Een profetisch drama dat overleving afschaduwde
1. Waarom was de aarde in het tweede millennium van ’s mensen bestaan een gevaarlijke plaats geworden om op te wonen?
DESTIJDS, zo lang geleden, in het tweede millennium van ’s mensen bestaan, was de aarde een gevaarlijke plaats geworden om op te wonen. Ja, evenals in ons geval in deze tijd, was de reden, dat de aarde met geweldpleging werd vervuld. Dat was zo ook al hadden de mensen toen nog geen pistolen, geen revolvers, geen kanonnen en geen nucleaire wapens. God had het algehele beeld van de toestand die er tijdens die periode in de oudheid bestond en dit was de wijze waarop hij de wereldsituatie beschreef. Ruim een eeuw voordat het ergste stadium in de menselijke aangelegenheden werd bereikt, besloot hij op passende wijze handelend op te treden en bepaalde hij de precieze tijd hiervoor.
2. Wat voor tijdslimiet bepaalde God voor dat geslacht, dat een lange levensduur had, en wat voor soort van dood zou het sterven?
2 In een verklaring die aan de mens werd onthuld, zei God: „Mijn geest zal niet voor onbepaalde tijd ten aanzien van de mens werkzaam zijn, omdat hij toch vlees is. Bijgevolg zullen zijn dagen honderd twintig jaar bedragen” (Gen. 6:3). Hij zou niet gedurende een onbepaalde tijdsperiode verdraagzaam jegens dat geslacht, dat een lange levensduur had, handelen, maar nu bepaalde hij een tijdslimiet voor dat geslacht opdat het niet nog dieper in zijn ontaarding zou wegzinken, zo ver weg van het beeld en de gelijkenis van God waarin hij de eerste mens van vlees en bloed had geschapen. Nog twaalf decennia zouden er worden toegestaan en dan zou er een wereldomvattende „daad van God” komen. Dat geslacht zou geen natuurlijke dood sterven!
3. Wat verklaarde God met betrekking tot de slechtheid van de mensheid in die tijd, en welke vraag stellen wij, bij wijze van vergelijking, over ons geslacht?
3 Laten wij, bij wijze van vergelijking, het huidige mensengeslacht met betrekking tot zijn moraliteit bekijken terwijl wij nu lezen hoe God de toestand van de mensheid, die door hem was geschapen, bezag: „Dientengevolge zag Jehovah dat de slechtheid van de mens overvloedig was op de aarde en dat elke neiging van de gedachten van zijn hart te allen tijde alleen maar slecht was. En Jehovah gevoelde spijt dat hij mensen op de aarde had gemaakt, en het krenkte hem in zijn hart. Daarom zei Jehovah: ’Ik zal de mensen, die ik heb geschapen, van de oppervlakte van de aardbodem wegvagen, van mens tot huisdier, tot het zich bewegende gedierte en tot het vliegende schepsel van de hemel toe, want waarlijk, ik heb er spijt van dat ik hen heb gemaakt. . . . Het einde van alle vlees is voor mijn aangezicht gekomen, omdat door hun toedoen de aarde vol van geweldpleging is; en zie, ik verderf hen met de aarde’” (Gen. 6:5-7, 13). Kunnen wij zeggen dat het huidige mensengeslacht ook maar een haar beter is dan dat aldus beschreven geslacht uit de oudheid, of hebben wij reden te geloven dat het nog slechter is?
4. Welke vraag dienen wij ons individueel te stellen, en in welk geval zou het voor ons absoluut uitgesloten zijn te ontkomen wanneer God aan de gehele wereld het oordeel voltrekt?
4 Dit betekent niet dat wij op zelfrechtvaardige wijze anderen willen veroordelen en onszelf over het hoofd zien. Het is goed onszelf de vraag te stellen: Sta ikzelf op het corrupte peil van dat geslacht uit de oudheid? Wij dienen ons deze vraag individueel te stellen, want wij bevinden ons in deze wereld en leven te midden van dit huidige geslacht. Hoe staat het ermee als wij ontdekken dat wij een integrerend deel van deze wereldmaatschappij zijn en er graag een deel van zijn ondanks het historische bericht dat ze tot nu toe heeft opgebouwd? Welnu, indien het feit dat God zich voortdurend aan dezelfde reeks van beginselen en dezelfde handelwijze houdt hem er nu toe verplicht handelend op te treden wegens de overeenkomst die er tussen dit geslacht en dat geslacht uit de oudheid bestaat, kunnen wij niet verwachten te ontkomen wanneer de Schepper door zijn goddelijke interventie wederom een „daad van God” aan de gehele wereld voltrekt. Die oordeelsvoltrekking te overleven, zou voor ons uitgesloten zijn. Wij zouden tot de overigen gerekend worden.
5. Welk gezin vormde een uitzondering op die wereldmaatschappij, en wat zegt het bijbelse verslag over dat gezin?
5 Natuurlijk was niet iedereen destijds een integrerend deel van die corrupte wereldmaatschappij; anders zou het mensenras hier thans niet zijn. Er was een gezin dat een uitzondering vormde, en God erkende dat. Het exceptionele gezin was dat van Noach, de zoon van Lamech, de zoon van Methusalah (Gen. 5:25-32). Laten wij het verschil opmerken tussen Noach en de wereldmaatschappij van zijn tijd wanneer wij het volgende bijbelverslag lezen: „Noach was een rechtvaardig man. Hij betoonde zich onberispelijk onder zijn tijdgenoten. Noach wandelde met de ware God. Mettertijd werd Noach de vader van drie zonen: Sem, Cham en Jafeth. En de aarde werd verdorven in de ogen van de ware God en de aarde werd met geweldpleging vervuld. God zag de aarde dus en zie! ze was verdorven, want alle vlees had zijn weg op de aarde verdorven.” „Daarna zei Jehovah tot Noach: ’Ga in de ark, gij en uw gehele huisgezin, want gíj zijt, naar ik heb gezien, rechtvaardig voor mijn aangezicht te midden van dit geslacht.’” — Gen. 6:9-12; 7:1.
6. Tot welke door Henoch voorzegde groep wilde Noach niet gerekend worden, en hoe wandelde hij met de ware God?
6 Noach herinnerde zich wat zijn overgrootvader Henoch onder goddelijke inspiratie had geprofeteerd: „Zie! Jehovah is met zijn heilige myriaden gekomen om aan allen het oordeel te voltrekken en om alle goddelozen schuldig te verklaren betreffende al hun goddeloze daden die zij op goddeloze wijze bedreven hebben, en betreffende alle ergerlijke dingen die goddeloze zondaars tegen hem hebben gesproken” (Jud. 14, 15; Gen. 5:18-24). Noach wilde niet tot een groep van zulke goddeloze zondaars gerekend worden, waardoor hij zich het goddelijke oordeel op de hals zou halen. Noach wandelde daarom met de ware God, Jehovah, door in overeenstemming met hem te blijven. Hij bracht zijn levenswandel graag in overeenstemming met Gods voornemen door zich waardig te betonen degene te zijn door bemiddeling van wie het mensenras van nakomelingen van Adam en Eva bewaard zou worden gedurende de tijd dat de wereldomvattende „daad van God” voltrokken zou worden. Doordat Noach zijn levenswandel in overeenstemming heeft gebracht met Gods voornemen, bevinden wij ons meer dan drieënveertighonderd jaar later hier op aarde. Wij in deze tijd hebben net zo’n gelegenheid vóór ons als Noach.
7. Wat hebben Noach en zijn huisgezin overleefd, doordat Noach zijn levenswandel op welke wijze met Gods voornemen in overeenstemming had gebracht?
7 Beseffen wij wat Noach en zijn gezin, in totaal acht menselijke zielen, destijds hebben overleefd? Zij overleefden het einde van een wereld! De wereldomvattende watervloed waardoor het gehele corrupte, goddeloze mensengeslacht van de oppervlakte der aarde werd weggevaagd, vernietigde natuurlijk niet onze aardbol. Die bevindt zich nog steeds onder onze voeten. Om die vloed te overleven, moest Noach zijn handelwijze in overeenstemming brengen met Gods onveranderde voornemen door de reusachtige ark volgens Gods instructies te bouwen, tot behoud van zijn huisgezin en de basissoorten van landdieren en vogels (Gen. 6:14 tot 8:22). Dat Noach en zijn gezin de vernietiging van een wereld overleefden, wordt duidelijk onder goddelijke inspiratie in de volgende beschrijvende schriftplaatsen gezegd:
8. Hoe getuigde Petrus dat Noach en zijn gezin de vernietiging van een wereld overleefden?
8 „Stellig, indien God zich er niet van heeft weerhouden . . . een wereld uit de oudheid te straffen, maar Noach, een prediker van rechtvaardigheid, met zeven anderen veilig heeft bewaard, toen hij een geweldige vloed over een wereld van goddeloze mensen bracht; . . . dan weet Jehovah mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving te bevrijden, maar onrechtvaardigen te bewaren voor de dag van het oordeel om afgesneden te worden, . . . Want overeenkomstig hun wens ontgaat dit feit hun aandacht, dat er door het woord van God in de oudheid hemelen waren en een aarde, compact staande uit het water en te midden van water; en door die middelen werd de toenmalige wereld vernietigd toen ze door water werd overstroomd.” — 2 Petr. 2:4-9; 3:5, 6.
WERELDVERNIETIGING OVERLEVEN
9. Hoe vormde het feit dat Noach en zijn gezin de vloed overleefden meer dan een illustratie van het overleven van een wereldvernietiging, en duidde het op iets groters dan de overleving waaraan de meeste mensen thans denken?
9 Het is mogelijk! Een wereldvernietiging op aarde overleven, is mogelijk! Dat Noach en zijn gezin de wereldomvattende vloed van 2370-2369 v.G.T. hebben overleefd, dient ter illustratie hiervan. Maar meer dan dat! Het is een profetie of profetisch drama waardoor wordt afgebeeld dat sommigen hier op aarde de snel naderbij komende wereldvernietiging, het einde van de huidige wereld van goddeloze mensen, zullen overleven. Het betekent dat zij het volledige einde van dit goddeloze, verontreinigde samenstel van dingen zullen overleven. De meeste mensen die thans op aarde leven, zijn er tevreden mee de huidige moeilijke tijden te overleven en de ene wereldcrisis na de andere door te komen en ten slotte na op betere tijden gehoopt te hebben, die zij nooit verwezenlijkt zien worden, te sterven. Dat is de enige overleving die zij kennen of waaraan zij denken, terwijl zij zo lang zij kunnen aan het menselijke leven trachten te hangen. Dit is niet te vergelijken met de overleving die werd afgeschaduwd doordat Noach veilig door de vloed heen werd gebracht.
10. Wat betekent de overleving die God menselijke schepselen thans biedt, en aan welke handelwijze zal ze te danken zijn, zoals in Noachs geval?
10 De overleving die God menselijke schepselen op aarde thans biedt, is de overleving van het einde van dit goddeloze samenstel van dingen, waarbij de overlevenden de gelegenheid hebben onder Zijn nieuwe samenstel van dingen voor eeuwig op aarde te leven. Is dat niet de moeite waard om voor in leven te blijven? Maar deze wonderbaarlijke overleving zal niet toegeschreven kunnen worden aan de gebruikmaking van door mensen ontworpen methoden om zichzelf te redden of zichzelf te bevrijden, noch aan een evolutionistisch denkbeeld inzake het „overleven van de geschiktsten”. Wederom zullen alleen die personen in leven blijven die hun handelwijze in overeenstemming brengen met Gods voornemen. Noach moest bijvoorbeeld een groot geloof oefenen in Gods waarschuwing betreffende de vernietiging van de „wereld uit de oudheid” en hij moest doen wat God hem gezegd had tot behoud van zichzelf en zijn gezin te doen. Hij werd ruimschoots van tevoren gewaarschuwd. Het was in de zesde eeuw van zijn leven en hij was de vader van drie getrouwde zonen toen hem werd gezegd een ruime, weerbestendige ark van hout te bouwen, waarin hij de wereldomvattende watervloed kon overleven. Hij gehoorzaamde.
11, 12. Waarom zou een waterdichte ark van hout niet geschikt zijn om de komende „grote verdrukking” te overleven, zoals door welke woorden van Petrus te kennen wordt gegeven?
11 Een waterdichte ark van hout voldeed om het einde van de „toenmalige wereld” te overleven. Zo’n ark zou niet voldoen voor de „grote verdrukking”, waarmee de huidige „wereld” of mensenmaatschappij zal eindigen. Er is meer bij betrokken dan slechts één gezin. Degenen die hopen voor overleving in aanmerking te komen en die zich daarop voorbereiden, bevinden zich overal op onze gehele aardbol. Bovendien zal de totale vernietiging van dit samenstel van dingen niet door water geschieden. Dit zei God na de Vloed (Gen. 9:8-16; Jes. 54:9). Vierentwintig eeuwen na die verzekering van God schreef de geïnspireerde apostel Petrus zijn laatste brief en zei:
12 „De toenmalige wereld [werd] vernietigd toen ze door water werd overstroomd. Maar door hetzelfde woord [van God] zijn de hemelen en de aarde van nu voor het vuur opgespaard en ze worden bewaard voor de dag van het oordeel en van de vernietiging der goddeloze mensen. . . . Jehovah’s dag [zal] komen als een dief, waarop de hemelen met een sissend gedruis zullen voorbijgaan, maar de elementen, intens heet, zullen ontbonden worden, en de aarde en de werken daarop, zullen ontdekt worden.” — 2 Petr. 3:6, 7, 10.
13. Welke uitwerking had de wereldomvattende vloed op de aarde, en welke uitwerking zal het „vuur” van de komende oordeelsdag op de aarde hebben?
13 Zou het in overeenstemming met Gods oorspronkelijke voornemen betreffende de mens en zijn aardse tehuis zijn wanneer God deze aarde met letterlijk vuur zou verbranden en haar tot een onbewoonde verkoolde sintel zou maken? Dat zou betekenen dat God zou toegeven dat zijn voornemen door zijn Voornaamste Tegenstander, Satan de Duivel, was verijdeld. Dit zal nooit gebeuren, want de Almachtige God kan zijn voornemen tot een glorierijk succes brengen. Door de watervloed in Noachs dagen werd niet de aarde vernietigd, maar werd slechts de „wereld van goddeloze mensen” van de oppervlakte der aarde weggevaagd en werd de aarde gereinigd of een goed bad gegeven. Insgelijks zal het vuur van Jehovah’s dag, de komende oordeelsdag, niet de aarde vernietigen, noch al het menselijk en dierlijk leven daarop, maar het zal de maatschappij van goddeloze mensen, alsook hun werken die niet in overeenstemming met Gods voornemen zijn, van de oppervlakte der aarde wegvagen. Onze planeet de aarde en ook onze zon en de miljarden andere zonnen in ons melkwegstelsel, die reeds vuurballen zijn, zullen die oordeelsdag overleven.
14. Door wat voor soort van vuur zullen zowel de „hemelen” als de „aarde” vernietigd worden, en wat zal het resultaat hiervan zijn?
14 Letterlijk vuur zoals gewoon is voor onze aarde en ons zonnestelsel zou nooit de onzichtbare Satan en zijn geestendemonen kunnen aantasten, noch hen zodanig kunnen vernietigen dat zij niet langer meer onzichtbare, geestelijke hemelen vormen, zoals die de mensheid vanaf de tijd dat Adam en Eva uit Eden werden verdreven tot nu toe hebben beheerst. Door een overvloed van bijbelteksten wordt aangetoond dat het „vuur” van de komende dag van het wereldoordeel symbolisch is, maar verwoestend als vuur; en hoe precies Jehovah God op die dag gebruik zal maken van letterlijk vuur van dingen als bliksemstralen, weten wij momenteel niet. Jehovah’s terechtstellingsmacht zal Satan en zijn demonen uit hun hemelse positie van heerschappij over de mensheid verwijderen en zal de aardse maatschappij (of, „wereld”) van goddeloze mensen vernietigen. Zo zal de letterlijke aarde wederom gereinigd worden net als goud en zilver door vuur gelouterd of gezuiverd worden. De aarde zal dan een heerlijk tehuis voor de overlevenden zijn.
15. Hoe geeft de apostel Petrus ons de verzekering dat er iets voortreffelijks zal zijn wat overleving de moeite waard maakt?
15 Dat er dan iets voortreffelijks zal zijn wat overleving de moeite waard maakt, verzekert de apostel Petrus ons wanneer hij vervolgens zegt: „Verwachtende en goed in gedachten houdende de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah, waardoor de hemelen brandende ontbonden zullen worden en de elementen, intens heet, zullen smelten! Maar er zijn nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij overeenkomstig zijn belofte verwachten, en daarin zal rechtvaardigheid wonen.” — 2 Petr. 3:12, 13.
16. Wie beelden Noach, zijn vrouw en hun drie zonen en de vrouwen van deze zonen af in het profetische drama dat nu, in onze tijd, in vervulling gaat?
16 De vraag is nu hoe men voor overleving in aanmerking kan komen ten einde die „nieuwe aarde” onder de „nieuwe hemelen” van Christus’ koninkrijk binnen te gaan. Om de vernietiging van die „wereld uit de oudheid” te overleven, bouwde Noach de ark zoals Jehovah God hem had gezegd. Door zijn handelwijze in overeenstemming te brengen met Gods voornemen om het mensengeslacht te behouden, voerden Noach en zijn gezin een profetisch drama op dat in ons geslacht zijn vervulling vindt. Bijgevolg was Noach een afbeelding van Jezus Christus, en zijn vrouw was een afbeelding van de „Bruid” van Christus, of, meer in het bijzonder, van het zich nog op aarde bevindende overblijfsel van die collectieve „Bruid”. De drie zonen van Noach en hun vrouwen beelden de gedoopte aanbidders van Jehovah God af die zich thans met het overblijfsel van de „Bruid”-klasse verbinden en die de aardse kinderen van de Eeuwige Vader, Jezus Christus, onder zijn millenniumkoninkrijk hopen te worden (Jes. 9:6, 7). Wat wordt in dit profetische drama dat nu, in onze tijd, wordt vervuld, door Noachs ark afgebeeld?
17. Gedurende welke tijdsperiode werd Noachs ark gebouwd, en wat beeldt ze derhalve voor deze tijd af?
17 Welnu, Noach bouwde de ark met de hulp van zijn getrouwde zonen, dus veel minder dan een eeuw voordat de vloed losbarstte. Het bouwen van de ark geschiedde dus gedurende de „tijd van het einde” van die „wereld uit de oudheid”. Wij moeten dus naar iets speciaals gedurende deze „tijd van het einde” zoeken, iets waarvan het huidige mensengeslacht profijt of voordeel kan trekken gedurende de dringendheid van deze tijden. Aan de hand van de Schrift en de vervulling van bijbelse profetieën is op deugdelijke wijze bevestigd dat in de herfst van het jaar 1914, terwijl de Eerste Wereldoorlog woedde, de „tijd van het einde” van deze huidige „wereld” is begonnen. Noachs ark zou daarom de voorziening afbeelden die God door bemiddeling van Christus voor de overleving van zijn getrouwe aanbidders treft terwijl het vurige einde van dit samenstel van dingen naderbij komt. Die goddelijke voorziening is het geestelijke paradijs waarin God zijn getrouwe aanbidders sinds het jaar 1919 G.T. heeft gebracht, waarin zij als zijn volk leven dat in zijn gunst is hersteld en onder zijn bescherming is gekomen.
18. Wanneer werd het berouwvolle overblijfsel van de „Bruid”-klasse in dit geestelijke paradijs gebracht, en hoe?
18 Dit geestelijke paradijs van vrede en zekerheid is sinds het naoorlogse jaar 1919 stellig op aarde opgebouwd. Gedurende de Eerste Wereldoorlog en de daarmee gepaard gaande moeilijke tijden en vervolgingen voor de christelijke getuigen van Jehovah, hebben zij zich wegens hun schipperende handelwijze en andere tekortkomingen als christenen het goddelijke misnoegen op de hals gehaald. Jehovah God liet toe dat zij in dienstbaarheid aan het religieuze Babylon de Grote en haar politieke, militaire en rechterlijke minnaars geraakten. Maar in het naoorlogse jaar 1919 besloot het berouwvolle overblijfsel hun verenigde handelwijze in overeenstemming te brengen met het geopenbaarde voornemen van God overeenkomstig de bijbelkennis die hij aan hen begon te onthullen. Derhalve gebruikte God goedgunstig zijn Zoon Jezus Christus als een hedendaagse Cyrus om zijn berouwvolle volk uit ballingschap onder Babylon de Grote te bevrijden (Jes. 44:28 tot 45:6). Nadat zij in 1919 in een vredige verhouding tot Jehovah God waren hersteld, als waren zij in hun door God geschonken geestelijke land hersteld, werd het geestelijke paradijs opgebouwd en werden er vele gemeenten van Jehovah’s christelijke getuigen over de gehele aarde opgericht. — Jes. 35:1-10; Ezech. 36:35.
19. Van wat voor soort van schoonheid vloeit dit geestelijke paradijs over, en als wat voor stad in het Israël uit de oudheid is het voor de bewoners?
19 Hier in dit geestelijke paradijs, te midden van deze ten ondergang gedoemde en verontreinigde „wereld”, is ware geestelijke schoonheid te vinden en komt de vrucht van Gods geest tot rijpheid. Hier heersen vrede en ware christelijke broederschap, en elkeen tracht de anderen geestelijk op te bouwen en hen op de komende dag van Jehovah voor te bereiden (2 Petr. 3:14-18). Hier is als het ware hun „toevluchtsstad”, waar zij veilig zijn voor de Grote „Bloedwreker” die in de komende „dag van het oordeel en van de vernietiging der goddeloze mensen” Jehovah’s wraak aan de gehele met bloedschuld beladen „wereld” zal voltrekken. — 2 Petr. 3:7; Num. 35:12, 19-27.
20. Wie worden door Noachs drie zonen en hun vrouwen afgebeeld, en hoe werd hun overleving in de Openbaring voorzegd?
20 Het overblijfsel van de „Bruid” van Christus, afgebeeld door Noachs vrouw, bevindt zich thans niet alleen in dit geestelijke paradijs, deze plaats van de herstelde geestelijke verhouding tot God. Sinds het jaar 1935 zijn er personen naar dit geestelijke paradijs gekomen die werden afgebeeld door de zonen van Noach en de vrouwen van deze zonen. Zij zijn de toekomstige aardse kinderen van de Eeuwige Vader, Jezus Christus, de Grotere Noach. Hun wordt de gelegenheid geboden de „grote verdrukking” van de wereld, die thans zo nabij is, te overleven, en aldus is op hen het profetische beeld uit Openbaring 7:9-17 van toepassing. Zij zullen de „grote schare” vormen, waarover daar gezegd wordt: „Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen, en zij hebben hun lange gewaden gewassen en hebben ze wit gemaakt in het bloed van het Lam” (Openb. 7:14). Zij aanbidden thans te zamen met het overblijfsel van de „Bruid” van Christus in Gods geestelijke tempel.
21. (a) Wat moeten degenen die zich in het geestelijke paradijs bevinden, doen om de „grote verdrukking” te overleven? (b) Wat voor vormen van dierlijk leven zullen te zamen met hen in leven blijven?
21 Om de „grote verdrukking” te overleven, moeten allen die zich thans in het geestelijke paradijs bevinden, daar blijven, evenals Noach en zijn gezin zich in de ark bevonden, terwijl God voordat de vloed over de wereld losbarstte, de deur achter hen sloot (Gen. 7:1). Alleen door binnen de door God verschafte plaats van goedkeuring, gunst en bescherming te blijven, kunnen zij de hoop koesteren de vurige vernietiging van het wereldse samenstel van dingen te overleven. Te zamen met hen zullen er onder Gods bescherming ook vogels, vliegende schepselen, landdieren en vissen en andere zeedieren in leven blijven, want de aardse overlevenden van de „grote verdrukking” zullen de goddelijke opdracht ten uitvoer brengen door deze lagere vormen van dierlijk leven tot het behoud en tot welzijn van deze levende scheppingen van God in onderworpenheid te hebben.
22. (a) Wat gebeurde er in de vloed van Noachs dagen met de Hof van Eden? (b) Wat zal er in de komende „grote verdrukking” met het geestelijke paradijs gebeuren, en waarom?
22 De komende „grote verdrukking” zal haar hoogtepunt bereiken in de vurige „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon (Matth. 24:21, 22; Openb. 16:14-16). Willen de aanbidders van Jehovah, zijn christelijke getuigen, veilig door die verdrukking heen komen, dan moet hun symbolische ark, het geestelijke paradijs, blijven en moeten zij daarin blijven. In de vloed van Noachs dagen werd de Hof van Eden of het Paradijs van Geneugte, waaruit Adam en Eva waren verdreven, vernietigd. Maar hoe staat het met het geestelijke paradijs van het overblijfsel en de „grote schare”? Evenals Noachs ark zal het de vurige „dag van het oordeel” overleven. De ophanden zijnde „grote verdrukking” die van Jehovah God afkomstig is, heeft niet ten doel het geestelijke paradijs van Zijn aanbidders, die ernaar hebben gestreefd hun geestelijke gezindheid en christelijke rechtschapenheid te bewaren, te vernietigen. Ze heeft ten doel het wereldse samenstel van dingen, dat niet op een paradijs gelijkt, te vernietigen. Nadat het geestelijke paradijs de „grote verdrukking” heeft overleefd, zullen de in leven gebleven aanbidders van Noachs God, Jehovah, hun krachtsinspanningen wijden aan het herstellen van het letterlijke paradijs op de gereinigde aarde onder de „nieuwe hemelen” van Gods Messiaanse koninkrijk.
23. Waaruit blijkt dat het niet de bedoeling was dat Adam en Eva een leven van ledigheid zouden leiden, en wat valt er derhalve te zeggen over degenen die zich thans in het geestelijke paradijs bevinden?
23 Het leven in het geestelijke paradijs gedurende deze „tijd van het einde” is geen leven van ledigheid voor degenen die daar Gods gunst en bescherming genieten. Het leven daar heeft een doel overeenkomstig de wil van God. Aan het begin van ’s mensen bestaan plaatste God Adam in het oorspronkelijke aardse paradijs of de „tuin van Eden”, niet om te lanterfanten en zijn tijd lui te verbeuzelen, maar „om die te bebouwen en er zorg voor te dragen”. God gaf het leven van Adam en Eva een doel door hun de opdracht te geven een gezin te stichten dat binnen een tijdsbestek van zevenduizend jaar de gehele aarde zou vullen en de gehele aarde in een paradijstuin zou veranderen en alle lagere vormen van dierlijk leven in heilzame onderworpenheid zou hebben (Gen. 2:15; 1:26-28). Zo is er ook in het geestelijke paradijs sinds 1919 G.T. een wereldomvattend werk te doen, vóór de „grote verdrukking”. Zij die daar wonen, moeten hun handelwijze in overeenstemming brengen met Gods voornemen.
24. (a) Wat trachten degenen die zich thans in het geestelijke paradijs bevinden, te doen? (b) Aan welke activiteiten moeten zij thans, in overeenstemming met dat voornemen, een aandeel hebben?
24 Degenen die God thans in dit geestelijke paradijs op aarde toelaat, zoeken niet slechts een plaats van veiligheid en overleving gedurende de „grote verdrukking” die voor de deur staat. Zij trachten zich waardig te betonen en zich erop voor te bereiden eeuwig leven te ontvangen in Gods rechtvaardige tijdperk van „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” (2 Petr. 3:13). Zij weten heel goed dat het Gods voornemen is dit vredige, rechtvaardige tijdperk in te luiden door middel van zijn Messiaanse koninkrijk in de handen van zijn op de troon geplaatste Zoon, Jezus Christus. In overeenstemming met dat voornemen van God moeten zij een aandeel hebben aan de vervulling van Jezus’ profetie betreffende het „besluit van het samenstel van dingen”, namelijk: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” Ook moet Christus’ rechtstreekse gebod aan hen gehoorzaamd worden, namelijk ’discipelen te maken van mensen uit alle natiën, hen dopende’ (Matth. 24:14; 28:19, 20). Daardoor worden er nog meer zoekers van God in zijn veilige en zekere geestelijke paradijs gebracht ten einde de „grote verdrukking” te overleven en leven in Zijn rechtvaardige nieuwe tijdperk te ontvangen.
25. Wat moeten wij thans doen wanneer wij de „grote verdrukking” willen overleven en in Gods nieuwe ordening willen leven?
25 Willen wij de „grote verdrukking” overleven en voor eeuwig in de omhelzing van Gods beloofde „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” leven? Dan moeten wij ons nu in overeenstemming brengen met Gods voornemen.
[Illustratie op blz. 92]
De ark beeldt het geestelijke paradijs af waarin God zijn aanbidders thans gebracht heeft
Noach beeldt Jezus Christus af
Noachs vrouw beeldt Christus’ „bruid” af
Noachs zonen en hun vrouwen beelden aanbidders van Jehovah in deze tijd af die de hoop koesteren eeuwig leven op aarde te verwerven