Leerstellingen in botsing
VROEGER was het zo dat men wist wat een geestelijke leerde, eenvoudig door na te gaan tot welke religie hij behoorde; hij onderwees de geloofspunten van die religie. Maar zo is het nu niet meer.
In bijna alle kerkstelsels van de christenheid zijn tegenwoordig geestelijken met een goede reputatie in hun kerk het met veel dingen oneens. Niet alleen zijn zij het oneens met andere geestelijken in hun religie, maar zij zijn het ook niet eens met de leer van hun eigen religie, met inbegrip van grondleerstellingen.
Leerstellige verschillen
Veel kerken houden bijvoorbeeld officieel aan de leer van het hellevuur vast, die leert dat onverbeterlijke zondaren voor eeuwig met lichamelijke pijnen worden gekweld. Nog tijdens het oecumenische concilie heeft de Katholieke Kerk het bestaan van de hel als een plaats van eeuwige straf op de zonden opnieuw bevestigd.
Toch beginnen steeds meer priesters en predikanten van alle godsdiensten andere dingen over de hel te leren. Soms zeggen zij dat de hel slechts een geestesgesteldheid is, of dat het slechts betekent van God verlaten te zijn, of dat het niets anders is dan de ’hel op aarde’, waardoor zij het officiële geloof van hun eigen religie tegenspreken. De predikant K. Jensen uit Denemarken zei in zijn boek Where do we go?:
„Het gepraat over eeuwige verdoemenis is onzin. Het is geen christendom. Alleen in vroeger tijden waren er hellepredikers die van de kansel donderden over de duivel en het onuitblusbare vuur, maar die tijden zijn voorbij.”
Hoe denkt u dat mensen die hun hele leven lang de leer van hun kerk over het hellevuur hebben geloofd, zich voelen wanneer zij thans hun geestelijken zulke beweringen horen uiten?
Drie Australische presbyteriaanse predikanten kwamen er openlijk voor uit dat zij niet in de onsterfelijkheid van de menselijke ziel geloofden, hoewel hun kerk dit wel leert. Een van de predikanten, I. Steer, zei: „Het probleem is dat er in zekere zin een dubbele maatstaf bestaat. En dat is niet alleen het geval bij de presbyteriaanse kerk. Predikanten onderwijzen soms precies het tegenovergestelde van wat zij zelf geleerd hebben.”
Van kindsbeen af is de katholieken absolute gehoorzaamheid aan het gezag van de Katholieke Kerk bijgebracht. Toen echter aan 37 vooraanstaande priesters, nonnen en andere katholieke leiders in Nederland werd gevraagd hoe hun mening over deze gehoorzaamheid aan het kerkelijk gezag luidde, zeiden velen dat zij een dergelijke gehoorzaamheid niet langer konden opbrengen.
In verband met het kerkelijk gezag heeft de katholieke theoloog J. L. Mackenzie, een jezuïetenpriester die aan de Notre-Dame-universiteit heeft gedoceerd, rondweg gezegd dat de kerk door „een kerkelijke Mafia” werd geleid. De Toronto Daily Star voegde eraan toe: „Hij [Mackenzie] gaat zelfs zover dat hij de hedendaagse georganiseerde kerk met een rattenest vergeleek. ’En niemand vindt het prettig te horen dat hij zijn leven aan een rattenest heeft toevertrouwd’, zegt hij.”
Vooral de jongere geestelijken zijn nogal radicaal in het tegenspreken van hun eigen kerkleer.
Seksuele moraliteit
De meeste kerkgangers verwachten van hun geestelijken dat zij voorstanders zijn van hoge morele maatstaven, maar de meningen van de geestelijken van thans over het onderwerp van de seksuele moraliteit zijn zeer verdeeld. Steeds meer kerkelijke leiders zeggen dat hoererij, overspel en homoseksualiteit niet verkeerd zijn.
In Engeland zei de methodistenpredikant Lord Soper: „De gedachte dat sex slechts tot het huwelijk beperkt zou zijn, is belachelijk.” De episcopale predikant F. C. Wood vertelde op een middelbare meisjesschool in Maryland: „Sex is aan geen wetten gebonden. Ik herhaal: absoluut aan geen wetten. . . . Voorechtelijke gemeenschap . . . kan heel mooi zijn.” En de directeur van het rooms-katholieke Newman-centrum aan de staatsuniversiteit van Arizona, de priester Th. Walsh, zei:
„Het is heus niet zoiets geweldigs voor een meisje om te zeggen dat zij maagd is als zij nooit heeft toegelaten dat zij werd aangeraakt. Zij slaagt erin [maagd te blijven] door niet-menselijk te zijn. Ik zou de voorkeur geven aan iemand die liefhebbend en spontaan was tegenover anderen zelfs al zou zij geen maagd zijn. . . . Het ligt niet op onze weg moraliteit te prediken.”
Wanneer echter mannen die beweren dienaren van God te zijn geen moraliteit willen prediken, wie moet het dan wel doen? En hoe denkt u over het besluit van negentig episcopale (anglicaanse) geestelijken in New York die overeenkwamen dat de kerk homoseksuele handelingen als „moreel neutraal” zou moeten klasseren?
Om te bepalen hoe u in werkelijkheid over deze nieuwe neiging tot het goedkeuren van hoererij, overspel en homoseksualiteit denkt, zou u zich kunnen afvragen: Zou ik het goedkeuren als mijn dochter hoererij bedreef? Zou ik het niet erg vinden als mijn vrouw seksuele gemeenschap met een andere man zou hebben, of als mijn man bij een andere vrouw ging slapen? Zou ik tegen mijn zoon zeggen dat hij best een homoseksueel mag worden?
Ook kunt u iets nog belangrijkers overwegen: Hoe denkt God over de zaak? Hierover kan geen twijfel bestaan. Hij zegt ons in zijn Woord: „Wordt niet misleid. Noch hoereerders, . . . noch overspelers, noch mannen die er voor tegennatuurlijke doeleinden op na worden gehouden, noch mannen die bij mannen liggen, . . . zullen Gods koninkrijk beërven.” — 1 Kor. 6:9, 10.
De gevolgen
Al deze verwarring en verdeeldheid in de kerken over wat zij dienen te leren heeft bepaalde gevolgen. Veel mensen voelen zich net als de Britse schrijver M. Muggeridge die zei:
„Het georganiseerde christendom is thans, naar het mij toeschijnt, totaal ontwricht en duidelijk aan het uiteenvallen tot een punt waarop het, tenzij er een wonder gebeurt, nooit weer met ook maar een schijn van orde of geloofwaardigheid bijeengebracht zal kunnen worden.
In zijn huidige staat van verval is het georganiseerde christendom . . . alleen maar een bespotting.”
Veel kerkleden zijn ontstemd over de verdeeldheid in de kerken over tal van leerstellingen en handelingen. Zij hebben het vertrouwen in hun geestelijken verloren. Daarom verlaten zij de kerken.
Het is voor u echter belangrijk te weten dat de verdeelde kerken der christenheid niet het christendom vertegenwoordigen. Hun ernstig verdeelde toestand is hiervoor reeds een bewijs, want de bijbel raadt ware christenen aan „dat gij allen in overeenstemming met elkaar spreekt en dat er geen verdeeldheid onder u is, maar dat gij nauw verenigd zijt in dezelfde geest en in dezelfde gedachtengang. Bestaat de Christus dan verdeeld?” — 1 Kor. 1:10, 13.
Ware christenen zijn niet verdeeld, maar de kerken zijn het wel.