De charme van eerlijkheid
EENVOUDIGE, oprechte eerlijkheid is aantrekkelijk, heeft charme. Een krachtig ontwikkelde persoonlijkheid schijnt er automatisch bij te horen, hoewel de persoon bij wie we haar aantreffen helemaal niet hoogontwikkeld of financieel welgesteld hoeft te zijn.
Een illustratie hiervan wordt gevormd door een voorval dat al weer enkele jaren geleden plaatsvond. Een geleerde arts in de Verenigde Staten wees zijn kinderen op een voorbeeld van eerlijkheid: een taxichauffeur! De arts had gelezen dat de taximan twee zakken juwelen had teruggebracht naar hun rechtmatige eigenaar, die ze bij hem in de auto had laten liggen. Daarom schreef hij naar de kinderen van de taxichauffeur: „Ik heb drie zoons en ik hoop dat ik ze even trots kan maken op de wijze waarop ik mijn werk verricht.”
Zulk een eerlijkheid is inderdaad plezierig om waar te nemen en waard om aanbevolen te worden. Grove oneerlijkheid daarentegen zal bij alle mensen die zichzelf enigszins respecteren een duidelijke reactie van afkeuring teweegbrengen. Zij verfoeien diefstal en vinden niets bekoorlijks aan deze praktijk.
Zou men hun ernaar vragen dan zouden zij u waarschijnlijk niet exact kunnen vertellen waarom stelen hen niet aantrekt — het schijnt een praktijk te zijn die mensen een natuurlijke afkeer inboezemt. Wat zij echter wel weten, is dat berovingen, winkeldiefstal, belastingontduiking en dergelijke, „eerlijke” burgers jaarlijks miljarden guldens kost in de vorm van politiebescherming en extra heffingen op produkten en diensten. Oneerlijkheid schept een klimaat van vrees, een klimaat waarin niemand meer weet wie hij kan vertrouwen. Geen wonder daarom dat grove oneerlijkheid geen enkele charme heeft voor fatsoenlijke mensen en hun alleen maar afkeer inboezemt.
Is dat echter alles wat er over eerlijkheid valt te zeggen — dat men niet zonder toestemming persoonlijke eigendommen van anderen mag wegnemen, dat het verkeerd is om de regering te bedriegen en dat iemand verloren artikelen moet terugbrengen naar een wellicht weer opgespoorde eigenaar? Nauwelijks. Er is nog veel meer bij betrokken.
Weerspiegeld in iemands gehele leven
Iemand zal misschien niet de bezittingen van anderen stelen, maar is hij in andere opzichten even „eerlijk”? Is hij bijvoorbeeld openhartig en oprecht in zijn omgang met anderen? Of is hij dubbelhartig? Maakt hij gebruik van listige, onderhandse methoden, misschien door geruchten en leugens te verspreiden om anderen in diskrediet te brengen en zelf vooruit te komen? Is hij eerlijk in zijn gedrag ten aanzien van de andere sekse? Iemand die flirt met de gevoelens van anderen is niet eerlijk. Zoals blijkt gaat eerlijkheid dus veel verder dan een correcte behandeling van geld en goederen; het raakt elk onderdeel van iemands leven.
Een extra aanwijzing dat dit zo is, vinden we ook in de grondbetekenis van het Griekse woord dat soms in de bijbel met „eerlijkheid” is vertaald. De christelijke apostel Paulus schreef: „Blijf voor ons bidden, want wij vertrouwen dat wij een eerlijk geweten hebben, daar wij ons in alle dingen eerlijk wensen te gedragen” (Hebr. 13:18). Het hier gebruikte Griekse woord duidt letterlijk op iets dat ’door en door goed’, mooi en waardevol is.
De apostel Paulus was angstvallig nauwgezet wanneer het ging om het afhandelen van geldelijke aangelegenheden met zijn christelijke broeders; slechts eerlijke mannen werden door hem voor financiële transacties gebruikt, opdat niemand aanmerkingen op Paulus’ bediening zou kunnen maken (2 Kor. 8:16-21). In zijn brief aan de Hebreeën echter, stelde Paulus zijn gehele levensloop aan hen ten voorbeeld. Hij had bedrog en list vermeden. En wegens zijn eerlijke, getrouwe dienst kon hij hun vol vertrouwen verzoeken ten behoeve van hem te bidden. En is er wat dat betreft iets veranderd? Vinden wij het ook in deze tijd niet aangenaam in gezelschap van zulke personen te verkeren? Zijn zij niet het soort van mensen voor wie wij graag ’blijven bidden’?
Als mensen al graag omgaan met iemand die echt eerlijk en oprecht is, hoe moet God zo’n persoon dan wel niet bezien. De bijbelschrijver David bad tot Jehovah: „Zie! In waarheidsgetrouwheid in de inwendige delen hebt gij behagen geschept; en moogt gij mij in het verborgene zelf louter wijsheid doen kennen” (Ps. 51:6). Ja, eerlijkheid of „waarheidsgetrouwheid” moet uit de „inwendige delen”, of „het verborgene zelf” komen; ze moet typerend zijn voor wat iemand werkelijk is. David geeft hier toe dat zelfs hij moest leren werkelijk eerlijk te zijn vanuit zijn „inwendige delen”, aangezien dit bij hem geen aangeboren eigenschap was.
Wanneer waarheidsgetrouwheid of eerlijkheid het kenmerk is van iemands leven, zijn de resultaten altijd gunstig en tot blijvend welzijn van alle betrokkenen. Begrijpelijk dat David de wens koesterde dat deze voortreffelijke karaktertrek op praktische wijze in elk aspect van zijn dagelijks leven zou doorwerken en hij derhalve, in de parallelle zin van zijn psalm, ook bad om „louter wijsheid”. Hoe kan iemand in deze tijd worden gevormd tot het volgen van een oprechte en werkelijk „wijze” levenswandel?
Het ontwikkelen van ware eerlijkheid
Onder meer door Gods Woord de bijbel te bestuderen. Tevens door na te denken over de wonderbare werken en daden van God. Met het gevolg dat iemand diep in zich, in zijn „inwendige delen”, beter gaat aanvoelen wat wel of niet verkeerd is. Hij neemt het bijbelse gebod ter harte: „Wie steelt, stele niet meer” (Ef. 4:28). Elk deel van zijn persoonlijkheid raakt langzamerhand vervuld van een verlangen om zuiver, ja, werkelijk eerlijk te zijn.
Dit is een wondermooi proces. Al in duizenden voorheen oneerlijke personen heeft het zich voltrokken. Sommigen waren echte dieven of winkeldievegges; anderen gingen slinkser te werk, verhoogden onkostenrekeningen of maakten zich schuldig aan andere bedrieglijke praktijken. Maar zij kwamen in contact met de bijbel — en met degenen die werkelijk in dit boek geloof stellen: Jehovah’s getuigen. Over de gehele aarde staan Jehovah’s getuigen bekend als een organisatie van eerlijke mensen uit alle lagen van de bevolking; de hierboven besproken taxichauffeur is een getuige van Jehovah in de stad New York.
Enige tijd terug bezocht een verslaggever van de Seattle Times (Washington) een vergadering van Jehovah’s getuigen en berichtte:
„Stelt u zich, indien mogelijk, het volgende voor: 40.000 bezoekers in één stad en allemaal gehoorzame burgers . . .
Ik zag tienduizenden mensen ’s middags in het stadion opstaan om hun middagmaal te gaan gebruiken, hun zitplaatsen voor de middagzitting bezet houdend met bandrecorders, verrekijkers, paraplu’s, tasjes, sweaters en camera’s en daarna voor ongeveer 90 minuten weggaand zonder zich zorgen te maken over diefstal. . . .
Door de hoge maatstaven die zij aanleggen op het gebied van de moraal en door hun eerlijkheid brengen zij niets dan goeds naar elke stad die zij voor een vergadering uitkiezen.”
Zelfs ver weg van huis, wanneer zij niet door intieme verwanten of kennissen worden gadegeslagen, zijn deze christenen eerlijk. Zij behoren niet tot die hotelgasten (één op de drie) die dingen wegnemen van het hotel waar zij verblijf houden. „Het stelen van . . . ’souvenirs’ uit hotels en motels heeft in het hele land schrikbarende afmetingen aangenomen. . . . Het is onmogelijk de precieze waarde te berekenen van alle voorwerpen die worden meegenomen”, aldus een verslag in de New York Times over de toestand in Amerika.
Dan wekt het ook geen verbazing meer dat een groot motel in San Bernardino, in de Amerikaanse staat Californië, een dankbrief schreef aan een vrouw, een getuige van Jehovah, nadat zij een handdoek had teruggezonden die zij per ongeluk bij haar persoonlijke bezittingen had ingepakt. In de brief van de hotelhouder stond onder meer:
„Zolang als ik in het hotelvak ben, kan ik me niemand herinneren die een handdoek terugstuurde. Uit onze boeken blijkt dat er het afgelopen jaar 500 zijn ’zoekgeraakt’.
Het was voor mij een aangename verrassing bericht van u te ontvangen en ik zie ernaaruit u weer te mogen verwelkomen.”
Wat een voortreffelijk getuigschrift van christelijke eerlijkheid! Toch hebben duizenden ware christenen evenals deze vrouw het verlangen ontwikkeld ook in dit soort van aangelegenheden eerlijk te zijn.
Ja, elk aspect van iemands leven dient beheerst te worden door eerlijkheid. En naarmate men gevoeliger wordt op het gebied van eerlijkheid, zal men ook iets anders leren. Wat? Evenwichtigheid.
Een evenwichtige zienswijze
Iemand die zich respecteert wil niet de reputatie van een dief hebben — groot of klein. Aan de andere kant echter zal hij ook niet graag als een fanaticus bekend staan, zelfs niet onder zijn eigen christelijke broeders. Langzamerhand komt hij er derhalve achter dat hetgeen men onder „stelen” moet verstaan, lang niet altijd zwart of wit is aan te geven. Bij het toepassen van beginselen in verband met eerlijkheid zal hij al spoedig ontdekken dat er heel wat grijze vlakken bestaan.
Een christen weet dat het achtste van de Tien Geboden eenvoudig luidt: „Gij moogt niet stelen” (Ex. 20:15; Matth. 19:18; Rom. 13:9). In de meeste omstandigheden van het leven zijn die woorden betrekkelijk gemakkelijk te begrijpen en toe te passen, zoals in het geval van de taxichauffeur die ineens met twee zakken juwelen in zijn auto zat. Maar neem nu eens een andere situatie. Stel u bent in een openbare telefooncel; wanneer u klaar bent met uw gesprek, valt de munt uit de automaat in het wisselbakje terug. Wat dan? Zou het oneerlijk zijn de munt te houden?
Wel, geldt er voor alle situaties een eenvoudig ’Ja’ of ’Nee’? Sommige mensen zeggen misschien dat het muntstuk niet behouden mag worden. Anderen herinneren zich wellicht dat dezelfde telefoonautomaat bij andere gelegenheden geen aansluiting gaf, maar toch het ingeworpen geld vasthield. De munt wel of niet houden — is dat niet iets wat iemand, op de hoogte van de omstandigheden — voor zichzelf zal moeten beslissen?
Of neem een andere illustratie. Het zou gemakkelijk zijn kritiek te hebben op iemand die bijvoorbeeld pennen „meeneemt” van het kantoor waar hij werkt. Maar er zijn bedrijven die hun werknemers zelfs aanmoedigen pennen en potloden met de firmanaam erop gedrukt, mee te nemen en weg te geven als een vorm van reclame.
Of neem de situatie dat een koper en verkoper met elkaar aan het loven en bieden zijn. In sommige landen is het de gewoonte dat de koopman begint met voor zijn produkt, een deken bijvoorbeeld, een veel hogere prijs te vragen dan het werkelijk waard is. De koper aan de andere kant meent dat de deken zo en zoveel waard is. Hij weet echter dat het dwaas zou zijn onmiddellijk met die prijs op de proppen te komen, omdat er met loven en bieden nu eenmaal gegeven en genomen moet worden; de verkoper laat zijn prijs slechts zakken als de koper zijn aanbod laat stijgen totdat er een wederzijds aanvaardbaar bedrag uit de bus komt.
Gesteld u was de koper, zou u het dan oneerlijk vinden van uzelf met een lager bod te beginnen dan het bedrag waarvan u weet dat het produkt het waard is? Is het „eerlijker” met de door u geschatte juiste prijs te beginnen en dan gedwongen te zijn meer te betalen? Of zou u als verkoper altijd met verlies willen verkopen omdat u weigert met een te hoge prijs te beginnen? Dat lijkt nauwelijks redelijk. Gewoonlijk weet noch de koper noch de verkoper vooruit wat de uiteindelijk voor beiden aanvaardbare prijs zal zijn. Het loven en bieden is de gewone manier om daarachter te komen.
Uit deze enkele voorbeelden blijkt wel dat evenwichtigheid verplicht is. Een rijpe christen weet dat de bijbel zegt: „Gij moogt niet stelen.” Tegelijkertijd is hij zich ervan bewust dat ook de omstandigheden in aanmerking genomen moeten worden wanneer hij ijverig tracht dit beginsel in zijn leven toe te passen. Hij dient ook te weten dat iedereen ’oogst wat hij zaait’ (Gal. 6:7). Als iemand een te vrijzinnig standpunt inneemt, zouden sommigen kunnen gaan twijfelen aan zijn betrouwbaarheid in moeilijker situaties. Is hij te star, dan is hij wellicht onrealistisch.
Uit eigen ervaring weet een christen dat factoren, onbekend voor anderen, van invloed kunnen zijn op de beslissingen die hij neemt. Hij zal derhalve niet te snel veroordelen wat anderen in soortgelijke persoonlijke omstandigheden doen. Veeleer zal hij ervanuit gaan dat zijn medechristenen een even ernstig verlangen hebben al hun aangelegenheden op eerlijke wijze te verrichten. Deze attente houding is in overeenstemming met hetgeen Jezus zei: „Alle dingen dan die gij wilt dat de mensen voor u doen, moet ook gij insgelijks voor hen doen.” — Matth. 7:12.
Jehovah’s getuigen steken in hun gedrag scherp af tegen de wereld. Terwijl de wereld bekend staat als oneerlijk, streven de Getuigen er juist naar om het omgekeerde te zijn. Het feit dat zij, in tegenstelling tot de meeste mensen in deze moderne, tot oneerlijkheid geneigde wereld, zelfs bereid zijn beginselen af te wegen zoals hierboven vermeld, is op zich al een wonderlijke zaak.
Hoeveel personen kent u die er oprecht naar streven in alle dingen eerlijk te zijn? Stelt u zich eens voor met een groep van 50, 100 of 200 personen te kunnen omgaan die allemaal eerlijk zijn. Dat is de gelukkige ervaring die Jehovah’s getuigen opdoen wanneer zij elkaar leren kennen in hun plaatselijke Koninkrijkszalen, waar ook ter wereld. Zij bezien elkaar als broeders en zusters en hebben hetzelfde vertrouwen als waren zij leden van één grote intieme familie. Is dat niet de aanlokkelijke charme van eerlijkheid? Lokt ze u aan?
Zo ja, waarom dan met deze mensen geen omgang gezocht in hun plaatselijke Koninkrijkszaal. Onderzoek voor uzelf wat hen anders maakt.