Een volledige overwinning door geloof
„In al deze dingen komen wij volledig als overwinnaars uit de strijd te voorschijn door bemiddeling van hem die ons heeft liefgehad.” — Rom. 8:37.
1. Waarom kunnen wij moeilijkheden verwachten, vooral in deze tijd?
JEZUS heeft tot zijn discipelen gezegd: „Als gij een deel van de wereld zoudt zijn, zou de wereld ten zeerste gesteld zijn op wat haar toebehoort. Daar gij echter geen deel van de wereld zijt, maar ik u uit de wereld heb uitgekozen, daarom haat de wereld u. Denkt aan het woord dat ik tot u heb gezegd: Een slaaf is niet groter dan zijn meester. Indien zij mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen” (Joh. 15:19, 20). Wij kunnen op grond hiervan moeilijkheden verwachten, en vooral thans, in „het besluit van het samenstel van dingen”. — Matth. 24:3, 9.
2. (a) Waarom kunnen wij vertrouwen hebben wanneer wij vervolgingen doorstaan? (b) Welke voordelen werpt het af wanneer wij aldus volharden?
2 Misschien zullen wij door vervolgingen beproefd worden, maar in de mate dat wij dit nodig hebben, zal God ons „de kracht [geven] die datgene wat normaal is te boven gaat” opdat wij kunnen volharden. Ja, „wij worden vervolgd, maar niet in de steek gelaten; wij worden neergeworpen, maar niet vernietigd” (2 Kor. 4:7-9). Hoe vaak hebben Jehovah’s Getuigen in deze tijd dit niet meegemaakt! En wanneer vervolgingen worden doorstaan, kunnen ze een bijzonder heilzaam resultaat hebben. Ze verrijken het geloof van een christen met een veerkracht, een energie, een vertrouwen en een kalmte die uit zijn gehele persoonlijkheid stralen en als het ware te kennen geven: ’Hier is een op de proef gestelde, getrouwe dienstknecht van de Almachtige God Jehovah.’ Jezus zegt ons dat wij ons over vervolgingen moeten verheugen. „Gelukkig zijn zij die ter wille van de rechtvaardigheid zijn vervolgd, want hun behoort het koninkrijk der hemelen toe.” — Matth. 5:10-12.
3. (a) Welke aanmoediging geeft Petrus ons met betrekking tot vervolgingen? (Zie ook 1 Petrus 4:12-14.) (b) Welke beproevingen hebben Jehovah’s Getuigen in de tegenwoordige tijd verduurd, en met welk resultaat?
3 De apostel Petrus bezag het op deze wijze, want hij schreef aan christenen die „door Gods kracht door middel van geloof behoed” werden: „In dit feit verheugt gij u ten zeerste, alhoewel gij op het ogenblik voor een korte tijd, indien het zo moet zijn, door verscheidene beproevingen wordt bedroefd, opdat de beproefde hoedanigheid van uw geloof — welke van veel grotere waarde is dan goud, dat vergaat ook al wordt het door vuur beproefd — een reden tot lof en heerlijkheid en eer bevonden moge worden bij de openbaring van Jezus Christus” (1 Petr. 1:5-7). Jehovah’s Getuigen worden in deze tijd nog steeds „door verscheidene beproevingen . . . bedroefd”. Deze beproevingen komen als gevolg van strijdpunten die verband houden met neutraliteit, nationalisme of afgodische ceremoniën, of door middel van tegenstand van de zijde van ongelovige gezinsleden, collega’s of scholieren, en anderen. Op welk een schitterende wijze hebben velen deze beproevingen verduurd! Terwijl zij voorwaarts rukken, in de verzekering van een gelukkig resultaat en een beloning, worden zij „door Gods kracht . . . behoed”.
4. Welke aansporing hebben wij om ’niet bevreesd te zijn’?
4 De Heer Jezus Christus gaf gezalfde christenen in Smyrna de verzekering: „Wees niet bevreesd voor de dingen die gij gaat lijden. Zie! De Duivel zal voortgaan sommigen van ulieden in de gevangenis te werpen, opdat gijlieden volledig op de proef wordt gesteld en opdat gijlieden tien dagen verdrukking hebt. Bewijs dat gij getrouw zijt, zelfs tot de dood, en ik zal u de kroon des levens geven” (Openb. 2:10). Evenzo kunnen degenen die deel uitmaken van de „grote schare” de verwachting koesteren dat zij, als zij hun rechtschapenheid bewaren, een „kroon” van eeuwig leven in een aards paradijs zullen ontvangen. — Jak. 1:12.
5. Welke verzekering kunnen wij hebben wanneer wij ons standpunt tegen de Duivel innemen?
5 Hoewel de Duivel, in zijn tegenstand tegen Gods koninkrijk, op vreesaanjagende wijze op „een brullende leeuw” kan gaan lijken, behoeven wij hem niet te vrezen als wij onze zinnen bij elkaar houden en waakzaam zijn. Wij staan in onze strijd, die met vervolgingen gepaard gaat, niet alleen. Wij worden ertoe uitgenodigd al onze bezorgdheid op Jehovah te werpen — ’omdat hij voor ons zorgt’. „Neemt uw standpunt tegen [de Duivel in, vast in het geloof, wetend dat dezelfde dingen in de vorm van lijden, in de gehele gemeenschap van uw broeders in de wereld worden volbracht.” — 1 Petr. 5:7-9.
„VAST IN HET GELOOF”
6, 7. (a) Hoe blijkt uit de handelwijze van onze broeders in het zuiden van Afrika dat zij de voortreffelijke raad van 1 Thessalonicenzen 5:8, 11 opvolgen? (b) Hoe is Jeremia’s profetie ten aanzien van onze broeders in vervulling gegaan?
6 Hoe goed beschrijven deze woorden onze broeders over de gehele aarde die hun rechtschapenheid bewaren! Wanneer zij de wapens van hun geestelijke oorlogvoering hanteren ten einde aan de beproevingen en het lijden waarmee de Duivel hen aanvalt, weerstand te bieden, neemt de ’beproefde hoedanigheid van hun geloof’ een schitterende luister aan. Berichten uit alle delen van de aarde geven te kennen dat de Duivel zijn tegenstand intensiveert. In Afrika neemt het aantal uitbarstingen van vervolging en gewelddaad voortdurend toe. Een land in het zuiden van dit werelddeel bericht bijvoorbeeld:
„Onze broeders hebben aan veel problemen het hoofd moeten bieden. Sommigen zijn geslagen, terwijl op zijn minst vijf in de loop van het jaar zijn gedood. Koninkrijkszalen zijn afgebrand en verkondigers verstrooid, met het gevolg dat sommige gemeenten zijn opgeheven. Van sommigen heeft men hun lectuur verbrand, terwijl anderen voor hun leven hebben moeten vluchten. Het is in sommige gebieden niet meer mogelijk van huis tot huis te werken, hoewel de broeders het ’goede nieuws’ getrouw, op elke manier die maar mogelijk is, met anderen blijven delen. Ondanks deze toestanden blijven Jehovah’s dienstknechten standvastig in hun geloof en gaan zij ermee voort anderen, die bedroefd zijn als gevolg van de wereldtoestanden, te vertroosten. Getrouwe Getuigen hebben manieren en mogelijkheden gevonden om met elkaar te vergaderen en het ’goede nieuws’ met anderen te delen. Eén speciale pionier schreef: ’Hoewel de mensen de leus gebruiken: „Weg met de kerken en leve de oorlog”, geven onze broeders blijk van een sterk geloof in Jehovah.’”
7 Toen een nieuwe regering voorbereidingen trof om dit land over te nemen, werden er reeds krachtsinspanningen in het werk gesteld om de broeders te dwingen politieke partijkaarten te kopen. Het verslag besloot evenwel met de volgende geruststellende opmerking: „Het geloof en de volharding van onze broeders tonen zonder enige twijfel aan hoe waar onze jaartekst [voor 1978] is: ’Zij zullen u niet overmeesteren’ want „ik ben met u”, is de uitspraak van Jehovah, „om u te bevrijden”.’ — Jer. 1:19.”
8. Welke situatie bestaat er vlak bij de grens van Malawi, maar wat hebben liefdevolle „herders” in dit verband gedaan? (b) Hoe zijn zij als de apostelen geweest door onder vervolging ’stand te houden’? (1 Kor. 4:9, 11-13)
8 Uit Moçambique komt het bericht dat ongeveer 12.000 van onze broeders en zusters uit Malawi in de stad Milange, bij de oostelijke grens van Malawi, in kampen zijn opgesloten, en dat 3000 tot 5000 van onze broeders uit Moçambique eveneens in kampen in dat gebied zijn gedetineerd. Als liefdevolle herders hebben reizende opzieners hun opbouwende bezoeken aan de gemeenten voortgezet (1 Petr. 5:2, 3). Maar ten dele als gevolg van verraad van de zijde van uitgesloten afvalligen en opstandige kinderen van Getuigen, die maar al te bereidwillig waren om verantwoordelijke broeders bij het Frelimo aan te geven, zijn sommigen van hen gearresteerd. Het verslag luidt:
„Twee kringopzieners werden gearresteerd en naar ’heropvoedingscentra’ gestuurd in een poging hen met communistische doctrines te hersenspoelen. Een van hen is onlangs vrijgelaten, maar de ander, die al veel langer vastzit, slaagde erin het volgende verslag over zijn ervaringen naar buiten te smokkelen:
’Wij werden met horizontaal uitgestrekt armen aan een paal vastgebonden, zodat wij er als een kruis uitzagen. Er werd een nylon touw of koord stevig om onze armen gewonden, van de vingertoppen van de ene hand tot de vingertoppen van de andere hand, terwijl het ook om ons lichaam werd gewonden. En dit alles gebeurde in een poging ons ertoe te dwingen de wetten van Jehovah te overtreden. Het gevolg was dat mijn armen, en ook die van twee andere broeders, bijna verlamd raakten en tot de toppen van onze vingers opzwollen. Toen zij de touwen waarmee ik was vastgebonden, losmaakten, waren mijn armen zo gezwollen dat ik niets kon vasthouden. Nu pas, 15 dagen later, kan ik een pen hanteren.’”
9. Hoe kunnen wij onze vervolgde broeders ondersteunen, en met welke verzekering? (1 Petr. 5:10, 11)
9 Na verslag te hebben uitgebracht over de toenemende moeilijkheden van de broeders, besluit de kringopziener zijn bericht met de woorden: „Vergeet ons alsjeblieft niet in jullie gebeden.” Laten wij deze getrouwe broeders dus gedenken door ons ten behoeve van hen „in te spannen in gebeden tot God”, in het volste vertrouwen dat de grote „Hoorder van het gebed” hen in zijn liefde zal bewaren en hun last op zijn eigen bestemde tijd en wijze zal verlichten. — Rom. 15:30-32; Ps. 65:2.
10. (a) Hoe hebben onze broeders in het hartje van Afrika een levende demonstratie van Filippenzen 1:27-29 gegeven? (b) Waarom is het belangrijk bij het opvolgen van raad zoals in Jozua 1:8 wordt aangetroffen, vooruit te zien?
10 Uit een land in het hartje van Afrika komt het volgende bericht:
„Ondanks het verbod heeft Jehovah ons gedurende het afgelopen jaar rijkelijk gezegend. In één stadje werd een groep van 41 broeders, zusters en kinderen gearresteerd toen zij in een particulier huis vergaderden. De zusters en kinderen werden al ’gauw vrijgelaten’ maar de 25 broeders werden tot gevangenisstraffen van twee tot zes maanden veroordeeld omdat zij een verboden religie uitoefenden. Het voorbeeldige gedrag van de broeders toen zij met groepjes gevangenen tewerkgesteld werden, verschafte de gehele plaatselijke bevolking een schitterend getuigenis over de wijze waarop bijbelse waarheden invloed dienen uit te oefenen op het dagelijkse leven. De broeders ontvingen vaak speciale voorrechten als gevolg van hun betrouwbare gedrag, en verschillende autoriteiten, met inbegrip van de burgemeester van het stadje, lieten zich gunstig over hun gedrag uit.
Gedurende het grootste gedeelte van deze twee maanden hadden de broeders in de gevangenis absoluut geen bijbelse lectuur, maar zij bleven er toch mee doorgaan elkaar ’wederzijds aan te moedigen’. In elk van de drie verschillende cellen waarin zij waren ondergebracht, werd elke dag een andere broeder aangesteld om een bijbeltekst te bedenken. Onder leiding van de ouderling of dienaar in de bediening in de groep, gaf elke broeder dan een commentaar op de tekst van die dag. Ook hadden de broeders wanneer zij met werkgroepjes op stap waren, veel gelegenheden om Koninkrijksliederen te zingen, omdat groepjes gevangenen vaak zingen wanneer zij werken. De districtsopziener, de enige van de 25 broeders die tot zes maanden gevangenisstraf was veroordeeld, legde later uit hoe bijzonder nuttig het is ervoor te zorgen dat men voordat men aan zo’n beproeving op zijn geloof wordt onderworpen, vele verschillende bijbelverzen en Koninkrijksliederen kent.”
11, 12. (a) Hoe is de praktische toepassing van Hebreeën 10:24, 25 van groot nut geweest om aan geloofsbeproevingen het hoofd te bieden? (b) Hoe is Psalm 1 van toepassing op onze vervolgde broeders?
11 Dit land waar Jehovah’s werk verboden is, bericht dat er een achteruitgang was in het aantal Koninkrijksverkondigers dat bericht heeft ingeleverd, maar dat de kwaliteit van hun dienst is verbeterd. Het verslag vervolgt met te zeggen:
„Eén ding is heel duidelijk geworden: Degenen die er altijd goede geestelijke gewoonten op na hebben gehouden en die een diepe waardering voor de waarheid bezitten, hebben er geen moeite mee standvastig te blijven wanneer zich beproevingen voordoen, maar degenen die in ’gunstige tijd’ vergaderingen overslaan, ongeregeld zijn in de velddienst en op het gebied van kleine strijdpunten schipperen, bezwijken vaak onder een ’vurige’ beproeving. Sinds het verbod is de kwaliteit van studies die worden geleid sterk toegenomen, en velen maken snelle vorderingen.
Zes jonge leden van één gezin begonnen na het verbod te studeren en toonden geen vrees, terwijl zij ondanks krachtige tegenstand van de zijde van familieleden pal bleven staan. Vanaf het begin bezochten zij alle vergaderingen, hetgeen tot resultaat had dat zij snel vorderingen maakten. Drie van hen zijn nu gedoopt en een ander bereidt zich voor op de doop. Twee anderen zijn er, eveneens met het oog op de doop, mee bezig hun huwelijk wettelijk te laten registreren. Door hun vertrouwen in Jehovah en hun ijverige persoonlijke studie zijn zij voor anderen in de gemeente een voorbeeld.”
12 Deze getrouwen, die er ondanks verbodsbepalingen mee voortgaan de „wet van Jehovah” tot hun lust te maken, worden voortdurend rijkelijk gezegend. Dit blijkt uit een brief van gevangengezette Getuigen uit weer een ander Afrikaans land waar Jehovah’s werk verboden is:
„Wij worden hier voortdurend gemarteld. Negen broeders werden uit onze groep verwijderd en in een andere cel geplaatst om er vijf dagen achtereen voortdurend gestraft te worden. Sommigen worden ’s nachts wakker gemaakt en geslagen; en het lijkt wel alsof de straffen met de dag heviger worden. Wij krijgen één maaltijd per dag, als zij eraan denken deze te brengen. Wij ondervinden veel moeilijkheden; maar ze worden ook overwonnen. Wij slagen erin onze vergaderingen te houden. . . . Wij zijn heel erg voorzichtig. . . . Dit is alles voor vandaag van de 75 broeders die jullie groeten.”
Hoe zwaar de beproevingen ook zijn, deze dierbare broeders kunnen troost putten uit de woorden van de psalmist: „Jehovah neemt kennis van de weg der rechtvaardigen, maar het is de weg der goddelozen die zal vergaan.” — Ps. 1:1-6.
13. Welke vastberaden houding hebben onze broeders in noordoost-Afrika in overeenstemming met andere Psalmen aan de dag gelegd?
13 Uit noordoost-Afrika komen berichten van arrestaties in drie verschillende landen. In een van deze landen heeft 5 percent van de broeders en zusters tijd in de gevangenis doorgebracht, en sommigen bevinden zich daar nog steeds. Een aantal van hen zijn gemarteld en drie Getuigen werden gedood; van twee anderen wordt bericht dat zij de doodstraf hebben ontvangen. Aan Wachttoren-zendelingen werd verzocht de Seychellen te verlaten. In heel dit grote gebied zijn bijna alle broeders en zusters getrouw gebleven en zijn zij vastbesloten om Jehovah tot hun toevlucht te blijven maken terwijl de beproevingen voortduren (Ps. 34:7, 8; 84:11, 12; 94:17-23). Sommigen slagen erin hun activiteiten in de volle-tijdprediking voort te zetten, en zij allen zeggen dat zij veel waardering hebben voor de gebeden die door de wereldomvattende gemeenschap van broeders ten behoeve van hen worden opgezonden.
14. (a) Welk schitterende verslag komt uit een ander land waar het werk verboden is? (b) Aan welke schriftuurlijke voorbeelden herinnert het geloof van deze broeders ons? (Hand. 4:18, 19; 5:28, 29; 8:1b, 4)
14 Laten wij nu onze aandacht op een land in een ander werelddeel richten, waar de broeders ondanks verbodsbepalingen een wonderbaarlijke loyaliteit ten toon spreiden. In een recent verslag wordt vermeld:
„Dat onze broeders er niet mee zullen ophouden het goede nieuws van het Koninkrijk bekend te maken, kan duidelijk worden opgemaakt uit de toename van dit jaar. Wij hebben bijna het grootste hoogtepunt van vóór het verbod bereikt. Er stromen veel nieuwelingen de organisatie binnen, want sinds het verbod zijn [in slechts twee jaar tijd] 1788 nieuwe personen gedoopt. Er zijn gemeenten die in deze periode meer dan 100% toename hebben bericht. De broeders worden niet door arrestaties afgeschrikt.
Toen het werk werd verboden had [één] gemeente 17 verkondigers; nu berichten zij er 48. Er werden dit jaar 10 personen gedoopt; 11 verkondigers namen het hulppionierswerk op zich, met inbegrip van de enige twee ouderlingen in de gemeente. Vier van de broeders werden gearresteerd en 14 dagen lang in afzonderlijke cellen opgesloten, maar dit heeft geen invloed uitgeoefend op hun voortreffelijke activiteit en ijver voor Jehovah’s dienst. De geest van deze broeders en vele anderen in het land herinnert ons aan Paulus’ ijver voor het ’goede nieuws’. — 2 Kor. 4:7, 16-18.”
En herinnert dit ons ook niet aan de activiteit en ijver van de pas opgerichte christelijke gemeente, zoals deze in de hoofdstukken 4 tot en met 8 van Handelingen worden beschreven?
15. (a) Hoe dienen wij op deze berichten te reageren? (b) Welke rol speelt gebed hierbij?
15 Soortgelijke berichten komen uit veel andere landen over de gehele aarde waar Jehovah’s Getuigen het hoofd moeten bieden aan beperkingen en verbodsbepalingen. Hoe dienen wij op zulke berichten te reageren? Het vormt er onder andere een duidelijk bewijs van dat wij thans in „het laatst der dagen” leven, ja, dat de tijd nog nooit zo dringend is geweest als nu en dat wij ons moeten omgorden om onder geloofsbeproevingen ’pal te staan’ (Jes. 2:2; Ef. 6:14). En evenals wij vurig bidden of Jehovah over onze broeders wil waken die op dit ogenblik vervolgingen ondergaan, dienen wij te bidden of onze hemelse Vader onszelf, ons gezin en onze gemeente — ja, en alle nieuwelingen die nu tot een kennis van de waarheid komen — van elke list van „de goddeloze” wil bevrijden. — 1 Thess. 1:2; Matth. 6:13.
16. (a) Hoe is bij het behalen van de overwinning door geloof rechtschapenheid betrokken? (b) Welke andere vloedgolf dreigt Gods volk te overspoelen? (Vergelijk Lukas 8:14.)
16 Jehovah, de grote Hoorder van het gebed, heeft onze broeders in oost-Europa, in het Verre Oosten, in Afrika en in Latijns-Amerika gesterkt om de overwinning te behalen op de vloedgolf van bittere vervolging die in zoveel delen van de wereld blijft voortrukken. De ’beproefde hoedanigheid van hun geloof heeft in hen volharding bewerkt’, en als personen die hun rechtschapenheid bewaren, hebben zij de Duivel als een leugenaar aan de kaak gesteld. (Vergelijk Job 1:9-12; 2:9, 10; 27:5; Jakobus 5:10, 11.) Er is echter nog een andere vloedgolf — een ongemerktere soort — die in andere delen van de wereld, en vooral in de welvarender landen, opdringt. Het is een wereldse vloedgolf, met haar nadruk op materieel gewin, op genoegens en ontspanning, op immoraliteit en op het ’doen waar je zelf zin in hebt’. Droevig genoeg moet gezegd worden dat deze Satanische vloedgolf een groter deel van Gods volk overspoeld schijnt te hebben dan rechtstreekse vervolging!
17. (a) Voor welke dringendheid moeten wij wakker blijven, en waarom? (Vergelijk Matthéüs 24:36-39.) (b) Hoe kunnen wij met betrekking tot een verstandig gebruik van ontspanningstijd het voorbeeld van onze gevangengezette broeders volgen? (Ef. 5:15, 16)
17 Wij moeten wakker blijven voor de dringendheid van deze „kritieke tijden”, voor het feit dat wij werkelijk in de „laatste dagen” van dit goddeloze samenstel leven (2 Tim. 3:1-5, 13). Wanneer u deze woorden leest, bevinden honderden van uw christelijke broeders over de gehele aarde zich in gevangenissen. Hun enige ontspanning, als zij die hebben, bestaat erin op een kale binnenplaats van een gevangenis rond te lopen, waar zij misschien kort in de gelegenheid zijn iets over Gods koninkrijk te zeggen. Wat een aansporing voor ons, die over meer vrijheid beschikken, om veel van onze ontspanningstijd te gebruiken ten einde datgene te doen wat zij dolgraag zouden willen doen — door „dit goede nieuws van het koninkrijk” vrijelijk aan anderen bekend te maken! Degenen van ons die in een van de welvarende landen wonen, moeten beslist nooit toelaten dat de wereld ons zo „week maakt” dat wij er een gewoonte van maken om ons op weekeinden aan genoegens over te geven, buiten onze gemeente en Gods dienst! Niet voor niets besluit het verslag van Jezus’ belangrijke profetie over het einde van het samenstel van dingen met een waarschuwing voor — neen, niet de gevaren als gevolg van vervolging, maar — de gevaren voor degenen wier hart „bezwaard” wordt als gevolg van wereldse uitspattingen. — Luk. 21:34-36.
18. (a) Welke situatie schijnen wij snel te naderen? (2 Thess. 1:6-8) (b) Met welke verzekering kunnen wij Jezus’ vraag in Lukas 18:8 hopelijk beantwoorden?
18 Houd in gedachten dat „Jehovah’s dag precies zo komt als een dief in de nacht. Wanneer zij zeggen: ’Vrede en zekerheid!’ dan zal een plotselinge vernietiging ogenblikkelijk over hen komen” (1 Thess. 5:2, 3). Het is duidelijk dat de wereldse natiën die situatie snel naderen. En aangezien Jehovah’s volk over de gehele aarde steeds meer aan vervolgingen blootstaat, zijn wij bovendien gedwongen de vraag te stellen die de Meester eens stelde: „Zal God dan niet stellig recht doen wedervaren aan zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot hem roepen?” Jezus gaf het antwoord: „Ik zeg u: Hij zal hen spoedig recht doen wedervaren.” Gelooft u dat dit zal gebeuren? Dit is wel te hopen, want Jezus zei in dit verband: „Wanneer de Zoon des mensen gekomen zal zijn, zal hij dan werkelijk het geloof op aarde vinden?” — Luk. 18:7, 8.
19. (a) Waartoe dienen wij met het oog op vervolging vastbesloten te zijn? (b) Welk resultaat zal het hebben wanneer wij een onwrikbaar geloof ten toon spreiden?
19 Laten wij daarom vastbesloten zijn om in dit geloof vast te staan, ja, moge het ons voornemen zijn om te blijven „[vaststaan] in één geest, één van ziel zijde aan zijde strijdend voor het geloof van het goede nieuws, zonder [ons] in enig opzicht te laten verschrikken” door onze tegenstanders (Fil. 1:27, 28). Aangezien wij weten dat wij Jehovah aan onze zijde hebben, die ons ondersteunt, kunnen wij met de apostel Paulus zeggen: „Indien God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn?” Wij kunnen vastbesloten zijn dat niets — of het nu een vloedgolf van vervolging of een vloedgolf van materialisme is — ons zal kunnen „scheiden van Gods liefde, die in Christus Jezus, onze Heer, is”. Mogen wij allen als gevolg van zo’n onwrikbaar geloof, en wegens activiteit die op dat geloof gebaseerd is, „volledig als overwinnaars uit de strijd te voorschijn [komen] door bemiddeling van hem die ons heeft liefgehad”. — Rom. 8:31-39.
[Tabel op blz. 20-23]
BERICHT OVER HET DIENSTJAAR 1978 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE HELE WERELD
(Zie ingebonden jaargang)
[Illustraties op blz. 27]
Noch vervolgingen noch een materialistische wereld kan het zegevierende geloof van Gods getuigen te gronde richten