Christenen moeten getuigen
De laatste jaren hebben kerkelijke leiders zich vrij nadrukkelijk geuit over de noodzaak van een christelijk getuigenis. En terecht, want het woord „getuige” en de afleidingen daarvan, gebaseerd op het Griekse woord mártus, komen in de christelijke Griekse Geschriften (het „Nieuwe Testament”) tientallen keren voor. Laten wij eens een aantal uit de christenheid afkomstige uitspraken onder de loep nemen.
PAUS JOHANNES PAULUS II heeft volgens L’Osservatore Romano (weekeditie in de Engelse taal) van 30 april 1984 gezegd: „Getuigen is, zoals mijn voorganger Paulus VI met nadruk heeft verklaard, ’een essentieel onderdeel van de evangelisatie, en over het algemeen het eerste’ (Evangelii Nuntiandi, noot 21). Dat is bijzonder noodzakelijk in ons tijdperk, waarin het verstand het spoor bijster raakt en waarden verdwijnen, hetgeen leidt tot een crisis die steeds duidelijker een algehele beschavingscrisis blijkt te zijn.” Een jaar eerder bracht dezelfde krant in een andere uitgave verslag uit over een pauselijke audiëntie onder de kop: „Een wereld vol werk heeft christelijke getuigen nodig.”
Zo wordt dus door de Rooms-Katholieke Kerk de nadruk gelegd op de noodzaak van getuigenis geven. Maar wat zeggen protestantse woordvoerders over het belang van getuigenis geven?
De zesde assemblée van de Wereldraad van Kerken, die thans 301 leden telt, is van 24 juli tot 10 augustus 1983 in Vancouver (Canada) bijeengeweest en heeft later haar International Review of Mission gepubliceerd (oktober 1983), waarin onder meer een artikel van 36 bladzijden is opgenomen met de titel „Getuigen in een verdeelde wereld”. Onder het kopje „Alle christenen hebben de plicht te getuigen”, verklaarde dit artikel onomwonden: „Voor een christen zijn de getuigenistaak en -daad een reactie op en een uitdrukking van loyaliteit aan God. . . . Getuigenis geven geschiedt op goddelijk bevel. Wij getuigen van de opperheerschappij en de liefde van God de schepper en levengever.”
Een theologisch tijdschrift van de baptisten, Review and Expositor, verklaart al even nadrukkelijk: „Een bestudering van het boek Handelingen onthult dat er nieuwe gelovigen aan de kerk werden toegevoegd doordat de christenen getuigden. Als er geen nieuwe bekeerlingen binnenkomen, getuigen de christenen derhalve dus naar alle waarschijnlijkheid niet.”
Hoewel de sekten van de christenheid wat ideologie en leerstellingen betreft hopeloos verdeeld zijn, schijnen zij het eens te zijn over de noodzaak getuigenis te geven. Maar komen hun leden de verplichting tot het geven van getuigenis na?
Over dit punt schrijft Michael Green, rector van St. Aldgate’s Church in Oxford (Engeland): „Onze voorvaderen in het geloof werden ervan beschuldigd dat zij ’de wereld ondersteboven keerden’ met het goede nieuws dat zij de mensen omtrent Jezus vertelden (Hand. 17:6). . . . Daarin verschillen wij enorm van de vroege kerk, waar iedere man of vrouw het als zijn taak zag om met alle middelen die hem of haar ter beschikking stonden, getuigenis af te leggen omtrent Jezus Christus.”
Een door de baptisten uitgegeven brochure, Witnessing in Today’s World (Getuigen in de wereld van vandaag), verklaart: „Een toegewijd christen zal misschien zeggen: ’Ik zou niet weten hoe ik moest beginnen als ik iemand anders getuigenis wilde geven.’” Het artikel vervolgt: „Veel baptisten reageren als het over getuigen gaat prompt met: ’Daar betalen wij de predikant voor.’”
Verder wordt in een publikatie uit Westminster, The Christian as Communicator toegegeven: „Het is heel goed mogelijk dat men zich aan de verantwoordelijkheid om het evangelie bekend te maken onttrekt, omdat christenen eenvoudig niet zo veel te zeggen hebben.”
Het is waar, leden van de sekten van de christenheid hebben „niet zo veel te zeggen”. En daar ligt de kern van hun probleem. Zij hebben niet de hedendaagse vervulling onderscheiden van „het teken” dat Jezus gaf met betrekking tot zijn „tegenwoordigheid” in Koninkrijksheerlijkheid en „het besluit van het samenstel van dingen”. Zij die dat teken wel zien, voelen zich gedrongen daarvan te getuigen. Wat kunnen wij er blij mee zijn dat ware christenen in deze tijd heel wat te zeggen hebben wanneer zij ijverig getuigen van het naderende Koninkrijk in handen van Christus Jezus. — Matth. 24:3-14; Jes. 43:12.