Naar de vereiste rijpheid strevend
„Vertrouw hetgeen gij van mij hebt gehoord met ondersteuning van vele getuigen, toe aan getrouwe mensen, die op hun beurt voldoende bekwaam zullen zijn anderen te onderwijzen.” — 2 Tim. 2:2, NW.
1, 2. Wat wordt er nog meer van ware christenen verlangd dan wat de wereld denkt dat er van hen wordt verwacht, en hoe alleen kan men de door Petrus en Paulus gegeven instructies opvolgen?
DE MEESTE mensen denken thans dat een christen slechts behoorlijk behoeft te leven, naar de kerk moet gaan en die moet ondersteunen en zich aan enkele van haar regels moet onderwerpen om Gods zegen en leven te ontvangen. Dit is echter geenszins het geval. Er is veel meer voor nodig. Van alle christenen wordt verlangd dat zij kennis, rijpheid en een grote bekwaamheid in het hanteren van Gods Woord bezitten. Petrus schreef niet slechts aan een klasse van geestelijken maar aan alle individuele christenen: Weest „altijd gereed u te verdedigen voor een ieder die van u een reden eist van de hoop die in u is.” Bovendien schreef Paulus niet aan de geestelijken maar aan de gehele christelijke gemeente te Efeze: „Staat daarom pal, uw lendenen omgord met waarheid, en aan hebbende het borstharnas van rechtvaardigheid, en uw voeten geschoeid met de toerusting van het goede nieuws van vrede. Neemt bovenal het grote schild des geloofs op, waarmede gij alle brandende projectielen van de goddeloze zult kunnen blussen. Neemt ook de helm der redding aan, en het zwaard des geestes, namelijk, Gods woord.” — 1 Petr. 1:1, 2; 3:15; Ef. 6:14-17, NW.
2 Om deze instructies, welke aan de christenen uit de eerste eeuw, en via hen aan alle ware dienstknechten Gods waar ook ter wereld, werden gegeven, op te volgen, moet u volwassen worden, iemand die kennis en waarheid bezit, juist handelt, de dienst van een christen met een toegewijd hart verricht, het ware geloof bezit en grote bekwaamheid in het hanteren van Gods Woord aan de dag legt. Nergens in de bijbel treffen wij als voorbeeld een groep zwijgende zondagschristenen aan, maar wel een groep actieve predikers, mannen en vrouwen die bij het vernemen van de waarheid zo ijverig werden dat zij er anderen in wilden onderwijzen, en die er door hun belangstelling, ijver en ervaring voldoende bekwaam voor werden gemaakt om zulk een onderwijs te geven.
3. Welke hoedanigheden bezitten de „oudere mannen” der gemeente, en ontslaat dit hen die jonger in de waarheid zijn van hun verantwoordelijkheid?
3 Er zijn thans in de christelijke gemeente vele rijpe „oudere mannen,” die zich door hun geestelijke rijkdommen van deze verantwoordelijkheid kunnen kwijten en daardoor een echte krachtgevende invloed op de gehele gemeente kunnen uitoefenen. Zij hebben de hoedanigheden van rijpheid, een krachtig geloof en een diep inzicht ontwikkeld, welke hoedanigheden door alle ware christenen worden nagestreefd. Door hun ijver en inzicht worden alle broeders en zusters aangemoedigd en geholpen. Zij nemen de leiding in de christelijke dienst en geven hierin anderen het voorbeeld (1 Petr. 5:3, NW). Bedenk echter wel dat de verantwoordelijkheid zulk een christelijke rijpheid en zulk een leiderschap aan de dag te leggen, niet slechts is weggelegd voor de broeders die lang in de waarheid zijn, maar voor de gehele gemeente. Hoe kort u zich wellicht nog maar met de snelgroeiende hedendaagse organisatie hebt verbonden, u zult spoedig eveneens een oudere broeder zijn waarnaar de nieuwelingen voor hulp en bijstand zullen opzien. Hoe kunt u de rijpheid verwerven welke nodig is om u van deze verantwoordelijkheid te kunnen kwijten? Welke verplichtingen heeft u in dit opzicht, en wat zal het resultaat van deze rijpheid zijn?
4, 5. Waarvan hangt de rijpe bekwaamheid om te onderwijzen wel en niet af?
4 Omdat een nieuweling zich vaak snel ontwikkelt en al spoedig een rijpe „oudere man” is, terwijl iemand anders die al jaren met de organisatie is verbonden, nog verre van rijp is, ligt het voor de hand dat deze gewenste rijpheid niet slechts afhankelijk is van de tijd dat men in de gemeente is. Evenmin is het een kwestie van aangeboren begaafdheid of wereldse opleiding, want wij kennen allen vele broeders wier opleiding beperkt en wier spraak aarzelend of gebrekkig is, die toch een voor de wereld verbazingwekkende en voor de gemeente versterkende kennis en christelijke rijpheid bezitten.
5 Lang geleden zei de apostel Paulus tot Timotheüs: „Vertrouw hetgeen gij van mij hebt gehoord met ondersteuning van vele getuigen, toe aan getrouwe mensen, die op hun beurt voldoende bekwaam zullen zijn anderen te onderwijzen” (2 Tim. 2:2, NW). Waar hebben zij deze bekwaamheid opgedaan? Hadden zij die al voordat zij de waarheid leerden kennen? Neen, door hun kennis, waardering en bereidwilligheid zich naar de waarheid te schikken en niet door het al dan niet hebben ontvangen van een wereldse opleiding, noch door het aantal jaren dat zij met de gemeente zijn verbonden, zijn zij bekwaam geworden om anderen te onderwijzen. Dezelfde middelen staan ter uwer beschikking en ook u zult er door worden geholpen een rijpe kennis te verwerven en daardoor voldoende bekwaam te worden om anderen te onderwijzen.
6. Licht uitvoerig toe hoe de apostel zei dat rijpheid verkregen kon worden?
6 Paulus zei ons zelfs hoe die noodzakelijke kennis verworven kon worden: „Ga . . . voort u toe te leggen op het lezen in het openbaar, het vermanen, het onderwijzen. Denk hierover diep na, word er geheel door in beslag genomen, opdat uw vooruitgang voor alle mensen zichtbaar kan zijn. Schenk voortdurend aandacht aan u zelf en aan uw onderwijs. Blijf hierbij, want door dit te doen, zult gij zowel u zelf redden als hen die naar u luisteren.” Iemand die de rijpheid wil bereiken waardoor de ware christelijke organisatie wordt gekenmerkt, moet derhalve studeren en de pas-geleerde waarheden daarna in Gods dienst gebruiken. Begint u nu te begrijpen waarom sommige broeders en zusters sneller tot rijpheid groeien dan anderen? Dit komt om kort te gaan, omdat zij meer studeren en hun kennis beter gebruiken. — 1 Tim. 4:13, 15, 16, NW.
DE LEIDING NEMEN
7. Door welke groei is deze rijpheid thans belangrijk geworden? Wat betekent dit voor degenen onder ons die reeds met de organisatie zijn verbonden?
7 Door zulk een rijpheid hebben wij de kracht Satans misleidingen te weerstaan en de kennis en bekwaamheid om onze predikingsopdracht ten uitvoer te brengen. Deze rijpheid is vooral belangrijk in de zich snel uitbreidende hedendaagse organisatie. Lang geleden had Jehovah al voorzegd: „De kleinste zal tot duizend worden, en de minste tot een machtig volk; Ik, de HERE [Jehovah], zal zulks te zijner tijd snellijk doen komen” (Jes. 60:22). Hoe waar is dit in onze tijd geworden! In de zestien jaar welke er sinds 1940 zijn verlopen zijn er uur op uur, dag op dag, week op week, maand op maand en jaar op jaar, elk uur meer dan vier personen met dit predikingswerk begonnen. Van 1951 tot 1955 is er elke tien minuten een zulker trouwe predikers aan hun rijen toegevoegd! Zij die de ene maand nog nieuwelingen zijn, helpen de volgende maand vaak al weer anderen. Zij zijn niet terughoudend, maar studeren, beseffend dat zij beginnelingen zijn, des te harder en zijn dankbaar voor de voorrechten welke hun zijn gegeven; zij streven er naar hun kennis en dienst te vermeerderen. Toch stellen wij alles in het werk om een nog veel grotere expansie te krijgen. Hoe zullen deze nieuwelingen dan tot rijpheid worden gebracht? Dit is alleen mogelijk wanneer zij die nu reeds in de organisatie zijn, bereid zijn rijpe hulp te geven, het opzicht te hebben over nieuwe gebieden en gemeenten en de leiding te nemen bij het geven van onderwijs. Er is altijd behoefte aan rijpe mannen die een duidelijk inzicht in Gods Woord hebben, ijverig in de dienst zijn en in verantwoordelijker toewijzingen als gemeente-opzieners, zendelingen of volle-tijd-bedienaren gebruikt kunnen worden. Wie weet welke voorrechten en gelegenheden de toekomst nog voor u in petto houdt, wanneer u slechts voordeel trekt van de voorzieningen welke er thans voor uw geestelijke groei zijn getroffen; studeer dus ijverig!
8. Hoe dient er naar extra-voorrechten te worden gestreefd, en welke hoedanigheden dienen alle christenen te ontwikkelen?
8 Is het wel juist zich op zulke extra-dienstvoorrechten voor te bereiden? Wis en waarachtig! In de Schrift staat: „Indien iemand een opzienersambt tracht te verkrijgen, verlangt hij naar een juist soort van werk.” Er dient echter op de juiste wijze naar dit extra-voorrecht te worden gestreefd, en dit geschiedt niet door gebruik te maken van de wereldse methoden van politiek gemanoeuvreer of gekuip achter de schermen, maar doordat men de rijpe hoedanigheden ontwikkelt welke opzieners nodig hebben. Welke dan wel? Gedegen kennis, een goede bekwaamheid en de juiste geesteshouding. Men moet onder meer ’vreemdelingen liefhebben, bekwaam zijn om te onderwijzen,’ ’niet op oneerlijk gewin uit zijn,’ en ’het heilige geheim van het geloof vasthouden met een rein geweten.’ Men moet ook liefde voor de organisatie hebben, van christelijke nederigheid blijk geven en een goed inzicht in het Woord bezitten. Hiernaar moeten wij eigenlijk allen streven, daar dit niet slechts de kenmerken van opzieners, maar van alle rijpe christenen zijn. — 1 Tim. 3:1-9, NW.
9. Wat zei Paulus in zijn brief aan de Hebreeën over rijpheid?
9 Ja, of dit nu al dan niet in de kerken der christenheid wordt onderwezen, elke individuele christen is verplicht deze rijpheid te ontwikkelen ten einde in staat te zijn anderen te onderwijzen. Paulus schreef op scherpe toon aan de Hebreeën, die hierin in gebreke waren gebleven: „Want inderdaad, ofschoon gij met het oog op de tijd leraars behoordet te zijn, hebt gij wederom iemand nodig die u van het begin af de eerste beginselen van de heilige verklaringen van God leert, en gij zijt geworden als hen die melk, en geen vast voedsel, nodig hebben. Want een ieder die melk gebruikt, is onbekend met het woord der rechtvaardigheid, want hij is een baby. Vast voedsel behoort echter bij rijpe mensen, bij hen die door gebruik hun waarnemingsvermogen hebben geoefend in het onderscheiden van zowel goed als kwaad.” — Hebr. 5:12-14, NW.
VOEDING, OEFENING EN KRACHT
10. Hoe is Gods Woord gelijk vast voedsel, en hoe moet het worden gebruikt om geestelijke kracht op te bouwen?
10 Terecht worden elementaire waarheden met „melk” en diepere punten met „vast voedsel” vergeleken. Voedsel is onontbeerlijk voor de instandhouding van ons leven. Het bevat krachtige bestanddelen, onderhoudt het leven, doet ons groeien en geeft ons de benodigde energie. Evenzo verschaffen de waarheden uit Gods Woord voedsel en steun, doen ze ons geestelijk groeien en helpen ze ons sterk en actief in Gods dienst te blijven. Jezus zei: „De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak welke uit Jehovah’s mond voortkomt” (Matth. 4:4, NW). Dit energie verschaffende geestelijke voedsel bestaat uit rijke waarheden, versterkende voorbeelden, de groei bevorderende profetische illustraties en geloof opbouwende beloften uit Gods Woord. Het verschaft ons de energie welke ons, wanneer ze goed wordt gebruikt, kracht en rijpheid kan geven. Hoe moeten wij deze energie gebruiken, willen wij er de benodigde kracht uit putten? Welnu, hoe gebruikt u uw fysieke energie om fysiek sterk te worden? Door te oefenen, waardoor u uw spieren ontwikkelt en uw lichaam opbouwt. Geestelijke kracht wordt evenzo opgebouwd. Wilt u deze verwerven, dan moet u de energie welke u uit uw studie verkrijgt, gebruiken om uw geest, hart en tong te oefenen deze goede inlichtingen weer aan anderen mede te delen. Hoe meer u van huis tot huis predikt, nabezoeken brengt en bijbelstudies leidt, hoe meer u met uw familieleden, buren, vriend(inn)en en uw collega’s en compagnons over de waarheid spreekt, des te sterker u zult worden. Door deze geestelijke oefening wordt uw kennis stevig in uw geest gegrift en wordt u geholpen de sterke spieren van een overwinnend geloof te ontwikkelen. Ook zullen de vragen welke u gesteld zullen worden, uw verlangen naar meer kennis vergroten, zodat u naar de bron van geestelijk voedsel zult willen terugkeren. Elke keer dat dit gebeurt, heeft u weer een stap gedaan op het pad dat van de melk van het Woord naar het vaste voedsel, dat voor rijpe mensen geschikt is, leidt.
11. Hoe kan een nieuweling of iemand die zwak in het geloof is, volwassen worden, en wat hapert er waarschijnlijk aan wanneer men in rijpheid en kracht te kort schiet?
11 Studie leidt tot dienst, dienst tot het verlangen naar meer kennis, en een juist gebruik van deze toenemende kennis tot een nog grotere predikingsactiviteit. Zelfs de nieuwste verkondiger kan door zijn geest te vullen met de waarheid uit Gods Woord en die kennis getrouw in Jehovah’s dienst te gebruiken, snel vooruitgaan in kracht en rijpheid, zodat hij problemen kan oplossen, de argumenten van tegenstanders kan ontzenuwen en nog nieuweren, die gestadig de zich aldoor uitbreidende christelijke gemeente binnenstromen, kracht kan geven. Het ligt derhalve voor de hand dat een gemis van deze rijpheid en kracht waarschijnlijk òf aan te weinig studie òf aan te weinig dienst is te wijten, want wanneer wij een degelijke kennis bezitten en deze in de dienst gebruiken, zijn wij werkelijk in staat „met volharding de wedloop [te] lopen die ons voor ogen is gesteld, terwijl wij oplettend zien naar de leider en volmaker van ons geloof, Jezus.” — Hebr. 12:1, 2, NW.
12. Hoe wordt door de wekelijkse Wachttoren-studie uw pogen om kennis te verwerven, op de proef gesteld, en welke handelwijze raadde de apostel alle christenen aan?
12 Er is moeite voor nodig om deze kracht te bezitten. Daarvoor moet men urenlang studeren. Hoe staat het in dit opzicht met u? Heeft u bijvoorbeeld wanneer u de Wachttoren-studie in de Koninkrijkszaal bijwoont, de les van tevoren bestudeerd? Weet u welke punten er in staan? Heeft u deze overdacht en u er op voorbereid een goed antwoord te geven? Laat u, wanneer de les bijzonder diep gaat, dit gewoon langs u heen gaan, zonder te begrijpen welke lering er in die les ligt opgesloten, terwijl u maar op meer melk wacht en de vaste spijs verwerpt? Paulus, die heel wat over rijpheid heeft gezegd, maande ons aan werkelijk in kennis te groeien en daarin veel verder te gaan dan alleen maar de elementaire leerstellingen. Hij zei: „Laten wij . . . nu wij de elementaire leer omtrent de Christus hebben verlaten, voortgaan tot rijpheid, niet wederom een fundament leggend, namelijk, berouw over dode werken en geloof jegens God, de leer over soorten van doop en het opleggen der handen, de opstanding der doden en het eeuwige oordeel. En dit zullen wij doen, indien God dat ook toestaat.” — Hebr. 6:1-3. NW.
13. Wat dienen wij met de eetlust opwekkende voorspijzen der waarheid te doen, en hoe kunnen wij voortgaan tot vaster voedsel?
13 Waarschijnlijk voelde u zich in het begin door de verrukkelijke helderheid der fundamentele of elementaire leerstellingen tot de waarheid aangetrokken. Wat u de eerste paar maanden van uw studie hebt geleerd, zou dus vergeleken kunnen worden met de verrukkelijke eetlust-opwekkende voorspijzen welke vaak aan het eigenlijke maal voorafgaan. Daar moeten wij het dan echter niet bij laten; wij moeten ze veeleer gebruiken om onze eetlust op te wekken voor het daarna komende werkelijk versterkende voedsel. Ze vormen slechts het begin en wij moeten volledig profijt trekken van het feest dat Jehovah ons heeft bereid. Dit kunnen wij doen door persoonlijk de Schrift te bestuderen, naar de prediking van het Woord te luisteren, actief deel te nemen aan alle gemeentevergaderingen en graag ons voordeel te doen met alle inlichtingen welke er door het voedsel-verstrekkende kanaal dat Jehovah heeft verschaft, tot ons komen. Aldus wordt u „niet langer naar dit samenstel van dingen gevormd, maar . . . veranderd door uw geest te hervormen, opdat gij voor u zelf de goede en aangename en volledige wil van God moogt beproeven.” — Rom. 12:2, NW.
UW LIEFDE BEWIJZEN
14. Welke bekwaamheden dient een christen te bezitten om zijn liefde door de dienst te tonen?
14 Wij moeten wel zulk een juiste kennis hebben om tot anderen te kunnen prediken, en wij moeten tot anderen prediken om Jehovah God en zijn Zoon Christus Jezus te kunnen tonen dat wij hen liefhebben. Tot driemaal toe vroeg Jezus aan Petrus of hij hem liefhad, en bij de derde keer zei Petrus bedroefd, omdat dezelfde vraag zo vaak werd herhaald, „Meester, gij weet alles; gij weet dat ik genegenheid voor u heb.” Jezus herhaalde de instructie echter gewoon: „Voed mijn kleine schapen” (Joh. 21:15-17, NW). Op die manier bewijzen wij onze liefde. Wij moeten bedienaren van het evangelie zijn en als Gods dienstknechten de schapen voeden. Wij dienen te weten wat wij moeten zeggen wanneer ons iets wordt gevraagd, en wat wij zeggen, dient tot verlichting van onze luisteraars en tot eer van God te zijn. Kunt u, wanneer u vragen worden gesteld, door uw bijbel bladeren en daaruit duidelijk en overtuigend aantonen welke bewijzen u voor uw geloof hebt? Kunt u uw geloof, de fundamentele leerstellingen althans, werkelijk uit de bijbel bewijzen, zodat u niet louter zegt dat de bijbel ons zus en zo onderwijst, maar toont waar en hoe het er staat? Heeft u zich werkelijk de tijd gegund en de moeite getroost om dit te leren? Het betekent dat wij ons moeten inspannen, dat wij naar kennis moeten streven, ons zulke punten eigen moeten maken en ze in onze geest moeten griffen. Het is echter de enige manier waarop wij voldoende bekwaam worden om anderen te onderwijzen, en dit wordt van de ware christenen verlangd. Allen in de gemeente dienen hun kennis en ervaring te vergroten en van hun liefde blijk te geven, wanneer zij ten minste werkelijk naar de rijpheid streven welke hen geschikt zal maken voor het voeden der schapen. Hoe staat het met uw vooruitgang?
15, 16. Welke uitmuntende voorbeelden van bijbelkennis werden ons in Jezus’ dagen en kort daarna gegeven, en hoe kunnen wij deze kennis thans verkrijgen?
15 Sta eens stil bij de geweldige bijbelkennis van Jezus en zijn discipelen. Op twaalfjarige leeftijd vond men Jezus in de tempel, „waar hij temidden der onderwijzers zat, terwijl hij naar hen luisterde en hen ondervroeg. Allen die naar hem luisterden, waren echter voortdurend verbaasd over zijn inzicht en zijn antwoorden.” Kunt u theologen verbaasd doen staan door uw kennis van Gods Woord? Dit is stellig alleen maar mogelijk wanneer u goed heeft gestudeerd. Welk een verbazingwekkende kennis de discipelen van de Schrift hadden, blijkt uit hun talloze aanhalingen uit de vroegere Hebreeuwse geschriften. (Hierover wordt in paragraaf 19 van het volgende artikel uitgeweid.) Voorts hadden zij die hun brieven ontvingen eveneens zulk een kennis. Zij moesten het buiten de hulpmiddelen die wij thans tot onze beschikking hebben, stellen. Het was moeilijk om aan boeken, en derhalve ook aan de Schrift, te komen. Ze werden moeizaam met de hand overgeschreven en waren niet voor iedereen verkrijgbaar. Deze vroege christenen wisten er echter beslag op te leggen. Zij kenden de Schrift, zagen de profetieën in vervulling gaan en lazen de geschriften der apostelen. Hun kennis vermeerderde en hun geloof nam toe, en zij gebruikten deze kennis en dit geloof door anderen liefdevol te onderwijzen. Het is opmerkenswaardig dat zij deze kennis niet beperkt zagen tot slechts de apostelen of een bepaalde geestelijkenklasse. Allen moesten die veeleer verkrijgen. De 3000 christenen die met Pinksteren in het jaar 33 n. Chr. werden gedoopt, bleven daarom in Jeruzalem om kracht te verzamelen en kennis op te doen. Toen zij ten gevolge van de vervolging werden verstrooid, konden zij ’het land doorgaan, terwijl zij het goede nieuws van het woord bekendmaakten.’ — Luk. 2:46, 47; 2 Tim. 4:13; Hand. 2:46, 47; 8:4, NW.
16 Thans volgen ware christenen hetzelfde voorbeeld. Zij doen de nodige kennis op en geven van hun liefde voor God en hun naasten blijk door het goede nieuws metterdaad aan anderen te vertellen. Allen kunnen zulk een kennis verkrijgen, ongeacht welke wereldse opleiding zij hebben genoten. Niet door hun voorgaande opleiding, maar alleen door hun volharding, geloof, vasthoudendheid, vastberadenheid en Gods geest groeiden nederige vissers, belastinginners en andere gewone mensen in de eerste eeuw tot christelijke rijpheid op, en dezelfde factoren zullen er toe leiden dat u thans de vereiste voldoende bekwaamheid verkrijgt. — Matth. 4:18-22; 9:9; Hand. 4:13.
WIE HEEFT DE KRACHT?
17, 18. Wie staan bekend wegens hun kracht en ijver, waarvandaan krijgen zij die, en waarom blijven de religiën dezer wereld hierin in gebreke?
17 Het is algemeen bekend dat zij die tot de religiën van deze wereld behoren, niet alleen de bestudering van de bijbel en de predikingsdienst aan hun geestelijken overlaten, in plaats van zelf eens iets te doen, maar dat zij ook zeer onwillig zijn wanneer hun leiders hen tot zulk een activiteit trachten aan te sporen. Zo kritiseerde „Eerw.” John O’Brien op 22 april 1954 op een vergadering van de „National Catholic Educational Association” te Chicago „het gebrek aan ijver om bekeerlingen te maken” onder zijn geloofsgenoten, terwijl hij zei dat de vooruitgang van Jehovah’s getuigen „de allerspectaculairste in de moderne geschiedenis is.” Tevens stond er in Our Sunday Visitor (van 28 augustus 1955) over Jehovah’s getuigen — toen er geprobeerd werd de lidmaten der Katholieke Kerk aan te sporen meer gebruik te maken van traktaten —: „Al halen zij zich de afkeer van de gehele natie op de hals, toch hebben zij in zes jaar tijds ook 456.000 bekeerlingen gemaakt!” Waarom hebben Jehovah’s getuigen echter de kracht en de ijver voor de actieve christelijke evangeliebediening, wanneer die bij andere groepen ontbreekt? Het antwoord is wederom heel eenvoudig omdat goed voedsel, wanneer dit op de juiste wijze wordt gebruikt, sterke mensen voortbrengt. In een artikel in de Courier-Journal van Louisville (Kentucky, V.S.) werd kernachtig opgemerkt wat de reden is van de bron van hun kracht, namelijk: „Zij zijn ongetwijfeld mensen die de bijbel ijverig bestuderen. Meer dan dat echter, Jehovah’s getuigen geloven wat zij lezen.”
18 Jezus en zijn apostelen, ja, alle leden van de christelijke gemeente uit de eerste eeuw hadden de energie en de kracht, de ijver en de activiteit van het ware christendom. Dienen wij dan te verwachten dat de christenen in deze tijd deze hoedanigheden in mindere mate zullen bezitten? Neen! Dat de lidmaten van de verschillende religieuze organisaties slechts kunnen zitten, niet werken, en noch de kracht noch de ijver bezitten welke voor de soort van activiteit waardoor, zoals door de christenen uit de eerste eeuw werd aangetoond, de ware christelijke gemeente wordt gekenmerkt, nodig is, komt enkel en alleen omdat de hoeveelheid nauwkeurige kennis welke de vele religiën hun gelovigen voorzetten, zo ingekrompen is. Juiste kennis zet hen die haar bezitten er echter toe aan ze aan anderen uit te dragen, pal te staan onder vervolging en zelfs liever de dood te verkiezen dan hun geloof te verloochenen, zoals vele getuigen van Jehovah onder de felle nazistische en communistische vervolgingen, waaronder zelfs de leiders van andere religiën capituleerden, hebben gedaan. Deze kracht verbaast hen die haar bezitten niet, maar hen die dat niet hebben wel. Zij die haar hebben, herinneren zich per slot van rekening dat er lang geleden in de Schrift werd voorzegd: Jehovah „geeft den moede kracht en den machteloze vermeerdert hij sterkte.” „De HERE [Jehovah] zal zijn volk sterkte verlenen, de HERE [Jehovah] zal zijn volk zegenen met vrede.” — Jes. 40:29; Ps. 29:11, NBG.
19. Wat moeten ware christenen, wanneer wij deze les samenvatten, dus doen?
19 Ja werkelijk, er wordt van een christen veel meer verlangd dan slechts een goed leven te leiden en zich naar enkele regels te schikken. U moet een juiste kennis verwerven. U moet de rijpheid, het krachtige geloof en het nauwkeurige inzicht ontwikkelen welke het ware christendom kenmerken en waardoor u anderen kunt redden, uw eigen redding zeker kunt stellen en „het volbrachte einde van uw geloof, de redding van uw ziel” zult ontvangen (1 Petr. 1:9, NW). Gelovige mensen hebben u het waarheidswoord gebracht. U hebt hun boodschap aangehoord en aanvaard, en u bent er reeds mee begonnen die aan anderen te vertellen. Blijf in kennis en doeltreffendheid groeien. Streef werkelijk naar de vereiste rijpheid, en uw ’voldoende bekwaamheid om anderen te onderwijzen’ zal blijven toenemen. Uit een handjevol mensen is een machtige christelijke gemeente ontstaan, daar elke nieuweling in deze organisatie de waarheden welke hij heeft geleerd weer aan andere getrouwe mensen toevertrouwt, die op hun beurt eveneens voldoende bekwaam zullen worden om weer anderen te onderwijzen. Alle ware christenen dienen hun bekwaamheid om Gods Woord te gebruiken, te ontwikkelen en als christelijke bedienaren van het evangelie tot rijpheid te komen, daarbij in gedachten houdend dat Jezus zei: „Hierin wordt mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vruchten blijft dragen en er blijk van geeft mijn discipelen te zijn.” Door welke middelen zult u werkelijk worden geholpen deze rijpheid te verwerven en deze vruchten voort te brengen? Het antwoord hierop treft u in het volgende artikel aan. — Joh. 15:8, NW.
[Illustratie op blz. 349]
DRIEËENHEID? Deut. 6:4; Joh. 14:28; Hand. 10:39, 40; 1 Kor. 11:3