„Weest rijk in juiste werken”
„Geef orders aan hen die in het tegenwoordige samenstel van dingen rijk zijn, niet arrogant te zijn, en hun hoop niet op onzekere rijkdommen te vestigen, maar op God, die ons alles rijkelijk verschaft, opdat wij ervan zullen genieten; goed te doen, rijk te zijn in juiste werken.” — 1 Tim. 6:17, 18, NW.
1. Wat is Jezus’ raad aangaande schatten?
CHRISTUS Jezus gaf de raad: „Houdt er mede op voor u zelf schatten op de aarde weg te leggen, waar mot en roest verteert, en waar dieven inbreken en stelen. Legt veeleer schatten voor u weg in de hemel, waar noch mot noch roest verteert, en waar geen dieven inbreken en stelen. Want waar uw schat is, zal ook uw hart zijn.” Hoe kunnen schepselen op aarde schatten wegleggen in de hemel? — Matth. 6:19-21, NW.
2. Wat overtreft kostbare metalen en stenen in waarde, hoe wordt het verworven, en wat betekent het voor de bezitter er van?
2 Jehovah’s waarheid is niet met zilver en goud te vergelijken: „Ontvangt mijn onderwijs, liever dan zilver; en verkiest mijne leering boven goud. Want wijsheid is beter dan al wat kostbaar is, en niets begeerlijks kan daarmede vergeleken worden.” Ten einde dat te verwerven, moet gij er om roepen, het trachten te vinden en er naarstig naar zoeken: „Mijn zoon, indien gij mijn woorden aanneemt en mijn geboden bij u bewaart, zodat uw oor de wijsheid opmerkt en gij uw hart neigt tot de verstandigheid, ja, indien gij tot het inzicht roept en tot de verstandigheid uw stem verheft; indien gij haar zoekt als zilver en naar haar speurt als naar verborgen schatten, dan zult gij de vreze [van Jehovah] verstaan en de kennis Gods vinden.” Dat te vinden en toe te passen, betekent vrede, geluk en eeuwig leven te vinden: „Welzalig de mens die wijsheid vindt, de mens die verstandigheid verkrijgt; want wat zij opbrengt, is beter dan de opbrengst van zilver, wat zij doet gewinnen, is beter dan goud. Zij is kostbaarder dan koralen, al wat gij kunt begeren, kan haar niet evenaren. Lengte van dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. Haar wegen zijn liefelijke wegen, al haar paden zijn vrede. Een boom des levens is zij voor wie haar aangrijpen, wie haar vasthouden, zijn gelukkig te prijzen.” — Spr. 8:10, 11, Belg. PB; 2:1-5; 3:13-18, NBG.
3. Hoe kunnen wij schatten in de hemel wegleggen, en zal de dood ons er van beroven?
3 Wij moeten meer doen dan naar het woord van Jehovah horen. Wij moeten ’daders van het woord worden, en niet alleen hoorders.’ ’Hij die tuurt in de volmaakte wet die tot vrijheid behoort, en die daarin volhardt, deze mens zal, omdat hij geen vergeetachtig hoorder, maar een dader van het werk is geworden, gelukkig zijn in het doen er van.’ En hij zal niet rijk worden in zilver en goud, dat vergaat, maar in juiste werken: „Geef orders aan hen die in het tegenwoordige samenstel van dingen rijk zijn, niet arrogant te zijn, en hun hoop niet op onzekere rijkdommen te vestigen, maar op God, die ons alles rijkelijk verschaft, opdat wij er van zullen genieten; goed te doen, rijk te zijn in juiste werken, vrijgevig en mededeelzaam te zijn, voor zichzelf een juist fundament voor de toekomst veilig als een schat bewarend, opdat zij het werkelijke leven stevig mogen vastgrijpen.” Jehovah „oordeelt onpartijdig overeenkomstig een ieders werk,” en hij gebruikt Christus hiervoor, die blijk geeft van zijn bekwaamheden wanneer hij zegt: ’Ik ben het die de geheimste gedachten en de harten onderzoekt, en ik zal een ieder van u overeenkomstig uw daden geven.’ Indien gij zijn woorden der waarheid naspeurt, ze met anderen deelt, de juiste werken doet die er door worden bevolen en de kwade daden mijdt die er door worden betreurd, zult gij voor de toekomst een schat wegleggen in de hemel en het vooruitzicht op werkelijk leven in Jehovah’s nieuwe wereld stevig vastgrijpen. De gezalfde volgelingen van Christus die nu sterven en in een ogenblik worden veranderd, verliezen hun schat van goede werken niet, „want wat zij hebben gedaan, gaat tegelijk met hen.” Tot hen kan niet terecht worden gezegd: „Je kunt het toch niet meenemen.” Hetzelfde beginsel zal de andere schapen er voor vrijwaren dat zij door de dood van hun hemelse schat worden beroofd: „God is niet onrechtvaardig zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond, zou vergeten.” — Jak. 1:22, 25; 1 Tim. 6:17-19; 1 Petr. 1:17; Openb. 2:23; 14:13; Hebr. 6:10, NW.
4. Wat is de betekenis van 1 Korinthe 3:12-15?
4 Maar de werken van de goddelozen vergaan tezamen met hen: „De sterke zal tot afval van vlas worden en zijn werk tot een vonk, en zij zullen beide tezamen verbranden, zonder dat er iemand blust.” Zo nu en dan kunnen zelfs zij die in Jehovah’s dienst staan, fouten maken en de verkeerde werken op het fundament, Christus Jezus, bouwen: „Of iemand nu op het fundament met goud, zilver, kostbaar gesteente, houten materialen, hooi of stoppels bouwt, ieders werk zal openbaar worden, want de dag zal het doen blijken, daar het zal worden geopenbaard door middel van vuur, en het vuur zal bewijzen hoedanig een ieders werk is. Indien iemands werk dat hij er op heeft gebouwd, blijft, zal hij een beloning ontvangen; indien iemands werk wordt verbrand, zal hij verlies lijden, maar hij zelf zal gered worden; indien dit zo is, zal het evenwel als door vuur zijn.” Goud, zilver en kostbaar gesteente doorstaan de vlammen, maar hout, hooi en stoppels niet. De eerstgenoemde zijn een symbool van goedgekeurde werken, die niet door Jehovah’s vurige oordelen worden vernietigd, terwijl de laatstgenoemde brandbare materialen onjuiste leerstellingen en werken zijn, die geen stand kunnen houden voor Jehovah’s vurige beproevingen. Indien degene die de laatstgenoemde werken verricht, het verlies er van wil lijden, er mee zal ophouden ze te verrichten en goede werken zal gaan doen, zal hij worden gered. Indien hij zal toelaten dat Jehovah’s oordeel de valse praktijken verwijdert en hij de werken gaat verrichten die door de Bijbel worden goedgekeurd, zal hij door dit reinigende, zuiverende vurige oordeel worden gered; maar wanneer hij de verkeerde werken blijft doen, zal hij tezamen met die werken vergaan. — Jes. 1:31, NBG; 1 Kor. 3:12-15, NW.
5. Waarom dienen wij bekwaam te worden in het predikingswerk, en hoe kunnen wij dit?
5 Het belangrijkste werk dat christenen thans moeten verrichten, is, Jezus’ woorden te vervullen: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt met het doel een getuigenis aan alle natiën te geven.” Ons predikingswerk dient van een zo hoog mogelijke kwaliteit te zijn, zodat wij voor het aangezicht van de Koningen Jehovah en Christus een positie kunnen innemen of voor hen kunnen staan: „Ziet gij een man die bekwaam is in zijn werk? hij zal voor het aangezicht van koningen staan.” De Bijbel wordt verschaft om noodzakelijk onderricht en noodzakelijke opleiding te geven, „opdat de mens Gods volledig bekwaam zij, volledig toegerust tot ieder goed werk.” Doe daarom door persoonlijke studie en groepsstudie, door geregeld de gemeentevergaderingen bij te wonen en door deel te nemen aan het opleidingsprogramma „uw uiterste best om u goedgekeurd aan God te vertonen, een werkman die niets heeft waarover hij zich behoeft te schamen, terwijl gij het woord der waarheid goed hanteert.” Satan, de god van deze tegenwoordige goddeloze wereld, heeft een gigantisch weefsel van religieuze leugens geweven en het als een sluier over de natiën uitgespreid zodat de ongelovigen worden verblind voor het verlichtende goede nieuws van Christus’ koninkrijk. Maar Jehovah’s Woord is gelijk een tweesnijdend zwaard en christenen moeten bedreven zijn het te hanteren ten einde de verblindende sluier aan flarden te snijden en het licht te laten schijnen in de eerlijke geest en het eerlijke hart van zachtmoedige mannen, vrouwen en kinderen. Dat Satan het predikingswerk moeilijk maakt, doet de vreugde om het werk met Jehovah’s hulp ten uitvoer te brengen, alleen maar groter zijn. — Matth. 24:14, NW; Spr. 22:29, RS; 2 Tim. 3:17; 2:15, NW.
6. Welke schriftuurplaatsen geven te kennen dat zowel kwantiteit als kwaliteit van werk wordt vereist?
6 Niet alleen de kwaliteit maar ook de kwantiteit moet in aanmerking worden genomen. De dagen zijn kritiek en de tijd is kort, vandaar de aanmaning „predik het woord, houdt u er als met een dringende zaak mee bezig, in gunstige tijd, in moeilijke tijd.” „Wordt standvastig, onwrikbaar, altijd volop bezig zijnde in het werk des Heren, wetend dat uw arbeid niet tevergeefs is in verband met de Heer.” ’Blijft uw eigen redding bewerken met vrees en beving.’ „Talmt niet in hetgeen gij moet doen. Zijt vurig van geest.” „Luiheid brengt de slaap waaruit men niet opwaakt.” ’Vervloekt, wie het werk van Jehovah met lauwheid verricht.’ Wanneer wij het werk van Jehovah op een bedreven wijze verrichten en ook veel werk verrichten, zal de vreugde van de prestatie groter zijn en zullen wij rijker zijn in juiste werken. — 2 Tim. 4:2; 1 Kor. 15:58; Fil. 2:12; Rom. 12:11, NW; Spr. 19:15, Knox; Jer. 48:10, NBG.
7. Welke beschuldiging van de vijand werkt als een boemerang, wanneer zullen de aangelegenheden in het reine worden gebracht, en waardoor wordt getoond dat de tijd er voor rijp is?
7 Omdat de vroege christenen deze juiste geestelijke werken deden en de materialistische religiën van hun tijd verstoorden, werden zij er van beschuldigd dat zij de wereld op haar kop zetten, maar in werkelijkheid verdraaiden de valse-religie-aanhangers de aangelegenheden, en tot soortgelijke huichelaars, die lang vóór Christus’ tijd leefden, had Jehovah’s profeet de volgende scherpe beschuldiging geuit: „Gij zet de dingen op hun kop!” (Jes. 29:16, AS; Hand. 17:6, KJ). Te Armageddon zal Jehovah in een vernietiging tegen hen losbarsten. Bij het tot uitdrukking brengen van deze rechtvaardige verontwaardiging ’zullen de aarde en de werken die er in zijn, worden ontdekt,’ wat betekent dat alle verachtelijke werken van dit tegenwoordige goddeloze aardse samenstel ontdekt zullen worden opdat dit aardse samenstel evenals de hemelen verbrand zal worden tezamen met degenen die zulke kwade werken doen. En alhoewel de mensen nu van tevoren over dit werk van Jehovah wordt verteld, weigeren zij te geloven, zoals eveneens was voorzegd. Evenwel is, met het oog op de achteruitgang van eerlijkheid en het verval van rechtschapenheid en de ineenstorting van de moraal de tijd er rijp voor: ’Het is tijd voor Jehovah om te handelen, zij hebben uw wet verbroken.’ Evenals Jezus tot de huichelaars van zijn tijd zeide: „Gij hebt het woord van God krachteloos gemaakt vanwege uw overlevering.” — 2 Petr. 3:10, NW; Ps. 119:126, NBG; Matth. 15:6, NW; Hab. 1:5; Hand. 13:40, 41.
8. Hoe dienen wij de tijd thans verstandig te gebruiken?
8 Daar de tijd voor Jehovah’s vernietigende werk rijp is, is het thans dringend noodzakelijk aan het waarschuwingswerk deel te nemen. De tijd moet verstandig worden gebruikt en niet worden verkwist want hij is kort. Wanneer wij anderen en ons zelf willen redden, moeten wij snel rijk worden, niet in materiële goederen, maar in juiste werken. Gebruik de tijd om te werken. Wanneer sommigen niets doen, zeggen zij nonchalant: „Ik dood alleen maar de tijd.” Zij vernietigen tijd maar te zijner tijd worden zij vernietigd. De tijd gaat voort; wij gaan voorbij. Wij staan stil; de tijd draait door. De tijd doet er niet lang over ons te passeren — zeventig of tachtig jaar, iets meer of iets minder, slechts een druppel in de stroom des tijds. Maar thans, in deze laatste dagen, hebben wij niet eens dit druppeltje tijd, want Armageddon nadert snel. Indien wij met de tijd willen voortgaan in plaats van er door stilgezet te worden, moeten wij met de Bijbel in de pas lopen en met God wandelen. Wij moeten waardering hebben voor de geestelijke waarden en een blijvende schat wegleggen, terwijl wij geen kortzichtige materialisten zijn die naar de wind grijpen en ten slotte niets hebben, zelfs geen adem. Zegt gij dat gij geen tijd hebt om Gods Woord te bestuderen? Zegt gij dat gij geen tijd hebt om zijn werk te doen? Dat is hetzelfde als te zeggen dat gij geen tijd hebt om te ademen.
9. Waarvoor is dit leven goed, en welke uitwerking heeft het op ons wanneer wij prediken of weigeren te prediken?
9 Dit tegenwoordige leven zoals de wereld het leeft, is geen werkelijk leven. „Zij die genot vindt in bevrediging der zinnen, is dood hoewel zij leeft.” Dit leven is maar voor één ding goed, namelijk, om rijk te worden in juiste werken, een juist fundament voor de toekomst als een schat te bewaren en het werkelijke leven in Jehovah’s nieuwe wereld stevig vast te grijpen. Wij zouden alles kunnen hebben wat dit leven heeft te bieden, maar wanneer het ontbloot zou zijn van juiste werken, zou het verkwist en waardeloos zijn. De dagen van dit leven zijn weinige, en ze zijn vol moeilijkheden en pijn, verdriet en lijden, droefheid en teleurstelling, goddeloosheid en dood. De dagen zijn weinige, maar het zijn genoeg dagen waarin wij rijk kunnen worden in juiste werken, indien wij hiermee niet te lang wachten. Zulke werken te doen, geeft ons vreugde en voldoening, vrede en tevredenheid, geestelijke gezondheid en eeuwig leven. Hoe vreemd het ook moge schijnen, het is vermoeiend zulke werken niet te doen, terwijl het verkwikkend is wanneer wij ze wel doen. Toen Jeremia besloot niet te prediken, riep hij tenslotte uit: ’Ik matte mij af om het in te houden, maar ik kon het niet.’ Toen het Elihu duidelijk werd dat het noodzakelijk was te prediken, verklaarde hij: „Ik zal spreken opdat ik verkwikt moge worden.” Evenals Jehovah werd verkwikt door zijn scheppingswerk en evenals het doen van Jehovah’s wil voor Jezus als verkwikkend voedsel was, is het volbrengen van het predikingswerk verkwikkend voor Jehovah’s getuigen in deze tijd. Zelfs wanneer wij werken, worden wij dus verkwikt, en zelfs wanneer wij tegenover vervolging staan, worden wij het goeddoen niet moe, want ’die Jehovah verwachten, zullen de kracht vernieuwen; zij zullen opvaren met vleugelen, gelijk de arenden; zij zullen lopen, en niet moede worden; zij zullen wandelen, en niet mat worden.’ — 1 Tim. 5:6, NW; Jer. 20:9, NBG; Job 32:20, KJ; Jes. 40:31.
HET WERK IN DE NIEUWE WERELD
10. Waarom zal het leven in de nieuwe wereld niet saai worden?
10 Bevrijd te worden tot werkelijk leven in de nieuwe wereld, betekent niet dat ons een blijvende vacantie wordt gegeven. Te lange vacanties worden saai. Lanterfanten wordt eentonig. Het leven wordt oninteressant. Het werkelijke leven in de nieuwe wereld zal nooit saai of eentonig of oninteressant worden, omdat er volop werk zal zijn. Niet het ijdele en nutteloze werk van deze wereld, dat de werkweek tot een kwelling maakt en dat mensen over het begin er van doet spreken als over een „akelige” maandag. Neen, het zal het interessante en zelfs betoverende werk zijn dat er in bestaat de aarde te verfraaien, liefderijke heerschappij te voeren over het dierenleven, en kinderen te verwekken opdat de aarde met een rechtvaardig geslacht gevuld zal worden. Er zal altijd juist werk zijn voor de geest en voor het lichaam, en evenals in het geval van de gezalfde getuigen en het werk dat zij thans verrichten, zullen de mensen dan „lang van het werk hunner handen genieten.” Of, meer in overeenstemming met de letterlijke betekenis van het Hebreeuws, zij zullen het werk hunner handen „ten volle gebruiken” of „verslijten.” De vruchten van hun arbeid zullen niet worden gestolen noch nutteloos worden bijeenvergaderd of worden achtergelaten zonder dat de werker ze heeft gebruikt omdat de dood hem wegnam. Niets zal Jehovah’s voornemen verijdelen hetwelk er in bestaat de werker de vreugde en voldoening van zijn eigen werk te laten smaken. — Jes. 65:22, KJ; Ro; Yg.
11. Waarvan zullen wij rust hebben in de nieuwe wereld, en welke wonderbaarlijke vooruitzichten van werk zullen zich voor ons openen?
11 De duizendjarige regering van Christus zal een tijd van rust zijn ten aanzien van droogte, misoogsten, orkanen, aardbevingen, ongelukken en onderdrukkend gezwoeg; rust van bedriegende zakenlui, corrupte politici en huichelachtige religie-aanhangers; rust van rassenstrijd en nationale afscheidingen, van koude oorlogen en hete oorlogen, van pijn en ziekte, en van lijden en dood. Het zal een tijd van rust zijn ten aanzien van alle verdorvenheid welke gedurende de afgelopen zesduizend jaren van tirannie door goddeloze mensen, ontaarde demonen en een verdorven Duivel over de mensheid zijn gebracht. Maar het zal geen tijd van rust zijn ten aanzien van juiste werken. Er zal altijd nieuw werk zijn, met nieuwe problemen die opgelost moeten worden en nieuwe mysteries die doorgrond moeten worden. Deze zullen een uitdaging vormen voor onze geest en ons lichaam en ons voortstuwen naar steeds weer nieuwe vorderingen op het gebied van werk, kennis, wijsheid en inzicht. En wanneer de mensen eeuwig leven hebben, zullen zij tijd hebben om het werk waarmee zij zijn begonnen, te voltooien. Nu weten de mensen óf weinig over veel óf veel over weinig. Hun studies laten hen ruim en aan de oppervlakte, of bekrompen en diep. Maar in de nieuwe wereld, waar de tijd niet wordt uitgedeeld in beperkte levensduren welke als voorbijgaande schaduwen zijn, zullen de mensen tijd hebben om hun studiën voort te zetten totdat ze zowel ruim als diep worden, terwijl zij veel over vele onderwerpen zullen leren. En de rijke voldoening van toenemende kennis zal nimmer ophouden, want wij zullen nooit alles kunnen weten. Alleen Jehovah weet alles, en wij zullen er nooit mee kunnen beginnen de diepten van zijn onbegrensde wijsheid te peilen. Wat een wonderbaarlijke toekomst van voldoening schenkend werk staat de gehoorzame mensheid te wachten!
12. Welke vermaning wordt voor ons welzijn gegeven?
12 Het is de moeite waard om thans te werken ten einde dan dat werkelijke leven te hebben. Jehovah werkt, Christus werkt, de mens dient te werken, zal gelukkiger zijn wanneer hij werkt, zal langer leven wanneer hij werkt, zal thans voldoening hebben van zijn werk wanneer het een nuttig doel dient, en zal werkelijk leven verwerven in de nieuwe wereld wanneer zijn tegenwoordige werken juist zijn in Jehovah’s ogen. Leg schatten weg in de hemel. Aardse rijkdommen zijn tijdelijk. Werk voor datgene wat blijft: „Tob u niet af om rijkdom te verwerven; wees wijs genoeg er van af te zien.” ’De wereld gaat voorbij en ook haar begeerte, maar hij die de wil van God doet, blijft in eeuwigheid.’ Hoe meer een verlangen wordt gevoed, des te groter en hongeriger het wordt, of het nu op geestelijk of op materieel gebied is. Wij hebben slechts een bepaalde hoeveelheid tijd, en hoe meer wij deze tijd gebruiken ten einde het vlees te behagen, des te minder tijd zullen wij hebben voor de dingen van de geest. — Spr. 23:4, RS; 1 Joh. 2:17, NW.
13. Wat is het bijna onmerkbare gevaar van het materialisme?
13 Het materiële verdringt het geestelijke, indien wij dit toelaten, en soms gaat dit bijna onmerkbaar voordat wij er erg in hebben. Er bestaat een fabel over een Arabier en zijn kameel. Het was een koude nacht, en toen de Arabier in zijn kleine tent zat, keek de kameel naar binnen en smeekte of hij zijn kop binnen mocht steken wegens de kou. Al spoedig vroeg hij of hij zijn nek binnen mocht houden, toen zijn voorpoten, en ten slotte vroeg hij of hij helemaal in de tent mocht staan. Het werd hem toegestaan, maar de tent was zo vol dat de kameel de Arabier een duwtje gaf en hem buiten de tent zette, zeggend dat er in de tent geen plaats voor beiden was. Zo is het ook met het materialisme. Indien wij er aan toegeven, zal het onze tijd en energie steeds meer in beslag nemen en spoedig zal er voor het geestelijke geen plaats meer zijn in ons leven. Dit wil niet zeggen dat wij tot het andere uiterste van ascetisme moeten overgaan en ’een vorm van aanbidding moeten gaan beoefenen die men zichzelf oplegt, en een schijnnederigheid en ons een strenge behandeling van het lichaam moeten opleggen,’ want materiële goederen zijn noodzakelijk, men dient er van te genieten en ze kunnen ook in Jehovah’s dienst worden gebruikt; maar wanneer ze worden nagejaagd boven datgene wat wij nodig hebben, kosten ze te veel. Zoals deze uit elkaar vallende oude wereld bemerkt, gaat het materialisme ten koste van het geestelijke, en het geestelijke prijs te geven, betekent ten slotte uw leven prijs te geven: „Het bedenken des vleses betekent de dood, maar het bedenken des geestes betekent leven en vrede.” Velen roemen thans in de god van het materialisme, terwijl hun roem in werkelijkheid hun schande is: „Hun god is hun buik, en hun heerlijkheid bestaat in hun schande, en zij hebben hun geest gericht op dingen op de aarde.” Doe Jehovah’s werk en niet wat uw buik verlangt! — Kol. 2:23; Rom. 8:6; Fil. 3:19, NW.
14. Wat is de algemene standaard van geluk? Wat moeten wij thans daarom doen?
14 Geld is niet de algemene standaard van geluk. Sommige rijke mensen zijn gelukkig, velen niet. Sommige arme mensen zijn gelukkig, velen niet. Jeugd is niet de algemene standaard van geluk. Sommige jeugdige personen zijn gelukkig, sommigen niet. Vele bejaarde personen zijn gelukkig, velen niet. Gezondheid is niet de algemene standaard van geluk. Sommige gezonde mensen zijn gelukkig, maar velen zijn bedroefd. Sommige zieke personen zijn gelukkiger dan gezonde personen. Hetzelfde kan worden gezegd van de beroemde en de onbekende, de populaire en de impopulaire, de begaafde en de middelmatige persoon — geen van deze toestanden is de algemene standaard van geluk. De algemene standaard van geluk, vrede en tevredenheid is het kennen van Jehovah. Allen die Jehovah kennen en hem dienen — of zij nu rijk of arm, jong of oud, gezond of ziek, beroemd of onbekend, populair of impopulair, begaafd of middelmatig zijn — allen zijn gelukkig, tevreden en vervuld met hoop. Kennis tot zich nemen van Jehovah en Christus en het water der waarheid vervolgens uit te geven aan anderen, betekent eeuwig leven: „De zegenende ziel wordt overvloedig verkwikt, wie laaft, wordt ook zelf gelaafd.” Zulke gelukkige personen bestuderen thans Jehovah’s Woord, vertellen het aan anderen, gehoorzamen zijn bevelen, leven rein, prediken systematisch, worden rijk in juiste werken en grijpen daardoor het werkelijke leven stevig vast, het leven dat tot overvloeiens toe vervuld zal zijn van voldoening schenkende werken tot de eeuwige lof van de grote Schepper-God, Jehovah. — Spr. 11:25, NBG; Joh. 17:3, NW.