Toon de vruchten van de geest
1. (a) Noem de werken van het vlees op. (b) Kan een christen in een wereld die er vol van is, zulke werken vermijden? Hoe?
DE GEEST van deze wereld brengt de „werken van het vlees” voort. Deze zijn thans duidelijk openbaar. Paulus noemt ze in de volgende bewoordingen op: „Hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgoderij, toverij, veten, twist, afgunst, uitbarstingen van toorn, zelfzucht, tweedracht, partijschappen, nijd, dronkenschap, brasserijen en dergelijke, waarvoor ik u gewaarschuwd heb, dat wie dergelijke dingen bedrijven, het Koninkrijk Gods niet zullen beërven” (Gal. 5:19-21). Dit zijn dus enkele van de dingen waarvan men zich beslist moet ontdoen om voor eeuwig leven in aanmerking te komen. Paulus’ beschrijving is, evenals in het geval van de Romeinse wereld uit de oudheid waarin hij leefde, stellig op deze huidige wereld van toepassing. Kan een christen die in een wereld zoals de onze leeft, echter veranderen? Ja, zelfs terwijl hij door mensen is omringd die „de werken van het vlees” doen. De christen kan de vrucht van de geest voortbrengen. Paulus en alle andere geïnspireerde schrijvers zouden ons beslist niet opdragen dit te doen wanneer dit niet met de hulp van Jehovah’s geest mogelijk zou zijn.
LIEFDE BEOEFENEN
2. Welke liefde moet men op de eerste plaats bezitten om de vruchten van de geest te kunnen voortbrengen? Welke liefde dient men vervolgens te bezitten?
2 Ten einde de „vrucht van de geest” voort te brengen, moet de christen in de allereerste plaats Jehovah God liefhebben, hetgeen voor hem betekent het grote gebod te gehoorzamen dat Jezus aanhaalde, namelijk: „Gij zult den Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.” Jezus voegde hieraan toe: „Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf” (Matth. 22:37, 39). Dit betekent dat u veel moet liefhebben, maar het betekent ook dat u hierdoor leven zult ontvangen.
3. Wat betekende liefde voor de apostel Paulus, en gaf hij er persoonlijk blijk van dat hij deze hoedanigheid bezat?
3 In Galaten 5:22 noemt Paulus liefde als de eerste vrucht welke in het leven van een christen kenbaar dient te zijn. Vervuld van een grote liefde voor God en zijn Zoon, Jezus Christus, streed hij voor het christendom met het „zwaard des Geestes”, dat hij als Gods Woord definieerde (Ef. 6:17). Paulus haatte de mensen niet; hij had hen juist lief en wilde dat zij de waarheid zouden kennen. Als iemand die zeer veel liefde bezat, had hij veel over dit onderwerp te zeggen, maar hij vond het tamelijk moeilijk er een beknopte beschrijving van te geven. In het dertiende hoofdstuk van Eén Korinthiërs vertelt hij ons: „Al ware het, dat ik met de tongen der mensen en der engelen sprak, maar had de liefde niet, ik ware schallend koper of een rinkelende cimbaal. Al ware het, dat ik profetische gaven had, en alle geheimenissen en alles, wat te weten is, wist, en al het geloof had, zodat ik bergen verzette, maar had de liefde niet, ik ware niets.” Wat was Paulus een reiziger en een werker! Wat besteedde hij een energie in de dienst! Hij spaarde zijn leven niet, maar goot het uit om het goede nieuws te prediken. Voor een Griek was Paulus een Griek en voor een jood een jood. Toch zou hij als hij geen liefde — liefde voor Jehovah God, zijn Zoon en zijn christelijke broeders en zusters — zou hebben, zoals hij zelf zei, „niets” zijn. Hij zei dat de liefde dienstvaardig is. Paulus deed iets voor anderen, zonder hier iets voor terug te verlangen of te verwachten. Wanneer hij zag dat een broeder succesvol was, maakte dit hem niet jaloers op zo iemand, want liefde is niet afgunstig.
4, 5. (a) Waar heeft een christen allereerst belangstelling voor? (b) Welke handelwijze volgt hij derhalve in het leven?
4 Een christen moet slechts voor één ding belangstelling hebben, en dat is de ware aanbidding van Jehovah. Bij het beoefenen van deze aanbidding, snoeft hij niet over datgene wat hij heeft gedaan. De liefde wordt nooit opgeblazen op grond van wat men tot stand heeft gebracht, terwijl de liefde zich stellig niet onbetamelijk gedraagt. De liefde komt in een goed gedrag tot uiting. Een christen die liefde aan de dag legt, blijft ondanks dat hij in de wereld is, niet als de wereld leven. Door liefde gedreven, zal hij een verandering in zijn handelwijze aanbrengen ten einde de juiste weg te bewandelen.
5 Wanneer de christen deze belangrijkste vrucht van de geest — liefde — voortbrengt, zal hij niet altijd op eigenbelang uit zijn en altijd de eerste en belangrijkste willen zijn. Hij zal niet over elke kleinigheid waaraan iemand zich schuldig maakt, geërgerd zijn omdat liefde niet geërgerd wordt. En wanneer iemand de christen iets aandoet, of zelfs zo ver gaat dat hij hem kwetst, zal hij — daar hij deze vrucht van de geest, liefde, bezit — het onrecht zelfs niet in gedachten houden. Wanneer een christen iets overkomt wat niet juist of rechtvaardig is, zal liefde zich niet over onrechtvaardigheid verheugen. De liefde kan zich slechts over één ding verheugen, en dat is de waarheid.
6. Hoe weten de leden van Gods gemeente dat deze gemeente aan Christus toebehoort?
6 Liefde is een hoedanigheid die Jehovah God in de volmaakte mens, Adam, heeft gelegd. Waarom zouden wij deze eigenschap niet in haar oorspronkelijke toestand herstellen? Bovendien ’is God liefde’, en hij is degene die wij aanbidden. Liefde is een noodzakelijke hoedanigheid voor elke christen. Hij kan er niet buiten. Het is zeer noodzakelijk dat elke christen er af en toe eens bij stilstaat hoeveel hij van andere mensen houdt. Hoeveel houdt hij van zijn broeders en zusters? De maatstaf aan de hand waarvan men kan vaststellen of hij wel of niet een christen is, is liefde. Jezus heeft gezegd: „Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander.” — Joh. 13:35.
7. Wat mankeert eraan wanneer wij ons niet durven uiten? (b) Betekent dit dat er geen hoop voor ons is?
7 Bent u er huiverig voor met de mensen over uw geloof in de bijbel te spreken? Durft u, ondanks dat u beweert een christen te zijn, niet van huis tot huis te gaan om hetzelfde soort van werk te doen dat Jezus en zijn discipelen ook deden? Durft u zich zelfs niet tegenover uw eigen broeders en zusters in een gemeentevergadering te uiten? Zegt u: „Ja, ik ben bang?” Dan bezit u geen volmaakte liefde en weet u dat er ruimte voor verbetering is. Johannes, die de Meester waarlijk liefhad, schreef het volgende: „Er is in liefde geen vrees, maar volmaakte liefde werpt vrees buiten, want vrees legt een beperking op” (1 Joh. 4:18, NW). Is er een belemmering waardoor u ervan wordt weerhouden uw christelijke geloof te uiten? Als vrees die belemmering vormt, moeten de wijnranken wat gereinigd worden zodat er meer vruchten voortgebracht kunnen worden. Jezus zei: „Iedere rank die . . . vrucht draagt, reinigt hij opdat ze meer vrucht moge dragen” en „Iedere rank aan mij die geen vrucht draagt, neemt hij weg” (Joh. 15:2, NW). Wilt u worden opgebouwd door gesnoeid te worden of wilt u als iemand die niet de vruchten van de geest voortbrengt, volledig van de wijnstok worden afgesneden?
8. Waarom is liefde de voornaamste vrucht van de geest?
8 „De kennis blaast op, de liefde bouwt op” (1 Kor. 8:1, PC). Christenen moeten liefde tonen en tegelijkertijd bouwen. Het woord liefde dient niet slechts nonchalant te worden gebruikt, want het heeft een uitgesproken expressieve betekenis. Liefde is levend en actief. Iemand die deze hoedanigheid, liefde, bezit, zal dit elke dag en bij alles wat hij doet, tonen. „Hebt in broederlijke liefde tedere genegenheid voor elkaar. Neemt de leiding in het betonen van eer aan elkaar” (Rom. 12:10, NW). Hoewel liefde als slechts een van de vruchten van de geest wordt genoemd, neemt ze hieronder de eerste plaats in. Ze is fundamenteel, omdat alle andere vruchten van de geest verschillende aspecten van de uitdrukking van liefde zijn. Ze dragen er alle toe bij dat de liefde actief blijft. Ontwikkel deze hoedanigheden derhalve en geef van meer liefde blijk.
VREUGDE EN VREDE
9. (a) Geef een definitie van vreugde. (b) Beschrijf de vreugde van een christen.
9 Een christen dient ook vreugde te hebben of te krijgen, omdat dit de tweede door Paulus genoemde vrucht van de geest is. Wat betekent het vreugde te hebben? Vreugde is „een emotie van een intens of levendig welbehagen dat voortspruit uit iets goeds wat men ervaart of hoopt te ervaren” (The American College Dictionary). De grootste vreugde van een christen spruit voort uit de prediking en uit het horen van goed nieuws en ervaringen van degenen die dit goede nieuws hebben bekendgemaakt. Zo was het ook met de vroege christenen gesteld. Wij lezen in Handelingen 15:3: „Zij reisden dan, nadat hun door de gemeente uitgeleide gedaan was, door Phenicië en Samaria, en bereidden met hun verhaal van de bekering der heidenen al der broeders grote blijdschap.” Hoe werd deze „grote blijdschap” veroorzaakt? Door „hun verhaal van de bekering der heidenen”. Zij hadden mensen over Gods koninkrijk verteld en hadden in de velddienst wonderbaarlijke ervaringen opgedaan die zij aan anderen konden doorvertellen. Dit schonk zowel de hoorders als de vertellers grote vreugde. Het is verheugend te horen hoe andere mensen naar de waarheid luisteren en vervolgens in de waarheid komen. De discipelen werden er door liefde toe bewogen te prediken en vreugde was het resultaat. — Hand. 13:45-52; 2 Kor. 7:13.
10. (a) Wat is vrede? (b) Hoe jaagt een christen deze na?
10 Vrede is een vrucht van de geest. Iemand die vreedzaam is, is „vrij van twist of beroering”. Hij is bedaard of rustig. Petrus moedigde christenen aan ’den vrede te zoeken en dien na te jagen’. Hij deelde hun ook mee op welke wijze zij deze wonderbaarlijke levenswijze konden navolgen: „Wie het leven wil liefhebben en goede dagen zien, weerhoude zijn tong van het kwade, en zijn lippen van bedrog te spreken; hij wijke af van het kwade en doe het goede, hij zoeke den vrede en jage dien na” (1 Petr. 3:10, 11). Om in vrede met onze medemens te kunnen leven, moeten wij op onze tong passen. Woorden — vooral beledigende woorden — kunnen veel moeilijkheden veroorzaken. Goede woorden hebben goede onderlinge betrekkingen tot gevolg, maar wanneer men listig en beledigend begint te spreken, is het vlug met de vrede gedaan. Iemand die vreedzaam is en een vreedzame boodschap heeft te vertellen, kan over Jezus Christus en het koninkrijk der hemelen spreken en hoe God „vrede op aarde onder de mensen van goede wil” tot stand zal brengen (Luk. 2:14, PC). Een christen zal zijn tong gebruiken om te zegenen. Paulus zei tot de Korinthiërs: „Houdt vrede, en de God der liefde en des vredes zal met u zijn.” — 2 Kor. 13:11; Matth. 10:12-14.
LANKMOEDIGHEID
11, 12. (a) Hoe zou u lankmoedigheid definiëren? (b) Schets de lankmoedigheid van Jezus jegens Saul, die de apostel Paulus werd. (c) Welke houding dienen wij ten aanzien van jegens ons betoonde lankmoedigheid aan de dag te leggen?
11 „Lang en geduldig verduren van onrecht of terging” vormt een definitie van lankmoedigheid. Dit is een vrucht van de geest. De grens van de lankmoedigheid wordt bij sommige mensen na ongeveer dertig seconden bereikt en bij anderen na één of twee minuten, maar sommigen kunnen het onrecht of de terging heel lang ondergaan. Houd Paulus’ woorden in gedachten dat „de liefde . . . lankmoedig en dienstvaardig” is (1 Kor. 13:4, NW). Hij maakte van Gods lankmoedigheid jegens de mensheid melding toen hij aan de Romeinen schreef: „Veracht gij den rijkdom van zijn goedertierenheid, verdraagzaamheid en lankmoedigheid, en beseft gij niet, dat de goedertierenheid Gods u tot boetvaardigheid leidt?” (Rom. 2:4) Jezus is stellig lankmoedig geweest jegens Saulus, die ten slotte bekeerd werd en zei: „Hiertoe is mij ontferming bewezen, dat Jezus Christus in de eerste plaats in mij zijn ganse lankmoedigheid zou bewijzen tot een voorbeeld voor hen, die later op Hem zouden vertrouwen ten eeuwigen leven” (1 Tim. 1:16). Paulus zal ongetwijfeld vaak aan de tijd hebben teruggedacht toen hij nog een Farizeeër was die de christenen vervolgde, terwijl hij trots was op zijn positie en er behagen in schiep de christelijke organisatie te gronde te richten. Hij was toen een verwoester en geen bouwer, maar ’toen hij Damascus naderde, omstraalde hem plotseling licht uit den hemel’ en hoorde hij een stem zeggen: „Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij?” Door de feiten wordt aangetoond dat Paulus waardering had voor de lankmoedigheid van Christus Jezus omdat hij daardoor in de gelegenheid werd gesteld tot een kennis der waarheid te komen.
12 Alle mensen die thans op aarde leven — en vooral christenen — dienen jegens Jehovah God en Christus Jezus van zulk een dankbaarheid blijk te geven omdat zij zo lankmoedig zijn geweest hen tot nu toe te laten leven. Nu kunnen zij op hun beurt eveneens lankmoedig zijn jegens anderen wanneer dezen het niet met hen eens zijn. Door zo te handelen, trachten zij hun de weg tot eeuwig leven in Gods nieuwe wereld van rechtvaardigheid te tonen. Betoon u eveneens lankmoedig jegens uw broeders en zusters. — 1 Thess. 5:14.
GOEDGUNSTIGHEID
13. (a) Geef een beschrijving van een vriendelijk mens. (b) Hoe gaven de Maltezers er tegenover Paulus en zijn mede-schipbreukelingen blijk van deze hoedanigheid te bezitten?
13 Goedgunstigheid of vriendelijkheid, de vijfde opgenoemde vrucht van de geest, kan op vele manieren tot uitdrukking worden gebracht. Iemand die goedgunstig is, geeft er blijk van een ’goede of welwillende aard’ te bezitten en ’attent en behulpzaam’ te zijn. Wij moeten niet alleen vriendelijk zijn jegens degenen die wij aardig vinden, maar ook jegens mensen die wij niet eens kennen. Paulus ondervond zulk een vriendelijkheid, en hij maakte er als volgt melding van: „Toen wij behouden aan land waren gekomen, vernamen wij, dat het eiland Malta heette. En de vreemdelingen bewezen ons buitengewone vriendelijkheid; want zij ontstaken een groot vuur en namen ons allen in hun kring op, wegens den loskomenden regen en de koude” (Hand. 28:1, 2, OB). Deze Maltezers sloofden zich uit om de schipbreukelingen te helpen. Toch kenden zij deze totale vreemdelingen helemaal niet. Het zouden zelfs wel binnendringers van het eiland kunnen zijn. De bewoners met hun vreemde taal dachten er echter anders over en beschouwden het als een gelegenheid om buitengewone vriendelijkheid te tonen.
14, 15. Hoe betonen Jehovah’s getuigen hun vriendelijkheid jegens de mensen?
14 Iedere christen heeft die gelegenheid, soms zelfs op meer dan één manier. Jehovah’s getuigen trachten buitengewone vriendelijkheid aan de dag te leggen door de boodschap des levens rechtstreeks tot de mensen te brengen door hen in hun huis op te zoeken, bij geïnteresseerde mensen terug te komen en bijbelstudiën te leiden. Dit gaat vaak met grote, door de getuigen zelf gedragen kosten gepaard en vergt veel tijd. Toch vragen zij hier niets voor terug. Hoewel vele mensen de vriendelijkheid van de zijde van Jehovah’s getuigen niet waarderen, moeten de getuigen deze toch blijven betonen, daar dit de wil van God is. De Schrift verklaart duidelijk dat de gehele mensheid moet weten dat Jezus het gehele menselijke geslacht heeft gekocht door zijn leven te geven. Hierdoor heeft hij de gave van het eeuwige leven aan alle mensen aangeboden, hoewel niet allen haar zullen accepteren. Dat is iets wat iedereen zelf moet beslissen.
15 Indien een christen deze vrucht van de geest, vriendelijkheid, zal hebben, zal ze in zijn dagelijkse activiteit jegens alle mensen en niet slechts ten opzichte van een uitverkoren groepje, tot uitdrukking gebracht moeten worden.
GOEDHEID
16, 17. (a) Geef de definitie van goedheid, en met welke hoedanigheden wordt ze gecontrasteerd? (b) Hoe noodzakelijk is deze hoedanigheid in het leven van een christen?
16 Goedheid is een bewonderenswaardige eigenschap. Het woord betekent „morele uitnemendheid, deugd”. Ten einde op goedheid de nadruk te leggen, liet Paulus deze eigenschap door het gebruik van tegenstellingen speciaal uitkomen. Hij zegt: „Van hoererij en allerlei onreinheid of hebzucht mag onder u zelfs geen sprake zijn. . . . en evenmin van onwelvoegelijkheid en zotte of losse taal. . . . Want hiervan moet gij doordrongen zijn, dat in geen geval een hoereerder, onreine of geldgierige, dat is een afgodendienaar, erfdeel heeft in het Koninkrijk van Christus en God” (Ef. 5:3-5). Vervolgens geeft Paulus christenen de raad dit soort van mensen op een afstand te houden. Er bestaat voor een Christen geen enkele reden met hen verbonden te zijn. Hij zegt: „Doet dan niet met hen mede. Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in den Here; wandelt als kinderen des lichts — want de vrucht des lichts bestaat in louter goedheid en gerechtigheid en waarheid” (Ef. 5:7-9). Het leiden van een juist, fatsoenlijk en achtenswaardig leven, dat is goedheid. Ze vormt volgens Paulus in deze slechte, gedegenereerde wereld zelfs een noodzakelijke vrucht van de geest.
17 Goedheid is een hoedanigheid die behoed moet worden, en ze moet stellig het doel zijn van iemand die zijn leven aan Jehovah’s dienst opdraagt. Voordat iemand een christen genoemd kan worden, moet hij aan schandelijk gedrag een einde maken. Indien wij in onszelf de vruchten van de geest zullen voortbrengen en ervoor in aanmerking willen komen in Gods nieuwe wereld leven te ontvangen, moeten wij stellig deze vrucht van de geest, goedheid, bezitten.
GELOOF
18. Welke definitie geeft Paulus van geloof, en hoe noodzakelijk is het volgens hem voor een christen geloof te hebben?
18 „Geloof is de verzekerde verwachting van waarop men hoopt, de duidelijke demonstratie van werkelijkheden die toch niet worden gezien” (Hebr. 11:1, NW). Deze definitie gaf Paulus van geloof. Een christen kan niet buiten geloof, want „zonder geloof is het onmogelijk Hem welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken” (Hebr. 11:6). De discipel Jakobus toonde zijn geloof, en hij wees erop dat het geloof door werken ondersteund moet worden (Jak. 2:26). Indien iemand in Jehovah God, Christus Jezus en zijn koninkrijk gelooft, zal hij zijn geloof bewijzen door wat hij zegt, wat hij doet en de manier waarop hij leeft.
19. (a) Wat is nauw met geloof verbonden? (b) Wie zijn voorbeelden van een daadwerkelijk geloof en in praktijk gebrachte werken?
19 Iemands geloof kan sterven of zwak worden. Vele mensen die Jezus Christus eens gelovig als de Verlosser en Redder der mensheid aanvaardden, zijn afgevallen. Zij verwerpen de bijbel en hebben zich tot de evolutie gekeerd. Toch noemen zulke mensen zich christenen en gaan zij naar de kerken der christenheid. Jakobus zou tot hen zeggen: „Zo is het ook met het geloof: indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood” (Jak. 2:17). Geloof is expressief. Het doet een bekendmaking. Paulus zei: „Want met het hart oefent men geloof tot rechtvaardigheid, maar met de mond doet men een openbare bekendmaking tot redding” (Rom. 10:10, NW). Ons geloof wordt sterker wanneer wij ons hart, onze geest en onze mond gebruiken om van dit geloof in Gods koninkrijk als ’s mensen enige hoop een openbare bekendmaking te doen. Jezus zei: „Dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn” (Matth. 24:14). Dit wordt thans niet alleen door een overblijfsel van de ’kleine kudde’ gedaan — mensen die allen geloof hebben en die Jezus negentienhonderd jaar geleden begon bijeen te brengen — maar ook door een „grote schare” van mensen met hetzelfde soort van geloof. Als gevolg van dit geloof van de zijde van de vele christenen zijn er in deze buitengewoon moeilijke dagen grote werken verricht.
ZACHTAARDIGHEID
20. (a) Hoe toonde Jezus aan dat zachtaardigheid geen zwakheid is? (b) Wat zei Paulus in dit verband?
20 Zachtaardigheid wordt soms ten onrechte voor zwakheid aangezien. Iemand die over het leven van Christus leest zoals dit door de schrijvers van de vier Evangeliën wordt beschreven, ziet Jezus als een zachtaardig man. Lees het 23ste hoofdstuk van Mattheüs echter beslist ook eens, want daar kunt u Jezus zien als iemand die goddeloosheid krachtig veroordeelt. Hij was onbevreesd en had een volmaakte liefde, waardoor vrees wordt buitengesloten. Met degenen die graag wilden leren, ging hij vriendelijk en zacht om, terwijl hij in zijn gevoelens en gedrag jegens allen beheerst was. Omdat Jezus zo zachtaardig was, kon hij de mensen onderwijzen. Hij zei tot hen: „Wordt mijn discipelen, want ik ben zachtaardig en nederig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel” (Matth. 11:29, NW). Zij stelden hun vertrouwen in hem. Ook werden zij niet bang wanneer Jezus hun de zuivere waarheid zei, omdat hij dit in liefde deed. Zij stonden onmiddellijk klaar om naar hem te luisteren. Paulus was met de waarde van zachtaardigheid op de hoogte en zei tot Timótheüs: „Een slaaf des Heren behoeft . . . niet te strijden.” Strijden vormt niet de juiste manier om iemand te helpen de waarheid te verwerven. Paulus zei vervolgens: De slaaf des Heren „moet tactvol zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, zich onder het kwade in bedwang houdend, met zachtaardigheid onderrichtend degenen die niet gunstig gezind zijn” (2 Tim. 2:24, 25, NW). Niet door geweld, maar door een juiste uiteenzetting van Gods Woord wordt iemand tot berouw gebracht.
21. (a) Blijkt uit de geschiedenis van de Katholieke Kerk dat ze een zachtaardige organisatie is, en waarom antwoordt u aldus? (b) Hoe is het ware christendom in dit opzicht anders?
21 Hoe geheel anders was het gedrag van de rooms-katholieke hiërarchie, welke thans nog steeds grote macht in de wereld uitoefent, gedurende de jaren van de inquisitie. Dat vals religieuze lichaam kan zijn geschiedenis van martelingen — waarbij mannen en vrouwen op de pijnbank werden gelegd, hun ledematen uit hun lichaam werden getrokken en mensen aan hun duimen werden opgehangen — nimmer ongedaan maken. Deze inquisiteurs die beleden christenen te zijn — ja, het waren priesters, die ervoor zorgden dat joden, Moren en „ketters” folterende pijnen ondergingen — hadden stellig geen zachtaardige geest. Deze religieuze leiders streden ervoor mensen met geweld de Rooms-Katholieke Kerk in te drijven. Wat hebben zij met hun oorlogen en martelingen bereikt? Een wereld van vrede en eenheid? Neen! Met haar oorlogen en kruistochten heeft de valse religie de mensen van God afgekeerd. Het christendom zal nooit door het gebruik van vleselijke wapens worden bevestigd. Wanneer iemand de waarheid aanneemt, komt dit omdat de bedienaar van het evangelie zachtaardig en geduldig is jegens degenen die de bijbelse boodschap niet gunstig gezind zijn. Jezus bediende zich van die methode, en de apostelen volgden hem hierin na. De ware christenen van deze tijd moeten dezelfde methode gebruiken. Zachtaardigheid is een vrucht van Gods heilige geest, en wanneer wij er gebruik van maken, zal dit bij het bekendmaken van Gods koninkrijk blijvende resultaten tot gevolg hebben.
ZELFBEHEERSING
22. (a) Tot in welk opzicht wordt het leven van een christen door zelfbeheersing beheerst? (b) Met wat voor soort van mensen worden degenen die geen zelfbeheersing hebben, gelijkgeschakeld?
22 Het valt voor onvolmaakte mensen niet mee zelfbeheersing aan de dag te leggen. Waarom zou u excuses aanvoeren? Doe uw best zelfbeheersing te tonen. Ze is een van de vruchten van de geest, dus het móet mogelijk zijn haar te bezitten. Zelfbeheersing te bezitten, betekent in staat te zijn zichzelf, zijn daden, woorden, eet- en drinkgewoonten, ja, zelfs zijn gevoelens, in bedwang te houden. In Paulus’ ogen behoort iemand die niet over een zekere mate van zelfbeheersing kan beschikken tot een nogal verachtelijk soort van mensen. Mensen zonder zelfbeheersing rangschikt hij onder de zeer verachtelijke mensen die volgens de bijbel in de laatste dagen de overhand zouden hebben. Hij schreef aan Timótheüs: „Weet dit echter, dat er in de laatste dagen kritieke tijden zullen zijn, die moeilijk zijn door te komen. Want de mensen zullen zichzelf liefhebben, het geld liefhebben, zullen aanmatigend zijn, hooghartig, lasteraars, ongehoorzaam aan ouders, zonder erkentelijkheid, zonder liefderijke goedgunstigheid, geen natuurlijke genegenheid hebbend, niet ontvankelijk voor enige overeenkomst, kwaadsprekers, zonder zelfbeheersing, heftig, zonder liefde voor het goede” (2 Tim. 3:1-3, NW). Waarom zou u wegens gebrek aan zelfbeheersing met zulke bedrijvers van onrecht worden gelijkgeschakeld? Salomo schreef: „De dwaas laat zijn gansen toorn den vrijen loop, maar de wijze houdt dien in en doet hem bedaren” (Spr. 29:11). Hoe gemakkelijk is het voor een christen die geen zelfbeheersing heeft, of de zelfbeheersing die hij heeft, verliest, om tot de wegen van het vlees terug te vallen, waardoor hij er niet voor in aanmerking komt de zegeningen van Gods koninkrijk te beërven! Hoe dwaas is het derhalve om niet eveneens naar het voortbrengen van deze vrucht, namelijk zelfbeheersing, te streven! Iemand die zelfbeheersing heeft, geeft er blijk van liefde te bezitten.
23. Wat moeten wij doen om onszelf op te bouwen en in Gods bouwwerk te blijven?
23 Paulus contrasteert al deze vruchten van de geest met de werken van het vlees. Wanneer een gelovige zich opdraagt om Gods wil te doen, moet er een verandering plaats vinden. Hij kan zich niet langer als de wereld gedragen, want „wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd” (Gal. 5:24). Er moet dus een zodanige verandering worden aangebracht dat de persoon in kwestie wordt opgebouwd. „Laten wij, indien wij door geest leven, ook door geest ordelijk blijven wandelen. Laten wij niet egoïstisch worden, wedijver bij elkaar aanwakkeren en afgunstig op elkaar zijn” (Gal. 5:25, 26, NW). Iemand die de vruchten van de geest voortbrengt, komt ervoor in aanmerking in Jehovah’s Nieuwe-Wereldmaatschappij opgenomen te worden. Door ’voortdurend aandacht te schenken aan uzelf en uw onderwijs’, worden er dus goede resultaten voortgebracht. U zult „zowel uzelf redden als hen die naar u luisteren” (1 Tim. 4:16, NW). Bouw uzelf op door aan uw vruchten van de geest aandacht te schenken, en help er terzelfder tijd aan mee Jehovah’s Nieuwe-Wereldmaatschappij uit te breiden. Christenen moeten eensgezind met elkaar omgaan en de eenheid aan de dag leggen van „een kudde in de schaapskooi, als een troep dieren in het midden der weide”. Voed u met Jehovah’s schapen en blijf in eenheid, want „rijke welvaart heerst er in het huis van den rechtschapene; maar onrust brengt ’t vermogen der slechten”. — Spr. 15:6, KB.