De kerken en de seksuele moraal
OP DE eerste juni 1970 berichtte de New York Times dat geslachtsziekte, een van de gevolgen van seksuele immoraliteit, „de op gewone verkoudheid na meest voorkomende contactziekte in het land” is. Vooral een toenemend aantal jonge mensen wordt erdoor besmet. Veel oprechte personen zouden kunnen denken dat de kerken hun leden een beschermend bolwerk verschaft hebben door hun in moraliteit te onderwijzen. Maar is dat ook zo?
De geestelijke N.V. Peale geeft toe: „De protestantse kerk heeft, als het gaat om een seksuele moraal, een groeiende aarzeling, een neiging tot een toegeeflijke of relativistische benadering aan de dag gelegd.”
In de Verenigde Staten is deze houding onlangs onder de aandacht van de hele natie gebracht. Parade, een supplement dat in drieënnegentig kranten verschijnt, bevatte in de uitgave van 17 mei 1970 een hoofdartikel getiteld: „Middelpunt van religieuze beroering: Nieuwe zedenwet.” Hierin stond:
„De door de Verenigde Presbyteriaanse Kerk voorgestelde nieuwe zedenwet — zo liberaal dat zonde als hoofdfactor bij seksuele betrekkingen er feitelijk door uitgeschakeld wordt — verspreidt reeds golven van pennestrijd in religieuze kringen in de V.S. . . .
Het rapport dat getiteld is ’Seksualiteit en de menselijke samenleving’, en opgesteld is door een team van deskundigen op verschillend gebied, verwerpt alles wat op het terrein van de menselijke seksualiteit als vaste norm geldt.
Tot de veelbetekenende sexmoraal die de presbyteriaanse deskundigen voorstaan, behoort:
Afschaffing van alle beperkingen voor ongehuwde volwassenen die willen samenleven . . .
Verwijdering van elke blaam die homoseksuelen het gevoel zou geven dat zij op onoplosbare wijze met de christelijke broederschap in conflict zijn.”
Parade merkte ook op:
„Het rapport van de deskundigen zegt bijvoorbeeld over overspel, dat tot nu toe in de ogen van de kerk absoluut ontoelaatbaar was: ’Wij erkennen dat er uitzonderingsgevallen kunnen zijn waarin buitenechtelijke activiteiten wellicht niet indruisen tegen de belangen van een trouwe bezorgdheid voor het welzijn van de huwelijkspartner.’”
Hoewel de onlangs gehouden jaarvergadering van de Verenigde Presbyteriaanse Kerk in Chicago het rapport niet bevestigde, werd door stemming — 485 tegen 250 — besloten het rapport ter bestudering in de gemeenten „in ontvangst te nemen”. Velen schijnt dit heel onschuldig toe. Zij hebben het rapport toch niet bevestigd? Maar wat zijn zij ver afgeweken van Jezus Christus’ leer door een voorstel dat hoererij, overspel en homoseksualiteit goedkeurt passief ’ter bestudering in ontvangst te nemen’!
Deze handelwijze van de Verenigde Presbyteriaanse Kerk is niet de eerste in haar soort. In 1966 besloot de Britse Raad van Kerken: „De Raad neemt het rapport Sex en moraal in ontvangst, welk rapport een waardevolle bijdrage kan leveren tot de hedendaagse discussies over morele vraagstukken door zowel christenen als niet-christenen.”
Wat zegt dit rapport echter? „Wij dienen alle partijen vrij te laten te beslissen of een persoonlijke verhouding een intimiteit en tederheid bereikt heeft waar geslachtsgemeenschap de passende uiting van is, zowel in die gevallen waar een huwelijk wordt overwogen als daar waar dat niet het geval is.” — Blz. 28.
En wat betekent dat dan wel? Een meisje zou uit deze instructies heel goed kunnen opmaken dat, als zij seksuele betrekkingen heeft met een vriend, haar ouders daar geen kritiek op dienen te hebben, en gehuwden zouden kunnen redeneren dat hun huwelijkspartners er niet over behoeven te klagen als zij met iemand anders seksuele betrekkingen willen hebben. Bent u het met een dergelijke opvatting eens?
In 1963 werd er een rapport voltooid dat getiteld was: „Standpunt van een kwaker ten aanzien van sex.” Hoewel het rapport niet als het officiële standpunt bevestigd werd, heeft het Genootschap der Vrienden (kwakers) wel meegeholpen aan het financieren van de uitgave van het rapport, omdat men dacht dat dit veel goed zou doen.
Dat rapport maakt het bijbelse verbod op homoseksualiteit belachelijk en zegt: „’Homoseksualiteit’ dient niet meer betreurd te worden dan linkshandigheid.” „Een daad die werkelijke genegenheid tussen twee personen tot uitdrukking brengt en hun beiden genoegen verschaft, lijkt ons niet zondig alleen vanwege het feit dat het een homoseksuele daad is” (Herziene uitgave, 1964, blz. 26, 32, 33, 41). Is dat het soort van religieus onderricht dat u uw zoon wilt laten ontvangen?
Hoewel deze filosofieën door een toenemend aantal religieuze organisaties ’in ontvangst’ genomen worden en men ze het overwegen waard vindt, denkt de bijbel er zo niet over. Daarin wordt in duidelijke taal gezegd: „Ontvliedt de hoererij” (1 Kor. 6:18). „God zal hoereerders en overspelers oordelen” (Hebr. 13:4). „Noch hoereerders, . . . noch overspelers, . . . noch mannen die bij mannen liggen, . . . zullen Gods koninkrijk beërven.” — 1 Kor. 6:9, 10.
Men dient dus te beseffen dat de kerken van de christenheid, hoewel zij belijden de bijbel te gebruiken, deze niet werkelijk vertegenwoordigen. Uit de verklaringen van hun eigen religieuze leiders blijkt duidelijk dat zij de bijbel weloverwogen verwerpen.
De assistent van de Episcopale bisschop van het bisdom New York bracht bijvoorbeeld op de avond van 6 april 1970 via het Newyorkse radiostation WQXR het door de kerk goedgekeurde standpunt tot uitdrukking, toen hij zei:
„Overspel, hoererij, homoseksuele daden en bepaalde afwijkende seksuele praktijken zijn dan wellicht een overtreding van joods-christelijke maatstaven van moreel gedrag, maar wanneer er alleen volwassenen bij betrokken zijn, er geen sprake is van dwang en dergelijke daden in het geheim plaatsvinden, dan dient het niet als een misdaad beschouwd te worden. In veel gevallen wordt dat echter wel gedaan, en deze wetten dienen ingetrokken te worden.”
De „joods-christelijke maatstaven van moreel gedrag” die hij verwerpt, zijn de maatstaven die in de bijbel staan. Het rapport Sex en moraal dat door de Britse Raad van Kerken in ontvangst genomen is, merkt in dezelfde trant op:
„De intelligente christelijke mening beschouwt de bijbel, of zelfs het Nieuwe Testament, niet langer meer als een boek met teksten waaruit men gezaghebbende beslissingen kan halen waardoor de problemen van onze tijd automatisch worden beslecht.” — Blz. 19.
En D.W. Ferm, deken van de kerk van het Mount Holyoke College, ging zelfs zo ver dat hij in een artikel in het vooraanstaande protestantse blad The Christian Century schreef dat het „verkeerd en immoreel” is dat de bijbel seksuele betrekkingen vóór het huwelijk verbiedt. — 14 jan. 1970, blz. 47, 48.
Bent u geschokt? Als u lid van een kerk bent, welk standpunt neemt uw eigen geestelijke dan met betrekking tot deze aangelegenheden in? Het zou de moeite waard zijn hem dat eens te vragen.
De bovenaangehaalde standpunten zijn geen op zichzelf staande gevallen, noch zijn ze volslagen nieuw. De opleiding die deze geestelijken op hun theologische scholen ontvingen, heeft de basis gelegd voor deze tendens. Toen het rapport van de presbyteriaanse kerk dan ook uitkwam, zei de theoloog R. Shinn van het Union Theological Seminary in New York, in plaats van er zijn afkeuring over uit te spreken: „Het rapport met betrekking tot overspel is verenigbaar met de ideeën die zich op dat gebied ontwikkelen.”
Wat zijn echter de vruchten van deze ’ideeën die zich ontwikkelen’? Volgens nieuwsberichten hebben geslachtsziekten ’epidemische afmetingen’ aangenomen. Gevallen van abortus nemen toe. Behalve de „wettige” gevallen van abortus, komen er alleen al in de Verenigde Staten jaarlijks een miljoen illegale gevallen voor. Geestelijken die de morele wetten van de bijbel naar beneden halen, dragen bovendien in belangrijke mate tot de verslechterende situatie bij.
Het is duidelijk dat zij die voor zichzelf en hun gezin de bescherming verlangen die door de hoge morele maatstaven van de bijbel geboden wordt, voor onderricht naar een andere bron dan deze kerken moeten uitzien.