Vragen van lezers
◼ Job 33:24 spreekt van „een losprijs” die er voor Job wordt gevonden, zodat hij niet hoeft te sterven. Wie zou die losprijs voor Job zijn?
Er werd toen geen menselijk loskoopoffer voor Job aangeboden, maar Jobs fout werd wel door God bedekt, of vergeven.
Satan veroorzaakte vele moeilijkheden voor Job, met inbegrip van „kwaadaardige zweren van zijn voetzool af tot zijn schedel toe”. Jobs toestand was dermate ellendig dat zijn vrouw er bij hem op aandrong ’God te vervloeken en te sterven’. Zelfs Job overwoog of de dood niet beter was dan zulk lijden. — Job 2:7-9; 3:11.
Toen het ernaar uitzag dat Job zou sterven, beoordeelde Elihu Jobs hachelijke situatie en legde een basis voor hoop door te zeggen: „Zijn vlees teert weg en verdwijnt uit het gezicht . . . En zijn ziel komt de kuil nabij, en zijn leven degenen die de dood toebrengen. Indien er voor hem een bode bestaat, een woordvoerder, één uit duizend, om de mens zijn oprechtheid te vertellen, dan bewijst hij hem gunst en zegt: ’Laat hem niet in de kuil afdalen! Ik heb een losprijs gevonden! Zijn vlees worde frisser dan in de jeugd.’” — Job 33:21-25.
Wij weten dat Jezus Christus zijn volmaakte menselijke leven opgaf als een overeenkomstige losprijs ten behoeve van onvolmaakte mensen. Zijn slachtoffer was in evenwicht met wat Adam had verloren, waardoor de noodzakelijke prijs betaald werd om bevrijding van zonde te bewerkstelligen (Romeinen 5:12-19; 1 Timotheüs 2:5, 6). Dit is echter niet het enige gebruik van „losprijs” in de bijbel. Het Hebreeuwse woord dat in Job 33:24 wordt aangetroffen, betekent in essentie „bedekken” (Exodus 25:17). Toen God zich met het oude Israël inliet, had hij een regeling om zonden te bedekken, ofwel te verzoenen — slachtoffers die zonde bedekten, en de zaken rechtzetten tussen mensen en God. — Exodus 29:36; Leviticus 16:11, 15, 16; 17:11.
Al voordien was God echter bereid geweest slachtoffers te aanvaarden als uitdrukkingen van dank of van verzoeken om vergeving en goedkeuring (Genesis 4:3, 4; 8:20, 21; 12:7; 31:54). Job begreep de waarde van zulke slachtoffers. Wij lezen: „Hij stond ’s morgens vroeg op en bracht brandoffers overeenkomstig het getal van [al zijn zonen]; want, zei Job, ’misschien hebben mijn zonen gezondigd en God in hun hart vervloekt’. Zo placht Job altijd te doen” (Job 1:5). Aangezien hij God zocht te behagen en kennelijk een berouwvolle geest bezat, hadden zijn slachtoffers waarde in Gods ogen. — Psalm 32:1, 2; 51:17.
Maar later leed Job aan een ziekte die zijn leven scheen te bedreigen. Ook had hij een verkeerde kijk op zijn rechtvaardigheid en had hij derhalve correctie nodig, waarin Elihu toen voorzag (Job 32:6; 33:8-12; 35:2-4). Elihu zei dat Jobs ellendige situatie niet hoefde voortduren tot zijn dood en de kuil (Sjeool, of het gemeenschappelijke graf). Als Job berouw zou hebben, kon er „een losprijs” gevonden worden. — Job 33:24-28.
Wij hoeven niet te denken dat Elihu met „losprijs” bedoelde dat er toen een mens zou sterven ten behoeve van Job. Met het oog op de slachtoffers die ware aanbidders gewend waren geweest te offeren, kan de soort losprijs waar Elihu in Jobs geval op doelde, een dierlijk offer zijn geweest. Opmerkenswaard is trouwens dat God later tegen Jobs drie kritische metgezellen zei: „Gij moet een brandoffer ten behoeve van u offeren; en mijn knecht Job zal zelf voor u bidden” (Job 42:8). Welke vorm de losprijs ook heeft gehad, de essentie van wat Elihu zei was dat de fout van Job bedekt kon worden en dat Job daardoor voordelen kon ervaren.
Dat gebeurde ook. Job ’had berouw in stof en as’. Wat was toen het gevolg? „Jehovah zelf bracht een keer in de toestand van gevangenschap van Job . . . Wat Jehovah betreft, hij zegende het einde van Job daarna meer dan zijn begin . . . En Job leefde daarna nog honderd veertig jaar en kreeg zijn zonen en zijn kleinzonen te zien — vier geslachten.” Het is waar dat die losprijs Job niet vrijmaakte van zonde, zodat hij mettertijd toch stierf. Maar de verlenging van zijn leven bewijst dat in feite ’zijn vlees frisser werd dan in de jeugd, en hij terugkeerde tot de dagen van zijn jeugdige kracht’. — Job 33:25; 42:6, 10-17.
Die zegeningen die kwamen door een beperkte losprijs ten behoeve van Job aan te wenden, dienen als een voorproefje van de overvloedige zegeningen die de gelovige mensheid in de nieuwe wereld ten deel zullen vallen. Dan zal het volledige voordeel van Jezus’ loskoopoffer beschikbaar zijn en voor altijd de rampzalige gevolgen van zonde en onvolmaaktheid wegnemen. Wat zullen wij dan een reden hebben voor het „gejuich” dat Elihu noemde! — Job 33:26.