Leven door geloof in Gods beloften
„Ik [ben] de Goddelijke . . . en er is geen andere God, noch iemand gelijk mij; die van het begin af de afloop vertelt, en van oudsher de dingen die niet gedaan zijn.” — JESAJA 46:9, 10.
1, 2. Wat zijn enkele uiteenlopende meningen over Gods betrokkenheid bij wat er op aarde gebeurt?
IN HOEVERRE is God betrokken bij datgene wat op de aarde gebeurt? De meningen daarover lopen uiteen. Eén zienswijze is dat hij er helemaal niet bij betrokken is. God zou na de mens te hebben geschapen, hetzij niet bereid of niet in staat zijn ten behoeve van ons te handelen. Volgens deze opvatting is God als een vader die zijn zoon op een nieuwe fiets zet, die in evenwicht houdt en dan een duw geeft, de weg op. Daarna loopt de vader weg. De jongen is aan zichzelf overgelaten; misschien valt hij, misschien ook niet. Hoe het ook zij, de vader heeft er geen bemoeienis meer mee.
2 Nog een zienswijze is dat God elk aspect van ons leven bestuurt en dat hij rechtstreeks betrokken is bij elke gebeurtenis die zich in heel zijn schepping voordoet. Maar als dit zo is, dan concluderen sommigen dat God niet alleen de oorzaak is van de goede dingen die gebeuren, maar ook van de misdaad en tragedie waardoor de mensheid wordt getroffen. Het kennen van de waarheid omtrent Gods bemoeienissen zal ons helpen vast te stellen wat wij van hem kunnen verwachten. Het zal ook ons geloof versterken in de stellige vervulling van zijn beloften. — Hebreeën 11:1.
3. (a) Hoe weten wij dat Jehovah een God met een voornemen is? (b) Waarom wordt van Jehovah gezegd dat hij zijn voornemen ’vorm geeft’, of formeert?
3 De spil waar het om draait bij de vraag van Gods betrokkenheid bij menselijke aangelegenheden, is het feit dat Jehovah een God met een voornemen is. Dat ligt alleen al in zijn naam opgesloten. „Jehovah” betekent „Hij veroorzaakt te worden”. Jehovah veroorzaakt, progressief handelend, dat hij de Vervuller van al zijn beloften wordt. Dientengevolge wordt er van Jehovah gezegd dat hij zijn voornemen met betrekking tot toekomstige gebeurtenissen of daden ’vorm geeft’, of formeert (2 Koningen 19:25; Jesaja 46:11). Deze termen komen van het Hebreeuwse woord ja·tsarʹ, dat verwant is aan het woord dat „pottenbakker” betekent (Jeremia 18:4). Net als een bekwame pottenbakker een klomp klei tot een prachtige vaas kan vormen, kan Jehovah dingen vormen of manoeuvreren om zijn wil te volbrengen. — Efeziërs 1:11.
4. Hoe maakte God de aarde voor menselijke bewoning gereed?
4 Het lag bijvoorbeeld in Gods bedoeling dat de aarde een plaats van buitengewone schoonheid zou zijn om door volmaakte, gehoorzame mensen bewoond te worden (Jesaja 45:18). Lang voordat Jehovah de eerste man en vrouw schiep, trof hij liefdevolle voorbereidingen voor hen. De beginhoofdstukken van het boek Genesis beschrijven hoe Jehovah dag en nacht, land en zee, tot bestaan bracht. Vervolgens schiep hij plantengroei en dierlijk leven. Dit gereedmaken van de aarde voor menselijke bewoning nam vele duizenden jaren in beslag. Het project werd op succesvolle wijze voltooid. De eerste man en vrouw begonnen hun leven in Eden, een verrukkelijk paradijs dat volledig van het nodige was voorzien, zodat zij van het leven konden genieten (Genesis 1:31). Aldus was Jehovah rechtstreeks betrokken bij wat er op aarde gebeurde en vormde hij zijn werken progressief naar zijn verheven voornemen. Bracht de uitbreiding van de menselijke familie verandering in zijn betrokkenheid?
Jehovah beperkt zijn bemoeienissen met mensen
5, 6. Waarom beperkt God zijn bemoeienissen met mensen?
5 Jehovah leidt en beheerst niet elk detail van menselijke activiteit, hoewel hij de macht daartoe bezit. Maar dat heeft zijn redenen. Eén ervan is dat mensen naar Gods beeld werden geschapen en over een vrije wil beschikken. Jehovah dwingt ons niet zijn bevelen op te volgen; ook zijn wij geen marionetten (Deuteronomium 30:19, 20; Jozua 24:15). Hoewel hij ons aansprakelijk stelt voor onze daden, heeft God ons liefdevol aanzienlijke vrijheid toegestaan om te beslissen hoe wij ons leven zullen leiden. — Romeinen 14:12; Hebreeën 4:13.
6 Nog een reden waarom God niet alles wat er gebeurt leidt, houdt verband met de strijdvraag die Satan in Eden opwierp. Satan trok Gods soevereiniteit in twijfel. Hij bood Eva iets aan wat haar als een gelegenheid tot onafhankelijkheid toescheen — een aanbod dat zij en later haar echtgenoot, Adam, aanvaardden (Genesis 3:1-6). Als reactie heeft God mensen toegestaan zichzelf een tijdlang te regeren om te bewijzen of Satans uitdaging gerechtvaardigd was. Om deze reden kan God niet verantwoordelijk worden gesteld voor de verkeerde dingen die mensen in deze tijd doen. Mozes schreef over opstandige mensen: „Zij hebben van hùn zijde verderfelijk gehandeld; zij zijn [Gods] kinderen niet, het gebrek ligt bij henzelf.” — Deuteronomium 32:5.
7. Wat is Jehovah’s voornemen met de aarde en met de mensheid?
7 Hoewel Jehovah mensen heeft toegestaan hun vrije wil te gebruiken en met onafhankelijke heerschappij te experimenteren, is hij geen gedragslijn van afzijdigheid ten aanzien van de aangelegenheden op aarde gaan volgen die ons weinig hoop zou laten dat hij zijn beloften zal vervullen. Hoewel Adam en Eva tegen Gods soevereiniteit in opstand kwamen, heeft Jehovah zijn liefdevolle voornemen met de aarde en de mensheid niet gewijzigd. Hij zal zonder mankeren de aarde veranderen in een paradijs dat bewoond wordt door volmaakte, gehoorzame en gelukkige mensen (Lukas 23:42, 43). Het bijbelse verslag vanaf Genesis tot Openbaring beschrijft hoe Jehovah er progressief aan heeft gewerkt om dat doel te verwezenlijken.
God treedt handelend op om zijn wil te volbrengen
8. Wat was erbij betrokken om de Israëlieten in het Beloofde Land te brengen?
8 In zijn bemoeienissen met de natie Israël heeft God getoond dat hij zijn voornemen zal verwezenlijken. Jehovah verzekerde Mozes bijvoorbeeld dat Hij de Israëlieten uit Egypte zou bevrijden en hen in het Beloofde Land, een land vloeiende van melk en honing, zou brengen (Exodus 3:8). Dit was een gewichtige en geruststellende bekendmaking. Het zou betekenen dat die Israëlieten — van wie het aantal samen met hun metgezellen ongeveer drie miljoen bedroeg — bevrijd zouden worden uit een machtige natie die sterk tegen hun vertrek gekant was (Exodus 3:19). Het land waarheen zij gebracht zouden worden, werd bewoond door machtige natiën die zich krachtig tegen hun komst zouden verzetten (Deuteronomium 7:1). Daartussenin lag een wildernis waar de Israëlieten voedsel en water nodig zouden hebben. Dit was een situatie die Jehovah de gelegenheid bood om zijn oppermacht en Godheid tentoon te spreiden. — Leviticus 25:38.
9, 10. (a) Waarom kon Jozua ervan getuigen dat Gods beloften betrouwbaar zijn? (b) Hoe belangrijk is het dat wij vertrouwen hebben in Gods vermogen om zijn getrouwen te belonen?
9 God leidde de Israëlieten uit Egypte door middel van een reeks machtige daden. Eerst bracht hij tien verwoestende plagen over de natie Egypte. Vervolgens spleet hij de Rode Zee waardoor de Israëlieten konden ontsnappen, terwijl het achtervolgende Egyptische leger ten onder ging (Psalm 78:12, 13, 43-51). Daarna zorgde hij voor de Israëlieten tijdens hun veertig jaar in de wildernis door hen met manna te voeden, hen van water te voorzien en er zelfs op toe te zien dat hun mantels niet versleten en dat hun voeten niet opzwollen (Deuteronomium 8:3, 4). Nadat de Israëlieten het Beloofde Land waren binnengegaan, leidde Jehovah hen naar de overwinning op hun vijanden. Jozua, die een krachtig geloof in Jehovah’s beloften oefende, was een ooggetuige van al deze dingen. Bijgevolg kon hij vol vertrouwen tot de oudere mannen van zijn tijd zeggen: „Gij weet zeer goed met geheel uw hart en met geheel uw ziel dat niet één woord van alle goede woorden die Jehovah, uw God, tot u gesproken heeft, onvervuld is gebleven. Alles is voor u uitgekomen.” — Jozua 23:14.
10 Net als Jozua uit de oudheid hebben christenen thans het vaste vertrouwen dat God bereid en in staat is om handelend op te treden ten behoeve van degenen die hem dienen. Deze overtuiging is een essentieel onderdeel van ons geloof. De apostel Paulus schreef: „Zonder geloof [is het] onmogelijk hem welgevallig te zijn, want wie tot God nadert, moet geloven dat hij . . . de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken.” — Hebreeën 11:6.
God voorziet de toekomst
11. Welke factoren stellen God in staat zijn beloften te vervullen?
11 Wij hebben tot dusver gezien dat hoewel God mensen heeft toegestaan hun vrije wil te gebruiken en onafhankelijke heerschappij uit te oefenen, hij zowel de macht als de wil bezit handelend op te treden om zijn voornemen te verwezenlijken. Toch is er nog een factor die ertoe bijdraagt dat Gods beloften stellig vervuld zullen worden. Jehovah kan de toekomst voorzien (Jesaja 42:9). Bij monde van zijn profeet zei God: „Gedenkt de eerste dingen van lange tijd geleden, dat ik de Goddelijke ben, en er is geen andere God, noch iemand gelijk mij; die van het begin af de afloop vertelt, en van oudsher de dingen die niet gedaan zijn; die zegt: ’Míjn raad zal tot stand komen en al mijn welbehagen zal ik doen’” (Jesaja 46:9, 10). Een ervaren boer weet wanneer en waar hij zaad moet zaaien, maar er kan nog steeds enige onzekerheid bestaan over de manier waarop bepaalde dingen zich zullen ontwikkelen. „De Koning der eeuwigheid” bezit echter nauwkeurige kennis om te voorzien wanneer en waar hij handelend dient op te treden om zijn voornemen ten uitvoer te brengen. — 1 Timotheüs 1:17.
12. Op welke manier wendde Jehovah in de dagen van Noach voorkennis aan?
12 Beschouw eens hoe God in de dagen van Noach voorkennis aanwendde. Wegens de wijdverbreide slechtheid die de aarde vervuld had, besloot God om een einde te maken aan de ongehoorzame mensheid. Hij bepaalde een tijd waarop hij dit zou doen, 120 jaar in de toekomst (Genesis 6:3). Door die specifieke periode vast te stellen, betrok Jehovah meer in zijn overwegingen dan de vernietiging van de goddelozen, iets wat hij op elke willekeurige tijd had kunnen doen. Jehovah’s tijdtafel voorzag ook in het behoud van de rechtvaardigen. (Vergelijk Genesis 5:29.) In zijn wijsheid wist God vooruit wanneer hij het werk moest toewijzen waardoor dat doel bereikt zou worden. Hij gaf voldoende gedetailleerde informatie aan Noach. Noach moest een ark bouwen „tot redding van zijn huisgezin”, en de goddelozen zouden door een wereldomvattende vloed vernietigd worden. — Hebreeën 11:7; Genesis 6:13, 14, 18, 19.
Een kolossaal bouwproject
13, 14. Waarom was het bouwen van de ark een uitdagende toewijzing?
13 Beschouw deze toewijzing eens vanuit Noachs standpunt. Omdat Noach een man Gods was, wist hij dat Jehovah de goddelozen zou kunnen vernietigen. Voordat dit echter zou gebeuren, was er werk te doen — een werk dat geloof vereiste. De bouw van de ark zou een kolossaal project zijn. God had de afmetingen ervan specifiek vermeld. De ark zou langer zijn dan sommige hedendaagse sportvelden en zo hoog als een vijf verdiepingen tellend gebouw (Genesis 6:15). De bouwers waren onervaren en weinig in aantal. Zij hadden niet de geavanceerde hulpmiddelen en uitrusting waarover men in deze tijd beschikt. Aangezien Noach bovendien niet Jehovah’s vermogen tot voorkennis van de toekomst bezat, kon hij onmogelijk weten welke situaties zich in de loop der jaren zouden voordoen waardoor het bouwproject hetzij bevorderd of belemmerd zou worden. Waarschijnlijk heeft Noach over veel vragen nagedacht. Hoe zouden de bouwmaterialen bijeengebracht worden? Hoe zou hij de dieren verzamelen? Welk voedsel zou er nodig zijn en hoeveel? Wanneer zou de voorzegde Vloed precies plaatsvinden?
14 Vervolgens waren er de maatschappelijke toestanden. Goddeloosheid vierde hoogtij. De machtige Nefilim — het bastaardgeslacht van goddeloze engelen en vrouwen — hadden de aarde met geweldpleging vervuld (Genesis 6:1-4, 13). Bovendien zouden de bouwwerkzaamheden aan de ark geen project zijn dat in het geheim uitgevoerd kon worden. Mensen zouden zich afvragen waar Noach mee bezig was en hij zou het hun vertellen (2 Petrus 2:5). Kon er verwacht worden dat zij er hun goedkeuring aan zouden hechten? Allerminst! Jaren voordien had de getrouwe Henoch de vernietiging van de goddelozen bekendgemaakt. Zijn boodschap was zo impopulair dat God ’hem wegnam’, of zijn leven verkortte, kennelijk om te voorkomen dat hij door Zijn vijanden werd gedood (Genesis 5:24; Hebreeën 11:5; Judas 14, 15). Noach moest niet alleen een soortgelijke impopulaire boodschap verkondigen, maar hij moest ook een ark bouwen. Terwijl die ark werd gebouwd, zou ze dienen als een krachtige herinnering aan Noachs getrouwheid ondanks goddeloze tijdgenoten!
15. Waarom had Noach het vertrouwen dat hij zich van zijn toewijzing kon kwijten?
15 Noach wist dat het project de steun en zegen van de Almachtige God genoot. Had Jehovah zelf het werk niet toegewezen? Jehovah had Noach de verzekering gegeven dat hij en zijn gezin een voltooide ark zouden binnengaan en levend door de wereldomvattende vloed heen bewaard zouden worden. God onderstreepte zelfs de zekerheid daarvan met een plechtige overeenkomst (Genesis 6:18, 19). Waarschijnlijk besefte Noach dat Jehovah, voordat hij de toewijzing gaf, alles wat erbij betrokken was, had voorzien en beoordeeld. Bovendien wist Noach dat Jehovah de macht had tussenbeide te komen om hem indien nodig te helpen. Noachs geloof bewoog hem tot actie. Net als zijn nakomeling Abraham was Noach „er ten volle van overtuigd . . . dat [God] hetgeen hij had beloofd, ook in staat was te doen”. — Romeinen 4:21.
16. Hoe werd Noachs geloof versterkt terwijl de bouw van de ark vorderde?
16 Terwijl de jaren verstreken en de ark vorm begon aan te nemen, werd Noachs geloof versterkt. Problemen van bouwkundige en logistieke aard werden opgelost. Beproevingen werden overwonnen. Geen enkele tegenstand kon het werk stilleggen. Noachs gezin ondervond Jehovah’s steun en bescherming. Terwijl Noach voortging, ’bewerkte de beproefde hoedanigheid van zijn geloof volharding’ (Jakobus 1:2-4). Uiteindelijk was de ark voltooid, de Vloed kwam, en Noach en zijn gezin bleven in leven. Noach ondervond de vervulling van Gods beloften, zoals dat later met Jozua het geval was. Noachs geloof werd beloond.
Jehovah ondersteunt het werk
17. In welke opzichten komt onze tijd overeen met de dagen van Noach?
17 Jezus voorzei dat onze tijd zou overeenkomen met de dagen van Noach. God heeft wederom besloten de goddelozen te vernietigen en heeft hiervoor een tijd vastgesteld (Mattheüs 24:36-39). Hij heeft ook voorbereidingen getroffen tot behoud van de rechtvaardigen. Terwijl Noach een ark moest bouwen, moeten Gods dienstknechten in deze tijd Jehovah’s voornemens verkondigen, zijn Woord onderwijzen en discipelen maken. — Mattheüs 28:19.
18, 19. Hoe weten wij dat de prediking van het goede nieuws Jehovah’s steun geniet?
18 Als Jehovah niet met Noach was geweest om hem te steunen en te schragen, zou de ark niet gebouwd zijn. (Vergelijk Psalm 127:1.) Zo is het ook onwaarschijnlijk dat het ware christendom zonder Jehovah’s steun zou zijn blijven bestaan, laat staan voorspoed zou hebben genoten. Dit werd in de eerste eeuw erkend door Gamaliël, een gerespecteerde Farizeeër en leraar der Wet. Toen het joodse Sanhedrin zich van de apostelen wilde ontdoen, vermaande hij dat gerechtshof: „Laat u niet in met deze mensen, maar laat hen begaan (want indien dit plan of dit werk uit mensen is, zal het te gronde worden gericht; maar indien het uit God is, zult gij hen niet te gronde kunnen richten).” — Handelingen 5:38, 39.
19 Het succes van de predikingsactiviteit heeft zowel in de eerste eeuw als in deze tijd bewezen dat dit niet een werk uit mensen is maar uit God. Het volgende artikel zal ingaan op enkele van de opwindende omstandigheden en ontwikkelingen die ertoe hebben bijgedragen dit werk op zo’n reusachtige schaal zo succesvol te maken.
Geef het nooit op!
20. Wie steunen ons als wij het goede nieuws prediken?
20 Hoewel wij in ’kritieke tijden leven die moeilijk zijn door te komen’, kunnen wij er zeker van zijn dat Jehovah de volledige macht in handen heeft. Hij steunt en schraagt zijn dienstknechten terwijl zij hun best doen om de prediking van het goede nieuws te voltooien voordat Gods bestemde tijd komt om een eind te maken aan dit goddeloze samenstel van dingen (2 Timotheüs 3:1; Mattheüs 24:14). Jehovah nodigt ons uit „medewerkers” van hem te zijn (1 Korinthiërs 3:9). Wij krijgen ook de verzekering dat Christus Jezus in dit werk met ons is en dat wij ons op de steun en leiding van engelen kunnen verlaten. — Mattheüs 28:20; Openbaring 14:6.
21. Welke overtuiging dienen wij nooit op te geven?
21 Omdat Noach en zijn gezin geloof oefenden in Jehovah’s beloften, werden zij door de vloedwateren heen gered. Zij die in deze tijd ook zo’n geloof oefenen, zullen door de komende „grote verdrukking” heen gered worden (Openbaring 7:14). Wij leven in werkelijk opwindende tijden. Er liggen betekenisvolle gebeurtenissen in het verschiet! Weldra zal God tot handelen overgaan om glorierijke nieuwe hemelen en een nieuwe aarde waarin rechtvaardigheid zal wonen, in te luiden (2 Petrus 3:13). Geef nooit ofte nimmer uw overtuiging op dat wat God ook zegt, hij ook in staat is het te doen. — Romeinen 4:21.
Punten ter herinnering
◻ Waarom bestuurt Jehovah niet alle details van menselijke activiteit?
◻ Hoe bleek Jehovah’s vermogen om zijn voornemen ten uitvoer te brengen in zijn bemoeienissen met Israël?
◻ Hoe werd Jehovah’s vermogen om de toekomst te zien in Noachs dagen aangetoond?
◻ Welk vertrouwen kunnen wij in Gods beloften hebben?