In leven blijven door geloof
„Wie tot God komt, moet geloven, dat Hij . . . een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.” — Hebr. 11:6.
1. Wie hebben de belofte ontvangen in leven te blijven, en wat moeten zij doen?
VELEN beweren in God te geloven, maar geloven zij werkelijk in hem als God, Jehovah? Zien zij „oplettend uit naar de betaling van het loon”, zoals de moedige voorvechter voor Jehovah’s naam, de profeet Mozes, dit heeft gedaan? (Hebr. 11:26, NW) Alleen de „zachtmoedigen der aarde”, degenen die met geheel hun hart rechtvaardigheid, zachtmoedigheid en vooral ’Jehovah zoeken’, ontvangen de belofte dat zij als beloning „de dag van Jehovah’s toorn” mogen overleven en zijn nieuwe wereld van vrede mogen binnengaan (Zef. 2:3, NW). Zij moeten er ijverig moeite voor doen God door middel van zijn Woord, de bijbel, en in gezelschap van zijn getuigen te zoeken. Alhoewel de schepping een krachtig bewijs voor het bestaan van God vormt, moeten zij toch beseffen dat alleen de bijbel, de openbaring die hij door bemiddeling van zijn profeten aan de mensheid heeft gegeven, hen nauwkeurig inlicht over zijn eeuwige Naam, de volheid van zijn overvloedige liefde en zijn glorierijke voornemen degenen die hem liefhebben ter rechtvaardiging van zijn Naam te bevrijden. — 1 Petr. 1:25.
2. Door bemiddeling van wie moet men Jehovah zoeken, en waarom?
2 God „heeft in het einde van deze dagen [voornamelijk] tot ons gesproken door bemiddeling van een Zoon, die hij tot erfgenaam van alle dingen heeft aangesteld en door bemiddeling van wie hij de samenstelsels van dingen heeft gemaakt” (Hebr. 1:2, NW). Deze Zoon wordt ook het Woord en Christus Jezus genoemd. Als Jehovah’s medewerker bij de schepping is hij zeer zeker in staat over alle heerlijkheden van Jehovah’s verrichtingen te spreken. „Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van den eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid” (Joh. 1:14). Allen die de Vader, Jehovah, zoeken, moeten dit door bemiddeling van Zijn Zoon doen, want hij is degene die zijn eigen menselijke levensbloed heeft vergoten ten einde de mens van de zonde te verlossen, zodat hij nu in staat is ten behoeve van zondige mensen bij God te pleiten. — Joh. 14:6; Hebr. 9:11-14.
3. In welk opzicht is hij de Profeet zoals Mozes, en waarom is hij groter dan Mozes?
3 De Zoon is niet alleen de Middelaar tussen God en de mensen, maar hij is ook de grootste van alle profeten. Hij is degene over wie Mozes sprak: „Toen zeide de HERE tot mij: . . . een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broederen, zoals gij zijt; Ik zal mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied. De man, die niet luistert naar de woorden welke hij in mijn naam spreken zal, van dien zal Ik rekenschap vragen” (Deut. 18:17-19). Petrus identificeerde deze door Mozes afgebeelde profeet later als de „Christus, die voor u te voren bestemd was, Jezus” (Hand. 3:19-24). In wiens naam profeteerde hij? In zijn eigen naam, Jezus? Neen, in de naam van de God die hem had gezonden, Jehovah. Hij getuigde dan ook over zijn Vader, Jehovah: „Ik kan van Mijzelf niets doen; gelijk Ik hoor, oordeel Ik, en mijn oordeel is rechtvaardig, want Ik zoek niet mijn wil, doch den wil van Hem, die Mij gezonden heeft” (Joh. 5:30). Hij leerde zijn volgelingen bidden: „Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd”, en hij bad zelf in een uur van beproeving: „Vader, verheerlijk uw naam!” (Matth. 6:9; Joh. 12:28) Als de Profeet die groter is dan Mozes, deed Jezus zelfs nog meer dan Mozes op het gebied van het bekendmaken en verheerlijken van Jehovah’s naam. Aan het einde van zijn aardse loopbaan kon hij in gebed tot Jehovah zeggen: „Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. . . . Heilig hen in uw waarheid; uw woord is de waarheid.” — Joh. 17:6, 17.
4. Welke belangrijke profetieën sprak Jezus uit die in dit atoomtijdperk van het grootste belang zijn?
4 In naam van Jehovah God sprak de profeet Jezus een profetie uit welke voor de mensen die in dit atoomtijdperk op aarde leven, van het grootste belang is. In Matthéüs, de hoofdstukken 24 en 25, voorzei hij de wereldoorlogen, de aardbevingen, de toename van wetteloosheid, de prediking van Gods koninkrijk, de belangrijke plaats die aan de VN zou worden toegekend, de groei van het materialisme en vele andere tekenen die dit tijdperk als „het besluit van het samenstel van dingen” kenmerken (Matth. 24:3, NW). Als hoogtepunt van deze belangrijke profetie sprak Jezus erover dat hij in Koninkrijksmacht zou komen ten einde de natiën als schapen en bokken te scheiden. Tot de schapen zegt hij: „Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af.” Deze op schapen gelijkende personen worden afgebeeld als mensen die Christus’ broeders welwillend bejegenen (Matth. 24:7, 12, 14, 15, 37-39; 25:31-46). Degenen die er thans als gevolg van geloof ijverig moeite voor doen Jehovah’s beloning te ontvangen, doen er goed aan zich met de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen te verbinden en te zamen met de leden ervan dienst te verrichten.
5. Op welke wijze legde Jezus er de nadruk op dat wij zowel in woord als in daad vreugdevol moeten volharden?
5 Jezus zei in verband met dit einde der wereld ook nog: „Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden” (Matth. 24:13). Deze volharding in het geloof is voor allen die in leven willen blijven en de beloning wensen te ontvangen, van het grootste belang. Jezus zelf is het allergrootste voorbeeld van volharding, en dat is de reden waarom wij er allen toe worden aangespoord „oplettend het oog gericht [te] houden op de Voornaamste Bewerker en Volmaker van ons geloof, Jezus. Wegens de hem voorgestelde vreugde heeft hij een martelpaal verdragen, schande verachtend, en is aan de rechterhand van de troon van God gaan zitten. Ja, let nauwkeurig op degene die zulk een tegenspraak van zondaars tegen hun eigen belangen in heeft verduurd, opdat gij niet moe wordt en bezwijkt in uw ziel” (Hebr. 12:2, 3, NW). „Wegens de hem voorgestelde vreugde”! Wij zullen dus ook alle beproevingen kunnen doorstaan, „als ziende den Onzienlijke” en in het glorierijke vooruitzicht op de zegeningen van Jehovah’s nieuwe wereld! — Hebr. 11:27.
6. Welke beloningen staan de „kleine kudde” en de „grote schare” te wachten? Waarom?
6 Waarin bestaat de beloning waarnaar wij zo ijverig dienen te streven? Jezus zei tot zijn medeërfgenamen van het hemelse koninkrijk: „Weest niet bevreesd, gij kleine kudde, want uw Vader heeft het goedgekeurd u het koninkrijk te geven.” „Zoekt voortdurend zijn koninkrijk” (Luk. 12:32, 31, NW). En Paulus zegt: God zal „een ieder vergelden . . . naar zijn werken: hun, die, in het goeddoen volhardende, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken, het eeuwige leven” (Rom. 2:6, 7). De prijs voor de ’kleine kudde’ van 144.000 volgelingen van Jezus Christus is dus eeuwig leven in Koninkrijksheerlijkheid. Nadat de profeet Jezus in Openbaring 7:4-8 deze kudde van het geestelijke Israël heeft beschreven, geeft hij vervolgens een visioen van „een grote schare, die niemand tellen kon” en die uit alle stammen van de mensheid afkomstig was. Ook dezen doen er vol geloof moeite voor Gods beloning te ontvangen door „dag en nacht in zijn tempel” heilige dienst voor hem te verrichten. Zullen zij bedrogen uitkomen? Neen, want de profetie zegt vervolgens dat ’het Lam, dat in het midden van den troon is, hen zal weiden en hen naar waterbronnen des levens zal voeren; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen’ (7 vs. 9-17). Of men als beloning nu eeuwig met het Lam, Christus Jezus, in zijn hemelse Koninkrijk zal leven of eeuwig leven op het aardse grondgebied van dat koninkrijk zal ontvangen, het loont beslist de moeite er met een krachtig geloof en met volharding moeite voor te doen die beloning te ontvangen!
BEPROEVINGEN WAARONDER WIJ MOETEN VOLHARDEN
7, 8. (a) Wat is het resultaat wanneer wij onze rechtschapenheid vol geloof handhaven? (b) Wat vormt een oneindig grote hulp om te volharden?
7 Goed beschouwd vormen de beproevingen die mensen des geloofs op hun weg tegenkomen, een reden tot vreugde. Waarom is dit zo? Omdat ze, wanneer wij er op juiste wijze het hoofd aan bieden, niet alleen voldoening zullen schenken, maar wij er ook de kracht uit zullen putten die het resultaat is van het handhaven van onze rechtschapenheid. Petrus schrijft om deze reden: „Verheugt u daarin, ook al wordt gij thans, indien het moet zijn, voor korten tijd door allerlei verzoekingen bedroefd, opdat de echtheid van uw geloof, kostbaarder dan vergankelijk goud, dat door vuur beproefd wordt, tot lof en heerlijkheid en eer blijke te zijn bij de openbaring van Jezus Christus” (1 Petr. 1:6, 7). Laten wij allen, evenals de getrouwe profeten uit de oudheid, evenals Jezus, de grote profeet en het grote voorbeeld, en de moedige hedendaagse overwinnaars onder Jehovah’s getuigen, deze strijd des geloofs met vreugde blijven voeren!
8 Als een hulp om met een krachtig geloof te volharden, dienen wij ons onschatbare voorrecht de glorierijke Naam van Jehovah God hoog te houden, altijd zeer dierbaar te achten (Psalm 145). Dat het Satan is toegestaan Gods dienstknechten tot nu toe te beproeven en te vervolgen, komt doordat hij Jehovah’s oppermacht op zulk een gemene manier heeft betwist (Ex. 9:16). Door te volharden en onze rechtschapenheid te handhaven, kunnen wij in Jehovah’s rechtvaardiging delen. Wat koesteren wij een innige liefde voor Jehovah’s heilige Naam! Die Naam betekent meer voor ons dan elke andere naam in het uitgebreide universum! Alleen door aan onze rechtschapenheid jegens Jehovah vast te houden, kunnen wij uiting geven aan onze diepgevoelde waardering voor alles wat hij heeft geschapen en gemaakt, aan onze waardering voor de gave van het leven, ja, aan onze waardering voor zijn overweldigende liefderijke goedheid om door bemiddeling van zijn Zoon, Christus Jezus, in de weg tot eeuwig leven te voorzien. Met een juichend geloof geven wij derhalve gehoor aan de oproep: „Bezingt Jehovah, zegent zijn naam. Vertelt van dag tot dag het goede nieuws van de van hem afkomstige redding.” — Ps. 96:2, NW.
9, 10. (a) Wat moeten wij behalve liefde voor Jehovah, nog meer bezitten? (b) Waarom is studie zo uitermate belangrijk, en wat zijn enkele schriftuurlijke voorbeelden?
9 Behalve liefde voor Jehovah en zijn rechtvaardigheid, moeten wij ook een diepgevoelde haat bezitten jegens alles wat onrechtvaardig is, waardoor Jehovah’s naam wordt gesmaad of belasterd of waardoor zijn rechtvaardige beginselen worden overtreden. Wij dienen in dit opzicht dezelfde geestesgesteldheid te bezitten als Christus Jezus, over wie profetisch werd geschreven: „Gij hebt de gerechtigheid lief en haat de slechtheid; daarom heeft God, uw God, u gezalfd, met vreugdeolie als geen uwer genooten” (Ps. 45:8 7, LV). Mogen ook wij in die grote vreugde delen door alles te haten wat in strijd is met Jehovah’s rechtvaardige beginselen. Niet dat wij afzonderlijke personen als zodanig zullen haten, maar wij zullen stellig niet in het gezelschap willen verkeren van degenen die van Jehovah zeggen: „Aan de kennis uwer wegen hebben wij geen lust” (Job 21:14). Laten wij integendeel tijd doorbrengen met anderen die hetzelfde kostbare geloof bezitten en die de gedachten van Jehovah bestuderen. „Hoe groot zijn uw werken, o HERE; zeer diep zijn uw gedachten. Een redeloos mens verstaat het niet, en een dwaas begrijpt dit niet.” — Ps. 92:6, 7 5, 6.
10 Ja, wat vormt studie een hulp om te volharden! Hoe bouwt ze het geloof op en zet ze harten ertoe aan alles op alles te zetten om de beloning te verwerven! Beseffen wij allemaal wel wat een rijkdom aan inlichtingen elke uitgave van De Wachttoren bevat en graven wij wel diep om ons deze rijkdom eigen te maken? Het is in de meeste landen thans zo gesteld, dat religie slechts als een gerieflijke maatschappelijke instelling wordt beschouwd waartoe men zich bij geboorten, huwelijken en begrafenissen kan wenden. Alles gaat met veel ceremonieel gepaard, maar de belangstelling voor leerstellingen of profetieën is praktisch nihil. Er is geen levend geloof, er is niets te bemerken van het ijverige speuren naar schriftuurlijke waarheden waarmee de vroege christelijke getuigen zich zo druk bezighielden en waarin zij ons zijn voorgegaan. Ja, „voortdurend waren zij elken dag eendrachtig in den tempel” om bijbels onderricht te ontvangen, en wanneer zij de grootse waarheden die zij hadden geleerd, tot anderen predikten, gebeurde het dat ook dezen „het woord met alle bereidwilligheid aannamen en dagelijks de Schriften nagingen, of deze dingen zo waren” (Hand. 2:46; 17:11). Het was een dagelijkse aangelegenheid, ja, het vulde hun gehele leven. Degenen die thans de beloningen van het geloof trachten te verwerven, moeten derhalve de luie gewoonten van de oude-wereldreligie de rug toekeren, hun ogen vol geloof op Jehovah’s nieuwe wereld vestigen en volkomen opgaan in een dagelijkse persoonlijke bijbelstudie en in geregeld vergaderingbezoek met ware christenen.
11, 12. (a) Door welk hedendaagse voorbeeld wordt waardering voor Jehovah’s voorziening geïllustreerd? (b) Waarom zijn studie en omgang juist in deze tijd zo belangrijk?
11 Een hedendaags voorbeeld van ware christelijke ijver voor de bijbel en de studie ervan, kan men aantreffen in de getuigen van Jehovah die in de nazi-concentratiekampen lijden hebben ondergaan. Nadat Geneviève de Gaulle, een nicht van generaal de Gaulle, de huidige president van Frankrijk, uit het concentratiekamp was ontslagen, had zij het volgende over de getuigen van Jehovah in het vrouwenkamp Ravensbrück te zeggen: „Ik koester inderdaad oprechte bewondering voor hen. Zij behoorden tot verschillende nationaliteiten: de Duitse, de Poolse, de Russische en de Tsjechische nationaliteit, en zij hebben wegens hun geloof veel lijden ondergaan. . . . Allen toonden een zeer grote moed en hun houding dwong ten slotte zelfs het respect van de SS af. Zij hadden onmiddellijk vrijgelaten kunnen worden als zij hun geloof hadden verloochend. Zij bleven zich integendeel echter verzetten, terwijl zij er zelfs in slaagden boeken en traktaten in het kamp binnen te brengen, ten gevolge waarvan verscheidenen van hen werden opgehangen.”a
12 Sta hier eens bij stil! Is ons geloof zo sterk dat wij het risico zouden nemen opgehangen te worden om de laatste uitgave van De Wachttoren te krijgen? Hebben wij ons geloof dermate opgebouwd dat wij het vertrouwen kunnen hebben elke beproeving die de laatste aanval van Gog van Magog ons wellicht zal brengen, te kunnen weerstaan? Er kan een tijd aanbreken dat het heel erg moeilijk is bijeen te komen, net als onze broeders in de nazi-concentratiekampen deze beproevingen eens hebben moeten doorstaan en net als anderen, in de sowjet-kampen, er thans het hoofd aan moeten bieden. Thans, gedurende deze adempauze van betrekkelijke vrijheid van vergadering, zijn wij in de kostelijke gelegenheid geregeld vier- of vijfmaal per week bijeen te komen en zowel van christelijke omgang te genieten als van de kostbare bijbelse waarheden die ons geloof dermate zullen versterken dat wij Armageddon zullen overleven en de nieuwe wereld van rechtvaardigheid zullen beërven. „Ziet! Nu is het de bijzonder aangename tijd. Ziet! Nu is het de dag voor redding.” — 2 Kor. 6:2, NW.
13. Waarom dienen wij tegen „hoogmoedige ogen” te waken?
13 Er bestaan nog andere geloofsbeproevingen die niet als een directe frontale aanval in de vorm van vervolgingen komen. Wij bedoelen de indirecte aanval, de hinderlagen die Satan op onze weg legt en waarmee wij elk moment onverwachts geconfronteerd kunnen worden. Ook dan zal een krachtig geloof en een diepe waardering voor Jehovah’s rechtvaardigheid ons de overwinning bezorgen. Zoals ons in Spreuken 6:16-19 wordt verteld, heeft Jehovah’s ziel van zeven dingen een hartgrondige gruwel. De eerste hiervan is „hoogmoedige ogen”. Iemand zou hard kunnen studeren, een voortreffelijke kennis van de Schrift kunnen verwerven en zodanige vorderingen kunnen maken dat hij in Jehovah’s organisatie grote dienstvoorrechten ontvangt. Zal dit alles hem echter baten wanneer hij opgeblazen wordt en denkt dat hij iemand is? Zijn trots zal alleen maar aan een grote val voorafgaan. Zijn zelfverzekerdheid zal hem geheel en al blootstellen aan Satans aanval, en wanneer een van de brandende projectielen van de goddeloze hem treft om hem te vernederen, zal het grote schild des geloofs ontbreken (Ef. 6:16, NW). Zelfs de man des geloofs Mozes struikelde bij een zekere gelegenheid, maar hij herstelde zich weer en bleef in Gods gunst (Num. 20:7-13). Ondanks zijn glorierijke voorrecht Gods profeet te zijn, bleef Mozes de ’zachtmoedigste der mensen’ en wij doen er goed aan zijn voorbeeld in dit opzicht na te volgen.
14. Tegen welke andere weerzinwekkende dingen moeten wij waken, en waarom?
14 Aangezien wij in een verdorven en misdadige wereld leven, zijn mensen des geloofs door zo veel slechte invloeden omringd dat zij te allen tijde op hun hoede moeten zijn. Er zijn nog meer ’dingen die de HERE haat’ en die ook wij met een godvrezende haat moeten haten. Ze zijn „een valse tong, handen die onschuldig bloed vergieten, een hart dat heilloze plannen smeedt, voeten die zich haasten om naar het kwade te snellen, wie leugens uitblaast als een valse getuige en wie twist stookt tussen broeders”. Deze schadelijke dingen behoren in Satans wereld thuis en ze zullen met Satans wereld vergaan. Met de ijver van het ware geloof moeten wij ertegen waken dat ze ons persoonlijke leven en de christelijke gemeente binnendringen. Bedenk wel dat ’de HERE rechtvaardig is en gerechtigheid liefheeft; de oprechten zullen zijn aangezicht aanschouwen’. — Ps. 11:7.
15. Met welk wonderbaarlijke voorrecht gaat een levend geloof gepaard?
15 Een levend geloof is er niet tevreden mee te ontvangen. Het is een geloof dat geeft! Hoe zou men beter van zijn geloof kunnen geven dan Jehovah geregeld wekelijks, te zamen met anderen van hetzelfde geloof, te dienen? Ja, werk met een doel voor ogen door mensen van goede wil opnieuw te bezoeken, met hen te studeren en een volledig aandeel te hebben aan de gelukkige volgorde van gebeurtenissen die in Romeinen 10:13-15 wordt uiteengezet: „Al wie den naam des Heren aanroept, zal behouden worden. Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in wien zij niet geloofd hebben? Hoe geloven in Hem, van wien zij niet gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker? En hoe zal men prediken zonder gezonden te zijn? Gelijk geschreven staat: Hoe liefelijk zijn de voeten van hen, die een goede boodschap brengen.” Degenen die door Jehovah worden uitgezonden en die dit grootse voorrecht om geloof met anderen te delen, accepteren, zijn beslist liefelijk in Jehovah’s ogen!
16. Welke raad is op de jonge generatie van thans van toepassing?
16 Er groeit thans een nieuwe en jonge generatie op in de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen. Deze heeft eveneens geloof nodig. Velen die zich thans met Jehovah’s volk verbinden, hebben niet de vurige vervolgingen zoals die van de tweede Wereldoorlog behoeven te verduren. Zij zijn niet, zoals de oudere getuigen, door het gepeupel lastig gevallen, in concentratiekampen en gevangenissen geworpen, verbannen en aan beschimpingen blootgesteld. Zij dienen echter eveneens te studeren ten einde het onvervalste geloof op te bouwen dat door de eeuwen heen kenmerkend is geweest voor Jehovah’s dienstknechten. Ook zij dienen zich er ijverig op toe te leggen zich met de wapenrusting des geloofs toe te rusten, waarbij zij acht dienen te slaan op Paulus’ aansporing aan de jongeman Timótheüs: „Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp het eeuwige leven, waartoe gij geroepen zijt en de goede belijdenis afgelegd hebt voor vele getuigen.” — 1 Tim. 6:12.
17, 18. Waarom is het er thans de tijd voor ’waakzaam te zijn met het oog op gebeden’?
17 Geloof in Jehovah zal ons dichter tot Jehovah brengen, en dicht bij Jehovah zijn, betekent hem in gebed naderen. Petrus spoort ons in dit verband als volgt aan: „Het einde aller dingen is echter nabijgekomen. Hebt daarom een gezonde geest en zijt waakzaam met het oog op gebeden. Hebt bovenal intense liefde voor elkaar, want liefde bedekt een menigte zonden” (1 Petr. 4:7, 8, NW). Blijf door middel van het gebed dicht bij Jehovah, want het gebed des geloofs en liefde houden onze voeten op het pad dat naar de beloning van eeuwig leven in Gods nieuwe wereld leidt.
18 Dat „het einde aller dingen is . . . nabijgekomen”, blijkt thans duidelijk uit de wijze waarop de natiën der mensheid onder de problemen van hun zelf veroorzaakte atoomcrisis gebukt gaan. Het is er thans derhalve de tijd voor uiterst waakzaam te zijn en ons geloof op een hoog peil te houden, zodat wij gereed zijn in alles de leiding te volgen die Jehovah en zijn Zoon ons gedurende deze kritieke dagen welke aan Armageddon voorafgaan, geven. Wat zal dat een geduchte dag zijn; mogen wij dan allen in staat zijn de beproefde hoedanigheid van ons geloof te tonen, dit alles tot lof en heerlijkheid en eer bij de Armageddon-„openbaring van Jezus Christus”! — 1 Petr. 1:7.
19, 20. (a) Welke glorierijke belofte van bescherming treffen wij in de 91ste Psalm 91 aan? (b) Waarom verleent Jehovah een dergelijke bescherming?
19 Wanneer wij ons wederom tot de profeet Mozes wenden, kunnen wij in zijn psalm lezen hoe groot de beloningen zijn voor mensen des geloofs die God ernstig zoeken. Zij zijn degenen die „in de schuilplaats des Allerhoogsten” zullen vertoeven en „in de schaduw des Almachtigen” zullen wonen. Zij zeggen tot Jehovah: „Mijn toevlucht en mijn vesting, mijn God, op wien ik vertrouw.” Aan dezulken, die zich op Jehovah verlaten, geeft Jehovah de verzekering: „Gij hebt niet te vrezen voor de verschrikking van den nacht, voor den pijl, die des daags vliegt; voor de pest, die in het duister rondwaart, voor het verderf, dat op den middag vernielt. Al vallen er duizend aan uw zijde, en tien duizend aan uw rechterhand, tot u zal het niet genaken; slechts zult gij het met uw ogen aanschouwen, en de vergelding aan de goddelozen zien. Want Gij, o HERE, zijt mijn toevlucht. Den Allerhoogste hebt gij tot uw schutse gesteld; geen onheil zal u treffen, en geen plaag zal uw tent naderen; want Hij zal aangaande u zijn engelen gebieden, dat zij u behoeden op al uw wegen.” Wat een glorierijke belofte gedurende de binnenkort opstekende storm van Armageddon beschermd te zullen worden!
20 Waarom belooft Jehovah zulk een bescherming te zullen verlenen? De psalm zegt vervolgens: „Ik zal hem beschutten, omdat hij mijn naam kent.” Het is omdat degene die God ijverig zoekt, Jehovah heeft leren kennen en alles wat door Zijn glorierijke naam wordt vertegenwoordigd. Het is omdat hij gelooft dat God, Jehovah, bestaat, en omdat hij er ten volle op vertrouwt Jehovah’s beloofde beloningen te zullen ontvangen. Het is omdat hij Jehovah in geloof aanroept. „Roept hij Mij aan, Ik zal hem antwoorden; Ik zal in de benauwdheid bij hem zijn, Ik zal hem uitredden en tot ere brengen. Met lengte van dagen zal Ik hem verzadigen, en Ik zal hem mijn heil doen zien.” — Ps. 91:1, 2, 5-11, 14-16.
21. (a) Waarover zullen de overlevenden van Armageddon zich kunnen verheugen? (b) Wat is de overwinning die de wereld overwint, en met welke beloning?
21 Aangezien „lengte van dagen” zich over een eeuwigheid van vreugdevolle dienst voor de Schepper-God, Jehovah, uitstrekt, zullen degenen die zijn zegeningen in de nieuwe wereld ontvangen, zich erover verheugen dat zij gedurende de laatste dagen van deze oude wereld mensen des geloofs werden. Zij zullen zich erover verheugen dat zij in Jehovah God en in zijn vermogen om hen te belonen, geloofden. Zij zullen zich erover verheugen dat hun geloof sprankelend en levend werd en dat het hen sterkte om de slagen die Satans wereld hun gedurende de stuiptrekkingen van haar atoomtijdperk toebracht, te verduren. De beloningen voor dat geloof zullen van de verhevenste soort zijn en tot in alle eeuwigheid voortduren, terwijl de mens, wanneer hij steeds meer van de glorierijke werken van Jehovah gaat zien en steeds meer Zijn vaderlijke goedheid ervaart, niet zal ophouden van blijdschap te juichen. Degenen die gedurende de betekenisvolle „laatste dagen” van deze oude wereld het geloof van de ware religie vasthouden, zullen in de toekomstige nieuwe wereld, waarin zij tot in alle eeuwigheid een vreedzaam en vreugdevol leven zullen genieten, ruimschoots worden beloond. „En dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft: ons geloof.” — 1 Joh. 5:4.
[Voetnoten]
a De brochure „Verheugt u, gij natiën”, blz. 55-57. Zie ook Jehovah’s Witnesses in the Divine Purpose, blz. 174.