De kloof tussen de mensen en de kerken
DAT er een dergelijke kloof — een zich steeds verbredende kloof — bestaat, wordt dagelijks duidelijker en wordt nog onderstreept door het afnemende kerkbezoek, de achteruitgang in het aantal kerklidmaten en de alarmerende daling van de kerkelijke inkomsten. Onlangs verscheen een Zuidafrikaans nieuwsbericht onder het opschrift „Kerk zoekt naar haar 250.000 lidmaten”. Daarin stond de volgende uitlating van een predikant van de Nederduits-Hervormde Kerk: „Wij zijn ons pijnlijk bewust van de ernstige afmetingen die het vervreemd-raken van de kerk heeft aangenomen.”
Een dergelijke vervreemding kan worden waargenomen met betrekking tot vele kerken der christenheid. In de Verenigde Staten heeft de Rooms-Katholieke Kerk voor het eerst sinds 1900 van een daling in ledental gewag gemaakt. Verder heeft de Verenigde Presbyteriaanse Kerk van 1968 tot 1970 een netto verlies van 76.000 lidmaten geteld. Ook de Anglicaanse Kerk berichtte een aanzienlijk verlies. In Frankrijk werden bovendien duizenden kerken en kapellen aan hun lot overgelaten of zullen binnenkort aan hun lot worden overgelaten.
Wat is de oorzaak van de steeds breder wordende kloof tussen de mensen en de kerken? In nieuwsberichten worden vele oorzaken genoemd. Onlangs heeft de in Akron, in de Amerikaanse staat Ohio, verschijnende Beacon Journal een onderzoek naar de situatie ingesteld, en in zijn uitgave van 15 november 1970 merkte dit blad op: „Waarom daalt het aantal kerklidmaten in deze omgeving? Gebrek aan menselijke hartelijkheid in de kerken is volgens de afvalligen de voornaamste oorzaak van ontevredenheid. Inmiddels schijnt een groot percentage kerklidmaten te geloven dat er geen probleem zou zijn als de geestelijken maar ’de waarheid predikten’.” Wat wordt er dan gepredikt waardoor de kloof wordt verbreed?
Politieke bemoeienissen vervreemden velen
Maar al te vaak blijken geestelijken over politiek in plaats van over de bijbelse waarheid te prediken. In Australië bijvoorbeeld heeft een lid van het parlement gezegd dat „een van de redenen waarom veel kerken leeg raken was, dat de kerkelijke leiders de kansel als een spreekgestoelte voor de politiek hebben gebruikt”. Zij waren er ook schuldig aan, zo zei hij, ’twijfel te opperen omtrent de autoriteit van de bijbel’. — Melbourne Age van 28 juli 1970.
Het Duitse tijdschrift Der Spiegel bericht dat 65 percent van de Duitsers op vragen over hun mening omtrent de kerkelijke bemoeienissen met de politiek antwoordde: „De kerken mengen zich te veel in de politiek.”
Dat de kerkelijke inmenging in politieke aangelegenheden een kloof tussen de mensen en de kerk heeft teweeggebracht, werd door de redacteur van het Zuidafrikaanse tijdschrift Femina opgemerkt. Na de situatie te hebben onderzocht, berichtte hij:
„’De Kerk dient zich buiten de politiek te houden.’ Dit komt in elke discussie — met leken — over het onderwerp als een voortdurend refrein terug. De Kerk ziet de dingen anders. Dat is nog een reden voor de kloof tussen de Kerk en het Volk. Toen ik dit onlangs tegenover een geestelijke opmerkte, zei hij, alsof hij verbaasd was dat dit eigenlijk een strijdvraag moest zijn: ’Maar de Kerk heeft toch altijd aan politiek gedaan.’ Misschien is dat de moeilijkheid met de Kerk.”
Toen de Engelse geestelijkheid openlijk stelling nam tegen de tournee die Zuidafrikaanse cricketers in 1970 door Engeland zouden maken, werd één man ertoe bewogen een vooraanstaande geestelijke die tegen de tournee was, namelijk de bisschop van Gloucester, te schrijven: „Houd u aan het probleem uw lege kerken gevuld te krijgen, en bemoei u niet met dingen die de kerk niet aangaan.” — The Star, Johannesburg, 8 juni 1970.
In Latijns-Amerika predikt een toenemend aantal priesters sociale veranderingen, zelfs met gewelddadige middelen. De U.S. News & World Report van 14 december 1970 sprak in een commentaar hierop over „de wijdverbreide ondersteuning van het socialisme en de aanvaarding van geweld door mannen en vrouwen die in vredeswerk onderricht zijn”. Het tijdschrift voegde eraan toe dat „in meer dan een zestal landen de rooms-katholieke geestelijken van deelneming aan guerrilla-eenheden zijn beschuldigd”. Een dergelijk gedrag stuit vele oprechte kerklidmaten tegen de borst.
Volgen deze geestelijken het voorbeeld van Jezus Christus, van wie zij zeggen dat hij hun Leider is? Toen Jezus op aarde was, heerste er politieke gisting onder de joden, en de gemoederen werden verhit. Men had in die dagen de Farizeeën, die een joods koninkrijk wensten dat geheel onafhankelijk was van het Romeinse Rijk. Sommigen van het volk verwachtten een Messías die zij afschilderden als degene die hen naar onafhankelijkheid en vrijheid zou leiden (Luk. 3:15). De partijgangers van Herodes stonden een heerschappij door bemiddeling van de Herodiaanse dynastie voor. Sommigen wensten volledige opneming van de joden door Rome. Wat was Jezus’ standpunt?
Bij een zekere gelegenheid werd Jezus door het volk als de beloofde Profeet erkend. Op grond van hun politieke zienswijze stonden zij op het punt hem te grijpen om hem koning te maken. Bezag Jezus dit als een gelegenheid om ’veel goeds’ te doen, onrecht te herstellen en politieke hervormingen teweeg te brengen? Neen. De bijbel zegt dat hij ’zich geheel alleen op een berg terugtrok’. — Joh. 6:14, 15.
Wat geweld betreft — waarvan bepaalde geestelijken thans voorstanders zijn —, in de nacht dat Jezus werd gearresteerd, berispte hij Petrus toen deze hem trachtte te beschermen opdat hij niet door een bende zou worden gegrepen. Ook maakte hij de slechte gevolgen van Petrus’ gewelddadige optreden ongedaan door de man die door Petrus was verwond, te genezen. Toen maakte hij de waarheid bekend die geestelijken zo vaak aanhalen doch zelden toepassen: „Allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard vergaan.” — Matth. 26:51, 52; Luk. 22:49-51; Joh. 18:10, 11.
Jezus weigerde zelfs zich met de een of andere „hervormings”-beweging bezig te houden. Ja, eens heeft hij er zelfs voor bedankt de plaats van rechter in te nemen toen hem werd gevraagd een privé-geschil over een erfenis te beslechten; zijn antwoord aan degene die hem het verzoek deed luidde: „Mens, wie heeft mij tot rechter of verdeler over ulieden aangesteld?” — Luk. 12:14.
Ongetwijfeld had de apostel Petrus dit voorbeeld van de Heer Jezus Christus in gedachten toen hij jaren later zijn medechristenen met de volgende woorden aanspoorde: „Onderwerpt u ter wille van de Heer aan iedere menselijke schepping: hetzij aan een koning, als zijnde superieur, of aan bestuurders.” Ook de apostel Paulus wees erop dat opstand tegen politieke regeringen in werkelijkheid opstand tegen de regeling van God is. — 1 Petr. 2:13, 14; Rom. 13:1, 2.
De kloof tussen jonge mensen en de kerken
De kloof tussen de mensen en de kerken treedt vooral duidelijk aan het licht onder jonge personen, die zich in grote aantallen van de kerken afkeren. De Schotse Daily Express van 7 en 13 november 1970 berichtte: „Nergens is de generatiekloof duidelijker te zien dan in de Kirk [de Kerk van Schotland] — Tiener-lidmaten zijn er, bedroevend weinig.” „De meeste tieners hebben nog niet eens voldoende belangstelling voor de Kirk om haar te veroordelen.” En paus Paulus VI bracht nog niet zo lang geleden „een benauwend gevoel van bedroefde verbazing” tot uitdrukking in verband met het feit dat katholieke leken, vooral jonge volwassenen, het niet langer met de kerk eens zijn. — New York Times, 23 december 1970.
Jonge mensen stellen tegenwoordig vragen, en de kerken geven hun daarop geen antwoord — geen realistisch, bevredigend antwoord. Een katholiek kerklidmaat in Johannesburg verklaarde in dit verband: „Terwijl in het verleden de overgrote meerderheid van de mensen een religie aanhing met wat — dat moeten wij toegeven — meestentijds ’blind geloof’ was, verlangen de mensen, vooral de jonge mensen, in deze twintigste eeuw steeds meer een religieus geloof dat hun vragen op realistische wijze beantwoordt.”
Jonge mensen bevinden zich in een technologische wereld waarin de enkeling met steeds minder respect wordt behandeld. Velen vinden dat zelfs hun universiteitsopleiding hun geen zekerheid op een werkkring biedt. Met het oog op de „establishment” zoals zij deze kennen en met het oog op de crisis waarin de economische en politieke stelsels van deze „establishment” zich bevinden, vragen zij: Waar vindt men nog iets stabiels, iets betrouwbaars? Welke hoop op de toekomst is er, zo er al enige hoop bestaat? Wat is het doel van het leven? Hoe kunnen de kerken, aangezien ze deze fundamentele vragen niet beantwoorden, verwachten de jeugd te behouden?
Een nieuwsbericht in de Daytona Beach Evening News uit Florida, van 16 november 1970, bevatte de volgende bekentenis: „’Te lang hebben we de mensen zoetgehouden met het hiernamaals’, zei L. Stanley, president van de baptistische studentenvereniging aan de Florida State University. ’Als wij de studenten — of wie maar ook — kunnen bereiken moeten wij ons verdienstelijk maken en de waarheid vertellen.’”
Rampzalige pogingen om de kloof te dichten
Veel geestelijken hebben pogingen gedaan om de steeds breder wordende kloof te overbruggen door te trachten ’de taal van de moderne jeugd te spreken’. Zodoende hebben zij ’rock ’n’ roll’-bijeenkomsten in kerkdiensten ingevoerd, gezellige bezigheden verschaft die aan de smaak van tieners waren aangepast, en zijn zij naar de cafés en koffiehuizen gegaan om de jongeren op hun eigen terrein te ontmoeten. Door dit te doen, hebben zij zich echter vaak belachelijk gemaakt en zijn zij er niet in geslaagd het respect van de jongeren te winnen. Verder zorgen de geestelijken er door zulke pogingen voor dat zij vervreemden van hen die nog regelmatig naar de kerk gaan.
Bovendien raken zij die de bijbel oprecht liefhebben, steeds meer gedesillusioneerd en van de kerken vervreemd, terwijl de stappen die de geestelijken doen om hun denkbeelden aan de moderne tijd aan te passen, hen verder van de bijbel afbrengen, zodat zij het zelfs als het geïnspireerde Woord van God verwerpen. Onlangs werd hierop gewezen door de Schotse Daily Express, waarin werd verklaard dat de Kerk van Schotland het spoor bijster en de waarheid kwijt was geraakt en derhalve gevaar liep haar leven te verliezen. Dit verwekte een levendige pennestrijd, en de Express gaf later als commentaar:
„Wij beweerden dat de Kerk leden verloor omdat ze haar geloof kwijt was en omdat te veel predikanten ketters waren. Wij beweerden dat grote afdelingen van de Kirk het Woord van God waren vergeten. . . . Het is bemoedigend dat dit een storm van reacties heeft doen ontstaan. Maar het is droevig dat er geen deugdelijke weerlegging door werd uitgelokt.” Na deze uiteenzetting verklaarde het nieuwsblad dat de kerk haar morele maatstaven had verlaagd „om zich aan een voortdurend slappere en toegeeflijkere cultuur aan te passen”.
Heeft de kerk dat werkelijk gedaan? Ja, inderdaad. De anglicaanse geestelijke M. Russell vertelde bijvoorbeeld op een vergadering van het Genootschap voor Wetsherziening ten behoeve van Homoseksuelen, die in Auckland, in Nieuw-Zeeland, werd gehouden, dat de kerken homoseksuele verhoudingen dienen in te zegenen. Toch verklaart Gods wet duidelijk dat noch „mannen die er voor tegennatuurlijke doeleinden op na worden gehouden, noch mannen die bij mannen liggen . . . Gods koninkrijk [zullen] beërven”. — 1 Kor. 6:9, 10.
Het feit dat homoseksualiteit en voorechtelijke seksuele betrekkingen door een toenemend aantal geestelijken wordt vergoelijkt, zal de kloof tussen hen en de moderne aanhangers van een „nieuwe moraal” wellicht versmallen. Hoe staat het echter met de kloof tussen hen en Gods maatstaven van waarheid en gerechtigheid? Deze kloof verbreedt zich, zeer tot droefheid van oprechte kerkgangers die, op hun beurt, in toenemende aantallen de kerk verlaten, in de hoop iets beters te vinden.
Een onoverbrugbare kloof
Kan de kloof overbrugd worden? Neen, want deze situatie, te zamen met de reden daarvoor, werd als een van de kenmerken van „het besluit van het samenstel van dingen” voorzegd. Jezus heeft zelf gezegd: „Wegens het toenemen der wetteloosheid zal de liefde van de meesten verkoelen.” De kerkelijke leiders hebben zelf Gods wet overtreden en hebben anderen geleerd dit eveneens te doen. Daarom is bij een groot aantal kerklidmaten de liefde die zij vroeger voor God koesterden verkoeld en hebben zij hun steun aan de kerken onttrokken. Wanneer iets niet langer de diensten vervult waarvoor het tot bestaan is gekomen, is de tijd aangebroken om zich ervan te ontdoen. Dit is met de kerken het geval. — Matth. 24:3, 12.
In dit verband kunnen wij acht slaan op hetgeen er met Jeruzalem gebeurde nadat zijn religieuze leiders van hun plichten waren afgeweken door in gebreke te blijven de waarheid aan het volk te onderwijzen. De kloof tussen Jeruzalem en God werd zo breed dat ze onherstelbaar was geworden. Ten slotte werd de stad totaal vernietigd, terwijl de inwoners slavernij en de dood moesten ondergaan. Is het redelijk te denken dat God de geestelijken die in hun wetteloosheid zelfs nog verder zijn gegaan dan Jeruzalems leiders, met meer zachtheid zal behandelen? Zal Hij net als zij „toegeeflijk” zijn en de kerken der christenheid sparen? De Schrift antwoordt: Neen! — Matth. 7:21-23; 2 Thess. 1:7-9.
Als u een kerkganger bent, maakt u zich dan bezorgd om wat er in de kerken gebeurt? Wat doet u daaraan? Wat dient u eraan te doen ten einde God te behagen?
Uw bijbel zegt in 2 Korinthiërs 6:14-17: „Komt niet onder een ongelijk juk met ongelovigen. Want wat voor deelgenootschap hebben rechtvaardigheid en wetteloosheid? Of wat heeft licht met duisternis gemeen? . . . ’Gaat daarom uit hun midden vandaan en scheidt u af’ zegt Jehovah, ’en raakt het onreine niet langer aan.’” Indien u God werkelijk wenst te behagen, is het duidelijk wat u moet doen opdat de kloof die tussen de kerken en God bestaat niet tot een onoverbrugbare kloof tussen u en God zal leiden. — 2 Tim. 3:5.