Jehovah — Het subliemste voorbeeld van goedheid
„Prijst Jehovah der legerscharen, want Jehovah is goed!” — JEREMIA 33:11.
1. Waarom worden wij ertoe bewogen God te loven voor zijn goedheid?
JEHOVAH GOD is in absolute zin goed. „O hoe groot is zijn goedheid!”, riep de profeet Zacharia uit (Zacharia 9:17). Ja, goedheid wordt weerspiegeld in alles wat God heeft gedaan om de aarde zo te maken dat wij ervan kunnen genieten (Genesis 1:31). Wij zullen nooit alle ingewikkelde wetten kunnen begrijpen die God in werking heeft gesteld toen hij het universum schiep (Prediker 3:11; 8:17). Maar het weinige dat wij ervan weten, beweegt ons ertoe God om zijn goedheid te loven.
2. Hoe zou u goedheid definiëren?
2 Wat is goedheid? Het is morele uitnemendheid, of deugd. Toch is het meer dan de afwezigheid van alle slechtheid. Goedheid, een deel van de vrucht van de geest, is een positieve eigenschap (Galaten 5:22, 23). Wij geven blijk van goedheid wanneer wij goede en nuttige daden jegens anderen verrichten. In dit samenstel van dingen kan iets wat in sommige kringen als goed wordt beschouwd in andere als slecht worden bezien. Maar willen wij ons in vrede en geluk verheugen, dan moet er één maatstaf van goedheid zijn. Wie kan deze maatstaf terecht vaststellen?
3. Wat geeft Genesis 2:16, 17 te kennen omtrent de maatstaf van goedheid?
3 God stelt de maatstaf van goedheid vast. Aan het begin van de menselijke geschiedenis gebood Jehovah de eerste mens: „Van elke boom van de tuin moogt gij tot verzadiging eten. Maar wat de boom der kennis van goed en kwaad betreft, gij moogt daarvan niet eten, want op de dag dat gij daarvan eet, zult gij beslist sterven” (Genesis 2:16, 17). Ja, mensen dienen voor de kennis van goed en kwaad naar hun Schepper op te zien.
Onverdiende tentoonspreiding van goedheid
4. Wat heeft God voor de mensheid gedaan sinds Adam zondigde?
4 Het vooruitzicht op eeuwig geluk in volmaaktheid dat de mensheid in het vooruitzicht was gesteld, kwam in gevaar toen Adam zondigde en weigerde Gods recht te erkennen om maatstaven van goedheid vast te stellen (Genesis 3:1-6). Maar voordat Adams nakomelingen als erfgenamen van zonde en dood geboren werden, voorzei God de komst van een volmaakt Zaad. Zich in werkelijkheid richtend tot „de oorspronkelijke slang”, Satan de Duivel, verklaarde Jehovah: „Ik zal vijandschap stellen tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad. Hij zal u in de kop vermorzelen en gij zult hem in de hiel vermorzelen” (Openbaring 12:9; Genesis 3:15). Het was Jehovah’s voornemen de zondige mensheid los te kopen. In een onverdiende tentoonspreiding van goedheid heeft Jehovah werkelijk zo’n regeling getroffen tot redding van degenen die geloof oefenen in het loskoopoffer van zijn geliefde Zoon. — Mattheüs 20:28; Romeinen 5:8, 12.
5. Waarom kunnen wij, hoewel wij een slechte neiging van het hart hebben geërfd, een mate van goedheid tentoonspreiden?
5 Wegens Adams zonde hebben wij uiteraard een slechte neiging van het hart geërfd (Genesis 8:21). Maar gelukkig helpt Jehovah ons om een mate van goedheid tentoon te spreiden. Door te blijven in de dingen die wij uit zijn kostbare heilige geschriften hebben geleerd, ’worden wij niet alleen wijs tot redding’ en „toegerust voor ieder goed werk”, maar worden wij ook in staat gesteld te doen wat goed is in zijn ogen (2 Timotheüs 3:14-17). Om voordeel te trekken van onderricht uit de Schrift en goedheid tentoon te spreiden, moeten wij echter de geesteshouding hebben van de psalmist die zong: „Gij [Jehovah] zijt goed en doet goed. Leer mij uw voorschriften.” — Psalm 119:68.
Jehovah’s goedheid in prijzende bewoordingen bezongen
6. Welke woorden waren opgenomen in het lied dat de levieten zongen nadat koning David de ark van het verbond naar Jeruzalem had laten brengen?
6 Koning David van het oude Israël erkende Gods goedheid en zocht Zijn leiding. „Goed en oprecht is Jehovah”, zei David. „Daarom onderricht hij zondaars in de weg” (Psalm 25:8). Het aan de Israëlieten gegeven goddelijke onderricht omvatte tien belangrijke wetten — de Tien Geboden — geschreven op twee stenen tafelen en bewaard in een heilige kist die de ark van het verbond werd genoemd. Nadat David de Ark naar Israëls hoofdstad, Jeruzalem, had gebracht, zongen levieten een lied waarin de volgende woorden waren opgenomen: „Dankt Jehovah, want hij is goed, want tot onbepaalde tijd duurt zijn liefderijke goedheid” [of „loyale liefde”, voetnoot] (1 Kronieken 16:34, 37-41). Hoe verrukkelijk moet het geweest zijn om deze woorden uit de mond van levitische zangers te horen!
7. Wat gebeurde er nadat de Ark in het Allerheiligste was gebracht en nadat Salomo het inwijdingsgebed had uitgesproken?
7 Dezelfde woorden van lof werden beklemtoond tijdens de inwijding van Jehovah’s tempel die door Davids zoon Salomo was gebouwd. Nadat de ark van het verbond in het Allerheiligste van de pasgebouwde tempel was geplaatst, begonnen de levieten Jehovah te loven met de woorden „want hij is goed, want tot onbepaalde tijd duurt zijn liefderijke goedheid”. Bij die gelegenheid werd de tempel op wonderbaarlijke wijze vervuld met een wolk waardoor Jehovah’s glorierijke tegenwoordigheid werd gesymboliseerd (2 Kronieken 5:13, 14). Na Salomo’s inwijdingsgebed „daalde er vúúr uit de hemel neer en verteerde vervolgens het brandoffer en de slachtoffers”. Bij het zien hiervan „bogen [alle zonen van Israël] zich onmiddellijk diep met hun aangezicht ter aarde op het plaveisel en wierpen zich neer en dankten Jehovah, ’want hij is goed, want zijn liefderijke goedheid duurt tot onbepaalde tijd’” (2 Kronieken 7:1-3). Na een veertiendaags feest keerden de Israëlieten naar hun huizen terug, „verheugd en vrolijk van hart om het goede dat Jehovah jegens David en jegens Salomo en jegens zijn volk Israël had verricht”. — 2 Kronieken 7:10.
8, 9. (a) Welke weg volgden de Israëlieten uiteindelijk, hoewel zij Jehovah voor zijn goedheid loofden? (b) Wat werd bij monde van Jeremia over Jeruzalem voorzegd, en hoe ging die profetie in vervulling?
8 Droevig genoeg bleven de Israëlieten niet in overeenstemming met hun lofliederen voor God leven. Mettertijd ’verheerlijkte de bevolking van Juda Jehovah slechts met hun lippen’ (Jesaja 29:13). In plaats van zich naar Gods maatstaven van goedheid te schikken, begonnen zij het slechte te beoefenen. En waaruit bestond hun slechtheid? Welnu, zij maakten zich schuldig aan afgoderij, immoraliteit, onderdrukking van de armen en andere grove zonden! Dientengevolge werd Jeruzalem verwoest en werden de bewoners van Juda in 607 v.G.T. gevankelijk naar Babylon gevoerd.
9 Zo diende God zijn volk streng onderricht toe. Bij monde van de profeet Jeremia voorzei hij echter dat er in Jeruzalem toch de stem gehoord zou worden van degenen die zeiden: „Prijst Jehovah der legerscharen, want Jehovah is goed; want tot onbepaalde tijd duurt zijn liefderijke goedheid!” (Jeremia 33:10, 11) En zo gebeurde het ook. Nadat het land zeventig jaar woest had gelegen, keerde in 537 v.G.T. een joods overblijfsel naar Jeruzalem terug (Jeremia 25:11; Daniël 9:1, 2). Zij herbouwden het altaar op het tempelterrein op de berg Moria en begonnen daar slachtoffers te brengen. In het tweede jaar van hun terugkeer werd het fundament van de tempel gelegd. Wat een opwindende tijd! „Toen nu de bouwlieden het fundament van de tempel van Jehovah legden,” zei Ezra, „stonden voorts de priesters in ambtskleding, met de trompetten, en de levieten, de zonen van Asaf, met de cimbalen, op om Jehovah te loven naar de aanwijzing van David, de koning van Israël. En in tegenzangen gingen zij Jehovah loven en danken, ’want hij is goed, want zijn liefderijke goedheid jegens Israël duurt tot onbepaalde tijd’.” — Ezra 3:1-11.
10. Met welke betekenisvolle woorden begint en eindigt Psalm 118?
10 Een soortgelijke uiting van lof betreffende Jehovah’s goedheid staat in een aantal psalmen. Tot die psalmen behoort Psalm 118, die door de Israëlitische gezinnen gezongen werd tot besluit van de paschaviering. Die psalm begint en eindigt met de woorden: „Dankt Jehovah, want hij is goed; want zijn liefderijke goedheid duurt tot onbepaalde tijd” (Psalm 118:1, 29). Dit kunnen heel goed de laatste woorden van lof zijn geweest die Jezus Christus met zijn getrouwe apostelen op de avond voor zijn dood in 33 G.T. heeft gezongen. — Mattheüs 26:30.
„Laat mij alstublieft uw heerlijkheid zien”
11, 12. Welke bekendmaking hoorde Mozes toen hij een glimp van Gods heerlijkheid te zien kreeg?
11 Eeuwen voor Ezra’s tijd werd er voor het eerst een verband gelegd tussen Jehovah’s goedheid en zijn liefderijke goedheid of loyale liefde. Kort nadat de Israëlieten in de wildernis het gouden kalf hadden aanbeden en de kwaaddoeners terechtgesteld waren, smeekte Mozes Jehovah: „Laat mij alstublieft uw heerlijkheid zien.” In het besef dat Mozes Zijn aangezicht niet kon zien en nochtans leven, zei Jehovah: „Ikzelf zal al mijn goedheid aan uw aangezicht laten voorbijgaan.” — Exodus 33:13-20.
12 De volgende dag ging Jehovah’s goedheid op de berg Sinaï aan Mozes’ aangezicht voorbij. Toen kreeg Mozes een glimp van Gods heerlijkheid te zien en hoorde hij de volgende bekendmaking: „Jehovah, Jehovah, een God barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid [of „loyale liefde”, voetnoot] en waarheid, die liefderijke goedheid bewaart voor duizenden, die dwaling en overtreding en zonde vergeeft, maar hij zal geenszins vrijstelling van straf geven, daar hij straf voor de dwaling van vaders brengt over zonen en over kleinzonen, over het derde geslacht en over het vierde geslacht” (Exodus 34:6, 7). Deze woorden geven te kennen dat Jehovah’s goedheid verband houdt met zijn liefderijke goedgunstigheid en andere aspecten van zijn persoonlijkheid. Een beschouwing hiervan zal ons helpen goedheid tentoon te spreiden. Laten wij eerst de eigenschap beschouwen die tweemaal wordt genoemd in deze schitterende bekendmaking van Gods goedheid.
„Een God . . . overvloedig in liefderijke goedheid”
13. Welke eigenschap wordt tweemaal genoemd in de bekendmaking van Gods goedheid, en waarom is dit passend?
13 „Jehovah [is] een God . . . overvloedig in liefderijke goedheid . . ., die liefderijke goedheid bewaart voor duizenden.” Het Hebreeuwse woord dat met „liefderijke goedheid” wordt vertaald, betekent ook „loyale liefde”. Het is de enige eigenschap die in Gods bekendmaking aan Mozes tweemaal wordt genoemd. Hoe passend, aangezien Jehovah’s overheersende eigenschap liefde is! (1 Johannes 4:8) De bekende, tot Jehovah gerichte woorden van lof „want hij is goed, want zijn liefderijke goedheid duurt tot onbepaalde tijd” beklemtonen deze eigenschap.
14. Wie verheugen zich in het bijzonder in Gods goedheid en liefderijke goedheid?
14 Eén tentoonspreiding van Jehovah’s goedheid is dat hij „overvloedig in liefderijke goedheid” is. Dit blijkt vooral uit de tedere zorg die hij zijn opgedragen, getrouwe menselijke dienstknechten betoont (1 Petrus 5:6, 7). Zoals Getuigen van Jehovah kunnen bevestigen, ’bewaart hij liefderijke goedheid’ jegens degenen die hem liefhebben en dienen (Exodus 20:6). De natie van het natuurlijke Israël ondervond niet langer Jehovah’s liefderijke goedheid, of loyale liefde, omdat ze zijn Zoon verwierp. Maar Gods goedheid en loyale liefde jegens getrouwe christenen uit alle natiën zal eeuwig duren. — Johannes 3:36.
Jehovah — Barmhartig en goedgunstig
15. (a) Met welke woorden begon de bekendmaking die Mozes op de berg Sinaï hoorde? (b) Wat houdt barmhartigheid in?
15 De bekendmaking die Mozes op de berg Sinaï hoorde, begon met de woorden: „Jehovah, Jehovah, een God barmhartig en goedgunstig.” Het Hebreeuwse woord dat met „barmhartigheid” wordt vertaald, kan betrekking hebben op „ingewanden” en houdt nauw verband met de term voor „moederschoot”. Bij barmhartigheid zijn derhalve gevoelens van teder mededogen betrokken die zich diep in iemand bevinden. Maar barmhartigheid houdt meer in dan oprecht medelijden. Het dient ons ertoe te motiveren iets te doen om het lijden van anderen te verlichten. Liefdevolle ouderlingen bijvoorbeeld zien er de noodzaak van in barmhartig jegens medegelovigen te zijn door, als dit passend is, ’met blijmoedigheid barmhartigheid te betonen’. — Romeinen 12:8; Jakobus 2:13; Judas 22, 23.
16. Waarom kan er gezegd worden dat Jehovah goedgunstig is?
16 Gods goedheid komt ook tot uiting in zijn goedgunstigheid. Een goedgunstig persoon houdt duidelijk rekening met de gevoelens van een ander en spreidt een innemende vriendelijkheid tentoon, vooral jegens minderen. Jehovah is het subliemste voorbeeld van goedgunstigheid in zijn omgang met zijn getrouwe dienstknechten. Door bemiddeling van engelen bijvoorbeeld was God zo goedgunstig de bejaarde profeet Daniël te sterken en de maagd Maria in kennis te stellen van het voorrecht dat zij Jezus zou baren (Daniël 10:19; Lukas 1:26-38). Als Jehovah’s dienstknechten zijn wij beslist dankbaar voor de goedgunstige wijze waarop hij via de bladzijden van de bijbel een beroep op ons doet. Wij loven hem voor deze tentoonspreiding van zijn goedheid en trachten goedgunstig te zijn in onze omgang met anderen. Wanneer zij die geestelijke hoedanigheden bezitten een medegelovige „in een geest van zachtaardigheid” terechtbrengen, proberen zij vriendelijk en goedgunstig te zijn. — Galaten 6:1.
Een God langzaam tot toorn
17. Waarom zijn wij dankbaar dat Jehovah „langzaam tot toorn” is?
17 „Een God . . . langzaam tot toorn.” Die woorden vestigen de aandacht op nog een aspect van Jehovah’s goedheid. Jehovah verdraagt onze fouten geduldig en geeft ons de tijd om ernstige zwakheden te overwinnen en geestelijke vorderingen te maken (Hebreeën 5:12–6:3; Jakobus 5:14, 15). Gods geduld is ook tot voordeel van degenen die nog geen aanbidders van hem zijn geworden. Zij hebben nog tijd om gunstig op de Koninkrijksboodschap te reageren en berouw te hebben (Romeinen 2:4). Maar ook al is Jehovah geduldig, zijn goedheid beweegt hem er soms toe zijn toorn tot uitdrukking te brengen, zoals hij deed toen de Israëlieten bij de berg Sinaï het gouden kalf aanbaden. Weldra zal Gods toorn nog grootser tot uitdrukking worden gebracht wanneer hij een eind maakt aan Satans goddeloze samenstel. — Ezechiël 38:19, 21-23.
18. Welke tegenstelling bestaat er met betrekking tot waarheid tussen Jehovah en menselijke leiders?
18 „Jehovah [is] een God . . . overvloedig in . . . waarheid.” Wat verschilt Jehovah van menselijke leiders, die grootse beloften doen en ze vervolgens niet nakomen! In tegenstelling daarmee kunnen Jehovah’s aanbidders zich verlaten op alles wat in zijn geïnspireerde Woord staat. Aangezien God overvloedig in waarheid is, kunnen wij altijd vertrouwen stellen in zijn beloften. In zijn goedheid zal onze hemelse Vader zonder mankeren onze gebeden om geestelijke waarheid verhoren door daar op overvloedige wijze in te voorzien. — Psalm 43:3; 65:2.
19. Welke treffende tentoonspreiding van goedheid heeft Jehovah jegens berouwvolle zondaars aan den dag gelegd?
19 „Jehovah [is] een God . . . die dwaling en overtreding en zonde vergeeft.” In zijn goedheid is Jehovah bereid berouwvolle zondaars te vergeven. Wij zijn beslist erg dankbaar dat onze liefdevolle hemelse Vader door middel van Jezus’ slachtoffer voorzieningen voor vergeving heeft getroffen (1 Johannes 2:1, 2). Ja, wij zijn gelukkig dat allen die geloof oefenen in de losprijs zich in een begunstigde verhouding met Jehovah kunnen verheugen en de hoop kunnen koesteren eeuwig in zijn beloofde nieuwe wereld te leven. Wat een in het oog springende redenen om Jehovah te loven voor het tentoonspreiden van goedheid jegens de mensheid! — 2 Petrus 3:13.
20. Welk bewijs hebben wij dat God slechtheid niet door de vingers ziet?
20 „[Jehovah] zal geenszins vrijstelling van straf geven.” Dit is feitelijk nog een reden om Jehovah voor zijn goedheid te prijzen. Waarom? Omdat een belangrijk aspect van goedheid is dat ze in geen enkel opzicht slechtheid door de vingers ziet. Bovendien zal „bij de openbaring van de Heer Jezus vanuit de hemel met zijn krachtige engelen” wraak geoefend worden „over hen die God niet kennen en over hen die het goede nieuws . . . niet gehoorzamen”. Zij „zullen de gerechtelijke straf van eeuwige vernietiging ondergaan” (2 Thessalonicenzen 1:6-9). De overlevende aanbidders van Jehovah zullen dan ten volle van het leven kunnen genieten zonder lastig gevallen te worden door goddeloze mensen, die „zonder liefde voor het goede” zijn. — 2 Timotheüs 3:1-3.
Volg Jehovah’s goedheid na
21. Waarom dienen wij goedheid tentoon te spreiden?
21 Ontegenzeglijk hebben wij veel redenen om Jehovah voor zijn goedheid te loven en te danken. Dienen wij als zijn dienstknechten niet ons uiterste best te doen om deze eigenschap tentoon te spreiden? Ja, want de apostel Paulus spoorde medechristenen aan: „Wordt . . . navolgers van God, als geliefde kinderen” (Efeziërs 5:1). Onze hemelse Vader spreidt voortdurend goedheid tentoon en wij dienen hetzelfde te doen.
22. Wat zullen wij in het volgende artikel beschouwen?
22 Als wij Jehovah onverdeeld zijn toegewijd, willen wij ongetwijfeld heel graag zijn goedheid navolgen. Omdat wij nakomelingen van de zondige Adam zijn, is het niet gemakkelijk het goede te doen. In het volgende artikel zullen wij echter zien waarom wij in staat zijn goedheid tentoon te spreiden. Wij zullen ook verschillende manieren beschouwen waarop wij Jehovah — het subliemste voorbeeld van goedheid — kunnen en moeten navolgen.
Wat zou u antwoorden?
• Wat is goedheid?
• Welke schriftuurlijke woorden beklemtonen de goedheid van God?
• Wat zijn enkele tentoonspreidingen van Jehovah’s goedheid?
• Waarom dienen wij Jehovah’s voorbeeld van goedheid na te volgen?
[Illustratie op blz. 12]
Jehovah onderrichtte zijn volk uit de oudheid streng omdat zij niet naar hun woorden van lof leefden
[Illustratie op blz. 12]
Een getrouw overblijfsel keerde naar Jeruzalem terug
[Illustratie op blz. 13]
Mozes hoorde een schitterende bekendmaking van Gods goedheid
[Illustratie op blz. 15]
Jehovah’s goedheid blijkt uit de manier waarop hij via de bladzijden van de bijbel een beroep op ons doet