Dient het priesters vrij te staan te trouwen?
NOG een strijdpunt waarover onder de katholieke geestelijken verdeeldheid bestaat, is de vraag: Dient het priesters vrij te staan te trouwen?
De kerkelijke wet verbiedt een priester te trouwen. Hij dient ongehuwd te blijven. Indien een priester trouwt zonder dispensatie waardoor hij van zijn geloften wordt ontslagen, wordt hij geëxcommuniceerd.
De laatste jaren hebben echter veel priesters dringend om een verandering gevraagd. Zij eisen het recht op te trouwen en toch priester te blijven. Uit een in 1966 door de National Catholic Reporter gehouden opinieonderzoek bleek dat 62 percent van de ondervraagde priesters zei dat zij vrij dienden te zijn om te kunnen trouwen.
In 1967 vaardigde paus Paulus VI echter zijn encycliek Sacerdotalis Caelibatus (Priesterlijk celibaat) uit. Hierin werd de ’harde lijn’ van de kerk in deze kwestie opnieuw bevestigd en openbare besprekingen hierover afgekeurd. De paus verklaarde: „Het priesterlijk celibaat is door de Kerk eeuwenlang als een kostbaar juweel behoed en behoudt onverminderd zijn waarde.”
Dit weerhield de priesters er echter niet van het probleem in het openbaar te bespreken. Over de hele wereld bleven zij bezwaren aandragen.
In het voorjaar van 1969 bijvoorbeeld stond in een verslag uit Parijs in de Melbourne Herald het volgende: „Vandaag veroordeelde een groep van 425 Franse katholieke priesters de autoriteit van de kerk en eiste het recht op te trouwen. Later in het jaar bleek uit een rapport over de priesters in Italië dat de meerderheid het priesterhuwelijk voorstond.
De rooms-katholieke kardinaal Wright uit Pittsburgh zei dat het hardnekkige standpunt van de kerk ten aanzien van het celibaat een belangrijke reden is voor het teruglopen van het aantal katholieke priesters. Als een bekrachtiging van deze mening meldde de New York Times dat het aantal priesters dat thans om ontheffing van hun celibaatsgelofte vraagt „meer dan 10 maal zo hoog ligt als in 1963, zoals het Turijnse nieuwsblad La Stampa heden uit een geheim verslag van het Vaticaan onthulde”. Anderen vroegen er niet eens om; zij traden meteen uit.
Ook op jongemannen die erover denken priester te worden, mist de celibaatskwestie haar invloed niet. De katholieke schrijver D. Callahan zegt:
„Een van deze nieuwe omstandigheden is de huidige steeds groter wordende achteruitgang in het aantal kandidaten voor het priesterschap . . . Alhoewel deze achteruitgang geenszins uitsluitend tot de celibaatskwestie is terug te voeren, vormt ze toch wel een van de algemeen door jongemannen opgegeven redenen om geen priester te worden.
Toch is de toestand in enkele delen van de wereld reeds kritiek. Een Braziliaanse bisschop, P. Koop, beweerde tijdens het Tweede Vaticaanse Concilie: ’Wij moeten op dit moment een keus maken: òf het aantal priesters, gehuwd of niet gehuwd, opvoeren, òf de ineenstorting van de kerk in Latijns-Amerika onder de ogen zien.’”
Waar ligt de oorsprong?
Sommigen menen dat het celibaat zijn oorsprong vond bij Jezus Christus of zijn apostelen. Daarom zijn zij verbaasd als zij bijvoorbeeld zo’n bewering van wijlen paus Joannes XXIII vernemen, die heeft gezegd:
„Het priesterlijk celibaat is geen dogma. Het wordt niet door de Schrift opgelegd. Het is zelfs gemakkelijk er verandering in te brengen. Ik neem mijn pen op, ik teken een besluit, en de volgende dag kunnen priesters die dit wensen, in het huwelijk treden; maar ik kan het niet.”
Waarom dan niet? Een van de redenen is dat het zo’n diepgewortelde kerkelijke traditie is. Het eerste kerkelijke concilie dat het huwelijk voor de hogere geestelijken verbood, werd in de vierde eeuw te Elvira in Spanje gehouden. De eeuwen door werd dit voorschrift door andere besluiten steeds opnieuw bekrachtigd. Ten slotte werd tijdens de periode van de protestantse reformatie van de zestiende eeuw door het concilie van Trente de kerkelijke wet die het celibaat verplicht stelde, aangenomen en deze is tot op de huidige dag praktisch onveranderd gebleven.
Men heeft het celibaat dus door traditie verkregen. Zo heeft de vroegere hooggeplaatste katholieke theoloog Ch. Davis gezegd:
„Het verbod was van oorsprong niet christelijk; het is in de geschiedenis van de religie al heel oud. De invoering ervan in het christendom was een onderdeel van de algemene hang naar het heidendom . . .
In de Middeleeuwen werd het handhaven van het celibaat opnieuw bekrachtigd om te voorkomen dat kerkelijke bezittingen onder wereldlijk beheer zouden komen.”
Neen, noch Jezus, noch zijn apostelen hebben het celibaat voor Gods dienstknechten verplicht gesteld. Hoewel zij aantoonden dat een ongehuwde meer vrijheid zou hebben om God te dienen, hebben zij geen celibaatswet uitgevaardigd. — Matth. 19:11, 12; 1 Kor. 7:32-38.
Gods eigen Woord, de bijbel, zegt in de katholieke Petrus Canisius Vertaling (voetnoot): „De bisschop dan moet onberispelijk zijn, de man van één vrouw; . . . Iemand, die zijn eigen huis goed bestiert, en zijn kinderen onder tucht heeft met behoud zijner waardigheid.” Ook staat er: „Diakens mogen slechts éénmaal gehuwd zijn, en moeten hun kinderen en gezinnen goed besturen” (1 Tim. 3:2-4, 12). De leerstelling van het priestercelibaat vindt haar oorsprong dus niet bij God, want zijn eigen Woord toont duidelijk aan dat het zijn bedienaren vrijstaat te trouwen.
Waar komen zulke leerstellingen die lijnrecht tegen Gods wil ingaan dan vandaan? Gods Woord antwoordt: „Toch zegt de Geest uitdrukkelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, en aan dwaalgeesten en duivelse leringen gehoor zullen geven, door de huichelarij van leugenaars, die hun eigen geweten hebben toegeschroeid. Lieden, die verbieden te trouwen.” — 1 Tim. 4:1-3, PC.
Het is dus niet te verwonderen dat er over deze aangelegenheid in de Katholieke Kerk zo’n verwarring bestaat, en dit zal ook wel zo blijven, want de Duitse theoloog H. Küng heeft gezegd: „Zolang het celibaat niet weer een zaak van persoonlijke keuze is geworden zoals het oorspronkelijk was, zal er in de Katholieke Kerk geen vrede komen.”