BEENDEREN, GEBEENTE
Deze bestaan uit levend weefsel en vormen een stevig geraamte in het lichaam van gewervelde dieren en de mens. De bouw van het menselijk lichaam is te ingewikkeld om volledig door geleerden begrepen te worden. Ja, het skelet van de mens is ’samengeweven’ uit meer dan 200 beenderen en hun pezen (Job 10:11; Pr 11:5). Beenderen zijn, gerekend naar het gewicht, sterker dan staal, en hun constructie is te vergelijken met gewapend beton. In zijn beschrijving van de „Behemoth” zegt Jehovah dan ook: „Zijn beenderen zijn koperen buizen; zijn sterke beenderen zijn als stangen van gesmeed ijzer” (Job 40:15, 18). Deze beschrijving past heel goed bij het nijlpaard, wiens kolossale gewicht van zo’n 2300-3600 kg wordt gedragen door de beenderen van zijn korte, sterke poten en zwaargebouwde heupen.
Het gewone Hebreeuwse woord voor „been” of „gebeente” is ʽeʹtsem (Ge 2:23); een synoniem is geʹrem (Sp 25:15). De Griekse term is oʹste·on. — Jo 19:36.
Eva, de eerste vrouw, werd uit een rib van Adam geformeerd. Dit was heel passend daar beenderen de basis van het lichaam vormen, volledig uit levende cellen zijn opgebouwd en bloedcellen produceren. Adam kon naar waarheid over Eva zeggen: „Dit is eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees.” Zij was de meest naaste bloedverwant van Adam (Ge 2:22, 23). Een soortgelijke uitdrukking wordt verscheidene malen in de Schrift gebruikt om naaste verwantschap aan te duiden. — Ge 29:14; Re 9:2; 2Sa 5:1; 19:12; 1Kr 11:1.
Geloofversterkende getuigenissen. Jozef wist dat het enige tijd zou duren voordat God Israël uit Egypte zou leiden en hen in Kanaän zou doen wonen. Vol geloof, en als een getuigenis aan Israël, beval hij dat zijn gebeente meegenomen zou worden wanneer Israël uittrok (Ge 50:25; Heb 11:22). Israël hield dit in gedachte, en Mozes voerde het bevel uit toen hij Israël uit Egypte leidde (Ex 13:19). Jozefs gebeente werd uiteindelijk in Sichem, in het veld dat Jakob had gekocht, begraven. — Joz 24:32.
Een wonder dat in verband met Elisa (na zijn dood) gebeurde, was dat een man wiens dode lichaam in de grafstede van Elisa was geworpen en met zijn gebeente in aanraking kwam, onmiddellijk weer levend werd. Dit was een bewijs dat Elisa’s wonderen door Gods kracht en niet in eigen kracht waren verricht, en het vormde een krachtig getuigenis of een bezegeling van het feit dat Elisa werkelijk Gods getrouwe profeet was. — 2Kon 13:20, 21.
Jezus verscheen na zijn opstanding aan enkele van zijn discipelen, die dachten dat zij een geest zagen. Ter geruststelling van hen zei Jezus: „Betast mij en ziet, want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals gij aanschouwt dat ik heb” (Lu 24:39). Dat Jezus niet zei dat hij vlees en bloed was, heeft sommigen doen beweren dat hij een „vergeestelijkt” lichaam van vlees en beenderen had, maar zonder bloed. Er bestaat geen grond voor deze bewering, want de discipelen konden zien dat hij beenderen en vlees bezat, maar uit zijn lichaam vloeide geen bloed waarop hij hun aandacht had kunnen vestigen. Doordat Jezus aldus aan de elf apostelen en de anderen die bij die gelegenheid met hen bijeenwaren verscheen, konden zij er getuigenis van afleggen dat hij werkelijk tot leven was opgewekt en dat de discipelen niet aan hallucinaties leden toen zij verklaarden dat hij was opgestaan.
Onreinheid. Onder de Mozaïsche wet werd iemand die een dood lichaam, een mensenbeen of een grafstede had aangeraakt, in religieus opzicht zeven dagen als onrein beschouwd (Nu 19:16). Koning Josia bond de strijd aan tegen de valse aanbidding door de plaatsen waar heilige palen voor heidense aanbidding hadden gestaan met mensenbeenderen op te vullen en de beenderen uit grafsteden op de altaren te verbranden, waardoor hij deze verontreinigde en ongeschikt voor gebruik maakte. — 2Kon 23:14, 16, 19; 2Kr 34:5.
Figuurlijk gebruik. De bijbel beklemtoont, wanneer daarin over beenderen wordt gesproken, hoe uiterst belangrijk ze in letterlijke zin zijn voor iemands fysieke gezondheid en in figuurlijke zin voor iemands geestelijke gezondheid. De beenderen vormen het inwendige geraamte dat het lichaam ondersteunt, en als zodanig worden ze in de bijbel overdrachtelijk gebruikt als een afbeelding van iemands gehele persoon, vooral wanneer hij door intense gevoelens en emoties wordt beïnvloed. Zo wordt van iemand die bang is gezegd dat zijn beenderen „met angst vervuld” zijn (Job 4:14). Iemands beenderen kunnen sidderen van diepe neerslachtigheid of „heet van droogte” zijn wegens ziekte (Jer 23:9; Job 30:30). De vrees voor Jehovah is ’een verkwikking voor de beenderen’ (Sp 3:8). Van een goed bericht wordt gezegd dat het ’de beenderen vet maakt’ of ze met merg vult, dat wil zeggen, het hele lichaam nieuwe kracht schenkt (Sp 15:30). „Aangename woorden zijn . . . genezing voor de beenderen” (Sp 16:24). Anderzijds kunnen negatieve emoties een schadelijke uitwerking op iemands organisme hebben. „Een geest die terneergeslagen is, droogt de beenderen uit” (Sp 17:22). Over een vrouw die schandelijk handelt, wordt gezegd dat zij voor haar man „als verrotting in zijn beenderen” is (Sp 12:4). Ook jaloers zijn op anderen kan zowel fysiek als geestelijk een verwoestende uitwerking op iemand hebben, en daarom is „jaloezie . . . verrotting voor de beenderen”. — Sp 14:30.
Wegens de sterke constructie van beenderen zegt Spreuken 25:15 over de kracht van geduld en vriendelijke woorden om halsstarrige, sterke tegenstand te overwinnen: „Door geduld laat een aanvoerder zich overreden, en een zachte tong — die kan het gebeente breken.”
Profetisch gebruik. Bij de instelling van het Pascha gaf Jehovah opdracht het lam (of de geit) in zijn geheel te roosteren, en „gij moogt geen been daaraan breken” (Ex 12:46). Dit werd vervuld in Jezus Christus, „het Lam Gods”, die het tegenbeeldige paschaoffer is (Jo 1:29; 1Kor 5:7). Jezus stierf aan de martelpaal. Toen de soldaten kwamen om de benen te breken van degenen die op die dag aan de paal waren gehangen, zoals de gewoonte was teneinde de dood te verhaasten, braken zij de benen van de twee boosdoeners. Daar zij echter bemerkten dat Jezus reeds gestorven was, braken zij zijn benen niet, maar stak een van de soldaten zijn speer in Jezus’ zijde. — Jo 19:31-36; Ps 34:20.
Jehovah gaf Ezechiël, toen deze zich in Babylon bevond, een visioen waarin hij Israël vergeleek met dorre beenderen in een valleivlakte. Toen Ezechiël in het visioen tot de beenderen profeteerde, werden ze op miraculeuze wijze bijeengevoegd en kwam er vlees op. Vervolgens profeteerde hij tot de wind en deze bracht adem in de lichamen, zodat ze opstonden als een groot leger. Jehovah verklaarde dat het visioen van toepassing was op Israël dat, verzwolgen in Babylonische ballingschap, als een volk was dat geen hoop meer had (Ez 37:1-11). Insgelijks vergeleek Jeremia de koning van Assyrië, die het tienstammenrijk in ballingschap had gevoerd, en Nebukadnezar, de koning van Babylon, die Juda had weggevoerd, met leeuwen die Gods volk verslonden en hun beenderen afknaagden (Jer 50:17). Jehovah had dit toegelaten wegens Israëls afvalligheid, maar hij zou weer aan hen denken en zijn geest in hen leggen, die hun nieuw leven en nieuwe kracht zou inblazen en hen zou terugbrengen naar het Beloofde Land om zich daar te vestigen. — Ez 37:12-14.
Nadat Jehovah Gog en zijn horden, die optrekken om Jehovah’s volk aan te vallen, heeft vernietigd, zal men er „zeven maanden lang” mee bezig zijn de plaatsen aan te geven waar de beenderen van Gogs menigte liggen en deze beenderen te begraven teneinde de aardoppervlakte van alle onreinheid en bezoedeling te reinigen. — Ez 39:14-16.
Zinspelend op het merg van beenderen geeft Jehovah in figuurlijke taal een beschrijving van de rijke zegeningen die hij zijn volk zal schenken wanneer hij de dood tenietdoet, door te zeggen dat hij voor hen een feestmaal zal aanrechten van „schotels rijk aan olie en vol merg”. — Jes 25:6; zie ook MERG.