-
Laatste weeën over vijanden van vrede met GodDe Wachttoren 1970 | 1 april
-
-
(Jes. 61:1, 2). Er werd een begin mee gemaakt enorme hoeveelheden actuele bijbelse lectuur te produceren. Om deze symbolische „paarden” onafhankelijk van wereldse drukkerijen te kunnen produceren, heeft het Wachttorengenootschap zijn eigen drukkerijen opgericht en deze met het verstrijken van de tijd uitgebreid. De verspreiding van alle lectuur werd niet aan commerciële boekwinkels toegewezen, maar aan het gezalfde overblijfsel.
44. Is er in 200.000.000 symbolische „paarden” voorzien, en welke menselijke leiding is er voor deze „paarden” verschaft?
44 Sinds de oprichting van zijn eerste eigen kleine drukkerij in 1920 heeft het Wachttorengenootschap, dat sindsdien grotere drukkerijen verkregen heeft, veel meer dan tweehonderd miljoen symbolische „paarden” voortgebracht en losgelaten. Het gezalfde overblijfsel heeft de verantwoordelijkheid voor deze „paarden” op zich genomen, doordat de individuele leden ieder honderden en duizenden stuks bijbelse lectuur verspreid hebben door van huis tot huis te gaan. Aldus is elk symbolische „paard” op verstandelijke wijze door mensen geleid en bestuurd. In het bijzonder sinds het jaar 1935 heeft de opgedragen, gedoopte „grote schare” zich in dit bijbelverspreidingswerk — dat voor „een derde deel van de mensen”, de kudde van de christenheid, zo’n „wee” gebleken is — bij het gezalfde overblijfsel aangesloten.
„HET DERDE WEE”
45. Welke reactie van de wereld op het „tweede wee” maakte het voor Johannes passend het „derde wee” bekend te maken?
45 Negentien eeuwen geleden zag de apostel Johannes dat het „tweede wee” de „overige mensen” niet van hun zondige wereldse handelwijze afbracht. Ook heeft de bezoeking van het „tweede wee” in deze moderne tijd niet zoveel indruk op de mensheid gemaakt dat deze de christenheid of de overigen van de mensen afkeert van de handelwijze die tot vernietiging in de dag van Gods wraak leidt. Zij weigeren tot vrede met God te geraken (Openb. 9:20). De apostel Johannes zag de noodzaak in van een derde wee dat al deze onberouwvolle mensen zou treffen. Op het juiste ogenblik berichtte hij: „Het tweede wee is voorbij. Zie! Het derde wee komt vlug” (Openb. 11:14). Wat zou dit derde wee zijn? Het zou worden gezien nadat het door de zevende engel was aangekondigd.
46. Wat beschrijft Johannes als onmiddellijk volgend op het blazen van de zevende trompet?
46 Johannes schrijft: „En de zevende engel blies op zijn trompet. En er weerklonken luide stemmen in de hemel, die zeiden: ’Het koninkrijk der wereld is het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus geworden, en hij zal als koning regeren tot in alle eeuwigheid.’ En de vierentwintig oudere personen, die voor God op hun tronen zaten, vielen op hun aangezicht en aanbaden God, zeggende: ’Wij danken u, Jehovah God, de Almachtige, die is en die was, dat gij uw grote kracht hebt opgenomen en als koning zijt gaan regeren. Doch de natiën ontstaken in gramschap, en úw gramschap kwam, en de bestemde tijd om de doden te oordelen en om aan uw slaven, de profeten, en aan de heiligen en aan hen die uw naam vrezen, de kleinen en de groten, hun beloning te geven, en om te verderven die de aarde verderven.’” — Openb. 11:15-18.
47. (a) Wat blijkt het „derde wee” dus te zijn? (b) Wanneer nam de Heer God zijn macht op en begon hij te regeren, en hoe?
47 Wat wordt hier als het „derde wee” afgebeeld? Het is het „koninkrijk van onze Heer en zijn Christus”. Het is het gezamenlijke koningschap van de Heer God Jehovah en van zijn Messías of Christus. Het is het Messiaanse koninkrijk van God over de gehele mensenwereld. Jehovah God de Almachtige heeft zelf zijn grote macht opgenomen en is begonnen te regeren, en dat met recht, want de gehele aarde is van hem en hij heeft zowel de aarde als haar bewoners gemaakt. Hij heeft gewacht totdat de tijd van heerschappij die hij de niet-joodse of heidense natiën had toegestaan, in het jaar 1914 G.T. afgelopen was. De heidense natiën weigerden destijds het einde van de „tijden der heidenen” te erkennen, en zij weigerden Jehovah’s Messías of Christus als koning over hen te laten regeren. Liet Jehovah God het aan de heidense natiën over om beslissingen te nemen met betrekking tot de aarde? Neen, maar in zijn almacht nam hij zijn grote macht op en oefende die ook uit. Hoe? Door zijn eigen Zoon, Jezus, als de Messías of Christus in de hemel op de troon te plaatsen. Door aldus in de regeringssituatie in te grijpen, richtte hij zijn Messiaanse koninkrijk op. — Luk. 21:24.
48. (a) Welke vragen rijzen er met betrekking tot het punt of dit Messiaanse koninkrijk een „wee” is? (b) Hoe gaven de aardse natiën er blijk van vijanden van vrede met God te zijn?
48 Hoe is Gods Messiaanse koninkrijk echter een „wee”, het krachtigste wee? Is dit koninkrijk er niet toe bestemd de gehele mensenwereld te zegenen? Bidden Christus’ volgelingen niet het gebed dat hij hun geleerd heeft: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde”? (Matth. 6:9, 10) Ja, dat is allemaal waar. Maar de wereldse natiën hebben aan het eind van de tijden der heidenen in 1914 hun regeerders niet de handelwijze van de „vierentwintig oudere personen, die voor God op hun tronen zaten”, zien navolgen. De wereldse koningen kwamen niet van hun troon af om God te aanbidden, zeggende: „,Wij danken u, Jehovah God, de Almachtige, die is en die was, dat gij uw grote kracht hebt opgenomen en als koning zijt gaan regeren” (Openb. 11:16, 17). Integendeel, „de natiën ontstaken in gramschap” en ze brachten hun toorn tot uitdrukking door de gezalfde ’gezanten die optraden in de plaats van Christus’, die het goede nieuws van Gods Messiaanse koninkrijk predikten, te vervolgen. Doordat die natiën toornig waren op Gods Messiaanse koninkrijk, bewezen ze vijanden te zijn van vrede met God.
49. (a) Wat moet Gods Messiaanse koninkrijk derhalve voor de natiën worden? (b) Alleen al wegens welke handelwijze verdienen die natiën het in het verderf gestort te worden?
49 Op grond hiervan moet het „koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus” een wee voor de natiën worden. Gods toorn moet over de vijandig gezinde natiën komen. Deze zijn het in werkelijkheid „die de aarde verderven”. In een bijzonder letterlijke betekenis verderven ze de letterlijke aarde door de manier waarop ze haar exploiteren en onbewoonbaar maken voor de mensheid, terwijl ze haar door hun nucleaire, bacteriologische en radiologische oorlogvoering in een derde wereldconflict nog verder dreigen te verderven. Alleen al vanwege dit verderven, verdienen zij het zelf in het verderf gestort te worden, zelfs al zou God de Almachtige niet eens in aanmerking nemen dat zij de gezalfde gezanten van zijn Messiaanse koninkrijk vol gramschap vervolgen.
50. Wat zal het grootse hoogtepunt van dit „derde wee” voor de natiën zijn?
50 Laten de verderfelijk handelende natiën hierin geen vergissing begaan: Ze zullen een rekening te vereffenen krijgen met Jehovah God de Almachtige, tegen wie ze toornig geworden zijn omdat hij het „koninkrijk van de wereld” heeft overgenomen. In de oorlog aller oorlogen, namelijk „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” in Har–mágedon, zal hij ze in het verderf storten (Openb. 16:14-16). Dit zal het grootse hoogtepunt van dit derde en laatste wee zijn. Gods koninkrijk van zijn Messías is het middel dat hij gebruikt om dit wee over de toornige natiën uit te storten. Hierna zal er geen ander wee meer nodig zijn.
51. (a) Voor wie zal dat Messiaanse koninkrijk een vreugde zijn? (b) Waarom zullen de natiën God er niet van kunnen beschuldigen dat hij hen er niet van tevoren over heeft ingelicht en voor heeft gewaarschuwd?
51 Wat voor de wereldse natiën en voor hun onzichtbare regeerder en god, Satan de Duivel, een wee is, zal een grenzeloze vreugde zijn voor allen in hemel en op aarde die Jehovah God de Almachtige ervoor danken dat hij aan het einde van de tijden der heidenen in 1914 zijn grote macht heeft opgenomen en door bemiddeling van zijn Messías, die toen op de troon werd geplaatst, voor eeuwig als Koning is gaan regeren. Deze dankbare personen bidden er in het gebed dat hun door Jezus Christus geleerd werd, om dat het Koninkrijk in Har–mágedon voor de toornige, verderfelijk handelende natiën het karakter van een rampspoedig wee zal aannemen: „Onze Vader in de hemelen, Uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome” (Matth. 6:9, 10). De natiën zijn ervan in kennis gesteld. God kan er niet van worden beschuldigd dat hij niet eerlijk geweest is door hun er van tevoren niet over in te lichten en voor te waarschuwen. Zijn zeven hemelse engelen hebben in deze „tijd van het einde” hun trompetten laten weerklinken. De gebeurtenissen die door deze trompetstoten werden aangekondigd en ingeleid, zijn als een vervulling van de dingen die de apostel Johannes bijna negentien eeuwen geleden in een visioen zag, geschied. De uitwerking van deze dingen zal binnenkort, in de „dag der wraak van de zijde van onze God” over alle vijanden van vrede met God, het hoogtepunt bereiken.
52. (a) Wanneer zal de bestemde tijd zijn aangebroken dat de profetie in vervulling gaat waar betreffende God wordt gezegd: „Uw gramschap kwam”? (b) Hoe zal God aldus vrede op aarde brengen, en overeenkomstig het vurige verlangen van welke mensen?
52 Als die dag aanbreekt, zullen de natiën hun toorn tot het uiterste tot uitdrukking brengen. Het zal voor Jehovah God, die zo lang geduldig is geweest, dan de geschikte tijd zijn om hun hun ’beloning’ te geven. Openbaring 11:18 stelt het aldus: „Úw gramschap kwam.” Hij zal zijn gramschap niet voor altijd inhouden, maar hij zal deze op zijn bestemde tijd tot uitdrukking brengen tegen de natiën die zijn recht om koningschap over de wereld uit te oefenen, betwisten. Sinds het einde van de tijden der heidenen in 1914 komt de plaats die de natiën op aarde bezetten, hun niet rechtmatig toe. Sinds die tijd heeft Jehovah God, de rechtmatige Koning, het wettelijk recht gehad hen te verdrijven. Nu zal zijn tijd gekomen zijn dit te doen. Doordat hij dit in gramschap zal moeten doen, zal het hun vernietiging betekenen. Alleen door deze vijanden van vrede met God aldus te verdelgen, zal hij vrede op deze aarde brengen, de blijvende vrede waarnaar mensen die met God verzoend zijn, zo vurig verlangen. Alleen die vrede minnende mensen, die door bemiddeling van Gods Messías of Christus met Hem verzoend zijn, zullen tijdens die tijd van het noodlottige wee over de toornige natiën in leven blijven.
53. (a) Met wie zal God derhalve het nieuwe, vredige samenstel van dingen beginnen? (b) Hoe zal er met de grootste vredeverstoorders worden gehandeld, en wat zal de gehele aardse schepping dan doen?
53 Gods gramschap is niet tegen degenen die er op vreedzame wijze pogingen voor hebben gedaan met hem verzoend te worden. Dergelijke met Hem verzoende personen zullen de aardse onderdanen zijn met wie hij zijn vredige nieuwe samenstel van dingen voor de gehele losgekochte mensheid zal beginnen. Satan de Duivel en zijn demonen, de grootste vredeverstoorders, zullen in de goed gesloten afgrond van afzondering en opsluiting met ketenen gebonden zijn en zij zullen niet langer goddeloze „hemelen” over de wereld der mensheid vormen. De „nieuwe hemelen” van het koninkrijk van Gods Messías zullen heersen. De gehele aardse schepping, die niet langer verdorven of verontreinigd zal worden, zal zich in vrede en broederlijke liefde verheugen en God loven en danken.
[Aan het einde van de bovenstaande toespraak „Laatste weeën over vijanden van vrede met God”, die in 1969 op de internationale „Vrede op aarde”-congressen van Jehovah’s getuigen werd gehouden, werd de volgende Verklaring ter aanneming aan de toehoorders voorgelegd:]
-
-
VerklaringDe Wachttoren 1970 | 1 april
-
-
Verklaring
1. Voor welke openbare verklaring beschouwden Jehovah’s getuigen het „Vrede op aarde”-congres, waarop zij waren bijeengekomen, als de gunstige gelegenheid?
WIJ, christelijke getuigen van Jehovah, op (datum) in (naam van stad en land) bijeengekomen op het „Vrede op aarde”-congres, grijpen deze gunstige gelegenheid aan om in deze meest woelige en gevaarvolle periode van de menselijke geschiedenis ons standpunt en onze houding uiteen te zetten:
-