De waardige rol van vrouwen onder Gods vroege dienstknechten
„Verder zei Jehovah God: ’Het is niet goed dat de mens alleen blijft. Ik zal een hulp voor hem maken, als zijn tegenhanger.’” — GENESIS 2:18.
1. Hoe beschrijft een bijbels woordenboek het lot van vrouwen in de oudheid?
„NERGENS in het oude Middellandse-Zeegebied of het Nabije Oosten werd aan vrouwen de vrijheid toegekend die zij in de moderne westerse samenleving genieten. Het algemene patroon was er een van ondergeschiktheid van vrouwen aan mannen, net zoals slaven ondergeschikt waren aan de vrijen, en jongeren aan de ouderen. . . . Mannelijke kinderen werden hoger geacht dan vrouwelijke, en pasgeboren meisjes werden soms in de open lucht achtergelaten om te sterven door blootstelling aan kou.” Zo beschrijft een bijbels woordenboek het lot van vrouwen in de oudheid.
2, 3. (a) Wat is, volgens één rapport, de situatie voor veel vrouwen in deze tijd? (b) Welke vragen worden opgeworpen?
2 In veel delen van de wereld is de situatie thans niet veel beter. In 1994 werd in het jaarverslag van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken over mensenrechten voor het eerst de aandacht gevestigd op de behandeling van vrouwen. „Gegevens over 193 landen tonen aan dat dagelijkse discriminatie een realiteit is”, zo luidde de kop van een artikel in The New York Times over het rapport.
3 Omdat zeer veel vrouwen met diverse culturele achtergronden met de gemeenten van Jehovah’s volk wereldwijd verbonden zijn, rijzen er enkele vragen: Is de zojuist beschreven behandeling de soort bejegening die God oorspronkelijk voor vrouwen bedoeld had? Hoe werden vrouwen onder de aanbidders van Jehovah in bijbelse tijden bejegend? En hoe dienen vrouwen in deze tijd bejegend te worden?
„Een hulp” en een „tegenhanger”
4. Wat zei Jehovah nadat de eerste man enige tijd alleen was geweest in de hof van Eden, en wat deed God vervolgens?
4 Nadat Adam enige tijd alleen was geweest in de hof van Eden zei Jehovah: „Het is niet goed dat de mens alleen blijft. Ik zal een hulp voor hem maken, als zijn tegenhanger” (Genesis 2:18). Ook al was Adam een volmaakte man, toch was er iets anders nodig om het voornemen van de Schepper ten uitvoer te brengen. Om in deze behoefte te voorzien, schiep Jehovah de vrouw en voltrok hij het eerste huwelijk. — Genesis 2:21-24.
5. (a) Hoe wordt het met „hulp” weergegeven Hebreeuwse zelfstandig naamwoord vaak door de bijbelschrijvers gebruikt? (b) Wat wordt te kennen gegeven door het feit dat Jehovah de eerste vrouw een „tegenhanger” noemde?
5 Geven de woorden „hulp” en „tegenhanger” te kennen dat de rol die God aan de vrouw toewees vernederend was? Integendeel. Bijbelschrijvers passen het Hebreeuwse zelfstandig naamwoord (ʽeʹzer) dat met „hulp” of „helper” is vertaald, vaak op God toe. Jehovah blijkt bijvoorbeeld „onze hulp en ons schild” te zijn (Psalm 33:20; Exodus 18:4; Deuteronomium 33:7). In Hosea 13:9 lezen wij zelfs dat Jehovah zich Israëls „helper” noemt. Met betrekking tot het Hebreeuwse woord (neʹghedh) dat met „tegenhanger” is vertaald, legt een bijbelgeleerde uit: „De hulp die werd gezocht, is niet slechts assistentie bij het verrichten van zijn dagelijks werk of bij het voortbrengen van kinderen . . . maar de wederzijdse steun waarin kameraadschap voorziet.”
6. Wat werd na de schepping van de vrouw gezegd, en waarom?
6 Er ligt dus niets vernederends opgesloten in de benaming „hulp” en „tegenhanger” die Jehovah voor de vrouw gebruikte. De vrouw had haar eigen unieke mentale, emotionele en fysieke geaardheid. Zij was een passende tegenhanger, een bevredigende aanvulling voor de man. Man en vrouw verschilden van elkaar, maar beiden waren nodig om overeenkomstig het voornemen van de Schepper ’de aarde te vullen’. Kennelijk na de schepping van zowel de man als de vrouw „zag God alles wat hij gemaakt had en zie! het was zeer goed”. — Genesis 1:28, 31.
7, 8. (a) Welke invloed zou de intrede van de zonde in Eden op de rol van de vrouw hebben? (b) Welke vragen worden opgeworpen betreffende de vervulling van Genesis 3:16 onder aanbidders van Jehovah?
7 Toen de zonde haar intrede deed, veranderde de situatie voor de man en de vrouw. Jehovah veroordeelde hen beiden als zondaars. „Ik zal de smart van uw zwangerschap zeer doen toenemen”, zei Jehovah tot Eva, waarbij hij over de door hem toegelaten loop der dingen sprak alsof hij die had veroorzaakt. Hij voegde eraan toe: „Met barensweeën zult gij kinderen voortbrengen, en uw sterke begeerte zal naar uw man uitgaan, en hij zal over u heersen” (Genesis 3:16). Sindsdien zijn veel vrouwen vaak hardvochtig door hun man overheerst. In plaats van gewaardeerd te worden als een hulp en tegenhanger, zijn zij dikwijls meer als dienstbode of slavin behandeld.
8 Wat betekende de vervulling van Genesis 3:16 echter voor aanbidsters van Jehovah? Moesten zij genoegen nemen met een positie van inferioriteit en vernedering? Beslist niet! Maar hoe staat het met bijbelse verslagen waarin gewoonten en gebruiken met betrekking tot vrouwen aan de orde komen die in bepaalde samenlevingen in deze tijd onaanvaardbaar zouden kunnen lijken?
Bijbelse gebruiken begrijpen
9. Welke drie dingen moeten wij in gedachte houden wanneer wij gebruiken uit bijbelse tijden beschouwen die verband houden met vrouwen?
9 Vrouwen werden onder Gods dienstknechten in bijbelse tijden goed bejegend. Bij het beschouwen van in die tijd gangbare gebruiken met betrekking tot vrouwen is het natuurlijk nuttig enkele dingen in gedachte te houden. In de eerste plaats zij opgemerkt dat wanneer de bijbel melding maakt van onaangename situaties die zich wegens de zelfzuchtige overheersing door slechte mannen hebben ontwikkeld, dit niet wil zeggen dat God een dergelijke bejegening van vrouwen goedkeurde. Ten tweede kan gesteld worden dat hoewel Jehovah bepaalde gebruiken die onder zijn dienstknechten bestonden een tijdlang heeft getolereerd, hij ze ter bescherming van vrouwen wettelijk regelde. Ten derde moeten wij ervoor oppassen oude gewoonten overeenkomstig hedendaagse maatstaven te beoordelen. Bepaalde gebruiken die in de ogen van thans levende mensen onaangenaam zouden kunnen lijken, werden destijds door vrouwen niet noodzakelijkerwijs als vernederend bezien. Laten wij eens enkele voorbeelden beschouwen.
10. Hoe bezag Jehovah polygamie, en waaruit blijkt dat hij zijn oorspronkelijke maatstaf van monogamie nooit heeft laten varen?
10 Polygamie:a Volgens Jehovah’s oorspronkelijke voornemen zou een vrouw haar man niet met een andere vrouw delen. God schiep voor Adam slechts één vrouw (Genesis 2:21, 22). Na de opstand in Eden kwam polygamie voor het eerst in de geslachtslijn van Kaïn voor. Uiteindelijk raakte dit gebruik ingeburgerd en werd het door sommige aanbidders van Jehovah overgenomen (Genesis 4:19; 16:1-3; 29:21-28). Hoewel Jehovah polygamie toestond en dit gebruik ertoe bijdroeg Israëls bevolking te doen toenemen, toonde hij consideratie voor vrouwen door polygamie wettelijk te regelen, zodat vrouwen en hun kinderen beschermd zouden worden (Exodus 21:10, 11; Deuteronomium 21:15-17). Bovendien heeft Jehovah zijn oorspronkelijke maatstaf van monogamie nooit laten varen. Noach en zijn zonen, ten aanzien van wie het gebod om ’vruchtbaar te zijn en de aarde te vullen’ werd herhaald, leefden allen monogaam (Genesis 7:7; 9:1; 2 Petrus 2:5). Toen God in symbolische taal te kennen gaf in welke verhouding hij tot Israël stond, beeldde hij zich als een monogame echtgenoot af (Jesaja 54:1, 5). Bovendien werd Gods oorspronkelijke maatstaf van monogamie door Jezus Christus hersteld en in de vroege christelijke gemeente gehanteerd. — Mattheüs 19:4-8; 1 Timotheüs 3:2, 12.
11. Waarom werd er in bijbelse tijden een bruidsprijs betaald, en was dit vernederend voor vrouwen?
11 Een bruidsprijs betalen: In het boek Ancient Israel — Its Life and Institutions wordt verklaard: „Deze verplichting om een som geld, of het equivalent ervan, aan de familie van het meisje te betalen, maakt uiteraard dat het Israëlitische huwelijk het aanzien heeft van een koop. Maar de [bruidsprijs] schijnt niet zozeer de prijs te zijn die voor de vrouw werd betaald als wel een schadeloosstelling die aan de familie werd gegeven.” (Wij cursiveren.) Het betalen van een bruidsprijs had dus ten doel de familie waaruit de vrouw afkomstig was, schadeloos te stellen voor het verlies van haar diensten en voor de inspanningen die de familie zich had getroost en de kosten die zij hadden gemaakt om voor haar te zorgen. Het was, in plaats van vernederend te zijn voor de vrouw, veeleer een bevestiging van haar waarde voor haar familie. — Genesis 34:11, 12; Exodus 22:16; zie De Wachttoren van 15 januari 1989, blz. 21-24.
12. (a) Hoe werden gehuwde mannen en vrouwen soms in de Schrift genoemd, en waren deze uitdrukkingen beledigend voor vrouwen? (b) Wat is opmerkenswaard in verband met de termen die Jehovah in Eden bezigde? (Zie voetnoot.)
12 Echtgenoten als „eigenaars”: Een incident dat zich omstreeks 1918 v.G.T. in het leven van Abraham en Sara voordeed, geeft te kennen dat het in hun tijd blijkbaar gebruikelijk was geworden een gehuwde man als de „eigenaar” (Hebreeuws: baʹʽal) en een gehuwde vrouw als ’degene in eigendom’ (Hebreeuws: beʽoe·lahʹ) te bezien (Genesis 20:3). Deze uitdrukkingen worden daarna af en toe in de Schrift gebruikt, en er zijn geen aanwijzingen dat voorchristelijke vrouwen ze beledigend vonden (Deuteronomium 22:22).b Vrouwen mochten echter niet als goederen behandeld worden. Een bezit of vermogen kon gekocht, verkocht en zelfs geërfd worden, maar een echtgenote niet. „Het erfdeel der vaderen is een huis en vermogen,” luidt een bijbelse spreuk, „maar een beleidvolle vrouw is van Jehovah.” — Spreuken 19:14; Deuteronomium 21:14.
Een waardige rol
13. Welke uitwerking had het op vrouwen wanneer godvrezende mannen Jehovah’s voorbeeld volgden en zijn wet gehoorzaamden?
13 Wat was derhalve de rol van vrouwen onder Gods dienstknechten in voorchristelijke tijden? Hoe werden zij bezien en bejegend? Eenvoudig gesteld: wanneer godvrezende mannen Jehovah’s voorbeeld volgden en zijn wet gehoorzaamden, behielden vrouwen hun waardigheid en genoten zij veel rechten en voorrechten.
14, 15. Welke aanwijzingen zijn er dat vrouwen in Israël werden gerespecteerd, en waarom kon Jehovah terecht van zijn mannelijke aanbidders verwachten dat zij hen zouden respecteren?
14 Vrouwen moesten worden gerespecteerd. Gods wet aan Israël gebood dat zowel de vader als de moeder gerespecteerd moest worden (Exodus 20:12; 21:15, 17). In Leviticus 19:3 staat: „Ieder van u dient zijn moeder en zijn vader te vrezen.” Toen Bathseba bij een zekere gelegenheid haar zoon Salomo benaderde, ’stond de koning dadelijk op om haar tegemoet te gaan en boog hij zich voor haar neer’ als teken van respect (1 Koningen 2:19). In de Encyclopaedia Judaica wordt opgemerkt: „Dat in profetieën Gods liefde voor Israël vergeleken wordt met de liefde van een man voor zijn vrouw zou alleen mogelijk zijn in een samenleving waarin vrouwen werden gerespecteerd.”
15 Jehovah verwacht van zijn mannelijke aanbidders dat zij vrouwen respecteren, omdat hij dit ook doet. Aanwijzingen hieromtrent worden aangetroffen in schriftplaatsen waarin Jehovah de ervaringen van vrouwen illustratief gebruikt en zijn eigen gevoelens met die van vrouwen vergelijkt (Jesaja 42:14; 49:15; 66:13). Dit helpt lezers te begrijpen wat er in Jehovah omgaat. Het is interessant dat de Hebreeuwse uitdrukking voor „barmhartigheid” of „medelijden”, die Jehovah op zichzelf toepast, nauw verwant is met het woord voor „baarmoeder” en als „moedergevoel” beschreven kan worden. — Exodus 33:19; Jesaja 54:7.
16. Welke voorbeelden tonen aan dat de raad van godvruchtige vrouwen op prijs werd gesteld?
16 De raad van godvruchtige vrouwen werd op prijs gesteld. Toen de godvrezende Abraham bij een zekere gelegenheid aarzelde om de raad van zijn godvruchtige vrouw, Sara, op te volgen, zei Jehovah tot hem: „Luister naar haar stem” (Genesis 21:10-12). De Hethitische vrouwen van Esau „waren een bron van bitterheid des geestes voor Isaäk en Rebekka”. Na verloop van tijd gaf Rebekka uiting aan het verdriet dat zij zou ervaren als hun zoon Jakob een Hethitische zou trouwen. Hoe reageerde Isaäk hierop? „Dientengevolge”, zo luidt het verslag, „riep Isaäk Jakob en zegende hem en gebood hem en zei tot hem: ’Gij moogt geen vrouw uit de dochters van Kanaän nemen.’” Ja, hoewel Rebekka geen rechtstreekse raad had gegeven, nam haar man een beslissing waarbij rekening werd gehouden met haar gevoelens (Genesis 26:34, 35; 27:46; 28:1). Koning David vermeed later bloedschuld omdat hij naar het pleidooi van Abigaïl luisterde. — 1 Samuël 25:32-35.
17. Waaruit blijkt dat vrouwen een mate van gezag uitoefenden in het gezin?
17 Vrouwen oefenden in het gezin een mate van gezag uit. Kinderen kregen de aansporing: „Luister, mijn zoon, naar het strenge onderricht van uw vader en verlaat de wet van uw moeder niet” (Spreuken 1:8). De beschrijving van de „bekwame vrouw” in Spreuken hoofdstuk 31 onthult dat een ijverige gehuwde vrouw niet alleen een huishouden bestuurde, maar wellicht ook transacties uitvoerde waarbij de aankoop van onroerend goed betrokken was, een produktief veld exploiteerde, een bedrijfje runde en bekendstond om haar woorden van wijsheid. Het allerbelangrijkste was dat de vrouw die lof verdiende, eerbiedige vrees voor Jehovah had. Geen wonder dat de waarde van zo’n vrouw „die van koralen ver te boven” ging! Kostbaar rood koraal werd zeer gewaardeerd voor sieraden en decoratieve doeleinden. — Spreuken 31:10-31.
Vrouwen die Gods speciale gunst ontvingen
18. Op welke manieren werd aan bepaalde vrouwen in bijbelse tijden speciale gunst betoond?
18 Jehovah’s achting voor vrouwen werd weerspiegeld in de speciale gunst die hij in bijbelse tijden aan sommigen van hen betoonde. Hagar, Sara en de vrouw van Manoah kregen bezoek van engelen die goddelijke richtlijnen aan hen meedeelden (Genesis 16:7-12; 18:9-15; Rechters 13:2-5). Er waren „dienstdoende vrouwen” in de tabernakel en zangeressen aan Salomo’s hof. — Exodus 38:8; 1 Samuël 2:22; Prediker 2:8.
19. Hoe heeft Jehovah zich soms door vrouwen laten vertegenwoordigen?
19 Verscheidene malen in Israëls geschiedenis heeft Jehovah zich van een vrouw bediend om hem te vertegenwoordigen of voor hem te spreken. Over de profetes Debora lezen wij: „De zonen van Israël waren gewoon naar haar op te gaan voor een rechterlijke uitspraak” (Rechters 4:5). Nadat Israël de Kanaänitische koning Jabin had verslagen, genoot Debora een werkelijk bijzonder voorrecht. Het overwinningslied dat uiteindelijk deel is gaan uitmaken van Jehovah’s geïnspireerde verslag is kennelijk, op zijn minst ten dele, door haar gecomponeerd (Rechters hfdst. 5).c Eeuwen later zond koning Josia een delegatie, onder wie zich ook de hogepriester bevond, naar de profetes Hulda om Jehovah te raadplegen. Hulda kon met gezag antwoorden: „Dit heeft Jehovah, de God van Israël, gezegd” (2 Koningen 22:11-15). Bij die gelegenheid gelastte de koning de delegatie om naar een profetes te gaan, maar dit gebeurde teneinde Jehovah’s leiding te zoeken. — Vergelijk Maleachi 2:7.
20. Welke voorbeelden duiden op Jehovah’s zorg voor de gevoelens en het welzijn van vrouwen?
20 Jehovah’s zorg voor het welzijn van vrouwen blijkt uit de voorvallen waarin hij handelend ten behoeve van enkele van zijn vrouwelijke aanbidders optrad. Tweemaal kwam hij tussenbeide om Abrahams mooie vrouw, Sara, voor verkrachting te behoeden (Genesis 12:14-20; 20:1-7). God betoonde Jakobs minder geliefde vrouw, Lea, gunst door ’haar schoot te openen’, zodat zij een zoon baarde (Genesis 29:31, 32). Toen twee godvrezende Israëlitische vroedvrouwen hun leven riskeerden om Hebreeuwse jongetjes in Egypte tegen kindermoord te beschermen, toonde Jehovah zijn waardering door ’hun later gezinnen te schenken’ (Exodus 1:17, 20, 21). Hij verhoorde ook Hanna’s vurige gebed (1 Samuël 1:10, 20). En toen de weduwe van een profeet te maken kreeg met een schuldeiser die op het punt stond haar kinderen weg te halen ter betaling van haar schuld, liet Jehovah haar niet in de steek. Liefdevol stelde God de profeet Elisa in staat haar olievoorraad te vermenigvuldigen, zodat zij de schuld kon betalen. Aldus behield zij haar gezin en haar waardigheid. — Exodus 22:22, 23; 2 Koningen 4:1-7.
21. Welk evenwichtige beeld omtrent de situatie van vrouwen wordt in de Hebreeuwse Geschriften gepresenteerd?
21 De Hebreeuwse Geschriften moedigen er dus beslist niet toe aan vrouwen met geringschatting te bezien, maar presenteren juist een evenwichtig beeld van hun situatie onder Gods dienstknechten. Hoewel Jehovah zijn vrouwelijke aanbidders niet heeft behoed voor de vervulling van Genesis 3:16, hebben godvruchtige mannen, in navolging van Jehovah’s voorbeeld en gehoor gevend aan zijn wet, vrouwen met waardigheid en respect bejegend.
22. Welke verandering in de rol van vrouwen was er gekomen tegen de tijd dat Jezus op aarde was, en welke vragen worden er gesteld?
22 In de eeuwen na de voltooiing van de Hebreeuwse Geschriften is de rol van vrouwen onder de joden veranderd. Tegen de tijd dat Jezus op aarde verscheen, hadden rabbijnse tradities vrouwen zeer beperkt in hun religieuze voorrechten en hun maatschappelijke leven. Oefenden zulke tradities invloed uit op de manier waarop Jezus met vrouwen omging? Hoe dienen christelijke vrouwen in deze tijd bejegend te worden? Deze vragen zullen in het volgende artikel worden besproken.
[Voetnoten]
a Volgens Webster’s Ninth New Collegiate Dictionary heeft „polygamie” betrekking op een „huwelijk waarin een echtgenoot of echtgenote terzelfder tijd meer dan één partner heeft”. De specifiekere term „polygynie” wordt gedefinieerd als „de situatie of gewoonte dat een man tegelijkertijd meer dan één echtgenote of vrouwelijke partner heeft”.
b In de Hebreeuwse Geschriften worden gehuwde mannen en vrouwen veel vaker „echtgenoot” of „man” (Hebreeuws: ʼisj) en „echtgenote” of „vrouw” (Hebreeuws: ʼisj·sjahʹ) genoemd. In Eden bezigde Jehovah bijvoorbeeld niet de uitdrukkingen „eigenaar” en ’degene in eigendom’, maar „man” en „vrouw” (Genesis 2:24; 3:16, 17). Hosea’s profetie voorzei dat Israël na de terugkeer uit de ballingschap Jehovah berouwvol „Mijn echtgenoot” en niet langer „Mijn eigenaar” zou noemen. Dit zou erop kunnen duiden dat de term „echtgenoot” liefelijker klonk dan „eigenaar”. — Hosea 2:16.
c Opmerkenswaard is het gebruik van de eerste persoon met betrekking tot Debora in Rechters 5:7.
Wat zou u antwoorden?
◻ Wat geven de woorden „hulp” en „tegenhanger” te kennen over de rol die God aan de vrouw heeft toegewezen?
◻ Wat dienen wij in gedachte te houden wanneer wij gebruiken uit bijbelse tijden beschouwen die verband houden met vrouwen?
◻ Waaruit blijkt dat vrouwen onder Gods dienstknechten in de oudheid een waardige rol vervulden?
◻ Op welke manieren heeft Jehovah vrouwen in voorchristelijke tijden speciale gunst betoond?