Inmenging in wereldlijke aangelegenheden maakt velen ongerust
TEGENWOORDIG staan de geestelijken herhaaldelijk in het nieuws. Neemt u een krant of tijdschrift ter hand, dan gebeurt het niet zelden dat u over hun inmenging in wereldlijke aangelegenheden leest. Velen van hen nemen thans deel aan protestactiviteiten, doen mee aan burgerlijke ongehoorzaamheid en moedigen onder bepaalde omstandigheden zelfs tot revolutie en geweld aan.
Het Argentijnse nieuwsblad Analysis merkte op: „In de laatste weken van 1968 hebben ongeveer 150 katholieke priesters in verschillende delen van het land politieke verwachtingen gewekt. Zo hebben zij in Córdoba de noodzaak van gewelddadige revolutie bepleit: in Neuquén, Chaco en Tucumán deden zij aanvallen op de regering . . . terwijl zij in Buenos Aires [president] Onganía een petitie aanboden.”
Ook in Brazilië zijn kerkelijke leiders met de regering in conflict gekomen op grond van hun politieke agitaties en in de Verenigde Staten werd in de Chicago Tribune opgemerkt: „Van de 441 personen die daar de laatste tijd bij opstootjes op straat zijn gearresteerd, waren 61 van de volwassen mannen — 26 percent — geestelijken.”
Is het juist?
Vindt u het juist dat geestelijken zich zo in wereldlijke zaken mengen? Veel mensen vinden dit niet en zij zijn verontrust en zelfs ontstemd.
In Zuid-Afrika heeft een regeringsleider, B. Schoeman, boos gezegd: „Wij beginnen genoeg te krijgen van politieke bisschoppen. Zij gebruiken hun kansel om hun smerige aanvallen op de regering te rechtvaardigen.” In Bridgend, in Wales, waren leden van een baptistenkerk eveneens gebelgd over de politieke preken. Een van de leden zei: „De predikant is een fanatiekeling wat de politiek betreft. . . . Wij gaan naar de kerk om het evangelie te horen — en niet dergelijke onzin.”
De Berlijnse Morning Post merkte op dat de geestelijke leiders door hun politieke inmenging zich „veler verontwaardiging en toorn” op de hals gehaald hebben en besloot: „Een kerk die gelooft dat politiek belangrijker is dan de prediking . . . is aanstootgevend geworden.” — 29 augustus 1969.
Ziet u het ook zo? Hebt u zich afgevraagd of zulk een activiteit nu wel christelijk zou zijn? Veel mensen vinden het ook aanstootgevend dat sommige geestelijken gewelddadige revolutie voorstaan en het standpunt van deze kerkelijke voorgangers wordt door de kerk officieel gerechtvaardigd!
De Wereldraad van kerken bijvoorbeeld, die ongeveer 237 leden telt, verklaarde op de in 1968 te Uppsala in Zweden gehouden vergadering: „De opbouw van politieke stelsels welke passend zijn voor de nationale ontwikkeling brengt ingrijpende veranderingen in het maatschappelijk bestel met zich mee. . . . In landen waar de regerende partijen onderdrukkend zijn . . . zou de revolutionaire verandering een gewelddadige vorm kunnen aannemen.” — Uppsala Speaks, blz. 48.
En J. Michenfelder, een Maryknoll-priester die de leiding heeft over de katholieke inlichtingendienst in Peru, verklaart: „De katholieke revolutionairen baseren hun pogingen op de pauselijke encyclieken, vooral op de onlangs uitgegeven ’Ontwikkeling der volken’, waarin [een ondersteuning wordt gevonden] voor . . . gewelddadige revolutie.”
Wat zegt Gods Woord?
Worden in Gods Woord christelijke bedienaren van het evangelie echter aangemoedigd zich in wereldlijke aangelegenheden te mengen en zelfs aan gewelddadige revoluties mee te doen? Nooit lezen wij hierover in de bijbel!
De bijbel zegt juist: „Weet gij niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap met God is? Al wie daarom een vriend van de wereld wil zijn, maakt zich tot een vijand van God” (Jak. 4:4). In volledige overeenstemming hiermee zei Jezus Christus: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld.” Ook zei hij dat zijn ware volgelingen „geen deel van de wereld [zijn], evenals ik geen deel van de wereld ben” (Joh. 18:36; 17:16). Hoe staat het echter met de organisaties van het protestantisme, katholicisme en judaïsme?
Hoe duidelijk blijkt dat zij wel een deel van deze wereld zijn en vaak als dikke vrienden met politieke leiders samenwerken. Wat zou dit voor u kunnen betekenen? Nu, indien de kerken niet het juiste voorbeeld volgen, blijft u dan toch nog naar de kerk gaan?
Geen werkelijke verandering
Nu moet u door de vele publiciteit die thans aan deze aangelegenheden wordt geschonken niet gaan denken dat het feit dat de kerken zich intensief in wereldlijke aangelegenheden mengen een wezenlijke verandering is voor deze stelsels. Volstrekt niet! Ze hebben zich al lang met politiek bemoeid en zelfs van hun mensen verlangd dat zij aan wereldoorlogen zouden meedoen. De katholieke historicus G. Zahn moet het volgende toegeven: „De Kerk werd een centrum van maatschappelijke controle dat ten behoeve van het Nazi-bewind werkte voor zover het de verzekering van een loyale katholieke ondersteuning van de [tweede wereld-]oorlog betrof.” — German Catholics and Hitler’s Wars, blz. 202.
In Nation’s Business van augustus 1964 wordt nauwkeurig het gevolg van deze kerkelijke steun aan de wereldoorlogen vermeld:
„De legers in 1914 waren ruw geschat aan beide zijden uit gelijke aantallen katholieken, protestanten en joden samengesteld. Ook werd aan beide zijden de leer van de Hebreeuwse profeten en van Christus zelf in gelijke mate toegejuicht of geringgeschat. In de tweede oorlog trad dit veronachtzamen van religieuze voorschriften, zoals men kon opmerken, zelfs nog sterker op de voorgrond.”
Een katholiek die bekommerd was om de onchristelijke handelwijze van de kerken schreef in een katholieke krant:
„Kijk eens hoe in de Eerste Wereldoorlog de Duitse en Italiaanse katholieken hun Amerikaanse en Engelse broeders hebben gehaat en gedood en wij op dezelfde wijze onze Duitse broeders in Christus hebben gedood. In de Tweede Wereldoorlog heeft dit zelfde verschrikkelijke schouwspel zich herhaald toen de meeste katholieken hun respectieve natiën hebben gehoorzaamd en in haat en vrees degenen hebben gedood die zij volgens Christus’ nadrukkelijke gebod moesten liefhebben. . . .
Indien de staat ons zou bevelen onszelf te doden, zouden wij weigeren . . . Gebiedt de staat ons echter onze onschuldige broeder die in een ander land leeft te doden, dan doen wij dit in het algemeen wel en vergeten volkomen dat ’gij uw naaste zult liefhebben als uzelf’ en dat ’liefde de naaste geen kwaad doet’.” — The Sign, september 1955.
De bloedschuld van de christenheid kan niet worden ontkend. Op de eerste dag van het jaar 1970 erkende paus Paulus: „Onze handen zijn nog steeds besmeurd met het bloed van de laatste wereldoorlogen.” — New York Times, 2 januari 1970.
Toch gaan de kerken ermee door zich met wereldlijke aangelegenheden te bemoeien, en ze raken er steeds meer in verwikkeld. Steeds meer mensen krijgen echter een afkeer van de kerken; daarom gaan ze steeds sneller achteruit. Wat er uiteindelijk met de kerken gebeurt zal ook op u rechtstreeks van invloed zijn. Hoe dat zo?