Wat is de zienswijze van de bijbel?
„Het meer van vuur” — letterlijk of symbolisch?
VERSCHEIDENE malen maakt het bijbelboek Openbaring melding van een „meer van vuur”. Wij lezen bijvoorbeeld met betrekking tot een symbolisch „wild beest” en een symbolische „valse profeet”: „Levend werden zij beiden in het vurige meer geslingerd, dat met zwavel brandt” (Openb. 19:20). Het volgende hoofdstuk voegt hier de gedachte van pijniging aan toe, door te zeggen: „En de Duivel . . . werd in het meer van vuur en zwavel geslingerd, waar zowel het wilde beest als de valse profeet reeds waren; en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden tot in alle eeuwigheid.” — Openb. 20:10.
Velen geloven dat dit verwijst naar werkelijke bewuste pijniging in echt vuur. Het boek Openbaring bevat echter vele „tekenen” of symbolen (Openb. 1:1). Zouden het meer van vuur en zijn pijnigingen symbolisch kunnen zijn? De bijbel verschaft zelf voldoende inlichtingen om de juiste conclusie te kunnen trekken. Hoe dan wel?
Het boek Openbaring geeft een definitie van het vurige meer met de woorden: „En de dood en Hades werden in het meer van vuur geslingerd. Dit betekent de tweede dood: het meer van vuur” (Openb. 20:14; vergelijk 21:8). In welk opzicht is de dood die hier wordt genoemd, een „tweede” dood?
De Schrift verklaart dat „het voor de mensen weggelegd is eens voor altijd te sterven, maar daarna een oordeel” (Hebr. 9:27). Deze dood, „eens voor altijd”, is te wijten aan de van Adam geërfde zonde (Rom. 5:12). Maar de tweede dood verschilt hiervan.
Volgens de bijbel maakt het zonden-verzoenende offer van Jezus Christus ’een opstanding van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen’ mogelijk (Hand. 24:15). De bijbel voorzegt dat zij die gedurende de duizendjarige regering van Christus uit de dood terugkeren, een periode van „oordeel” zullen doormaken die hun de gelegenheid zal bieden eeuwig leven te verwerven (Joh. 5:25-30; Hand. 17:31). Maar om een gunstig oordeel te ontvangen, zullen mensen berouw moeten hebben en zich moeten omkeren van hun vroegere slechte wegen. — Hand. 3:19; 17:30.
Hoe zal het degenen vergaan die geen spijt voelen over hun zondigen tegen God, en die hun leven niet in overeenstemming willen brengen met Gods rechtvaardige maatstaven? Openbaring 20:15 verklaart dat ’een ieder die niet in het boek des levens geschreven werd bevonden, in het meer van vuur werd geslingerd’, dat de „tweede dood” is (Openb. 20:14). Wat betekent dit?
Dit betekent duidelijk een dood voor altijd, een dood zonder hoop op een opstanding. Omdat deze dood voor altijd voortduurt, verschilt hij van wat Adam over zijn hele nageslacht bracht. Het is een tweede soort van dood, die daarom passend de „tweede dood” wordt genoemd.
Zij die de tweede dood ondergaan, kunnen zich niet bewust zijn van enige letterlijke pijniging in echt vuur. De bijbel verzekert ons dat de doden „rust hebben”, „zich van helemaal niets bewust” zijn (Job 3:13; Pred. 9:5; Joh. 11:11-14). Hoe moeten wij dan de schriftuurlijke verwijzingen naar eeuwigdurende vurige pijniging opvatten?
Gods Woord maakt voor het eerst melding van vuur en zwavel in verband met de omkering van Sodom en Gomorra (Gen. 19:24). Interessant is dat de bijbelschrijver Judas ons vertelt dat ’Sodom en Gomorra en de omliggende steden . . . ons tot een waarschuwend voorbeeld zijn gesteld doordat ze de gerechtelijke straf van, eeuwig vuur ondergaan’ (Judas 7). Maar wat gebeurde er in werkelijkheid met die steden? Jezus zei zelf: „Op de dag dat Lot uit Sodom ging, regende het vuur en zwavel uit de hemel en vernietigde hen allen” (Luk. 17:29). Voor de inwoners van Sodom en Gomorra betekenden dat vuur en die zwavel de dood. Het werkelijke, letterlijke vuur hield duizenden jaren geleden op met branden. Maar de verwoeste, verlaten toestand van die steden duurt tot op deze dag voort.
In soortgelijke taal voorzei de profeet Jesaja met betrekking tot de val van Edom: „Haar stromen moeten veranderd worden in pek, en haar stof in zwavel, en haar land moet worden als brandend pek. Bij nacht noch bij dag zal het worden geblust; tot onbepaalde tijd, zal zijn rook blijven opstijgen. Van geslacht tot geslacht zal ze verschroeid zijn, voor altijd en eeuwig zal niemand er doortrekken” (Jes. 34:5, 9, 10). Volgens dezelfde profetie zouden echter de wilde dieren van de woestijn zich in dat verwoeste land vestigen (Jes. 34:11-17). Daarom kan dat vuur waarvan de rook tot onbepaalde tijd blijft opstijgen, niet letterlijk zijn. In plaats daarvan beeldt het de totale en blijvende verwoesting van het eens welvarende Edom af.
Wat de genoemde pijniging aangaat, ook die behoeft niet letterlijk begrepen te worden als een bewust ervaren van lijden. Verscheidene malen gebruikt de Griekse Septuaginta-vertaling van de Hebreeuwse Geschriften het woord voor pijniging (básanos) met betrekking tot de dood. Wij lezen bijvoorbeeld: „En wanneer de rechtvaardige zich afkeert van zijn rechtvaardigheid, en een overtreding begaat, en ik straf [básanos, letterlijk „pijniging”] over hem zal brengen, zal hij sterven” (Ezech. 3:20). Later vertelde God aan Ezechiël dat „al de verslagenen die door het zwaard zijn gevallen . . . hun straf [básanos] hebben ontvangen” en dat zij „die als verslagenen neerdalen naar Hades . . . hun straf [básanos] hebben ontvangen” (Ezech. 32:24, 30, Septuaginta). Bagsters Engelse vertaling van de Septuaginta voegt bij Ezechiël 3:20 een voetnoot toe, die luidt: „Básanos schijnt in het Oude Testament straf te betekenen.” En de straf, of pijniging, die hier in de schriftplaatsen uit Ezechiël wordt genoemd, is duidelijk de dood.
Verklaringen in het boek Openbaring met betrekking tot het symbolische „Babylon de Grote” verschaffen nog een verdere aanwijzing aangaande de schriftuurlijke betekenis van pijniging. Wij lezen: „En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: ’. . . Naar de mate dat ze zichzelf verheerlijkt en in schaamteloze weelde geleefd heeft, geeft haar in die mate pijniging en rouw. . . . En de koningen der aarde . . . zullen over haar wenen en zich in droefheid om haar slaan, wanneer zij naar de rook kijken die van haar verbranding afkomt, terwijl zij op een afstand staan uit vrees voor haar pijniging’” (Openb. 17:1-5; 18:4, 7, 9, 10). Wat betekent de vurige pijniging van Babylon de Grote? Een engel legt uit: „Zo zal Babylon, de grote stad, met een snelle worp worden neergeslingerd, en ze zal nooit meer gevonden worden” (Openb. 18:21; vergelijk 17:16; 18:8, 15-17, 19). Opnieuw verwijst de vurige pijniging hier naar verwoesting en dood, die in dit geval van Babylon voor eeuwig zal duren.
Dus wat heeft ons onderzoek met betrekking tot het meer van vuur aan het licht gebracht? Wij hebben ontdekt dat ten aanzien van Sodom, Gomorra en Edom „eeuwig vuur” symbolisch bleek te zijn, en het de volledige verwoesting van die steden aanduidde. Ook „pijniging” komt in de bijbel voor als verwijzing naar verwoesting en dood. Omdat de Schrift vermeldt dat het vurige meer ’de tweede dood betekent’ en de doden ’zich van helemaal niets bewust zijn’, moet het als symbolisch worden opgevat dat zij in het meer van vuur voor eeuwig gepijnigd worden. Het betekent volledige en eeuwigdurende vernietiging voor alle onberouwvolle tegenstanders van God die ’erin worden geslingerd’.