Vraag niet u te willen verontschuldigen maar leg tot het einde toe naarstigheid aan de dag
„[Leg] dezelfde naarstigheid aan de dag . . . om tot het einde toe de volle verzekerdheid van de hoop te hebben.” — Hebr. 6:11.
1. Leg uit hoe een christen die Gods gaven waardeert, hierop reageert?
WAARDERING voor alles wat Jehovah voor een christen heeft gedaan, doet bij hem het verlangen ontstaan hier gunstig op te reageren ten einde zijn God te behagen. In de tweede brief die Petrus aan zijn broeders schrijft, herinnert hij hen aan de vereisten voor goddelijke goedkeuring en het verkrijgen van ingang in de zegeningen van het Koninkrijk. „Aangezien zijn goddelijke kracht ons alle dingen die van belang zijn voor leven en godvruchtige toewijding, vrijelijk heeft gegeven . . . Door middel van deze dingen heeft hij ons vrijelijk de kostbare en zeer grootse beloften gegeven, opdat gij daardoor deelhebbers aan de goddelijke natuur moogt worden, na het verderf dat door de wellust in de wereld is, te zijn ontvlucht. Ja, juist om deze reden moet gij, doordat gij als weerklank van uw zijde ernstig elke krachtsinspanning bijdraagt, bij uw geloof deugd”, kennis, zelfbeheersing, volharding, godvruchtige toewijding, broederlijke genegenheid en liefde voegen (2 Petr. 1:3-7). Een christen die waardering heeft, zal vorderingen willen maken en met het oog daarop elke krachtsinspanning willen bijdragen.
2. Wat vormt een beveiliging tegen de mogelijkheid af te vallen?
2 Zoals Petrus zegt, hebben christenen met zulk een krachtsinspanning een bijzonder waardig doel voor ogen. „Want indien deze dingen bij u bestaan en overvloedig zijn, zullen ze u beletten hetzij inactief of onvruchtbaar te zijn” (2 Petr. 1:8). Het is mogelijk af te vallen, maar wat vormt hier een bescherming tegen? Het is onder andere belangrijk heel actief in de bediening te blijven! Zorg ervoor dat u er tot het einde toe nooit mee ophoudt! „Want God is niet onrechtvaardig, zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond doordat gij de heiligen hebt gediend en blijft dienen, zou vergeten. Maar wij begeren dat een ieder van u dezelfde naarstigheid aan de dag legt om tot het einde toe de volle verzekerdheid van de hoop te hebben, opdat gij niet traag wordt, maar navolgers zijt van hen die door geloof en geduld de beloften beërven.” — Hebr. 6:10-12.
3. Welke situatie wordt in Hebreeën 12:18-27 beschreven, en welke waarschuwing wordt gegeven?
3 Verderop in zijn brief aan de christelijke gemeente te Jeruzalem bespreekt hij waarom dit nodig is. Christenen bevinden zich in een positie die superieur is aan die van de Israëlieten die door bemiddeling van Mozes de Wet ontvingen (Hebr. 12:18-21). Zij naderen niet slechts een letterlijke berg, maar een hemels Sion en Jeruzalem, een vergadering engelen, de gemeente van de eerstgeborenen, God de Rechter van allen en Jezus de Middelaar. Dit zou voor de betrokkenen buitengewoon ernstige gevolgen kunnen hebben, aangezien God zowel de aarde als de hemel zal schudden ten einde alles wat geschokt kan worden te verwijderen (Hebr. 12:22-27). Tegen deze achtergrond wordt hun gezegd dat zij niet moeten vragen hen te willen verontschuldigen. „Ziet toe dat gij hem die spreekt, niet vraagt u te willen verontschuldigen. Want indien zij niet zijn ontkomen die verontschuldigd vroegen te worden bij hem die een goddelijke waarschuwing op aarde gaf, dan nog veel minder wij, als wij ons afkeren van hem die uit de hemelen spreekt. Zijn stem deed toen de aarde schokken, maar nu heeft hij beloofd, zeggende: ’Nog eenmaal zal ik niet alleen de aarde, maar ook de hemel in beroering brengen.’ Welnu, de uitdrukking ’Nog eenmaal’ duidt op de verwijdering van de dingen die worden geschokt als dingen die zijn gemaakt, opdat de dingen die niet worden geschokt, blijven.” — 12 Vs. 25-27.
4. Hoe wordt het verantwoordelijkheidsbeginsel geïllustreerd?
4 Een opgedragen christen moet zijn verantwoordelijkheden niet licht opvatten. Jehovah zal hem hiervoor verantwoordelijk stellen. Jezus illustreerde dit beginsel door de woorden en daden van de twee zonen van een bepaalde man. „Hij ging naar het eerste en zei: ’Kind, ga vandaag in de wijngaard werken.’ Deze gaf ten antwoord: ’Ik ga, heer’, maar ging niet. Toen ging hij naar het tweede kind en zei hetzelfde. Deze gaf ten antwoord: ’Neen, ik ga niet.’ Naderhand kreeg hij spijt en ging toch. Wie van de twee heeft de wil van zijn vader gedaan?” — Matth. 21:28-31.
5. (a) Welke aanmoediging wordt er gegeven niet te vragen zich te willen verontschuldigen? (b) Wie verschaft de noodzakelijke steun en kracht?
5 Het is tegenwoordig heel gewoon dat men zich van alle verantwoordelijkheid jegens zijn medemensen en ook jegens God tracht af te maken. Wat een verkwikkend verschil is het dan met ware christenen om te gaan, met mensen die Jehovah’s wil voor hen kennen en deze naarstig ten uitvoer brengen! Evenals het Jeruzalem uit de oudheid slaan zij acht op zijn aanmoedigende bevel: „Mogen uw handen niet verslappen. Jehovah, uw God, is in uw midden. Als een Machtige zal hij redden. Hij zal met verheuging uitbundige vreugde over u hebben” (Zef. 3:16, 17). Zijn drukke volk loopt over van vreugde wegens zulk een zegen en voorspoed. Degenen die er moeite voor doen Gods wil te doen, worden dan ook door Jehóvah gesteund en gesterkt. — Fil. 4:13.
SOMMIGEN VERONTSCHULDIGEN ZICH
6. Op welke manieren blijven sommigen zich aan hun verplichtingen onttrekken?
6 Er zijn talloos veel manieren waarop mensen blijven vragen hen te willen verontschuldigen verantwoordelijkheid op zich te nemen. Door de gevallen menselijke aard is men geneigd de weg van de minste weerstand te volgen, en daarom is het heel gewoon over vaders te horen die in gebreke blijven hun gezin te ondersteunen en zelfs te horen dat moeders hun ongewenste kinderen in de steek laten of afstaan, hetgeen ook van de talloze ongehuwde tiener-vaders gezegd kan worden die kinderen verwekken zonder de verantwoordelijkheid van het huwelijk op zich te nemen. Zelfs opgedragen christenen dienen op hun hoede te zijn voor deze algemene tendens zich aan de verplichtingen van het leven te onttrekken.
7. (a) Welke soort van redenatie heeft gewoonlijk tot gevolg dat men vraagt zich te willen verontschuldigen? (b) Wiens wil moet altijd gedaan worden?
7 Trachten zich te onttrekken aan wat men dient te doen of minder van zichzelf te geven dan men beloofd heeft, is gewoonlijk aan een gebrekkige, menselijke redenatie te wijten. Dit was het geval met Petrus, die Jezus eens zelfs dringend verzocht zich aan zijn taak te onttrekken. Zijn bedoelingen kunnen best goed geweest zijn, maar wat was dit een slechte raad! „Jezus Christus [begon] zijn discipelen duidelijk te maken dat hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden van de zijde van de oudere mannen en overpriesters en schriftgeleerden, en dat hij gedood en op de derde dag opgewekt zou worden. Hierop nam Petrus hem terzijde en begon hem te bestraffen, terwijl hij zei: ’Wees goed voor uzelf, Heer; u zult deze bestemming geenszins hebben.’ Maar zich omkerend, zei hij tot Petrus: ’Ga achter mij, Satan! Gij zijt een struikelblok voor mij, want gij denkt niet Gods gedachten, maar die der mensen’” (Matth. 16:21-23). Ja, onderscheid wat Jehovah’s wil is, en weerhoud u er dan niet van die te doen. „Vertrouw op Jehovah met heel uw hart en steun niet op uw eigen verstand. Sla in al uw wegen acht op hem, en híj zal uw paden recht maken.” — Spr. 3:5, 6.
8. Wat kunnen wij uit wat Jona overkwam leren met betrekking tot iemands verzoek hem te willen verontschuldigen?
8 Soms is iemands verzoek hem te willen verontschuldigen alleen bekend aan hemzelf en aan God. Waarschijnlijk was dat het geval met Jona, toen hij zich onttrok aan zijn diensttoewijzing, zijn opdracht de grote stad Ninevé voor de naderende ondergang te waarschuwen (Jona 1:1 — 3:10). Maar Jehovah liet dit niet ongestraft toe. Na streng onderricht ontvangen te hebben, luisterde Jona de tweede keer naar God en hij „[stond] op en ging naar Ninevé, overeenkomstig het woord van Jehovah”. Wat een dramatische en spectaculaire gebeurtenissen had dit tot gevolg! „De mannen van Ninevé gingen geloof stellen in God en zij kondigden voorts een vasten af en deden zakken aan, van de grootste onder hen tot zelfs de geringste onder hen. De ware God nu zag hun werken, dat zij zich hadden afgekeerd van hun slechte weg; en dus gevoelde de ware God spijt over de rampspoed die hij had gezegd hun te zullen aandoen; en hij deed het niet” (Jona 3:5, 10). Het zal nu waarschijnlijk niet betekenen dat een gehele stad gered zal worden, maar bereidheid om een toewijzing van Jehovah ten uitvoer te brengen, is altijd de handelwijze die van wijsheid getuigt.
9, 10. Waarom dienen wij in de bediening te volharden, in tegenstelling tot wie?
9 Als u uw leven aan Jehovah hebt opgedragen, blijf uw werk dan loyaal verrichten. Maak u er niet evenals Jona schuldig aan uw taak te verzaken of uw post te verlaten. Een nieuwsbericht vermeldt dat elk jaar alleen al in de Verenigde Staten ongeveer 800 rooms-katholieke priesters, broeders en nonnen de actieve bediening verlaten. Een typerende opmerking uit de mond van een van hen, is: „De huidige vormen van de bediening zijn mijns inziens niet levensvatbaar. Ik zal een vorm moeten vinden die dit wel is” (New York Times, 8 maart 1969). De ernst van de draagwijdte van deze tendens werd in de Long Island Press van 27 september 1971 te kennen gegeven: „Tenzij er een keer komt in de huidige tendenties zal de katholieke priesterschap in de Verenigde Staten ’een overwicht aan oudere mannen hebben’ en mogelijk niet ’als een levensvatbare kracht in onze maatschappij kunnen blijven bestaan’. . . . In 1970 gingen er op elke 10 ordinaties 23 priesters verloren.”
10 Nog een aspect van veler vraag hen te willen verontschuldigen wordt onthuld in een speciaal bericht uit Rome voor de New York Times, gedateerd 27 april 1971 en getiteld „Een dringend verzoek om meer priesters voor Rome’s achterbuurten”. „De vicaris [van Rome, kardinaal Dellacqua] merkte op dat in deze wereldstad van bijna drie miljoen mensen en 500 kerken minstens 8000 rooms-katholieke priesters woonachtig zijn, maar dat slechts twaalf geestelijken in de rommelige krottenwijken dienst verrichten.
HET ’GROTE AVONDMAAL’
11. Hoe is Jezus’ gelijkenis van een groot avondmaal, in Lukas 14, van toepassing?
11 Wat het betekent verontschuldigd te willen worden, legt Jezus in de gelijkenis van een groot avondmaal uit: „Een zeker mens rechtte een groot avondmaal aan en nodigde velen uit. En op het uur van het avondmaal zond hij zijn slaaf uit om tot de genodigden te zeggen: ’Komt, want alle dingen zijn nu gereed.’ Maar zij begonnen zich allen gemeenschappelijk te verontschuldigen. De eerste zei tot hem: ’Ik heb een veld gekocht en moet het noodzakelijk gaan bekijken; ik vraag u: Verontschuldig mij.’ En een ander zei: ’Ik heb vijf span runderen gekocht en ga ze keuren; ik vraag u: Verontschuldig mij.’ Weer een ander zei: ’Ik heb pas een vrouw getrouwd en daarom kan ik niet komen.’” Er waren velen uitgenodigd, maar omdat zij niet wilden komen, ’begonnen zij zich te verontschuldigen’ en excuses te bedenken. Eén zei dat hij het vee moest keuren dat hij had gekocht. Welnu, welke landman zou vee kopen, vooral ploegdieren, zonder ze gezien en geïnspecteerd te hebben? De ’zekere man’ doorzag hun ondeugdelijke excuses dan ook en liet zich niet bedriegen; zij vroegen louter hen te willen verontschuldigen. — Luk. 14:16-20.
12. Leg uit welke les er geleerd kan worden uit wat de edelmoedige behoeftige weduwe bijdroeg?
12 Indien wij Jehovah van ganser harte zijn toegewijd, dienen wij alle verontschuldigingen opzij te zetten en onze dienst voor hem op de eerste plaats te stellen. Toch kunnen enkele uren velddienst heel welbehaaglijk zijn in Jehovah’s ogen als dat alles is waartoe wij in staat zijn. Jezus lette eens op toen mensen geld in de schatkist van de tempel wierpen. Rijke personen wierpen er veel geldstukken in, maar hij kwam het meest onder de indruk van de oprechte edelmoedigheid van een behoeftige weduwe, die slechts twee geldstukjes van zeer weinig waarde in de schatkist liet vallen (Mark. 12:41-44). Niet allen kunnen evenveel tijd aan de velddienst besteden, en in het geval van sommigen kunnen één of twee uur een edelmoedige bijdrage betekenen.
13. Wat kan het tot resultaat hebben als iemand bereidwillig verantwoordelijkheid op zich neemt in het dienen van Jehovah?
13 Een eerlijke beschouwing van iemands vermogens, middelen en omstandigheden nadat hij zijn leven aan Jehovah heeft opgedragen, kan ertoe leiden dat hij de pioniersdienst ingaat. Velen die er door liefde voor Jehovah en een verlangen hun opdrachtsgelofte volledig na te komen, toe werden bewogen deze stap te doen, zijn bijzonder gezegend. Anderen, die er niet tevreden mee zijn slechts een klein aandeel aan het predikings- en onderwijzingswerk te hebben, zijn in de gelegenheid te verhuizen en te dienen waar hulp speciaal noodzakelijk is, en de resultaten zijn overweldigend. De levensomstandigheden zijn misschien primitiever en de afstanden die afgelegd moeten worden, zijn misschien groot, maar ondanks zulk een extra inspanning en zelfs ontberingen zegent Jehovah degenen die aldus het initiatief nemen om hun liefde voor hem te bewijzen en hij verschaft de kracht om het werk tot stand te brengen. — 2 Kor. 4:7; 1 Kor. 2:4, 5; Ef. 3:20, 21.
14. (a) Hoe kan iedereen zijn eigen vracht dragen? (b) Illustreer de reden waarom men de kosten dient te berekenen.
14 Wij allemaal, of wij nu jaren van ervaring achter ons hebben liggen of nieuw zijn, worden ertoe aangemoedigd ’onze eigen vracht te dragen’ (Gal. 6:5). Bestudeert u de bijbel nu reeds enkele maanden en hebt u al iets geleerd over de goddelijke vereisten van opdracht en doop? ’Dat zal werk voor mij betekenen’, zult u zeggen; ’het zal me iets kosten in de vorm van tijd en moeite.’ Dat is waar, maar is het dat niet waard? Dient men bovendien niet „de kosten te berekenen”? Ja, niemand wil ergens mee beginnen als hij het niet kan afmaken (Luk. 14:28-30). Maar door krachtige aansporingen en illustraties te geven, spoorde Jezus christenen ertoe aan progressief te zijn, dienstgelegenheden als een voorrecht te bezien en niet te denken dat een symbolisch aandeel aan de bediening voldoende is. — Zie „Uw woord is een lamp voor mijn voet”, de bladzijden 183-189.
HEEL ERG DRUK MAAR GELUKKIG
15. Wat kan uit Paulus’ ervaringen geleerd worden?
15 Het is waar dat het leven van een christen geen leven van ledigheid is, maar het is een voldoening schenkend en gelukkig leven. Paulus’ loopbaan vormt hier een voorbeeld van. In Handelingen 14:20-22 staan enkele van zijn gezegende ervaringen: „Hij [vertrok] met Barnabas naar Derbe. En nadat zij het goede nieuws aan die stad hadden bekendgemaakt en vrij veel discipelen hadden gemaakt, keerden zij naar Lystra en Ikónium en Antiochíë terug en versterkten de zielen der discipelen, terwijl zij hen ertoe aanmoedigden in het geloof te blijven.” Paulus was een onvermoeibare werker die nooit aan vermoeidheid scheen toe te geven. Wat een buitengewoon bericht van ijver! (2 Kor. 11:23-27). Hij maakte zich er nooit van af hard te werken en leed veel ontberingen, maar hij doorstond alles vreugdevol: „Wat mij betreft, ik zal heel graag de kosten dragen en volledig ten koste worden gelegd voor uw zielen. Als ik u des te overvloediger liefheb, moet ik dan des te minder bemind worden?” (2 Kor. 12:15). Ontberingen en lijden beroofden hem niet van geluk of maakten hem niet ontevreden. Hij werd door zijn voorrechten en prestaties geschraagd en verkwikt en was er altijd vlug bij anderen, die ook hard werkten, eer toe te kennen. — 2 Tim. 4:7, 8; Rom. 16:12.
16. Wat zijn enkele van de manieren waarop iemand verantwoordelijkheid kan aanvaarden?
16 Welnu broeders en zusters, aanvaardt u verantwoordelijkheid in de velddienst en in het schenken van hulp aan uw broeders en zusters in de gemeente, en doet u dit bereidwillig en graag, of verontschuldigt u zich en onttrekt u zich aan dit werk? Dit is een kwestie die iedereen persoonlijk onder de ogen moet zien. Bent u snel bereid een toewijzing voor een aandeel aan de gemeentevergaderingen te aanvaarden? Wanneer u een toewijzing ontvangt, behartigt u deze dan getrouw door u er volledig op voor te bereiden, te repeteren en uw aandeel aan de gemeentevergadering op een van waardering getuigende wijze ten gehore te brengen? Dit is ongetwijfeld het geval, en dit is prijzenswaardig. Uw liefdevolle krachtsinspanningen zullen door uw broeders en zusters in de gemeente heel erg gewaardeerd worden. Deelneming aan de vergaderingen is voor allen waardevol, versterkend en opbouwend, ook al geeft men slechts een goed overdacht vrijwillig commentaar of antwoord op een vraag. — Hebr. 10:23-25.
17. Hoe kan een broeder op extra dienstgelegenheden in de gemeente reageren?
17 Hoe hebt u gereageerd op de gelegenheid in uw gemeente te trachten een opzienersambt te verkrijgen, wat inderdaad een voortreffelijk werk is? (1 Tim. 3:1) Hebt u stappen gedaan om hiervoor de bekwaamheden te ontwikkelen en hebt u zich bereidwillig en geestdriftig beschikbaar gesteld? Waarschijnlijk heeft men uw bereidwilligheid opgemerkt of zal deze opgemerkt worden en zal er in overeenstemming mee worden gehandeld, hetgeen meerdere zegeningen voor u zal afwerpen, terwijl u zeer beslist zult bemerken dat u goed werk verricht en rijk bent in juiste werken. „Weidt de kudde Gods die aan uw zorg is toevertrouwd, niet onder dwang, maar gewillig; noch uit liefde voor oneerlijke winst, maar bereidwillig; noch als heersend over hen die Gods erfdeel zijn, maar voorbeelden voor de kudde wordend. En wanneer de opperherder openbaar is gemaakt, zult gij de onverwelkelijke kroon der heerlijkheid ontvangen.” — 1 Petr. 5:2-4; 1 Tim. 6:17,18.
NU DE TIJD OM U ’KRACHTIG IN TE SPANNEN’
18. Welke geesteshouding dient een christen met het oog op de laatheid van de tijd te bezitten?
18 Door onze bijbelstudie hebben wij geleerd dat wij ver in de „tijd van het einde” leven. Overal om ons heen zien wij de bewijzen die bevestigen wat de bijbel ons over de kortheid ervan zegt. Het is er voor een christen dan ook beslist niet de tijd voor te vragen hem te willen verontschuldigen. Hij dient veeleer een geesteshouding van geestdriftige en progressieve bereidwilligheid te hebben om zoveel mogelijk van zichzelf te geven. Waarom zou hij een limiet stellen op wat Jehovah misschien van hem vraagt als hij Jehovah zoveel verschuldigd is?
19. (a) Op welke manieren dienen wij niet te vragen ons te willen verontschuldigen? (b) Welk geven behaagt Jehovah het meest, en wat zal erdoor tot stand gebracht worden?
19 De bijbelse raad voor christenen om tot het einde toe naarstigheid aan de dag te leggen en niet traag te worden, is uiterst praktisch. Wij moeten deze niet in de wind slaan door ons er onwillig aan te onttrekken een volledig, redelijk aandeel aan de velddienst te hebben, door altijd bezwaren te maken wanneer onze broeders ons raad geven over de wijze waarop wij vorderingen in de dienst kunnen maken en hulp kunnen bieden in het verzorgen van de behoeften van de gemeente of door altijd in gebreke te blijven ons vrijwillig aan te bieden voor bepaalde dienstgelegenheden. „God heeft een blijmoedige gever lief”, zo wordt ons gezegd, en het behaagt Jehovah het meest wanneer mensen van ganser harte zoveel mogelijk van zichzelf geven door tijd aan zijn dienst te besteden (2 Kor. 9:6, 7). Aldus zult u resultaten voortbrengen die u zullen versterken en verkwikken. In Daily Life in Bible Times zegt de schrijver na enkele facetten van Paulus’ volle schema besproken te hebben: „Men vraagt zich af wanneer hij tijd vond om te eten en te slapen” (Blz. 308). Maar de schrijver begreep waar het om ging, want kort daarna vermeldt hij: „Al deze onverdroten inspanning en moeite leidde tot resultaten.” — Door A. E. Bailey (New York, 1943: Charles Scribner’s Sons).
20. Welke verzekeringen zijn er dat hard werk in de bediening de ijverige persoon vreugde schenkt?
20 Toen Jezus de christelijke bediening instelde, zei hij: „De oogst is wel groot, maar de werkers zijn weinigen. Smeekt daarom de Meester van de oogst werkers in zijn oogst uit te zenden.” Die eerste zeventig predikers genoten van de bediening en „keerden . . . vreugdevol terug” (Luk. 10:2, 17). Honderdduizenden volgen nu in hun schreden en de ijverigen vinden nog altijd vreugde in de bediening. „Indien gij deze dingen weet, gelukkig zijt gij als gij ze doet.” „Wie . . . tuurt in de volmaakte wet, die tot de vrijheid behoort, en daarbij blijft, die zal, omdat hij geen vergeetachtig hoorder maar een dader van het werk is geworden, gelukkig zijn wanneer hij het doet.” — Joh. 13:17; Jak. 1:25.
21. (a) Hoe kan men het vermijden zich met nutteloze werken bezig te houden? (b) Welke beloning wordt er beloofd aan degenen die niet vragen hen te willen verontschuldigen?
21 Hoewel heel veel werken die de mens in zijn leven doet, ijdel of nutteloos zijn, zijn werken die met de ware aanbidding in verband staan niet nutteloos en zullen ze niet „ijdel” zijn of teniet worden gedaan (Pred. 2:10, 11). Wanneer wij ons op Jehovah God verlaten, zullen onze werken beslist met succes bekroond worden. „Als Jehovah zelf het huis niet bouwt, is het tevergeefs dat de bouwers ervan er hard aan hebben gewerkt” (Ps. 127:1). Iemand die verstandig is, zal dezelfde conclusie trekken als Salomo: „Wentel uw werken op Jehóvah en uw plannen zullen stevig bevestigd worden” (Spr. 16:3). Jehovah merkt ons liefdewerk op en houdt het in gedachten, en hij geeft ons het volgende voorproefje van zijn beloofde beloning als wij niet vragen ons te willen verontschuldigen: „Zij zullen stellig huizen bouwen en bewonen, en zij zullen stellig wijngaarden planten en hun vrucht eten. Zij zullen niet bouwen en iemand anders het bewonen; zij zullen niet planten en iemand anders ervan eten. Want als de dagen van een boom zullen de dagen van mijn volk zijn, en het werk van hun eigen handen zullen mijn uitverkorenen geheel verbruiken. Zij zullen niet voor niets zwoegen, noch zullen zij baren tot ontsteltenis, want zij zijn het nageslacht bestaande uit de uitverkorenen van Jehovah, en hun nakomelingen met hen.” — Jes. 65:21-23; zie ook Leviticus 26:3-5; Deuteronomium 28:4.
22. Wie heeft ons uitgenodigd zijn discipelen te zijn, en wat zal ons ten deel vallen als wij hier gunstig op reageren?
22 Ondertussen zal hard werk in de velddienst en met uw gemeente u niet uitputten maar ervoor zorgen dat u actief, gezond in het geloof, gelukkig en verkwikt blijft. „Komt allen tot mij die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal u verkwikken. Neemt mijn juk op u en wordt mijn discipelen, want ik ben zachtaardig en ootmoedig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel. Want mijn juk is weldadig en mijn vracht is licht.” — Matth. 11:28-30.
23. (a) Wat kunnen wij in deze kritieke tijd ter bescherming doen? (b) Waarom zullen wij hard blijven werken en ons blijven inspannen?
23 Wij blijken thans inderdaad in de „kritieke tijden” te leven „die moeilijk zijn door te komen”, terwijl de mensen thans over het algemeen veeleer liefhebbers van genoegens dan liefhebbers van God en godvruchtige werken zijn (2 Tim. 3:1, 4, 5). Bescherm uzelf door druk bezig te blijven in de bediening. „Ja, wie is de mens die u schade zal berokkenen indien gij u voor het goede gaat beijveren? Maar ook al zoudt gij lijden ter wille van rechtvaardigheid, gij zijt gelukkig. Vreest echter niet het voorwerp van hun vrees en wordt ook niet verontrust” (1 Petr. 3:13, 14). Vraag niet u te willen verontschuldigen; blijf u krachtig inspannen. „Want hiertoe werken wij hard en spannen wij ons in, omdat wij onze hoop hebben gevestigd op een levende God, die een Redder is van alle soorten van mensen, in het bijzonder van getrouwen.” — 1 Tim. 4:10.
[Illustraties op blz. 402]
Zoals Jezus aantoonde, voeren degenen die ’vragen hen te willen verontschuldigen’ gunstig op Gods uitnodiging te reageren, doorzichtige excuses aan
[Illustratie op blz. 403]
Bent u werkelijk ijverig in de velddienst, of verricht u slechts een symbolische dienst?
[Illustratie op blz. 404]
Onze opzieners verrichten zo bereidwillig dienst. Waarom ben ik terughoudend? Waarom doe ik niet mijn best om aan de vereisten te voldoen, zodat ook ik mijn broeders beter kan dienen?