De ene regering voor één wereld onder Gods soevereiniteit
1. Welke conclusie met betrekking tot het bestuur van de mensheid zijn raadgevers van de wereld genoodzaakt te trekken?
RAADGEVERS en adviseurs met betrekking tot wereldaangelegenheden raken voortdurend gefrustreerd. Of zij de gedachte nu prettig vinden of niet, zij zijn genoodzaakt de conclusie te trekken dat de menselijke familie, hoewel ze thans zesduizend jaar oud is, niet in staat is zichzelf te besturen. Ze heeft niet uit zichzelf de soort van regering voortgebracht die de gehele mensheid tot één wereld heeft gemaakt of kan maken.
2. Waarom kan men, op grond van het begin dat God de mensheid gaf, hem er niet de schuld van geven dat de mensheid thans niet „één wereld” is?
2 Wie treft de schuld hiervoor? Niet de Schepper van de menselijke familie en derhalve niet hun hemelse Vader. De gehele mensheid is ontstaan uit de ene oorspronkelijke mens die door de Soevereine Heer, Jehovah God, op aarde tot bestaan werd gebracht. Daarna maakte de Schepper uit een deel van het volmaakte lichaam van deze man, dat hij als basis gebruikte, de eerste, oorspronkelijke vrouw, opdat de gehele mensheid als de nakomelingen van dit oorspronkelijke mensenpaar één vlees zou zijn. Dit feit werd negentienhonderd jaar geleden duidelijk uiteengezet aan de filosofen van het Griekse hoogste gerechtshof, de Areópagus, in het oude Athene. Tot deze eminente rechters zei de christelijke apostel Paulus: „Hij [God] heeft uit één mens elke natie van mensen gemaakt om op de gehele oppervlakte der aarde te wonen, en hij heeft de gezette tijden en de vastgestelde grenzen van de woonplaats der mensen verordend, opdat zij God zouden zoeken.” — Hand. 17:22-27; Gen. 2:7-25; 1:26-31.
3, 4. (a) Wat was vanaf het begin Gods bedoeling met betrekking tot de mensheid? (b) Hoe werd aan Adam getoond dat onderworpenheid aan Gods soevereiniteit een levenswijze was met de eeuwigheid in het vooruitzicht?
3 Het was Gods bedoeling dat de menselijke familie „één wereld” der mensheid zou zijn, één mensenmaatschappij waarvan allen van hetzelfde been, vlees en bloed zouden zijn. Deze verenigde mensenmaatschappij zou op de gehele oppervlakte van de aarde wonen, terwijl deze aarde als hun eeuwige tehuis in een met een park te vergelijken tuin of paradijs veranderd zou worden. De mensheid zou de vissen, de vogels en de landdieren in onderworpenheid moeten hebben, maar de mensheid zelf zou in onderworpenheid moeten zijn aan de soevereiniteit van de Universele Regeerder en Schepper, de Allerhoogste, „wiens naam JEHOVA is” (Ps. 83:18, Vertaling van Van der Palm). Als ’s mensen Soeverein maakte Jehovah God aan de eerste mens de goddelijke wet bekend, en door die wet te gehoorzamen, zou de volmaakte mens voor eeuwig op aarde kunnen leven.
4 Deze wet gebood volmaakte gehoorzaamheid aan de Universele Soeverein, want God zei tot de man, Adam: „Van elke boom van de tuin moogt gij tot verzadiging eten. Maar wat de boom der kennis van goed en kwaad betreft, gij moogt daarvan niet eten, want op de dag dat gij daarvan eet, zult gij beslist sterven” (Gen. 2:16, 17). Een tijdlang hielden de man, Adam, en zijn vrouw, Eva, zich aan dat goddelijke gebod van loyale gehoorzaamheid. De menselijke familie had een volmaakt begin. Onderworpenheid aan de Universele Soeverein, Jehovah God, was de levenswijze met de eeuwigheid in het vooruitzicht. Het beginsel dat daar werd uiteengezet, geldt ook voor ons in deze tijd. Zullen wij het volgen?
5. Wat heeft er plaatsgevonden, zoals te kennen wordt gegeven door het feit dat er thans geen eenheid in de mensenwereld bestaat, en wanneer heeft dit plaatsgevonden, en naar aanleiding waarvan?
5 Iedereen zal moeten toegeven dat de menselijke familie thans niet „één wereld”, niet een onverdeelde mensenmaatschappij is, ook al is ze van één vlees en bloed. Er zijn momenteel vele aanmatigende menselijke soevereiniteiten op aarde, en deze verdelen de loyaliteit van de mensen. Het is onloochenbaar dat er in het verre verleden, voordat er een zoon aan Adam en Eva werd geboren, een onttrekking aan de universele soevereiniteit van de Allerhoogste God, de Schepper, moet zijn geweest. Wat vormde de aanleiding hiertoe? Alleen de bijbel, Gods geschreven Woord, geeft het deugdelijke antwoord. De verkeerde aanleiding kwam uit het onzichtbare rijk, uit de geestenwereld. Daar zag een van de geestenonderdanen van Jehovah’s soevereiniteit een gelegenheid om een eigen onafhankelijke soevereiniteit op te zetten.
6. Met welke handelwijze die deze geestenopstandeling volgde om de mens ertoe te brengen tegen Gods soevereiniteit in opstand te komen, stroken de benamingen die hem werden gegeven?
6 Satan werd een passende naam voor deze opstandeling, want de naam betekent „Tegenstrever”, dat wil zeggen tegen Jehovah God. Duivel werd eveneens een passende benaming voor hem, want het woord betekent „Lasteraar”, en Satan gebruikte laster tegen zijn Soevereine Heer ten einde te bedriegen en te misleiden. Tegenover de vrouw Eva deed de Duivel het dan ook voorkomen alsof haar hemelse Vader een zelfzuchtige leugenaar was jegens wie strikte gehoorzaamheid niet passend was. Daar Eva deze leugen geloofde, at zij van de verboden vrucht en verbrak haar onderworpenheid aan de soevereiniteit van haar hemelse Vader. In overeenstemming met het snode plan van de Duivel ging zij nog verder: zij haalde haar echtgenoot Adam ertoe over zich bij haar aan te sluiten door eveneens tegen onderworpenheid aan de rechtmatige soevereiniteit van zijn God en Vader in opstand te komen. Het liep precies zo af als Satan de Duivel zich had voorgesteld: Tot op deze dag is de mensenwereld geboren in zonde tegen God, in niet-onderworpenheid aan de soevereiniteit van de Allerhoogste God Jehovah. — Gen. 3:1 tot 4:16; Rom. 5:12.
7, 8. (a) Hoe is de mensheid sindsdien verdeeld geweest ten aanzien van de kwestie van onderworpenheid aan een soevereiniteit? (b) Hoe oefende God soevereiniteit naar buiten uit in zijn betrekkingen met de opstandige soeverein?
7 Sinds die opstand destijds in de Hof van Eden zijn de nakomelingen van Adam en Eva verdeeld geweest tussen onderworpenheid aan de universele soevereiniteit van Jehovah God en onderworpenheid aan de soevereiniteit van Satan de Duivel, die door Jezus „de heerser van deze wereld” werd genoemd (Joh. 12:31; 14:30; 16:11). Jehovah God sloot geen verdrag met deze pas tot stand gebrachte inferieure soevereiniteit. Door zijn macht als Rechtmatige Soeverein aan te wenden die zijn betrekkingen met vreemde regeringen bestuurt, verklaarde Jehovah God de oorlog aan de vijandelijke soeverein. Jehovah God toonde zijn opperste verachting voor deze Satanische soeverein door hem met een laag bij de grond levende slang te vergelijken en tot hem te zeggen, als sprak hij tot de slang die door de Duivel was gebruikt om Eva te bedriegen:
8 „Ik zal vijandschap stellen tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad. Hij zal u in de kop vermorzelen [zoals het vertreden van de kop van een slang om zijn hersenen te verbrijzelen] en gij [als een slang die op de loer ligt] zult hem in de hiel vermorzelen.” — Gen. 3:1-15.
9. Voor hoe lang verklaarde God de oorlog aan de vreemde soeverein, en hoe gaf Paulus dit in Romeinen 16:20 te kennen?
9 Jehovah God verklaarde daar de eeuwige oorlog aan de opstandige soeverein en alle ondersteuners van de soevereiniteit van deze sluwe opstandeling, die vanaf het begin zijn identiteit voor menselijke schepselen trachtte te verbergen. Jehovah God is zijn „buitenlandse politiek” van oorlogvoering tegen de vijand van zowel Hem als de mensheid niet vergeten. Meer dan vier millennia nadat de grote Tegenstander de vreemde soevereiniteit in Eden opzette, inspireerde Jehovah God de christelijke apostel Paulus ertoe het volgende te schrijven aan de gemeente die in de zetel van het Romeinse Rijk gevestigd was: „Wat de God die vrede geeft betreft, hij zal Satan binnenkort onder uw voeten verbrijzelen. Moge de onverdiende goedheid van onze Heer Jezus met u zijn.” — Rom. 16:20. Vergelijk Exodus 17:14; Jesaja 45:7.
10. (a) Wie zal er worden gebruikt om de grote Slang onder de voeten te verbrijzelen, en hoe spoedig zal dit gebeuren? (b) Hoe werd het vermorzelen van de „hiel” van Gods beloofde Zaad tot stand gebracht, en hoe was er genezing?
10 De tijd waarop de grote Slang, Satan de Duivel, en zijn „zaad” „binnenkort” verbrijzeld zullen worden, moet nu, na het verstrijken van meer dan negentienhonderd jaar, nabij zijn. De voornaamste van het beloofde „Zaad” van Gods „vrouw”, Jezus Christus, is thans met voldoende macht bekleed om deze Satanische auteur van alle aardse soevereiniteit die vreemd is aan Jehovah God, de enige Gever van vrede, te verbrijzelen. Destijds in de eerste eeuw van onze Gewone Tijdrekening werd dit „Zaad” van Gods „vrouw” in de hiel vermorzeld. Dit geschiedde als het resultaat van die samenzwering tussen de „volken van Israël” en koning Herodes Antipas en de Romeinse stadhouder Pontius Pilatus. De „hiel”-wond die door de grote Slang werd toegebracht, veroorzaakte op de paschadag van 33 G.T. inderdaad de dood van Jezus Christus, maar slechts een fysieke dood. En overeenkomstig Gods voornemen moest Jezus in ieder geval een offerandelijke dood sterven. Maar de offerandelijke loopbaan bleef niet onbeloond. Op de derde dag van Jezus’ dood wekte de Almachtige God hem uit de doden op tot onsterfelijk geestelijk leven in de hemel. God zette hem aan Zijn eigen rechterhand om daar te wachten tot de tijd dat de grote Slang in de kop verbrijzeld zou worden. — Hebr. 10:12, 13; 12:2; Luk. 12:4, 5.
11. Welke regering predikte Jezus als mens in het openbaar, en vanaf wanneer?
11 Terwijl Jezus, de Messías, nog een volmaakt mens op aarde was, predikte hij onophoudelijk de Regering die, onder Gods soevereiniteit, de gehele mensheid zal regeren en de gehoorzamen tot „één wereld” zal maken. Hij ging verder waar zijn voorloper, Johannes de Doper, was opgehouden, want het verslag vertelt ons: „Toen hij nu hoorde dat Johannes was gevangengenomen, trok hij zich terug naar [de provincie] Galiléa. . . . Van die tijd af begon Jezus te prediken en te zeggen: ’Hebt berouw, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.’” — Matth. 4:12-17.
12. Wegens welke keus die Jezus deed toen hij door de Duivel werd verzocht, bewees hij zich waardig die Koninkrijksboodschap te prediken?
12 Jezus zou nooit waardig zijn geweest de prediking van die boodschap op te nemen, indien hij niet enkele maanden voordien de juiste beslissing had genomen. Bij die kritieke gelegenheid bevond Jezus zich in de wildernis van Judéa, waar hij veertig dagen lang in de eenzaamheid had gevast. Toen kwam de onzichtbare, opstandige soeverein bij hem om hem te verzoeken en van zijn Messiaanse loopbaan af te brengen. Met betrekking tot de derde en laatste verzoeking vertelt het bericht ons: „Wederom nam de Duivel hem mee naar een ongewoon hoge berg, en hij toonde hem alle koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid, en hij zei tot hem: ’Ik zal u al deze dingen geven indien gij neervalt en een daad van aanbidding jegens mij verricht.’” Wat de Duivel Jezus hier aanbood, was niet de „ene regering” waardoor de gehele gehoorzame mensheid tot „één wereld” gemaakt zou worden. Het was niet een wereldregering onder Gòds soevereiniteit, maar onder de soevereiniteit van de Duivel. Voor wiens soevereiniteit Jezus een ondubbelzinnige beslissing nam, vertelt het verslag ons vervolgens met de woorden: „Toen zei Jezus tot hem: ’Ga weg, Satan [Tegenstrever]! Want er staat geschreven: „Jehovah, uw God, moet gij aanbidden en voor hem alleen heilige dienst verrichten.”’” — Matth. 4:1-10.
13, 14. Waarom liet Jezus zich, nadat hij de schare op wonderbaarlijke wijze had gevoed, niet door het volk tot koning maken, en waarom bood hij zich niettemin als een vervulling van Zacharia 9:9 op formele wijze aan?
13 Door voor de soevereiniteit van zijn God, Jehovah, te beslissen, was Jezus het volmaakte voorbeeld dat wij allen in deze tijd dienen te volgen. Maar wij moeten evenals Jezus aan onze beslissing voor Gods soevereiniteit vasthouden. Bij een latere gelegenheid, nadat hij een schare toehoorders van vijfduizend mannen en hun gezinnen op wonderbaarlijke wijze had gevoed, wilden velen deze wonderdoener, die hun voedsel had verschaft, tot hun aardse koning maken. Maar Jezus verijdelde hun pogingen door uit hun midden vandaan te gaan. Hij wist dat voor hem de tijd nog niet was gekomen om zich als een vervulling van de profetie op formele wijze aan de joden als hun Messiaanse koning aan te bieden (Joh. 6:1-15). Op Gods bestemde tijd, op zondag, 9 Nisan van het jaar 33 G.T., reed Jezus, zoals in Zacharia 9:9 was voorzegd, Jeruzalem binnen en ging hij naar de tempel, waar de hogepriester van de natie dienst deed. Jezus weerhield de grote mensenmenigte die hem vergezelde er niet van hem luidkeels als koning aan te bevelen met de woorden:
14 „Red toch! Gezegend is hij die komt in Jehovah’s naam! Gezegend is het komende koninkrijk van onze vader David! Red toch in de hoogste hoogten!” — Mark. 11:1-11, NW; Diaglott.
15. Wanneer maakten de „volken van Israël” hun beslissing ten aanzien van soevereiniteit duidelijk in het openbaar bekend, en hoe ging Pilatus met hun beslissing akkoord?
15 Toen was voor de „volken van Israël”, zoals zij werden vertegenwoordigd door hun religieuze leiders, de tijd gekomen om te beslissen en te tonen welke soevereiniteit zij aanhingen. Vijf dagen later maakten zij duidelijk in het openbaar bekend wiens soevereiniteit zij kozen. Toen de paschavierders onder leiding van hun priesters luidkeels riepen dat de Romeinse stadhouder Pontius Pilatus de gevangene Jezus aan een paal ter dood moest laten brengen, vroeg Pilatus hun de aangelegenheid opnieuw te overwegen door te zeggen: „Zal ik uw koning aan een paal hangen?” De „volken van Israël” werden nu rechtstreeks met de soevereiniteitsstrijdvraag geconfronteerd. Wiens soevereiniteit zouden zij kiezen? Het bijbelse verslag geeft dit als volgt te kennen: „De overpriesters antwoordden: ’Wij hebben geen andere koning dan caesar.’” Caesars vertegenwoordiger, Pilatus, ging met hun beslissing akkoord, want het verslag zegt: „Toen gaf hij hem daarom aan hen over opdat hij aan een paal gehangen zou worden.” — Joh. 19:12-16.
16. Door bemiddeling van wie zal de grote Slang spoedig verbrijzeld worden, en hoe wordt in Psalm 2:8, 9 het verbrijzelen van het „zaad” van de Slang op aarde afgebeeld?
16 Dat was de miniatuurvervulling van de profetische woorden van koning David in Psalm 2:1, 2 (Hand. 4:24-28). Hierdoor werd het voorbeeld gesteld voor de vervulling in het groot, die in onze tijd plaatsvindt, waarin de voornaamste strijdvraag inzake de wereldheerschappij en de universele soevereiniteit eens en voor altijd beslecht moet worden. Satan, de opstandige soeverein, heeft zijn dag gehad wat het vermorzelen van de hiel van het beloofde „Zaad” van Gods „vrouw” betreft. Nu moet de kop van deze grote Slang, de vermorzelaar van de hiel, vermorzeld worden en dit is terzelfder tijd van invloed op het gehele „zaad” van deze Slang. In dezelfde Tweede Psalm wordt te kennen gegeven hoe het verbrijzelen van het zichtbare „zaad” van de grote Slang zou geschieden. In 2 de verzen acht en negen richt Jehovah zich tot zijn Gezalfde Zoon, Jezus Christus, en zegt: „Vraag van mij, opdat ik natiën tot uw erfdeel moge geven en de einden der aarde tot uw eigen bezitting. Gij zult ze breken met een ijzeren scepter, alsof ze een pottenbakkersvat waren, zult gij ze stukslaan.”
17. Wat wordt in het boek Openbaring afgebeeld als Gods werktuig om de soevereine natiën op aarde te verpletteren, en hoe wordt de rol die Jezus Christus daarin speelt, afgebeeld?
17 In het laatste boek van de bijbel (Openb. 12:5) wordt gesproken over Gods koninkrijk van zijn Messías als het goddelijke werktuig dat „alle natiën zal weiden met een ijzeren staf”. In het negentiende hoofdstuk, waar de komende oorlog met de aardse natiën te Har–mágedon wordt beschreven, wordt gesproken over de Zoon van God, Jezus Christus, als degene die „hen [zal] weiden met een ijzeren staf” en dan wordt eraan toegevoegd dat hij ook „de wijnpers van de toorn der gramschap van God de Almachtige” treedt (Openb. 19:15; 16:14, 16). Dit verbrijzelen van de natiën, die aanspraak maken op nationale soevereiniteit, wordt levendig voor ons afgebeeld in de profetie van Daniël, hoofdstuk twee.
18. Hoe wordt door Daniëls verklaring van Nebukadnezars droom het gewelddadige einde van het samenstel van dingen dat door wereldmachten wordt gekenmerkt, afgebeeld, en hoe weten wij dat het einde van het samenstel nabij is?
18 In dat hoofdstuk verklaart Daniël de profetische droom die Nebukadnezar, de keizer van de Babylonische wereldmacht, had in het tweede jaar nadat hij de stad Jeruzalem en de door Davids zoon, koning Salomo, gebouwde tempel had verwoest, welke droom van de God des hemels afkomstig was. De opeenvolging van wereldmachten die begon met de Babylonische wereldmacht, gevolgd door de Medo-Perzische, de Griekse, de Romeinse en de Anglo-Amerikaanse wereldmacht, werd afgebeeld als een groot, ongewoon glanzend beeld dat van verschillende materialen was gemaakt en waarvan de voeten uit ijzer en leem bestonden. Vervolgens trof een steen die zonder toedoen van mensenhanden uit een verre berg werd gehouwen, het beeld aan zijn voeten en verbrijzelde ten slotte het hele gevallen beeld tot poeder, dat door een sterke wind werd weggeblazen. Die verbrijzeling van het symbolische beeld tot poeder beeldde, zo niets anders, het einde van een samenstel van dingen af door het een of andere bovennatuurlijke werktuig dat niet door mensenhanden onder leiding van menselijke hersenen wordt voortgebracht. De vervulling van de profetie die Jezus Christus gaf betreffende het „besluit van het samenstel van dingen” toont aan dat de verbrijzeling van het samenstel nabij is! — Matth. 24:3-22.
19. Wat gebeurt er volgens Daniël 2:44 met de natiën die zich aan de zijde van de Verenigde Naties hebben geschaard, maar hoe staat het met de soevereiniteit van Gods Messiaanse koninkrijk?
19 Doordat de wereldse heersers zich thans aan de zijde van de onchristelijke organisatie der Verenigde Naties hebben geschaard, geven zij te kennen waar zij met betrekking tot de strijdvraag van de soevereiniteit staan. Daarom zijn ten aanzien van deze zowel communistische als niet-communistische politieke heersers de verklarende woorden van de profeet Daniël van toepassing: „In de dagen van die koningen zal de God des hemels [niet mensenhanden] een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf [of: de soevereiniteit ervan] zal aan geen ander volk worden overgedragen. Het zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan.” — Dan. 2:1-44; Revised Standard Version Bible.
20, 21. (a) Wie zullen met de Messías in dat hemelse koninkrijk delen? (b) Aan welk volk wordt, zoals in Daniël 7:26, 27 wordt afgebeeld, de soevereiniteit over de aarde gegeven?
20 Dit is het hemelse Messiaanse koninkrijk dat Jehovah’s christelijke getuigen sinds het jaar 1914, waarin de tijden der heidenen eindigden en het koninkrijk in de hemel werd geboren, hebben bekendgemaakt (Luk. 21:24; Matth. 24:14). De volgelingen van de Messías die in zijn voetstappen treden en evenals hij met Gods geest zijn gezalfd, zullen met de Messías in dat hemelse koninkrijk delen. Hierover werd profetisch gesproken in een droom die Daniël zelf kreeg. In die profetische droom werd de reeks heidense wereldmachten vanaf de Babylonische wereldmacht afgebeeld door vier wilde beesten. Over het goddelijke oordeel dat door het Opperste Gerechtshof van het universum aan dat vierde symbolische beest werd voltrokken, verklaart Daniël 7:26, 27:
21 „En het Gerecht zelf zette zich vervolgens neer, en zíjn heerschappij [soevereiniteit] nam men ten slotte weg, ten einde hem te verdelgen en hem totaal te vernietigen. En het koninkrijk en de heerschappij [soevereiniteit] en de grootheid van de koninkrijken onder de ganse hemel werden aan het volk der heiligen van het Opperwezen gegeven. Hun koninkrijk is een koninkrijk van onbepaalde duur, en alle heerschappijen [soevereiniteiten] zullen hén dienen en gehoorzamen.” — The New English Bible; The Bible in Living English.
„ÉÉN WERELD” ONDER HET MESSIAANSE KONINKRIJK
22. Aan wie zal de soevereiniteit over de mensenwereld worden gegeven opdat er „één regering” over hen zal zijn?
22 Die profetie staat nu op het punt in vervulling te gaan. Alle hedendaagse nationale soevereiniteiten op aarde zullen zich binnenkort voor het Messiaanse koninkrijk in handen van de hemelse Zoon van God moeten buigen (Dan. 7:1-12). Hierdoor zal de weg worden gebaand voor slechts de „ene regering” voor de gehele mensheid. Daniël 7:14 zegt hierover: „En hem [de Messiaanse Zoon des mensen] werd heerschappij [soevereiniteit] en waardigheid en een koninkrijk gegeven, opdat de volken, nationale groepen en talen alle hém zouden dienen. Zijn heerschappij [soevereiniteit] is een heerschappij van onbepaalde duur [een eeuwige soevereiniteit], die niet zal voorbijgaan, en zijn koninkrijk een dat niet te gronde gericht zal worden.” — The Jerusalem Bible.
23. (a) Wat zal de vervulling van die profetie voor het huidige mensengeslacht betekenen? (b) Welke gunstige gelegenheid wordt ons in het vooruitzicht gesteld?
23 Wat zal de vervulling van die profetie voor het huidige mensengeslacht betekenen? Dit: De hedendaagse nationale soevereiniteiten en de patriottische ondersteuners ervan zullen in de grootste wereldberoering die snel naderbij komt, vernietigd worden, maar de ondersteuners van Jehovah’s universele soevereiniteit zullen op wonderbaarlijke wijze beschermd worden en levend uit die „grote verdrukking” te voorschijn komen (Matth. 24:21, 22; Mark. 13:19, 20; Openb. 7:14, 15). Zullen wij tot die begunstigde overlevenden van het „besluit van het samenstel van dingen” behoren? De gelegenheid om tot diegenen te behoren, wordt ons door Gods geschreven Woord in het vooruitzicht gesteld. Wat nu van ons wordt vereist, is ons standpunt onwrikbaar aan de zijde van Gods soevereiniteit en van zijn Messiaanse koninkrijk in te nemen en hieraan vast te houden ondanks alle toekomstige politieke, religieuze en sociale pogingen om ons ervan af te trekken.
24. Hoe lang zullen wij nu nog lijden moeten ondergaan wegens het vasthouden aan Jehovah’s soevereiniteit?
24 Dit kan zolang het onze vervolgers wordt toegestaan in leven te blijven, een mate van lijden voor ons met zich brengen. Onder een dergelijke kwelling kunnen wij de roep in gedachten houden die werd geuit door vroegere getuigen van de Heer Jehovah God die zelfs tot de dood toe lijden ondergingen: „Tot wanneer, Soevereine Heer, heilige en waarachtige, weerhoudt gij u ervan te oordelen en ons bloed te wreken aan hen die op de aarde wonen?” Zij kregen de verzekering dat het nog slechts „een korte tijd” zou duren totdat dit zou geschieden. — Openb. 6:10, 11.
25. Wanneer en hoe zal Satan, de grote Slang, „binnenkort” onder de voeten van Christus’ discipelen worden verbrijzeld?
25 Het zal nog slechts een korte tijd duren totdat de getrouwe ondersteuners van Jehovah’s universele soevereiniteit in hun positie gerechtvaardigd zullen worden doordat Hij de beslissende overwinning behaalt over alle nationale soevereiniteiten die binnen en buiten de Verenigde Naties vertegenwoordigd zijn. Onmiddellijk daarna zal er met de oorspronkelijke opstandeling tegen Jehovah’s universele soevereiniteit, namelijk Satan de Duivel, en al zijn demonenengelen worden afgerekend. Zij zullen in ketenen gebonden in een afgrond worden geslingerd, waar zij geïsoleerd zullen zijn en geen contact met deze aarde zullen hebben (Openb. 20:1-3). Daardoor zal de grote Slang als het ware in de kop vermorzeld worden; en het loyale „Zaad” van Gods „vrouw” zal degene zijn door bemiddeling van wie God aldus de grote Slang en zijn demonenzaad onder de voeten van de getrouwe medeërfgenamen van Christus zal verbrijzelen. — Rom. 16:20.
26. Hoe zal er in Gods „nieuwe ordening” vanaf het begin „één wereld” onder „één regering” zijn?
26 De menselijke overlevenden van deze veelbewogen gebeurtenissen zullen al degenen zijn die het ene Messiaanse koninkrijk van Jehovah’s zegevierende Zoon, Jezus Christus, aanhangen. Dientengevolge zal er direct vanaf het begin van Gods rechtvaardige nieuwe ordening van dingen „één wereld” op aarde zijn, onder „één regering”, ongeacht de stammen, volken, rassen, natiën en talen waartoe de overlevenden van de „verdrukking” hebben behoord. Zij zullen allen één mensenmaatschappij vormen op een gereinigde aarde, terwijl zij allen de ene levende en ware God, Jehovah, aanbidden en zich allen aan zijn Zoon, Jezus Christus, onderwerpen, op wiens schouder de vorstelijke heerschappij gelegd zal worden. Wat een verenigende kracht zal dat zijn!
27. Voor welke toestand onder de mensheid zal die situatie een kracht zijn, onder welke ene soevereiniteit?
27 Wat zal dat ook een kracht zijn voor wereldomvattende vrede! Geen interreligieuze oorlogen meer! Geen territoriale grensgeschillen meer! Geen interraciale en internationale oorlogen meer! Geen politieke wedijver en politieke twisten meer! De bijbelprofetie zegt: „Jehovah moet koning worden over de gehele aarde. Op die dag zal Jehovah één blijken te zijn, en zijn naam één” (Zach. 14:9). Terzelfder tijd zal de „ene regering” onder hem, het Messiaanse koninkrijk van zijn op de troon geplaatste Zoon Jezus Christus, een uiting van Zijn universele soevereiniteit zijn. — Jes. 9:6, 7.
28. In welk goede werk zal de gehele mensheid dan samenwerken, als een vervulling van welke belofte die Jezus aan een stervende boosdoener deed?
28 „Schouder aan schouder” zal de gehele levende mensheid de Soevereine Heer, Jehovah God, dienen (Zef. 3:8, 9). Als „één wereld” zal de nieuwe mensenmaatschappij samenwerken in een goed werk. Zij zullen samenwerken om de geteisterde oppervlakte van deze aardbol weer in de staat te brengen die de Schepper er oorspronkelijk voor bedoeld had, die van een hof van Eden, een paradijs van geneugte (Gen. 1:27, 28; 2:7-15). Dan zal er een antwoord zijn op het verzoek dat werd gedaan door de welwillende boosdoener die naast Jezus Christus aan een martelpaal stierf: „Jezus, denk aan mij wanneer gij in uw koninkrijk gekomen zijt.” Ja, dan zal de regerende Koning ten aanzien van hem de belofte vervullen: „Voorwaar, ik zeg u heden: Gij zult met mij in het Paradijs zijn.” — Luk. 23:42, 43.
29. (a) Hoe kunnen de leden van de mensheid Christus’ eeuwige kinderen worden? (b) Hoe zal hij hen erin voorgaan zich aan Gods soevereiniteit te onderwerpen?
29 Niet alleen die vriendelijk gezinde misdadiger, maar ook alle overigen van de menselijke doden zijn erbij betrokken, allen voor wie Jezus Christus als een volmaakt menselijk slachtoffer is gestorven. Zij zullen eveneens op zijn roep te voorschijn komen tot een opstanding uit de doden (Matth. 20:28; Joh. 5:28, 29; 1 Tim. 2:5, 6; Hand. 24:15). Alle onderdanigen zullen in die „ene wereld” worden opgenomen. Allen zullen broeders en zusters zijn, want zij zullen de losgekochte, aangenomen kinderen van de ene Eeuwige Vader, Jezus Christus, worden, die zijn menselijke leven voor hen heeft geofferd (Jes. 9:6, 7; Hebr. 2:9). Door gehoorzaamheid aan hem kunnen zij zijn eeuwige kinderen worden. Hijzelf zal hen voorgaan op de weg van onderworpenheid aan de universele soevereiniteit van zijn eigen hemelse Vader, Jehovah God. Nadat hij zijn werk heeft volbracht dat erin bestaat de gehoorzame mensheid op te heffen tot menselijke volmaaktheid in een aards paradijs, zal hij zijn eigen onderworpenheid aan de soevereiniteit van zijn God tot uitdrukking brengen door het koninkrijk aan hem over te dragen. Waarom? „Opdat God alles zij voor iedereen.” — 1 Kor. 15:24-28.
30. Welke aansporing is er voor degenen die gedesillusioneerd zijn door de rampspoedige verdeeldheid die door nationale soevereiniteiten wordt veroorzaakt?
30 Dit zijn beslist schitterende vooruitzichten. Vat dus moed, allen die gefrustreerd en gedesillusioneerd zijt door de rampspoedige verdeeldheid van de wereld, door botsende nationale soevereiniteiten die onafhankelijk zijn van goddelijke soevereiniteit! Grijpt nu de glorierijke hoop van „één wereld, één regering, onder Gods soevereiniteit”, stevig vast! Leeft ervoor, van nu af aan tot de zegenrijke verwezenlijking ervan.
[Illustratie op blz. 620, 621]
Wat de onzichtbare, opstandige soeverein Jezus aanbood, was niet een wereldregering onder Gòds soevereiniteit, maar onder de soevereiniteit van de Duivel
[Illustratie op blz. 624]
De nieuwe mensenmaatschappij zal als één wereld samenwerken om deze aarde weer in de staat te brengen die de Schepper er oorspronkelijk voor bedoeld had, die van een hof van Eden, een paradijs van geneugte