Wat het binden van Satan de Duivel voor de mensheid zal betekenen
„En hij greep de draak, de oorspronkelijke slang, die de Duivel en Satan is, en hij bond hem voor duizend jaren.” — Openb. 20:2, NW.
1. Wie dient vooral gebonden te worden, en waardoor wordt bewezen dat dit zeer binnenkort zal gebeuren?
DE GROOTSTE wetschender en onruststoker van de gehele schepping dient gebonden te worden. Alle naties van de aarde zijn er thans slecht aan toe. Degene die voor deze toestand verantwoordelijk is, dient gebonden te worden, ja, wil het mensengeslacht in leven blijven, dan dient dit gedurende onze generatie te gebeuren. Alleen al door het feit dat de naties, in hun wanhopige benauwdheid, bijna het einde van hun uithoudingsvermogen hebben bereikt, wordt bewezen dat dit binnenkort zal gebeuren, zelfs zo binnenkort dat mensen van dit geslacht het kunnen meemaken en de gunstige uitwerking ervan kunnen ervaren. Wanneer de dreigende wereldsituatie in de nabije toekomst onhoudbaar wordt, vormt dit er alleen maar een schitterende gelegenheid voor om tot het binden over te gaan, juist wanneer dit het meest nodig is. Degene die in staat is deze onruststoker te binden, zal van deze gelegenheid gebruik maken, hetgeen de goede orde en de vrede onder allen ten goede zal komen.
2, 3. (a) Wanneer wij een gezaghebbende uitspraak willen horen betreffende de bestemming van ons geslacht, waarop kunnen wij ons dan verlaten? (b) Wat zegt het laatste boek van de bijbel over de laatste gebeurtenissen van de naties en over het binden van de onruststoker?
2 Te oordelen naar de wrede werkelijkheid om ons heen moet het einde van het voortbestaan van de naties zeer nabij zijn. Wij kunnen ons er niet op verlaten dat de moderne wetenschap met de stem van de hoogste autoriteit zal spreken en de bestemming van ons menselijke geslacht zal voorzeggen of bepalen. Er is iets wat veel ouder en betrouwbaarder is dan de moderne wetenschap, een bron die inderdaad met de hoogste autoriteit spreekt. Dit is de bijbel, een uit zesenzestig boeken bestaand geschrift dat ongeveer negentienhonderd jaar geleden werd voltooid. In het laatste bijbelboek, dat tegen het einde van de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening werd geschreven, zijn de laatste gebeurtenissen van de naties voorzegd, en wel precies zoals deze gebeurtenissen zich sinds het jaar 1914 G.T. hebben voorgedaan. Het geeft een levendige beschrijving van de omstandigheden en aardse gebeurtenissen die moeten plaatsvinden voordat de universele onruststoker wordt gebonden en beurt ons vervolgens op door profetisch af te beelden hoe hij wordt gebonden. In het op twee na laatste hoofdstuk van de bijbel lezen wij:
3 „Ik zag een engel uit de hemel neerdalen met de sleutel van de afgrond en een grote keten in zijn hand. En hij greep de draak, de oorspronkelijke slang, die de Duivel en Satan is, en hij bond hem voor duizend jaren. En hij slingerde hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de natiën niet meer zou misleiden totdat de duizend jaren geëindigd waren. Na deze dingen moet hij voor een korte tijd worden losgelaten.” — Openb. 20:1-3, NW.
4. Hoe misleidt Satan de Duivel de naties wat hun denkwijze betreft, en waarmee vergelijkt de bijbel hem derhalve?
4 Op deze wijze wordt de voornaamste wetschender en onruststoker duidelijk aan ons geïdentificeerd. Hij is Satan de Duivel. Hij is degene die alle naties tot nu toe heeft misleid en die hiermee zal doorgaan totdat hij wordt gebonden. Is het nog te verwonderen dat alle naties zich thans in verschrikkelijke moeilijkheden bevinden? Satan brengt de naties ertoe te denken dat ze de goede weg zijn ingeslagen naar blijvende vrede en voorspoed, maar ondertussen leidt hij hen op de weg die naar hun vernietiging leidt. Het wekt dan ook geen verbazing dat hij met een slang wordt vergeleken, en omdat hij de mensheid van het begin van de menselijke geschiedenis af door middel van bedrog heeft misleid, wordt hij „de oorspronkelijke slang” genoemd (Gen. 3:1-15, NW). Omdat hij veel schade kan berokkenen en zijn slachtoffers kan verslinden, is Satan de Duivel geen onbeduidende vijand maar wordt hij met een grote vurige draak met zeven koppen vergeleken. — Openb. 12:3, 4, NW; Jer. 51:34.
5, 6. (a) Voor welke toepasselijke vraag, die ons zal helpen bepalen wanneer hij wordt gebonden, interesseren wij ons? (b) Hoe luidt het antwoord op deze vraag, en waarom kan er geen twijfel bestaan over de juistheid ervan?
5 Als een ware draak heeft Satan er moeite voor gedaan alle mensen te verslinden en in zijn macht te krijgen. Om te kunnen vaststellen wanneer hij wordt gebonden, of dit in ons geslacht zal gebeuren, zouden wij kunnen vragen: Wat doet deze symbolische draak, Satan de Duivel, met betrekking tot de naties vlak voordat hij wordt gebonden en in de verzegelde afgrond wordt geworpen? Waartoe misleidt hij de naties? Welnu, tot het voeren van hun eindstrijd! Hier kan geen twijfel over bestaan, want in de vijf verzen vlak vóór het bericht over het binden van Satan lezen wij:
6 „Ik zag ook een engel in de zon staan, en hij riep met een luide stem en zei tot alle vogels die vliegen in het midden van de hemel: ’Komt hier, wordt vergaderd tot het grote avondmaal van God, om te eten de vleesdelen van koningen en de vleesdelen van militaire bevelhebbers en de vleesdelen van sterke mannen en de vleesdelen van paarden en van hen die daarop zitten, en de vleesdelen van allen, zowel van vrijen als van slaven en van kleinen en groten.’ En ik zag het wilde beest en de koningen der aarde en hun legers vergaderd om de oorlog te voeren tegen degene die op het paard zat en tegen zijn leger. En het wilde beest werd gegrepen, en met hem de valse profeet, die voor zijn ogen de tekenen had verricht waarmee hij degenen had misleid die het merkteken van het wilde beest hadden ontvangen en degenen die aanbidding geven aan zijn beeld. Levend werden zij beiden in het vurige meer geslingerd, dat met zwavel brandt. De overigen echter werden gedood met het lange zwaard van degene die op het paard zat, welk zwaard uit zijn mond te voorschijn kwam. En alle vogels werden verzadigd van de vleesdelen van hen.” — Openb. 19:17-21, NW.
7. Wie brengt de koningen en hun legers ertoe zich in slagorde op te stellen, en hoe wordt dit in de verzen kort vóór deze oorlogsbeschrijving getoond?
7 Aha, de symbolische Draak, Satan de Duivel, is degene die zich van het „wilde beest” en de „valse profeet” bedient en de koningen der aarde en hun legers ertoe brengt zich in slagorde op te stellen. In de verzen kort vóór de hierboven aangehaalde oorlogsbeschrijving, en wel in hoofdstuk zestien, de verzen dertien tot en met zestien, zet de bijbel dit als volgt uiteen: „Ik zag drie onreine geïnspireerde uitingen, die er uitzagen als kikvorsen, uit de bek van de draak en uit de bek van het wilde beest en uit de mond van de valse profeet komen. In werkelijkheid zijn ze uitingen door demonen geïnspireerd, en ze verrichten tekenen en gaan uit tot de koningen van de gehele bewoonde aarde, om hen te vergaderen tot de oorlog van de grote dag van God de Almachtige. . . . En zij vergaderden hen tot de plaats die in het Hebreeuws Har–mágedon [of, Armageddon] wordt genoemd.” — Openb. 16:13-16, NW; zie ook de Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap en de Petrus Canisius Vertaling.
8, 9. (a) Waardoor wordt te kennen gegeven dat dit geen gewone oorlog zal zijn, en aan welke zijde zullen de koningen der aarde worden vergaderd? (b) Wat zullen de naties dientengevolge verdienen en ontvangen?
8 Als mensengeslacht staat ons derhalve onvermijdelijk oorlog te wachten. Dit zal geen gewone oorlog zijn. Anders zou hij niet „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” worden genoemd. Alle politieke heersers, hier „de koningen van de gehele bewoonde aarde” genoemd, zullen tot die oorlog worden vergaderd, en allemaal aan de ene zijde, namelijk tegen „God de Almachtige”. De religieuze leiders van de naties zullen de politieke heersers, de „koningen der aarde en hun legers”, er wellicht van trachten te overtuigen dat zij voor God strijden, maar dit behoort allemaal bij de misleiding door de ’geïnspireerde uitspraak’ die uit de mond van de Draak, Satan de Duivel, voortkomt. Deze aardse naties zullen beslist niet voor de God van waarheid en rechtvaardigheid, de Schepper van hemel en aarde, strijden, want wij worden er in zijn eigen Woord voor gewaarschuwd dat hij al deze naties zal verdelgen. Waarom?
9 Omdat ze zijn vijanden zullen zijn, die zich tegen zijn goede voornemens en zijn hemelse regering verzetten. Ze zijn allemaal misleid door de Voornaamste Vijand van de Almachtige God, namelijk de Draak, Satan de Duivel, die zich van het „wilde beest” en de „valse profeet” bedient. Wanneer de naties worden verdelgd, zullen ze ervaren wat het eindresultaat is van de lange periode van ruim vierduizend jaar dat ze door Satan de Duivel zijn misleid.
10. Waarom zal de oorlog te Armageddon stellig komen, en waarom weten wij dat het binden van Satan niet lang meer op zich zal laten wachten?
10 De „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Armageddon zal stellig komen, aangezien de Draak, Satan de Duivel, en zijn demonen nog steeds niet zijn gebonden en in de afgrond zijn geworpen. Zij worden pas als gevangenen in de afgrond geworpen nadat de oorlog van God de Almachtige te Armageddon is gestreden en Gods aardse vijanden zijn verdelgd. Satan de Duivel moet er derhalve eerst getuige van zijn dat zijn zichtbare organisatie op aarde totaal is verdelgd, zodat hij weet dat hij is verslagen. Aangezien die oorlog te Armageddon voor de deur staat, weten wij dat ook het binden en gevangen zetten van Satan de Duivel en zijn demonen niet lang meer op zich zal laten wachten.
NIET SLECHTS „HET BEGINSEL VAN KWAAD”
11. Waarom is het feit dat wij van de naties zeggen dat ze tegen God strijden niet als een belediging aan hun adres bedoeld?
11 Leggen wij, door botweg te zeggen dat alle wereldse naties zich tegen God de Almachtige opstellen ten einde tegen hem te strijden, in feite geen aanmatigende houding aan de dag? Neen! Dat wij zoiets zeggen, is niet als een belediging aan het adres van die naties bedoeld. Het is alleen maar wat de geïnspireerde bijbel erover heeft te zeggen, namelijk dat alle naties door de grote Draak, Satan de Duivel, en zijn demonen worden misleid.
12. Tegen de woorden die welke personen tot de wereldheersers spreken, druist deze verklaring in, en waarom glimlachen wereldwijze mensen wanneer zij ons over een persoonlijke Duivel horen spreken?
12 Dit druist vanzelfsprekend in tegen datgene wat de religieuze leiders van de naties, de priesters en geestelijken van de christenheid en het „heidendom”, tot de politieke heersers zeggen met wie zij op vriendschappelijke voet staan. De religieuze en politieke heersers van deze aarde zijn zo wereldwijs en trots op hun wereldse geleerdheid dat het hun gevoelens kwetst te moeten horen dat zij onder de onzichtbare leiding van de Draak, Satan de Duivel, naar een militair Armageddon marcheren. Alhoewel vele zeer ontwikkelde personen toegeven dat het kwaad over de gehele aarde hoogtij viert, zullen zij glimlachen wanneer zij ons over een persoonlijke Duivel horen spreken. Zij zeggen dat Satan de Duivel slechts het „beginsel van kwaad”, geen letterlijke persoon, is.a
13. Wat voor soort van Satan de Duivel, zoals door ouderwetse kunstenaars is afgebeeld, bestaat niet, maar is de gedachte dat Satan slechts het „beginsel van kwaad” is, iets van de laatste tijd?
13 Er bestaat inderdaad geen tweehoornige rode duivel met gespleten hoeven en een van stekels voorziene staart. Zo’n schepsel bestaat alleen maar in de verbeelding van ouderwetse kunstenaars, schilders en in religieus opzicht minder ontwikkelde personen. Met het oog op de toestand waarin de wereld zich thans bevindt, is het er thans echter niet de tijd voor ons voor de gek te houden door te denken dat Satan de Duivel slechts het gepersonifieerde „beginsel van kwaad” is en geen bovenmenselijke, onzichtbare geestelijke persoon die de bron en voornaamste bevorderaar van het kwaad is. De gedachte dat de Duivel slechts het „beginsel” van kwaad is, is niet iets van de laatste tijd, een uitvloeisel van de omstandigheid dat wij in dit wetenschappelijke tijdperk zijn beland, dit tijdperk van atoomkracht en reizen in de interplanetaire ruimte. Reeds in het jaar 1894, toen het negende deel van de Cyclopædia of Biblical, Theological and Ecclesiastical Literature, van de hand van de geleerden J. M’Clintock en J. Strong, te New York werd uitgegeven, werd aan deze religieuze gedachte aandacht besteed.
14, 15. (a) Aan de hand van welke beoordelingsmaatstaven bepalen wij volgens deze Cyclopædia of Satan een werkelijke persoon is? (b) Als wij slechts zouden moeten veronderstellen dat de bijbelschrijvers Satan als een werkelijke persoon wilden voorstellen, zouden zij hun gedachten dan op een betere wijze duidelijk gemaakt kunnen hebben dan zij hebben gedaan? (c) Zou, uit de wijze waarop zij over Satan schreven, opgemaakt kunnen worden dat hij slechts een zinnebeeldige aanduiding was, of wat zou het betekenen Satan als een zinnebeeldige aanduiding te beschouwen?
14 Op bladzijde 361 bespreekt dit boekwerk de „Persoonlijkheid van Satan” en zegt dat wij kunnen bepalen of Satan een werkelijke persoon is door dezelfde beoordelingsmaatstaven aan te leggen die wij gebruiken om „vast te stellen of Caesar en Napoleon werkelijke, persoonlijke wezens waren of de personificatie van abstracte ideeën, namelijk door de tendens van de geschiedenis betreffende hen en de persoonlijke hoedanigheden die aan hen werden toegeschreven, in aanmerking te nemen”. Vervolgens verwijst dit negende deel naar de gewijde schrijvers van de Heilige Schrift, zoals de joodse profeet Mozes en de eerste-eeuwse discipelen van Jezus Christus en zegt:
15 „Wanneer de gewijde schrijvers een uiteenzetting geven van de aard en het gedrag van Satan maken zij gebruik van alle vormen waaruit een persoonlijke werking spreekt. Zij beschrijven hem als iemand die macht en heerschappij, boodschappers en volgelingen heeft. Hij verleidt en weerstaat; hij wordt aansprakelijk gesteld, van schuld beticht; hij zal geoordeeld worden en een definitieve straf ontvangen.” Als wij slechts zouden moeten veronderstellen dat het in de bedoeling van de gewijde schrijvers lag te onderwijzen dat Satan een werkelijke persoon was, „zouden zij hier geen duidelijker uitdrukkingen voor hebben kunnen vinden dan die welke zij in werkelijkheid hebben gebruikt”. Door te veronderstellen dat „deze overeenkomst met een werkelijke, ware, bewuste, morele, handelende persoon” slechts betrekking heeft op een zinnebeeldige aanduiding, de personificatie van iets levenloos, een voorstelling van een denkbeeldige persoon, „gaat men ervan uit dat de geïnspireerde schrijvers zich schuldig hebben gemaakt aan een zodanig gebruik van beeldspraak dat uit geen enkele vastgestelde taalwet opgemaakt kon worden dat het beeldspraak was — een zodanig gebruik van beeldspraak dat het niet als beeldspraak opgevat kon worden tenzij alle retorische regels waardoor zij zich bij andere gelegenheden altijd hebben laten leiden, geweld werden aangedaan”.
16. (a) Trachtten de bijbelschrijvers ons iets wijs te maken door de wijze waarop zij over de Duivel schreven? (b) Is de theorie dat de Duivel slechts de personificatie van het „beginsel van kwaad” is, vrij van problemen?
16 De geïnspireerde bijbelschrijvers, vanaf de profeet Mozes tot op de christelijke apostel Johannes, gebruikten echter geen beeldspraak wanneer zij naar de Duivel verwezen. Zij schreven opzettelijk zo doeltreffend mogelijk om ons, bijbellezers, maar te laten weten en begrijpen dat Satan de Duivel een werkelijke, lichamelijke, bewust denkende en met verstand begiftigde geestelijke persoon is. Zij hebben de taalwetten geen geweld aangedaan om ons alleen maar wijs te maken dat Satan de Duivel een werkelijk levende persoon is in plaats van eenvoudig het gepersonifieerde „beginsel van kwaad”. Vandaar dat de hierboven aangehaalde Cyclopædia verder zegt: „Er kleven aan de theorie van personificatie echter nog meer moeilijkheden dan die algemene problemen. Deze theorie gaat ervan uit dat de duivel het beginsel van kwaad is. Laten wij ze [de theorie] eens van toepassing brengen op de uitleg van twee of drie bijbelpassages.” Vervolgens citeert de Cyclopædia het schriftuurgedeelte over de verzoeking van Jezus Christus in de wildernis van Judea door Satan de Duivel, zoals dit door de christelijke apostel Matthéüs wordt verteld, en zegt:
17. Welke argumentatie volgt de bovengenoemde Cyclopædia in verband met de verzoeking van Jezus in de wildernis (Matthéüs 4:1-11)?
17 „’Vervolgens werd Jezus door de Geest weggeleid om door de Duivel verzocht te worden’ (Matthéüs 4:1-11). Werd Jezus door een werkelijk bestaand, persoonlijk wezen verzocht? Of gebeurde dit door het beginsel van kwaad? Indien het door laatstgenoemde factor gebeurde, in wie of wat zetelde dit beginsel dan? Zetelde het in Jezus? Dan kan het niet waar zijn geweest dat er geen zonde in hem was. Niets minder dan het beginsel van zonde zetelde in hem, waardoor hij de verzoeker van zich zelf zou zijn geworden. Dit is slecht [een slechte exegese], terwijl er nog een slechtere theologie uit voortspruit. Laten wij ook in gedachten houden dat dit beginsel van kwaad, om moreel kwaad te zijn, zich inherent in een bewust denkend moreel wezen moet bevinden. Zonde is alleen kwaad doordat de toestand of daad van een persoonlijke en verantwoordelijk te stellen handelende persoon erdoor wordt geïmpliceerd.”
18. Hoe kan dit zelfde argument tegen de personificatie van het „beginsel van kwaad”, met betrekking tot Jehovah God worden toegepast?
18 Hetzelfde argument tegen de gedachte dat het „beginsel van kwaad” als Satan de Duivel wordt gepersonifieerd, zou met betrekking tot God de Almachtige zelf gebruikt kunnen worden, en wel in verband met de godvrezende man Job, die in de dagen van de profeet Mozes, vijftienhonderd jaar vóór onze gewone tijdrekening, nog steeds in leven was. In het bijbelboek Job kunnen wij lezen hoe Satan zelf tijdens een vergadering van de heilige engelen in de hemel, in Gods tegenwoordigheid verscheen. In hoofdstuk één vers zeven van Job (NW) wordt gezegd:
19, 20. Als Satan de Duivel in Job 1:7 slechts het „beginsel van kwaad” is, welke vragen rijzen er dan en tot welke conclusie komen wij?
19 „Toen zei Jehovah tot Satan: ’Waar komt gij vandaan?’ Daarop gaf Satan Jehovah ten antwoord: ’Van een zwerftocht over en een rondwandeling over de aarde.’”
20 Welnu, was Satan hier geen werkelijke persoon, maar slechts het „beginsel van kwaad”? Indien ja, tot wie sprak Jehovah God dan? Tot zich zelf? Indien ja, dan zetelde Satan, het gepersonifieerde beginsel van kwaad, in Jehovah God zelf. Dit zou tevens betekenen dat het beginsel van kwaad inherent in God de Almachtige zelf woonde en dat het morele kwaad bij de enige levende en ware God is ontstaan. Zulk een godslasterlijke gedachte is met het gehele overige gedeelte van de bijbel in strijd.
21. Indien de theorie van de personificatie van het kwade beginsel waar zou zijn, door wie werd Job dan in werkelijkheid voor Gods aangezicht beschuldigd, wie sprak zich zelf tegen en wie bleek uiteindelijk een leugenaar te zijn?
21 Verder noemde God de man Job „een rechtschapen en oprecht man, godvrezend en wijkend van het kwaad”. Satan beschuldigde Job er echter van dat hij Jehovah God alleen maar diende wegens de aardse voordelen die hem dit opleverde. Wij lezen: „Daarop gaf Satan Jehovah ten antwoord: ’Heeft Job God om niet gevreesd? . . . Gelieve voor de verandering echter uw hand eens uit te strekken en al wat hij heeft aan te raken en zie of hij u dan niet in uw aangezicht zal vervloeken’” (Job 1:8-11, NW). Welnu, indien Satan, degene door wie de man Job in werkelijkheid voor Gods aangezicht werd beschuldigd, slechts het gepersonifieerde „beginsel van kwaad” was, zou Jehovah God zelf de beschuldiger zijn, en nog wel vlak nadat hij had verklaard dat Job een goede man, zonder gelijke, op de aarde was. In dat geval zou het beginsel van kwaad zich in de Allerhoogste God zelf hebben bevonden en zou hij zich zelf hebben tegengesproken. Ja, indien Satan slechts het beginsel van kwaad was, zou er bovendien gezegd kunnen worden dat God, toen hij Satan toestond Job op de proef te stellen en toen Satan een leugenaar bleek te zijn, zelf als een leugenaar aan de kaak werd gesteld. — Job 1:12-22.
22. (a) Hoe zou God door een dergelijke theorie nogmaals in verband met Job als een leugenaar worden gebrandmerkt? (b) Waarom is de conclusie die uit een dergelijke toepassing van de theorie wordt getrokken, een onmogelijkheid?
22 Nadat zijn eerste beproeving was mislukt, vroeg Satan of hij Job nogmaals op de proef mocht stellen, hetgeen Jehovah God hem toestond. Wederom bleek dat Satan Job ten onrechte had beschuldigd. Indien Satan hier slechts het gepersonifieerde „beginsel van kwaad” was dat in werkelijkheid in Jehovah God zetelde, werd Jehovah God nogmaals als een leugenaar gebrandmerkt. Het is voor God echter onmogelijk te liegen, terwijl Jezus Christus zei dat Satan de Duivel de auteur of „vader” van de eerste leugen was, de leugen door middel waarvan Satan de Duivel het mensengeslacht vermoordde. — Tit. 1:1, 2; Hebr. 6:18; Joh. 8:44, NW.
23. Wat blijkt Satan de Duivel dus werkelijk te zijn, en wat blijken Job en zelfs Jehovah God, in overeenstemming hiermee te zijn?
23 Volgens alle regels van de gezonde logica en de taalwetten moet Satan dus een werkelijke, levende persoon in het onzichtbare geestenrijk zijn. Nadat Job door zijn getrouwheid had bewezen dat Satan een duivel of lasteraar is, herstelde God Job van zijn verschrikkelijke bezoeking en zegende hij hem rijkelijk. Behalve Mozes, spreken nog meer bijbelschrijvers over Job als een historische — geen denkbeeldige — persoon; en dit vormt er een bewijs voor dat Satan de Duivel een historische persoon was en is, evenals Jehovah God in het bijbelboek Job een werkelijk bestaand, bewust denkend moreel Wezen is. — Ezech. 14:14, 20; Jak. 5:11, NW; vergelijk dit met Openbaring 12:9-12 (NW).
24. Waarvoor ontbreekt ons hier de tijd, en wat wordt bovendien nog in de Cyclopædia gezegd als bewijs voor het bestaan van een persoonlijke Duivel?
24 Er zouden nog meer passages uit de Heilige Schrift besproken kunnen worden om aan te tonen hoe belachelijk het is te zeggen dat Satan de Duivel in de bijbel geen werkelijke persoon, doch slechts een onpersoonlijk „beginsel van kwaad” is. Onze tijd laat dit echter niet toe; in M’Clintock en Strongs Cyclopædia wordt in verband met Johannes 8:44 hetzelfde argument aangevoerd, waarna wordt gezegd: „Het zou tijdverspilling zijn te bewijzen dat het persoonlijke bestaan van een Geest van Kwaad herhaaldelijk, in verscheidene graden van duidelijkheid, in de Schrift wordt onthuld. Elke hoedanigheid, elke daad, die op persoonlijkheid kan duiden, wordt aan hem toegeschreven in taal die niet weggeredeneerd kan worden.” — Deel 9, bladzijde 361b.
HOE TOT BESTAAN GEKOMEN
25. Welk boek legt uit hoe Satan de Duivel is ontstaan, en wat betekenen deze naam en titel van hem in werkelijkheid?
25 Aangezien de God van alle goedheid en rechtvaardigheid niet de bron van moreel kwaad of morele slechtheid is, zult u er misschien moeite mee hebben te beredeneren hoe Satan de Duivel tot bestaan kon komen en voor de gehele tegenwoordige mensenwereld een bedreiging kon gaan vormen. De bijbel verschaft hier echter de eenvoudige feiten over. De uitdrukking „Satan de Duivel” betekent „Tegenstrever de Lasteraar”. Het is voor iemand niet moeilijk zich tot een tegenstrever of tegenstander en een lasteraar [diabolos] van iemand anders, vooral van Jehovah God, te maken.
26. Op welke wijze wordt in verband met Petrus en Judas Iskáriot aangetoond dat men gemakkelijk een satan of een duivel van zich zelf kan maken?
26 Bij een zekere gelegenheid noemde Jezus Christus zijn apostel Petrus bij voorbeeld een satan of „tegenstrever”. Nadat Petrus zijn Meester Jezus Christus had bestraft omdat deze betreffende zich zelf had voorzegd dat hij een gewelddadige dood zou sterven, zei de Meester tot Petrus: „Ga achter mij, Satan! Gij zijt een struikelblok voor mij, want gij denkt niet Gods gedachten, maar die der mensen” (Matth. 16:23, NW). Toen deze zelfde Petrus bij een andere gelegenheid uiting gaf aan zijn geloof dat Jezus „de Heilige Gods” was, antwoordde Jezus hem, zoals in Johannes 6:68-71 (NBG) wordt bericht: „Heb Ik niet u twaalven uitgekozen? En een van u is een duivel [diabolos]. Hij bedoelde Judas, den zoon van Simon Iskariot; want die zou Hem verraden, één uit de twaalven.” Judas Iskáriot maakte zich aldus zelf tot een duivel of lasteraar. — Joh. 6:70, NW.
27. Op welke wijze toont de apostel Paulus aan dat zowel vrouwen als mannen zich gemakkelijk tot duivelen kunnen maken in de betekenis dat zij lasteraars zijn?
27 Toen de christelijke apostel Paulus instructies voor christelijke vrouwen neerschreef, zei hij: „Vrouwen moeten insgelijks ernstig zijn, geen lasteraarsters [of, duivelinnen]” (1 Tim. 3:11, NW). „Evenzo moeten de bejaarde vrouwen eerbiedig in hun gedrag zijn, geen lasteraarsters [diabolous]” (Tit. 2:3, NW). Paulus schreef ook: „In de laatste dagen [zullen er] zware tijden . . . komen: want de mensen zullen zelfzuchtig zijn, geldgierig, pochers, vermetel, kwaadsprekers, . . . lasteraars [diaboloi]” (2 Tim. 3:1-3, NBG). Behalve geestelijke duivelen kunnen er dus ook menselijke duivelen bestaan in de betekenis dat zij mensen en God belasteren. De „God der waarheid” maakt hen niet tot duivelen of lasteraars; mannen en vrouwen maken zich zelf tot dergelijke tegenstanders. — Ps. 31:5, NW; vs. 6, NBG.
28. Van wie kon ook worden gezegd dat hij zich zelf tot iets had gemaakt, en op welke wijze bevestigde Jezus dit in Johannes 8:44?
28 Hetzelfde proces dat men zich zelf tot iets maakt, werd ook gevolgd door het bovenmenselijke geestelijke schepsel dat in de bijbel wordt beschreven als „de grote draak, de oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan wordt genoemd, die de gehele bewoonde aarde misleidt” (Openb. 12:9, NW). Het geestelijke schepsel dat zo is geworden, heeft als zodanig een begin gehad nadat hij door Jehovah God was geschapen. De Heer Jezus Christus zei over hem, toen hij zich tot enkele religieuze personen richtte die hem wel zouden willen vermoorden: „Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een mensenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar, en de vader derzelve leugen” (Joh. 8:44, SV). De hierboven aangehaalde Cyclopædia (Deel 9, bladzijde 364a) heeft over deze uitspraak van Jezus het volgende te zeggen: „Hier schijnt het echter waarschijnlijk te zijn dat de woorden apʼ archès [van het begin] op het begin van zijn werkzaamheid ten opzichte van de mens betrekking hebben.”
29. Op welke wijze werd degene die nu Satan de Duivel is, de „vader” der leugen, en wanneer werd hij een moordenaar?
29 Het geestelijke schepsel waarover het hier gaat, werd derhalve niet als Satan de Duivel geschapen. God schiep hem niet als een moordenaar, maar hij schiep hem in de waarheid. Hij verkoos echter niet in de waarheid staande te blijven, maar besloot een leugenaar, een lasteraar (diabolos) te worden. Toen hij loog, sprak hij derhalve niet overeenkomstig de wil en geest van zijn hemelse Vader, maar loog hij uit eigen beweging of overeenkomstig zijn eigen aard. Aangezien hij niet in Gods waarheid vaststond maar leugens begon te vertellen, werd hij de vader der leugen genoemd. Hij was een moordenaar, evenwel niet vanaf de tijd dat hij door God werd geschapen, maar vanaf de tijd dat hij als Satan de Duivel begon op te treden. Hij was een eigengemaakte Satan de Duivel.
30. Wanneer verscheen Satan de Duivel op het toneel, en hoe gaf hij toen blijk van zijn tegenstand?
30 In Ge hoofdstuk drie vertelt het eerste, door de profeet Mozes opgetekende bijbelboek ons hoe Satan de Duivel ontstaan is. Als een bovenmenselijk, geestelijk persoon was hij onzichtbaar aanwezig in ’s mensen eerste tehuis, de hof van Eden, in wat nu zuidwest Azië is. Nadat Jehovah God de vrouw als een metgezellin voor de volmaakte man Adam had geschapen, verscheen Satan de Duivel ten tonele. Een slang als tussenpersoon gebruikend, spreidde deze onzichtbare geestelijke zoon van God tegenstand of oppositie jegens Jehovah God ten toon door de volmaakte vrouw Eva een schandelijke leugen over God, haar hemelse Vader, te vertellen.
31. Welk facet van zijn handelwijze maakte hem tot een verleider, en wat heeft God van die tijd af, en helemaal tot aan het einde van de bijbel, als een symbool van hem gebruikt?
31 De Tegenstrever of Tegenstander maakte zich aldus zelf tot een lasteraar of duivel. Door Eva een leugen te vertellen ten einde haar te misleiden en tot ongehoorzaamheid jegens God aan te zetten, werd hij ook een verleider. Hij bleef onzichtbaar voor Eva maar bediende zich van een zichtbare slang om de leugen aan haar mee te delen. Daarom lezen wij in de bijbel dat „de slang door haar sluwheid Eva verleid heeft” (2 Kor. 11:3, NW). Om deze reden heeft Jehovah God de slang op dat moment in de hof van Eden tot een symbool van Satan de Verleider gemaakt, en in het laatste boek van de bijbel wordt deze aarts-Verleider „de oude slang” of „de oorspronkelijke slang” genoemd, „die de gehele bewoonde aarde misleidt”. — Openb. 12:9; 20:2, NBG; NW.
32. Met welk doel misleidde de Duivel Eva, en in welke toestand werden wij allen derhalve geboren?
32 Met welk doel misleidde de „oorspronkelijke slang, die Duivel [diabolos] en Satan wordt genoemd”, Eva door haar God en Vader een vreesachtige leugenaar te noemen? Te oordelen naar het verdere verloop van de gebeurtenissen was het zijn bedoeling Eva tegen God op te zetten en zich vervolgens van haar te bedienen om haar echtgenoot Adam tegen God op te zetten, waardoor hij hen beiden aan zijn kant en onder zijn macht zou krijgen. Op die wijze zou hij tevens al hun nakomelingen, het gehele mensengeslacht, in zijn macht krijgen, zodat de gehele aarde een land van opstandelingen of tegenstrevers tegen Jehovah God zou worden. Ongeveer eenenveertig honderd jaar later schreef de christelijke apostel Johannes: „De gehele wereld ligt in de macht van de goddeloze” (1 Joh. 5:19, NW; OB). Terzelfder tijd bracht de goddeloze Satan de mensheid in de macht van zonde en dood, want Gods besluit luidt: „Het loon dat de zonde betaalt, is de dood” (Rom. 6:23, NW). Door onze afstamming van Adam en Eva zijn wij allen in zonde en dood geboren.
33. Wat deed God om zijn besluit jegens Adam kracht bij te zetten, en waarom zijn zonde en de dood op ons allen overgegaan?
33 Ten einde het doodsoordeel dat hij over de zondaars had uitgesproken, kracht bij te zetten, verdreef Jehovah God Adam en Eva uit de hof van Eden, zodat de boom des levens onbereikbaar voor hen werd. Wij lezen: „De HERE God zeide: Zie, de mens is geworden als Onzer een door de kennis van goed en kwaad; nu dan, laat hij zijn hand niet uitstrekken en ook van den boom des levens nemen en eten, zodat hij in eeuwigheid zou leven. Toen zond de HERE God hem weg uit den hof van Eden om den aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was.” Hierna begonnen Adam en Eva pas kinderen voort te brengen, dus buiten en niet in de hof van Eden (Gen. 3:22 tot 4:3, NBG). Krachtens Gods rechterlijke verklaring en krachtens de wetten van de erfelijkheidsleer hebben Adam en Eva aan ons allen, als hun nakomelingen, zonde en de dood doorgegeven (Rom. 5:12, NW). Wat zijn wij gevallen!
34. Wie maakte toen ook een val, en op welke wijze gaf God dit in de hof van Eden te kennen?
34 De engelenzoon van God, die „de oorspronkelijke slang [werd], die Duivel en Satan wordt genoemd”, viel echter ook. Dit wordt te kennen gegeven door de woorden die God daar, in de hof van Eden, tot hem sprak. Terwijl Jehovah God zich tot hem richtte door als het ware tot de letterlijke slang te spreken, waarvan Satan zich had bediend om Eva te misleiden, zei Jehovah God: „Omdat gij dit hebt gedaan, zijt gij de vervloekte onder alle huisdieren en onder alle wilde dieren van het veld. Op uw buik zult gij gaan en stof zult gij eten al de dagen van uw leven. En ik zal vijandschap stellen tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad. Hij zal u in de kop vermorzelen en gij zult hem in de hiel vermorzelen.” — Gen. 3:14, 15, NW.
35. Van welke personen werd Satan aldus de vader, en wat staat hem derhalve te wachten?
35 Aldus kwam Satan de Duivel onder Gods vloek te staan en werd hij de vader van de vervloekten (Matth. 25:41, NW). Hem staat bijgevolg de eeuwige vernietiging te wachten, aangezien hij onder de voet van het beloofde Zaad van Gods „vrouw” in de kop vermorzeld zal worden. In harmonie hiermee zei de christelijke apostel Paulus tot degenen die deel uitmaken van dit Zaad van Gods „vrouw”: „De God die vrede geeft . . . zal Satan binnenkort onder uw voeten verbrijzelen.” — Rom. 16:20, NW.
WANNEER UIT DE HEMEL GEWORPEN
36-38. Wanneer denken vele bijbellezers dat Satan uit de hemel is gevallen, en waar denken zij de beschrijving hiervan in de bijbel aan te treffen?
36 Vele bijbellezers hebben gedacht dat Satan uit de hemel werd geworpen toen God deze woorden tegen de slang in Eden uitsprak en dat hetgeen in het laatste boek van de bijbel, namelijk in Openbaring 12:3-13 (NW) wordt beschreven, op deze val uit de hemel betrekking heeft. Wij lezen daar het volgende:
37 „Er werd een ander teken gezien in de hemel, en zie! een grote vuriggekleurde draak, met zeven koppen en tien horens en op zijn koppen zeven diademen; . . . En de draak bleef voor de vrouw staan, die op het punt was te baren, om zodra zij gebaard had, haar kind te verslinden. En zij baarde een zoon, een manlijk kind, dat alle natiën zal weiden met een ijzeren staf. En haar kind werd weggerukt tot God en tot zijn troon. . . .
38 En er brak oorlog uit in de hemel: Michaël en zijn engelen streden tegen de draak, en de draak en zijn engelen streden, maar hij zegevierde niet, en ook werd er voor hen geen plaats meer gevonden in de hemel. Neergeslingerd werd daarom de grote draak, de oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan wordt genoemd, die de gehele bewoonde aarde misleidt; neergeslingerd werd hij naar de aarde, en zijn engelen werden met hem neergeslingerd. En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: ’Nu is gekomen de redding en de kracht en het koninkrijk van onze God en de autoriteit van zijn Christus, want de beschuldiger van onze broeders, die hen dag en nacht beschuldigt voor onze God, is neergeslingerd! . . . Wee de aarde en de zee, want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft.’ Toen nu de draak zag dat hij neergeslingerd was naar de aarde, vervolgde hij de vrouw die het manlijke kind had gebaard.”
39. Aangezien welke belangrijke dingen destijds nog niet in vervulling waren gegaan, kon dat profetische verslag in Openbaring 12:3-13 niet op Satans val in Eden betrekking hebben?
39 Wordt in dat verslag verwezen naar de tijd dat „de oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan wordt genoemd”, in de hof van Eden uit Gods gunst werd geworpen? Neen! Zelfs de reeds aangehaalde Cyclopædia verwijst naar Openbaring 12:7, 9 en zegt: „Wát deze passage ook mag betekenen, het is zeker dat ze geen betrekking kan hebben op de oorspronkelijke val van Satan.”b Destijds, bijna zesduizend jaar geleden, had nog geen vrouw een kind gebaard en stellig had Gods symbolische „vrouw” niet het beloofde „manlijke kind” voortgebracht. Op dit vroege tijdstip beloofde Jehovah God slechts dat zijn „vrouw” een zaad zou voortbrengen dat de Slang in de kop zou vermorzelen. Om die reden zou de „oorspronkelijke slang”, Satan de Duivel, van die tijd af op de loer liggen om het Zaad van Gods „vrouw” te verslinden en daardoor te verhinderen op vernietigende wijze in de kop vermorzeld te worden. Er brak destijds echter geen oorlog uit in de hemel om Satan de Duivel eruit te werpen.
40. Waarom kon datgene wat in Openbaring hoofdstuk twaalf staat opgetekend, volgens Openbaring 1:1 niet destijds in Eden zijn gebeurd?
40 Nog iets: het laatste boek van de bijbel werd vele jaren, volgens de traditie drieënzestig jaar, na Jezus Christus’ dood, opstanding en hemelvaart geschreven. Het werd dus tegen het einde van de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening geschreven, en in hoofdstuk één vers één van Openbaring wordt gezegd: „Een openbaring door Jezus Christus, die God hem gegeven heeft om aan zijn slaven de dingen te tonen die binnenkort gebeuren moeten.” De gebeurtenissen waarnaar in hoofdstuk twaalf van de Openbaring wordt verwezen, moeten derhalve betrekking hebben op de dingen die zouden plaatsvinden nadat de uit de doden opgewekte Jezus Christus deze openbaring omstreeks 96 G.T. aan zijn getrouwe apostel Johannes gaf.
41. Wat onthult het boek Job met betrekking tot Satans toegang tot de hemel, en wat hebben de Hebreeuwse Geschriften die na Job werden geschreven, hierover te onthullen?
41 Het is derhalve niet vreemd dat in het boek Job, dat naar alle waarschijnlijkheid door Mozes is geschreven, duidelijk wordt verklaard dat Satan de Duivel in Jobs dagen, vijfentwintig eeuwen nadat hij Eva in de hof van Eden had misleid, nog steeds toegang tot de hemel had en Gods volk voor Gods aangezicht kon beschuldigen (Job 1:6 tot 2:7). Verder wordt in geen van de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften die na Job werden geschreven, zelfs helemaal tot aan de tijd van de profeet Maleachi, onthuld dat Satan de Duivel uit de hemel werd geworpen.
42. Welke vragen stellen wij nu derhalve over Satans uitwerping uit de hemel?
42 Is Satan de Duivel tegen deze tijd uit de hemel en naar deze aarde geworpen? Indien ja, wanneer is dit dan gebeurd? Hoe kunnen wij dit weten, wij kunnen hem immers niet zien, aangezien hij een geestelijk schepsel is dat onzichtbaar is voor onze ogen?
HET BEWIJS VAN ZIJN UITWERPING
43. Wie moet voor de wereldtoestanden sinds de Eerste Wereldoorlog verantwoordelijk zijn, en waarom komt Openbaring 12:12 ons in dit verband voor de geest?
43 Kijkt u evenwel eens naar de wereldtoestanden die zich sinds de Eerste Wereldoorlog van 1914-1918, op aarde hebben voorgedaan. Satans uitwerping uit de hemel en naar onze aarde zou op deze aarde stellig merkbaar zijn, vooral met het oog op de uitroep in Openbaring 12:12 (NW): „Wee de aarde en de zee, want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft.” Wat is dat — „een korte tijdsperiode”? Tot wanneer? Totdat hij en zijn demonen worden gegrepen, geketend en in een afgrond worden geslingerd, waardoor zij de naties duizend jaar lang niet meer kunnen misleiden (Openb. 20:1-3, NW). Er moet beslist iemand met bovenmenselijke krachten verantwoordelijk zijn voor de ellendige toestanden die sinds de Eerste Wereldoorlog op aarde heersen, en zou dat niet de vertoornde, uit de hemel geworpen Satan kunnen zijn? Laten wij eens zien.
44. Waarvan zou Satans uitwerping volgens Openbaring 12:10 een teken vormen, en waarvan is zijn uitwerping in werkelijkheid het resultaat?
44 Let u nu eens op waarvan Satans uitwerping een teken zou vormen. Nadat hij en zijn demonenengelen in de oorlog in de hemel zouden zijn verslagen, zou er in de hemel een luide stem worden gehoord die zou zeggen: „Nu is gekomen de redding en de kracht en het koninkrijk van onze God en de autoriteit van zijn Christus” (Openb. 12:10, NW). Uit deze betekenisvolle bekendmaking blijkt duidelijk dat de uitwerping van Satan en zijn demonenengelen uit de hoge hemelen en naar onze aarde moet plaatsvinden nadat Gods koninkrijk in de hemelen is opgericht. Satans uitwerping is een resultaat van het feit dat Gods „vrouw” in de hemel het manlijke kind baart; ja, de symbolische Draak, Satan de Duivel, slaagt er niet in het manlijke kind te verslinden, want dit manlijke kind „werd weggerukt tot God en tot zijn troon” (Openb. 12:1, 2, 4, 5, NW). De geboorte van het manlijke kind en het op de troon plaatsen van dit kind naast God in de hemel, moet derhalve de geboorte van Gods hemelse koninkrijk door het op de troon plaatsen van zijn Zoon Jezus Christus in macht aan Gods rechterhand afbeelden. Daarom kon in de hemel de bekendmaking weerklinken: „Nu is gekomen . . . het koninkrijk van onze God en de autoriteit van zijn Christus.”
45. Wanneer vond de geboorte van Gods Messiaanse koninkrijk in de hemel plaats, en welk bewijs hebben wij daarvan?
45 De geboorte en oprichting van Gods koninkrijk, met zijn Christus in koninklijke autoriteit, vond in 1914 plaats. De wereldgebeurtenissen gedurende de ruim vijftig jaar die sinds 1914 zijn verstreken, stemmen overeen met de door Jezus Christus zelf geuite profetieën. Hij voorzei hierin de gebeurtenissen en toestanden die zichtbaar zouden zijn wanneer God hem in de hemelen op de troon zou plaatsen en wanneer hij, als de nieuwe Messiaanse koning, in het midden van zijn vijanden, zowel in de hemel als op aarde, zou beginnen te regeren. — Ps. 110:1-6; Hebr. 10:12, 13; Matth. 24:3 tot 25:46; Openb. 6:1-8; 11:15-18, NW.
46. Welke twee oorlogen werden er derhalve gelijktijdig gestreden, en wat gebeurde er met de weeën hier op aarde?
46 De oorlog die ’in de hemel uitbrak’ om Satan en zijn demonen eruit te werpen, werd klaarblijkelijk in dezelfde periode — op zijn minst gedurende een gedeelte van die tijd — gestreden als de Eerste Wereldoorlog hier op aarde gedurende 1914-1918. Deze oorlog, die door de politici werd betiteld als ’de oorlog die alle oorlogen zal doen ophouden’ en die ’de wereld veilig zal maken voor democratie’, maakte echter geen einde aan de vleselijke oorlogvoering en ook maakte hij de wereld niet veilig voor democratie of maakte hij een einde aan de weeën hier op aarde.
47. In welke „tijdsperiode” leven wij klaarblijkelijk, en welke verklaring is er voor de religieuze vervolging in deze tijd?
47 Ziet u in de wereld aangelegenheden sinds het jaar 1914 de vervulling van bijbelse profetieën? Indien ja, dan wordt hierdoor duidelijk bewezen dat Satan uit de hemel is geworpen en nu gedwongen is zich in de nabijheid van onze aarde op te houden. Het is duidelijk dat wij nu in de „korte tijdsperiode” leven die Satan, zoals hem bekend is, nog is overgebleven, en wij zien hoe hij zijn grote woede over zijn nederlaag in de hemel koelt door ervoor te zorgen dat „wee de aarde en de zee” treft. Dat is niet het enige, want hij veroorzaakt ook religieuze vervolging, aangezien er staat geschreven: „Toen nu de draak zag dat hij neergeslingerd was naar de aarde, vervolgde hij de vrouw die het manlijke kind had gebaard. . . . En de draak werd toornig op de vrouw en ging heen om oorlog te voeren tegen de overgeblevenen van haar zaad, die de geboden van God onderhouden en het werk hebben dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus” (Openb. 12:12-17, NW). Is het dan te verwonderen dat Jehovah’s christelijke getuigen in alle delen der wereld worden vervolgd omdat zij er getuigenis van afleggen dat Gods Messiaanse koninkrijk in 1914 in de hemelen is geboren? Neen, in het geheel niet!
48. (a) Op welke wijze gebruikt Satan datgene wat van zijn „korte tijdsperiode” overblijft? (b) Op welke wijze zal blijken dat de dag van strijd in Armageddon een „grote” dag is?
48 Er zijn reeds ongeveer vijftig jaar verstreken van de „korte tijdsperiode” die de uitgeworpen Satan, zoals hem bekend is, nog heeft voordat hij en zijn demonen worden gebonden en in de afgrond worden geslingerd om daar duizend jaar gevangen te worden gehouden. De resterende tijd vóór dat grootse moment moet nu zeer kort zijn. Koortsachtig gebruiken hij en zijn demonen hun onzichtbare invloed om de „koningen van de gehele bewoonde aarde” te vergaderen tot wat in het laatste boek van de bijbel Armageddon wordt genoemd, tot de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” (Openb. 16:13-16, NW). Voor God de Almachtige zal dat inderdaad een „grote dag” zijn, want hij en zijn Koning Jezus Christus zullen de oorlog in Armageddon winnen. Allen die aan de kant van de Duivel strijden, zullen deze beslissende oorlog, de grootste van de gehele menselijke geschiedenis, verliezen. Voor mensen zal deze oorlog het ergste wee blijken te zijn waar Satan en zijn demonen de mensheid naar toe geleid zullen hebben. — Matth. 24:21, 22, NW.
49. In verband met welke belangrijke vraag dienen wij nu een beslissing te nemen, en waarom is deze vraag zo kritiek voor ons?
49 De belangrijke vraag ten aanzien waarvan iedereen van ons een beslissing moet nemen, luidt derhalve: Zal ik mij aan de winnende kant bevinden? Het is een uiterst kritieke vraag voor ons, want wij willen graag de juiste beslissing nemen. De tijd om deze beslissing te nemen, is nu aangebroken, en het is voor ons een zaak van eeuwig leven of van eeuwige dood en vernietiging. Wij willen in die tijd niet worden opgesteld aan de kant van het „wilde beest en de koningen der aarde en hun legers”, die zijn „vergaderd om de oorlog te voeren tegen degene die op het paard zat en tegen zijn leger”, namelijk, tegen de hemelse Jezus Christus, de „Koning der koningen en Heer der heren” en zijn hemelse engelen (Openb. 19:11-19, NW). Zouden wij dan aan de kant van het „wilde beest” en de aardse koningen en hun legers worden opgesteld, dan zou dit betekenen dat wij met hen worden vernietigd, zoals blijkt uit de bijbelse profetie over het resultaat van de oorlog van Armageddon op Gods „grote dag”. — Openb. 19:20, 21, NW.
WELKE VOORDELEN HET BINDEN VAN SATAN VOOR DE MENSEN INHOUDT
50, 51. (a) Welke gebeurtenissen zullen zich volgens Openbaring 19:20 tot 20:3, in en na Armageddon achtereenvolgens voordoen? (b) Wat zou het derhalve voor iemand betekenen wanneer hij met Satans aardse strijdkrachten in Armageddon wordt vernietigd?
50 Het binden van Satan en zijn demonen volgt onmiddellijk op de vernietiging van zijn aardse strijdkrachten in Armageddon, en als wij in Armageddon vernietigd zouden worden, zouden wij ons nooit in de blijvende voordelen ervan kunnen verheugen (Openb. 19:20 tot 20:3, NW). Wij zouden ons dan nooit in de zegeningen kunnen verheugen van de koninklijke heerschappij die Jezus Christus na het binden en in de afgrond van volledige beteugeling slingeren van Satan en zijn demonen, duizend jaar lang zal uitoefenen. Dat de situatie zich aldus zal ontwikkelen, blijkt uit Openbaring 20:3-6 (NW), waar wij lezen:
51 „En [de engel uit de hemel] slingerde hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de natiën niet meer zou misleiden totdat de duizend jaren geëindigd waren. Na deze dingen moet hij voor een korte tijd worden losgelaten. En ik zag tronen, en er waren er die daarop gingen zitten, en hun werd macht gegeven om te oordelen. Ja, ik zag de zielen van hen die met de bijl ter dood waren gebracht wegens het getuigenis dat zij hadden afgelegd omtrent Jezus en wegens het spreken over God, en hen die noch het wilde beest noch zijn beeld hadden aanbeden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand hadden ontvangen. En zij kwamen tot leven en regeerden als koningen met de Christus, duizend jaren lang. (De overigen der doden kwamen niet tot leven totdat de duizend jaren geëindigd waren.) Dit is de eerste opstanding. Gelukkig en heilig is een ieder die deel heeft aan de eerste opstanding; over dezen heeft de tweede dood geen autoriteit, maar zij zullen priesters van God en van de Christus zijn en zullen de duizend jaren met hem als koningen regeren.”
52, 53. Van de heerschappij van welke aardse macht zal Christus’ duizendjarige regering de mensheid bevrijden?
52 Wat zal de duizendjarige regering door Jezus Christus en de overigen van het Zaad van Gods „vrouw”, die het „wilde beest” niet hebben aanbeden, betekenen? In de eerste plaats zal de mensheid niet meer door het „wilde beest” worden geregeerd. Dit klinkt u misschien als een grapje in de oren; u zou kunnen vragen: De mensheid is toch nooit door een wild beest geregeerd? Neen, niet door een letterlijk wild beest, maar wel door een symbolisch wild beest. Wat voor beest is dat dan wel? De aan Johannes gegeven Openbaring, waarin naar de Draak, Satan de Duivel, wordt verwezen nadat hij uit de hemel is geworpen, licht dit toe door te zeggen:
53 „En hij bleef staan op het zand van de zee. En ik zag een wild beest uit de zee opstijgen, met tien horens en zeven koppen, en op zijn horens tien diademen, maar op zijn koppen lasterlijke namen. Het wilde beest nu dat ik zag, geleek op een luipaard, maar zijn poten waren als die van een beer en zijn muil was als een leeuwenmuil. En de draak gaf het beest zijn kracht en zijn troon en grote autoriteit. . . . En hij opende zijn mond in lasteringen tegen God, om zijn naam te lasteren en zijn verblijfplaats, ja, ook hen die in de hemel verblijven. En hem werd gegeven oorlog te voeren tegen de heiligen en hen te overwinnen, en hem werd autoriteit gegeven over elke stam en elk volk en elke taal en natie. En allen die op de aarde wonen, zullen hem aanbidden.” — Openb. 13:1-8, NW.
54. Wat wordt door dit „wilde beest” gesymboliseerd, en op welke wijze kunnen wij dit schriftuurlijk bevestigen?
54 Wat wordt door dit „wilde beest” gesymboliseerd? Het wereldomvattende politieke stelsel onder het onzichtbare toezicht van Gods grote tegenstander, Satan, „de oorspronkelijke slang”, die God in de hof van Eden belasterde. Een vergelijking van de bovenstaande symbolische uitdrukkingen in deze aan de apostel Johannes gegeven openbaring en de symbolische uitdrukkingen in het profetische boek Daniël, hoofdstuk zeven, vormt er een bevestiging van dat het „wilde beest” een symbool vormt van het wereldomvattende politieke stelsel waarvan Gods grote tegenstander zich sinds de dagen van Nimrod, de stichter van het oude Babylon aan de rivier de Eufraat in de eeuw volgend op de watervloed in Noachs dagen, heeft bediend. Nimrod, de achterkleinzoon van Noach, werd „een geweldig jager in strijd met Jehovah” genoemd. — Gen. 10:8-12, NW.
55. Hoe kunnen wij voor ons zelf vaststellen of de wijze waarop de bijbel de uitdrukking een „wild beest” als een symbolisme gebruikt, in overeenstemming is met de feiten?
55 In het stelsel van politieke heerschappij vanaf de tijd van Nimrod tot op heden zijn zeven opeenvolgende wereldmachten op de voorgrond getreden die Gods volk hebben onderdrukt. Is dat stelsel als een „wild beest” geweest? Wij laten het aan u, onze lezers, over om dit te beoordelen. Leest u dan eerst eens de geschiedenis van die wereldmachten, namelijk het oude Egypte, Assyrië, Babylonië, Perzië, Griekenland, Rome en de Brits-Amerikaanse politieke verbintenis, en geeft u dan uw eerlijke oordeel te kennen. Dit symbolische „wilde beest” is aanbeden. Zelfs in deze tijd zijn wij getuige van de aanbidding van de politieke staat, de verafgoding van de nationale soevereiniteit. Dit alles heeft tot oorlogen aanleiding gegeven!
56. Welke dingen zullen nadat het „wilde beest” in Armageddon is vernietigd en Satan is gebonden, niet langer op aarde bestaan?
56 Nadat het „wilde beest” in Armageddon is vernietigd en zijn onzichtbare meester, de Draak, Satan de Duivel, is gebonden, zal er niet meer zo’n „wild beest” bestaan dat aanbeden kan worden, en ook zal de gehele mensheid er niet verder door worden onderdrukt, terwijl bovendien de aanbidders van Jehovah God er niet meer door vervolgd zullen worden. Dit betekent dat de doodsklok wordt geluid over internationale oorlogen, burgeroorlogen, ja, over politieke verbintenissen en verdragsorganisaties, over de organisatie van de Verenigde Naties, over gebiedsgrenzen waardoor het ene vreedzaam gezinde volk van naburige volken wordt afgescheiden, over tarieven, rechten en belastingen, over commerciële concurrentie of strijd in verband met de verovering van de wereldmarkten en over alle andere huidige, verdeeldheid veroorzakende regelingen die te wijten zijn aan de aanbidding van de politieke staat als god.
57. Hoe zullen sommige mensen wellicht over onze verklaring denken dat het politieke stelsel zijn macht van de Duivel heeft ontvangen, maar wat onthulde de Duivel zelf toen hij Jezus Christus verzocht?
57 De aanbidders van het „wilde beest” zullen het ons kwalijk nemen dat wij zeggen dat het wereldse politieke stelsel zijn macht, troon en autoriteit over alle stammen, volken, talen en naties van de Draak, Satan de Duivel, heeft ontvangen. Wat kunnen zij echter inbrengen tegen datgene wat de Duivel zelf tegen Jezus Christus zei toen hij Jezus ertoe trachtte te verleiden de politieke heerschappij over de gehele aarde over te nemen? Laten zij Lukas 4:5-8 (NW) eens lezen, waar staat dat Satan de Duivel Jezus omhoog voerde en „hem in een ogenblik tijds alle koninkrijken der bewoonde aarde [toonde]; en de Duivel zei tot hem: ’Ik zal u al deze autoriteit en de heerlijkheid ervan geven, want ze is mij overgegeven, en ik geef ze aan wie ik ook wens. Indien gij daarom een daad van aanbidding jegens mij verricht, zal het alles van u zijn.’ Jezus gaf hem ten antwoord: ’Er staat geschreven: „Jehovah, uw God, moet gij aanbidden”’”.
58, 59. (a) Hoe noemden Jezus en zijn apostel Paulus Satan, hierbij geen denkbeeldige persoon in gedachten hebbend, en wat zal het binden en gevangen zetten van hem derhalve voor de mensheid betekenen? (b) Wat zal de aanbidding van Jehovah God voor de mensheid betekenen?
58 Jezus Christus beeldde zich niet slechts iets in toen hij Satan „de regeerder van deze wereld” noemde (Joh. 16:11, NW). De christelijke apostel Paulus beeldde zich niet slechts iets in toen hij Satan „de god van dit samenstel van dingen” noemde en zei dat „Satan [zich] blijft . . . veranderen in een engel des lichts” en dat „ook zijn dienaren zich blijven veranderen in dienaren van rechtvaardigheid” (2 Kor. 4:4; 11:14, 15, NW). Er bestaat een werkelijke Satan de Duivel die gebonden dient te worden en die ook werkelijk gebonden en gevangengezet zál worden. Gezegend is de dag wanneer dit gebeurt! Wanneer Satan en zijn demonen ten slotte in de afgrond worden geworpen en geen contact meer kunnen hebben met de gehele mensheid, zal dit het einde betekenen van alle valse religies en van religieuze oorlogen, verdeeldheid en haat, het einde van alle demonisme, toverij, voodooïsme, spiritisme, astrologie en waarzeggerij. Dan zal de ene ware, leven schenkende religie over de gehele aarde de overhand hebben. De mensen zullen de ene levende en ware God aanbidden, Degene wiens naam, zoals in Psalm 83:18 (NW; vs. 19, NBG) wordt gezegd, „Jehovah is”. Hoe heilzaam het is Jehovah als God te aanbidden, heeft Jezus Christus als volgt onder woorden gebracht:
59 „Dit betekent eeuwig leven, dat zij kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.” — Joh. 17:3, NW. Zie ook Jesaja 11:9; Habakkuk 2:14.
60. (a) Wat zal Christus’ duizendjarige heerschappij voor de mensheid betekenen, in tegenstelling tot wat Satans heerschappij voor de mensheid heeft betekend? (b) Zal de aldus geboden gelegenheid uitsluitend voor de aardse overlevenden van deze laatste gebeurtenissen zijn, of voor wie?
60 De heerschappij die Satan de Duivel duizenden jaren achtereen heeft uitgeoefend, heeft tot nu toe zonde, dood en het neerdalen in het gemeenschappelijke graf van de gehele mensheid tot gevolg gehad. De duizendjarige regering van Jezus Christus met de overgeblevenen van het Zaad van Gods „vrouw” zal betekenen dat de „oorspronkelijke slang” zodanig in de kop wordt vermorzeld dat dit zijn vernietiging betekent (Openb. 20:7-10; Gen. 3:14, 15; Rom. 16:20, NW). De mensen zullen dan in de gelegenheid worden gesteld eeuwig in geluk te leven onder een volmaakte, godvruchtige regering over een aarde die ten slotte in een paradijs van geneugte is veranderd ten einde eeuwig door de mensheid bewoond te worden. Deze kostbare gelegenheid beperkt zich niet slechts tot de godvrezende personen op aarde die de oorlog van Armageddon en het binden en gevangen zetten van Satan de Duivel en zijn demonen overleven. Neen, deze grootse gelegenheid omvat alle mensen voor wie Jezus Christus negentienhonderd jaar geleden ’in de hiel werd vermorzeld’ en als een loskoopoffer is gestorven. — 1 Tim. 2:5, 6; Matth. 20:28, NW.
61. (a) Hoe zal dit mogelijk zijn? (b) Wanneer zullen de „overigen der doden” ten slotte „tot leven komen”, en op welke wijze?
61 Hoe zou dit mogelijk kunnen zijn? Welnu, de doden in het gemeenschappelijke graf zullen een opstanding ontvangen (Hand. 24:15, NW). Zij zullen niet allemaal tegelijk worden opgewekt, maar tegen het einde van de duizend jaren zal het gemeenschappelijke graf van de mensheid geheel en al geledigd zijn. De namen van alle gehoorzame personen die de beslissende beproeving op hun toewijding jegens God aan het einde van de duizend jaren doorstaan, zullen in Gods boek des levens worden opgetekend of zullen daarin blijven staan. Op deze wijze zullen zij aan het einde van Christus’ duizendjarige regering in de volledige betekenis van het woord ’tot leven komen’. Degenen die deze laatste beproeving niet doorstaan, zullen te zamen met Satan en zijn demonen, door bemiddeling van wie God de laatste beproeving over alle bewoners van het aardse Paradijs zal laten komen, voor eeuwig worden vernietigd. — Openb. 20:5, 7-15, NW.
62. Op welke wijze kunnen wij om de verwezenlijking van deze gezegende verwachtingen bidden?
62 Welk een schitterende verwachtingen zullen er derhalve door de mensheid worden verwezenlijkt nadat Satan en zijn demonen zijn gebonden en gevangen gezet! Laten wij voortdurend voor de snelle verwezenlijking van die gezegende verwachtingen bidden door het modelgebed tot onze hemelse Vader te blijven opzenden: „Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.” — Matth. 6:9, 10, NW.
[Voetnoten]
a Op bladzijde 3063, kolom 2, Deel 2 (uitgave van 1836) van de commentaren op het Nieuwe Testament door Mr. A. Clarke, uitgegeven in Londen, Engeland, wordt in een voetnoot op Openbaring 12:9 gezegd: „Die oude slang] De rabbijnen spreken veel over dit wezen, soms onder het begrip יצר הרע yetser hara, het kwade beginsel, en soms Sammaël.
Hij werd op de aarde geworpen, en zijn engelen werden met hem geworpen] Dit lijkt zeer veel op een uitspraak in het boek Bahir, in Sohar Gen., blad 27, kol. 107: ’En God wierp Sammaël en zijn troepen uit de plaats van hun heiligheid.’”
b Aangehaald uit bladzijde 363b van Deel 9 van de Cyclopædia door M’Clintock en Strong, onder het kopje „Satan”.