Vragen van lezers
● In Kolossenzen 3:23 krijgen christenen de raad hun meester „met geheel [hun] ziel als voor Jehovah en niet voor mensen” te dienen. Betekent dit dat werelds werk dat als voor Jehovah wordt verricht, deel uitmaakt van onze heilige dienst?
Het Griekse woord latreia, dat in de Nieuwe-Wereldvertaling met „heilige dienst” is vertaald, heeft betrekking op toegewijde aanbidding of dienst voor God (Rom. 12:1). Jezus heeft zelf aangetoond dat dit inhoudt dat men in de eerste plaats trouw is aan Jehovah (Matth. 4:8-10; Luk. 4:5-8). Het is dienst die wordt verricht ter bevordering van de belangen van Jehovah’s koninkrijk.
In de oudheid verrichtte Gods opgedragen natie Israël „heilige dienst” in gehoorzaamheid aan de vereisten van het Wetsverbond, ten einde „een koninkrijk van priesters en een heilige natie” voor Jehovah te worden (Ex. 19:5, 6). Deze dienst verschafte voorbeeldige afschaduwingen van werkelijkheden die later zouden verschijnen onder de regeling van het Nieuwe Verbond en die in verband stonden met Gods koninkrijk in handen van Christus Jezus (Hebr. 8:5; 9:9, 14). Zo wordt er tot gezalfde christenen gezegd: „Laten wij . . ., aangezien wij een koninkrijk zullen ontvangen dat niet geschokt kan worden, onverdiende goedheid blijven hebben, waardoor wij heilige dienst voor God kunnen verrichten op een hem welgevallige wijze, met godvruchtige vrees en ontzag” (Hebr. 12:28). Hun metgezellen, de leden van de „grote schare”, die ernaar uitzien eeuwig leven op aarde te ontvangen, moeten eveneens godvruchtige vrees aan de dag leggen wanneer zij hun toegewezen „heilige dienst” in het aardse voorhof van Jehovah’s tempel verrichten. — Openb. 7:9, 15.
Houdt deze „heilige dienst” eenvoudig in dat wij ’een fatsoenlijk leven leiden’, zodat wij een goed voorbeeld zijn in de wijze waarop wij ons gezin grootbrengen en verzorgen, ons huis schoonhouden, ons best doen op school, enzovoort? Dit kan bezwaarlijk het geval zijn, want de Israëlieten deden zulke dingen normaal reeds maar verrichtten bovendien nog de heilige dienst die Jehovah hun had opgedragen (Ex. 7:16; 12:25, 26 [latreia, Griekse Septuaginta-vertaling]). En hoewel de sabbatswet van hen verlangde dat zij ’zes dagen dienst verrichtten en daarop al hun werk deden’, werden er gedurende de zevende dag bepaalde heilige diensten verricht, bijvoorbeeld tijdens feesten en doordat er onderricht werd gegeven in de synagogen. — Ex. 13:5, 6; 20:9; Hand. 13:14, 15; 18:4.
In deze tijd zijn er mensen die een rein, moreel rechtschapen leven leiden maar die helemaal geen belangstelling hebben voor God of zijn voornemen. Hun leven kan beslist niet als „heilige dienst” worden beschreven. Het is duidelijk dat deze dienst speciaal te maken heeft met dienst voor God, die wordt verricht uit waardering voor heilige dingen — iets wat buiten de normale gang van zaken om gaat en waarvoor offers in de vorm van tijd en energie nodig zijn. Deze dienst verschilt van werelds werk of de dagelijkse bezigheden, hoewel deze door christenen ook „tot Gods heerlijkheid” moeten worden verricht. — 1 Kor. 10:31; Rom. 1:9.
In deze tijd voorafgaande aan de „grote verdrukking” vereist onze „heilige dienst” vooral gehoorzaamheid aan Jezus’ geboden om „dit goede nieuws van het koninkrijk” te prediken en te onderwijzen, de mensen te waarschuwen en discipelen te maken (Matth. 24:14, 21; 28:19, 20). „Heilige dienst” omvat ook dat wij voor aanbidding bijeenkomen en als gezin de bijbel bestuderen en de tekst voor elke dag bespreken. Verder valt hieronder de speciale dienst in het pioniers- en zendingsveld, alsook de dienst die wordt verricht op Bethelhuizen, die zijn opgericht als centra van waaruit geestelijk voedsel wordt verschaft en leiding wordt gegeven aan het wereldomvattende werk van Jehovah’s Getuigen. Verder kunnen hiertoe ook de diensten worden gerekend die door reizende en gemeentelijke opzieners en dienaren in de bediening ten behoeve van de geestelijke belangen van hun broeders en zusters worden verricht (Deut. 31:12, 13; 6:4-9; Ef. 6:4; Hand. 1:8; 20:28; 1 Petr. 5:2, 3; 1 Tim. 3:1, 12, 13). Deze „heilige dienst” van de zijde van geheel Gods georganiseerde volk wordt verricht met een toegewijd hart en met de hulp van Jehovah’s geest en zijn heilige engelen (Fil. 3:3; Hand. 27:23). Indien wij door middel van zulke dienst ’eerst het koninkrijk en Gods rechtvaardigheid blijven zoeken’, zal Jehovah erop toezien dat er in onze dagelijkse levensbehoeften wordt voorzien. — Matth. 6:33; Luk. 12:31.
Onze „heilige dienst” moet worden verricht naar het voorbeeld van de dienst die Jezus op aarde verrichtte (1 Petr. 2:21-23). Vandaar dat deze dienst wordt verricht uit liefde voor God en liefde voor de naaste, de soort van zelfopofferende liefde die Jezus, ons Model, heeft betoond (Mark. 12:30, 31; Joh. 13:34; 15:13). In deze dienst neemt onze openbare prediking de voornaamste plaats in, want er wordt ons opgedragen: „Laten wij door bemiddeling van [Jezus] God altijd een slachtoffer van lof brengen, namelijk de vrucht der lippen die zijn naam in het openbaar bekendmaken.” Terzelfder tijd moeten wij ’niet vergeten goed te doen en anderen met ons te laten delen’ — neen, niet louter als een uiting van liefdadigheid, maar vanuit het hart ten behoeve van medeaanbidders. Wanneer onze broeders derhalve behoeftig zijn, door een ramp zijn getroffen of in benauwdheid verkeren, zullen wij liefdevolle hulp verlenen, zodat allen ertoe worden aangemoedigd zonder wankelen vast te houden aan de openbare bekendmaking van hun hoop. „Zulke slachtoffers zijn God welgevallig.” — Hebr. 10:23-25; 13:15, 16; Rom. 10:10-15; Jak. 1:27.