonnen, opgeblazen van trots, met meer liefde voor genoegens dan liefde voor God, die een vorm van godvruchtige toewijding hebben, maar de kracht ervan niet blijken te bezitten; . . . Trouwens, allen die met godvruchtige toewijding in vereniging met Christus Jezus wensen te leven, zullen ook vervolgd worden.” — 2 Timótheüs 3:1-5, 12.
42. Waarom willen wij niet de geest hebben die achter de ondersteuners van de oude ordening staat?
42 In al deze eigenschappen komt de geest tot uitdrukking die de grote massa der mensheid, die de oude ordening der dingen ondersteunt, in het algemeen aandrijft. Willen wij ons door zo’n geest, door zo’n kracht, in ons leven laten aandrijven en leiden? Neen; niet wanneer wij de vruchten in aanmerking nemen die de ondersteuners van de oude ordening thans als gevolg van hun geest oogsten! Wij wensen oprecht een andere geest te hebben, een geest die ten behoeve van een betere ordening der dingen werkzaam is. Dit vereist dat wij de enige andere geest hebben die er is — de heilige geest.